f um fOORum | TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERWIJS- EN OPLEIDINGSREGIO LEIDEN | juni 2013, nr. 5 OVER DE GRENS Cor de Kroon over Australië CURRICULUMHERZIENING De nieuwe masterfase COLUMN Jakob de Mol Waar zouden we zijn zonder zakken? 2,5 jaar The man umm er O O LeideR n Wat is er bereikt? Waar gaan we heen? Wat is daarvoor nodig? inhoud | f OOR um, juni 2013 4 6 8 10 OOR Leiden 2.0 PLEIDERS EN AIOS Op weg naar O competentere dokters OC’S Opleiden is nu een taak van het hele C team NDERWIJSKUNDIGEN Opleiden en werken O gaan in één moeite door URRICULUMHERZIENING IN PROGRESS C Meer ruimte voor discussie en debat 12ONDERWIJSDECAAN Opleiden houdt het ziekenhuis scherp 14OVER DE GRENS Hoe verwondering je een betere dokter maakt 16 voorwoord COLUMN Jakob de Mol fOORum, juni 2013 Jaargang 3, nr. 5 Oplage: 4500 fOORum is het halfjaarlijks tijdschrift van en voor coassistenten, semi-artsen, artsen (niet) in opleiding tot specialist en opleiders en stafleden van vakgroepen en maatschappen in de Onderwijs- en Opleidingsregio Leiden. Daarin nemen deel: Leids Universitair Medisch Centrum, Diaconessenhuis Leiden, Rijnland Ziekenhuis, HagaZiekenhuis, Medisch Centrum Haaglanden, Bronovo, Groene Hart Ziekenhuis, Reinier de Graaf Gasthuis, Apotheek Haagse Ziekenhuizen, Rijnlands Revalidatiecentrum, Sophia Revalidatie, LangeLand Ziekenhuis. Abonneren Een abonnement op fOORum is kosteloos. Wilt u het blad voortaan ook ontvangen of een proefexemplaar opvragen? En/of u abonneren op de digitale nieuwsbrief? Stuur dan een mail met uw verzoek, uw huidige status of functie en uw adresgegevens naar [email protected]. Adreswijzigingen s.v.p. naar ditzelfde adres. Kernredactie (leden redactieraad) Machteld Bouman (bureau Bouman), Arnout Jan de Beaufort (kinderarts, Directoraat Onderwijs en Opleidingen-DOO/LUMC), Mandy Boere (managementassistent, DOO/ LUMC), Auk Dijkstra (onderwijskundig adviseur OOR Leiden), Joep Dörr (hoogleraar Medische Vervolgopleidingen LUMC, gynaecoloog Medisch Centrum Haaglanden, voorzitter Regionale Opleidingscommissie OOR Leiden, voorzitter redactieraad), Agnes Kerckhoffs (regiocoördinator medische vervolgopleidingen LUMC), Jørgen van Overbeek (directeur HagaAcademie HagaZiekenhuis) Overige leden redactieraad Leon Aarts (anesthesioloog LUMC), Zaïda Koeks (aios neurologie, afgevaardigde Vereniging van Arts-Assistenten VAA), Hans van Huisseling (gynaecoloog Groene Hart Ziekenhuis Gouda), Patty Kuiper (coassistent, lid Leidse Co-Raad) Concept en realisatie Machteld Bouman (bureau Bouman tekstproducties) fOORum gaat op de schop Dit is de laatste fOORum in deze vorm. Houd www.oorleiden.nl in de gaten en abonneer u op de digitale nieuwsbrief. Zodra er meer bekend is, kunt u daar lezen wat er voor dit blad in de plaats komt en wanneer u die nieuwe uitgave tegemoet kunt zien. Wij houden u op de hoogte! Aan dit nummer werkten mee Dick Duynhoven, Linda Groothuijse, Jakob de Mol, Jos Overbeeke, Masja de Ree Fotografie: Marc de Haan, Arno Massee, Frank Ruiter, Arthur Vahlenkamp D e afgelopen jaren is er in de Leidse OOR veel bereikt. Er is een hechte overlegstructuur van bestuurders, COC-voorzitters en leerhuismanagers, er zijn onderwijskundigen in dienst van de OOR en werkzaam in alle OOR-ziekenhuizen, kwaliteitssystemen (D-RECT en EFFECT) zijn online voor alle ziekenhuizen beschikbaar, de communicatie is ingevuld met een eigen website (www. oorleiden.nl), het blad fOORum en digitale nieuwsbrieven, er zijn TtT- en CATcursussen voor opleiders en stafleden, er is OOR-breed, disciplineoverstijgend onderwijs en OOR-brede toegang tot de digitale Walaeus Bibliotheek. Een greep uit de activiteiten die de OOR Leiden inhoud hebben gegeven. Vooruitlopend op de conferentie OOR Leiden 2.0 van 24 juni 2013 stip ik alvast een aantal ontwikkelingen en kansen tot verbeteringen aan. Het accent van de samenwerking in OOR-verband ligt nu in de opleiding van medisch specialisten. Met de komst van het nieuwe mastergedeelte van de geneeskundeopleiding ontstaan er mogelijkheden tot een nauwere samenwerking in de opleiding van coassistenten. Een grote uitdaging is om het competentiegerichte opleiden te implementeren. Zo moeten we ons afvragen of het traditionele, disciplineoverstijgend onderwijs voor onze aios wel de meest geschikte en efficiënte manier is om Art direction en layout Sandra van Merode drukwerk Van Aalst Printmanagement / www.printmanagement.nu Contact Reacties op dit nummer zijn van harte welkom. Graag met naam en toenaam mailen naar [email protected]. Foto: Frank Ruiter Op de cover: het onderwijskundig team van de OOR Leiden (foto: Marc de Haan, zie pagina 8). fOORum is een uitgave van de OOR Leiden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. 2 | foorum | Zomer 2013 algemene competenties als communicatie, samenwerken en maatschappelijk handelen in de vingers te krijgen. Online kennisoverdracht, blended learning, een combinatie van e-learning en contactonderwijs, een directe verbinding van het leren van algemene competenties met de werkvloer, zijn waarschijnlijk betere methoden. Met de nieuwe bachelor- en masteropleiding wordt een continuüm in het opleiden en toetsen van competenties met de vervolgopleidingen gecreëerd. Door vroeg in de geneeskundestudie te beginnen met het opleiden in de zeven CanMEDs-competenties zullen studenten en vervolgens aios zich de CanMEDs-rollen als dokter gemakkelijk eigen kunnen maken. Concentratie en spreiding van medischspecialistische zorg in de regio zal de opleiding van aios meer en meer een regionale aangelegenheid maken. De aios volgt de opleiding in meerdere klinieken of instellingen, waardoor een goede afstemming extra belangrijk wordt. De controle op de kwaliteit van de medisch-specialistische opleidingen zal steeds meer een interne aangelegenheid worden. Het ligt voor de hand dat (regionale) interne visitaties een belangrijk onderdeel worden van de traditionele, externe opleidingsvisitaties. Ook zal er een oplossing gevonden moeten worden voor de inrichting van f um f TijdschrifT voor de onderwijs- en opleidingsregio leiden | Mei 2011, nr. 1 CanMedS ook in het basiscurriculum gevolgen afschaffing numerus fixus oor leiden werkt hard aan haar kroonjuwelen Friedo dekker houdt van dwarse denkers leergierigheid scoort een goede coassistent geeft grenzen aan dokters zijn feilbaar en dat mag Hoe gaat dat, vernieuwen? 360° feedback in de opleiding: zegen of zorg? f TijdschrifT voor de onderwijs- en opleidingsregio leiden um TijdschrifT voor de onderwijs- en opleidingsregio leiden | december 2011, nr. 2 Glen Bandiera: ‘Met de invoerinG van CanMedS zitten we op het Goede Spoor’ um f | juni 2012, nr. 3 leren met een iPad op schoot in het HagaZiekenhuis um fOORum | DECEmBER 2012, nR. 4 | TIJDSCHRIfT VOOR DE OnDERWIJS- En OPLEIDInGSREGIO LEIDEn met patiëntencontact kun je niet vroeg genoeg beginnen CanmeDs? CanBetter samenwerken loont, ook voor de solodokter ziekenhuis zoekt generalist Zorgconcentratie: hoe houden we overzicht? Spoedplein ook een zegen voor het onderwijs opleiden nieuwe stijl: het definitieve einde van de hork eFFeCt-meting heeft effect Aiosko neurologie BeAtrijs Wokke: 'leer ons orgAniseren en sAmenWerken' Suzanne Booij & wouter moojen: 'Bezuinigen moet, maar niet lukraak! Op www.oorleiden.nl vindt u voorgaande nummers van fOORum. En alle recente informatie uit de Onderwijs- en Opleidingsregio Leiden over het basiscurriculum, de medische vervolgopleidingen, cursussen voor opleiders en aios en nog veel meer. Benieuwd? Kijk op www.oorleiden.nl! het dienstverband van de aios, omdat zij meerdere malen tijdens hun opleiding van opleidingsinstelling zullen wisselen. In mijn ogen kan deze gevonden worden in één regionale of landelijke werkgever. De huisartsen hebben al ervaring met dit model. Kortom, aanleidingen en mogelijkheden genoeg om de opleidingen in de OOR Leiden aan te passen, verder te ontwikkelen en nóg beter te maken. Samen - LUMC en de partnerziekenhuizen - hebben we de ambitie de beste opleidingen in Nederland te realiseren. De conferentie OOR Leiden 2.0 zal hieraan bijdragen! JOEP DÖRR Regionale Opleidingscommissie OOR Leiden Zomer 2013 | f oorum | 3 reportage de opleiders & de aios reportage Eind 2015 moet het competentiegerichte opleiden in de zeven CanMEDs-rollen volledig zijn geïmplementeerd in de opleiding van medisch specialisten. Veel specialismen en opleiders zijn al een heel eind op weg, anderen staan nog aan het begin van de modernisering. fOORum maakt een rondgang langs een drietal ziekenhuizen binnen de OOR Leiden. Hoe ver zijn ze? Bevalt de vernieuwing of zijn er nog verbeterpunten? Op weg naar competentere dokters door LINDA GROOTHUIJSE Van artsen wordt verwacht dat zij niet alleen medisch kunnen handelen, maar ook competent zijn op het gebied van samenwerken, communicatie, organisatie, professionaliteit, kennis en wetenschap en maatschappelijk handelen. Naast de invoering van competentiegerichte opleidingsprogramma's hebben onderwijskundige fenomenen zoals portfolio’s, Individuele Opleidingsplannen (IOP), Korte Praktijk Beoordeling (KPB) en Critical Appraisal of a Topic (CAT) hun intrede gedaan. Het oude meester-gezel model heeft de afgelopen tweeënhalf jaar plaats gemaakt voor een moderne opleidingsvariant, waarbij een grote plaats is ingeruimd voor de eigen verantwoordelijkheid van de aios met betrekking tot het leerproces. Er wordt meer gerichte feedback gegeven en opleiders en opleidingsklimaat worden nu beoordeeld door de aios. Al deze ontwikkelingen vereisen een cultuuromslag die uiteraard niet vanzelf tot stand komt. Vanuit de OOR Leiden worden diverse activiteiten ondernomen om de implementatie van de medische vervolgopleidingen te ondersteunen. LUMC • Volgens Roeland Veenendaal, opleider Maag-Darm-Lever (MDL), verloopt het merendeel van de modernisering binnen zijn specialisme volgens schema. 'De Nederlandse Vereniging van MDL-artsen is zeer actief. Zo'n 60% is 4 | foorum | Zomer 2013 volledig bij, de overige 40% loopt maximaal een half jaar achter. Ook vanuit de Leidse OOR is er ondersteuning: de regionale opleidingsplannen zijn onderling afgestemd en er is een onderwijskundige beschikbaar gesteld die de moderniseringsplannen helpt implementeren. Voor de docentprofessionalisering zijn er trainingen beschikbaar, zoals Teach The Teachers, CAT en Non-Technical Skills.' Wat zijn volgens de opleider de verworvenheden van de modernisering? 'De aios wordt beter en systematischer beoordeeld, waardoor de feedback veel inhoudelijker en to-the-point is. Er is meer structuur doordat er bewust langs bewaakte en gecontroleerde momenten naar een concreet doel wordt toegewerkt. Het nieuwe opleiden geeft de garantie dat de afgeleverde specialist aan de be- oogde eindtermen voldoet.' Maar volgens Veenendaal moeten de vervolgopleidingen niet te bureaucratisch worden. 'Er moet balans zijn tussen supervisie, feedback geven en ruimte voor zelfstandig invulling geven aan de opleiding. Opleiden mag niet ontaarden in betuttelen.' • Herman Wunderink, vierdejaars aios Medische Microbiologie, vindt dat zijn opleiding een kwaliteitsslag heeft gemaakt. 'Nieuwe technische ontwikkelingen dragen bij aan de kwaliteit en een verbeterde efficiency van de opleiding. Ons lab is geautomatiseerd en er is vakinhoudelijk meer aandacht.' Onlangs vulde Wunderink zijn eerste beoordeling in over de supervisoren en het opleidingsklimaat met de beoordelingsinstrumenten EFFECT en D-RECT. 'Hierdoor houd je elkaar scherp en de opleiders reageren sportief op kritiek.' Wat zou de kwaliteit van zijn opleiding nog verbeteren? 'Het zou fijn zijn om het portfolio digitaal in plaats van op papier bij te houden. En helaas wordt er momenteel nog niet gewerkt met een IOP. Naar mijn idee geeft dat meer houvast tijdens de voortgangsgesprekken.' Volgens de aios wordt hij dankzij het nieuwe opleiden beter voorbereid op zijn toekomstige functie. 'Doordat er vaker geëvalueerd wordt, kun je eerder en gerichter aan je verbeterpunten werken. Ook voelen opleiders zich meer betrokken, waardoor zij meer openstaan voor contactmomenten. Daarnaast ben je dankzij het CanMEDs-model meer bewust van je eigen competenties.' HagaZiekenhuis • Hanneke Feitsma, plaatsvervangend opleider Gynaecologie: 'Het specialisme Gynaecologie is als een van de pilotspecialismen voorloper op het gebied van de modernisering. In ons lokale opleidingsplan is de opleiding opgesplitst in vijf modules, waarvan de focus van zowel de theorie als de praktijk ligt op verloskunde, oncologie en chirurgie, algemene gynaecologie en fertiliteit, bekkenbodem en seksualiteit. Tijdens deze modules worden de aios begeleid door een supervisor die gespecialiseerd is in een van deze aandachtsgebieden.' De zeven competenties zijn in iedere module verweven. 'Neem een slechtnieuwsgesprek bij een vrouw met een hoog risico zwangerschap. Daar zijn onder meer de competenties communicatie, professionaliteit en medisch handelen belangrijk.' Als groot verschil met vroeger noemt Feitsma de aanpak: ‘Voortaan wordt de voortgang in de hele opleidersgroep besproken. Hierdoor ontstaat er een breder beeld over de aios.' Met het nieuwe opleiden worden volgens Feitsma bewustere leer- en evaluatiemomenten gecreëerd. 'Hierdoor stijgt de leercurve aanzienlijk sneller.' Ook het IOP noemt de plaatsvervangend opleider een grote verbetering. 'Als iemand opgeleid is tot arts-echoscopist, dan is het zonde om de aios een half jaar basisecho's te laten maken. Met een IOP kun je veel beter gebruik maken van diens kennis en mogelijkheden.' En de nadelen? 'Er zijn minder praktijkuren. Ook als gevolg van het werktijdenbesluit loopt het aantal vlieguren terug. De ondergrens van het aantal praktijkuren dient goed bewaakt te worden.' • Irene Lindenburg, tweedejaars aios Gynaecologie, noemt het CanMEDs-model een vooruitgang. 'Ik vind het een goede ontwikkeling dat je niet alleen op je medisch handelen wordt beoordeeld.' Ook het werken met de modules bevalt de aios. 'Het is zeer overzichtelijk dat je als aios een eigen module hebt. Daarnaast is het prettig dat je onderling kunt overleggen en zo nodig taken kan verdelen en dat je continuïteitszorg voor de patiënt hebt.’ Lindenburg ziet de vereiste scores van de BOEG (Bezinning Op Eindtermen Gynaecologen) als een uitdaging. ‘Er moeten veel competenties behaald worden volgens een strak schema, maar men kijkt ook verder dan alleen het portfolio. Uiteindelijk draait het om hoe je in de praktijk functioneert.’ MC Haaglanden • Wat is volgens Sven Meylaerts, opleider Chirurgie, kenmerkend aan het nieuwe opleiden? 'Het aantal feedbackmomenten is vertienvoudigd. Zo maken we bijvoorbeeld video-opnames van een aios tijdens de poli. Deze beelden worden vervolgens besproken. Maar voor een aios die “goed door de opleiding heen fietst”, is de hoeveelheid feedbackmomenten en beoordelingen te veel. Voor een aios die minder presteert, is het zeker zinvol om tijdig bijgestuurd te worden.' Ook noemt Meylaerts de grote registratielast. 'Helaas wordt hier geen extra tijd en geld voor vrijgemaakt. Hierdoor kom je weleens in tijdnood.' Het aanleren van de algemene competenties wordt verweven in diverse opleidingsmomenten. 'Maar ze zijn niet even makkelijk om te beoordelen. Bij de competentie medisch handelen en professionaliteit gaat dat beter dan bij maatschappelijk handelen.' Volgens de opleider is er veel discussie rondom de nachtdiensten. 'Zitten hier wel genoeg leermomenten in? In ons traumacentrum is dat wel zo, aangezien er hier veel heftige casussen zijn. Maar voor een klein perifeer ziekenhuis ligt dat vaak anders. En doordat werktijden aan banden zijn gelegd, lopen de aios een leerzame dagdienst mis.' Volgens Meylaerts beginnen aios dankzij de modernisering beter voorbereid aan alle onderdelen van de opleiding. ‘Er wordt meer rendement behaald uit de opleidingsmomenten waardoor de leercurve sneller stijgt. Maar uiteindelijk zien de aios minder patiënten.' • Melissa Kerkhof, tweedejaars aios Neurologie, volgde het eerste jaar van haar aios-opleiding in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda. 'Het nieuwe opleiden was daar al goed ingevoerd. Nu ik terug ben in het MC Haaglanden merk ik duidelijk dat er veranderingen hebben plaatsgevonden.' Het werken met een portfolio vindt de aios overzichtelijk. 'Je kunt zien wat er van je verwacht wordt en wat je nog moet laten aftekenen. Wat meer ruimte in het portfolio zou echter fijn zijn. Nu is er wel heel specifiek vastgelegd waar je op beoordeeld wordt.' Kerkhof heeft in het Groene Hart een positieve ervaring opgedaan met de 360° feedback. 'Ook verpleegkundigen en secretaresses gaven mij een beoordeling. Een opleider kijkt toch voornamelijk medisch-inhoudelijk en naar communicatie, de rest naar andere aspecten. Dit vind ik heel nuttig: het geeft een goede indruk van hoe je op de afdeling functioneert. Bovendien hoort het ontvangen en geven van feedback ook bij je professionaliteit. Het is belangrijk dat er meer openheid tussen je collega's ontstaat.' < Zomer 2013 | foorum | 5 de coc-voorzitters reportage Spin in het web van de modernisering van de vervolgopleidingen zijn de COC’s, de Centrale Opleidingcommissies. Kunnen de COC’s hun nieuwe taken goed aan? Wat heeft invoering van de CanMEDs voor hen voor consequenties gehad? Twee voorzitters uit de regio vertellen over hun ervaringen. Opleiden is nu een taak van het hele team door JOS OVERBEEKE | foto’s ARNO MASSEE Het begeleiden van aios is met der en je moet het goede voorbeeld de komst van de CanMEDs behoor- geven. Aios willen weten waarom je lijk veranderd. Vroeger was de scho- iets doet, ze komen met alternatieven, ling tot medisch specialist een zaak en maken je zo bewust van je handevan meester en gezel. Als de leraar len’, zegt Van der Pol. vond dat de leerling zich voldoende Van der Pol is ervan overtuigd dat de had ontwikkeld, dan was de opleiding patiëntenzorg er beter door wordt als klaar. Veel zaken bleven impliciet en er aios in een ziekenhuis rondlopen. werden niet benoemd. Daarom werd hij ook COC-voorzitter: Met de CanMEDs zijn veel punten nu ‘Ik wilde altijd dat het Rijnland Ziekenuitvoerig omschreven en geëxplici- huis meer zou zijn dan een productieteerd: een opleidingsplan geeft aan wat een aios moet kunnen en weten. Evaluaties van opleidingstrajecten zijn verplicht, en met de uitkomsten moet iets worden gedaan. De opleider ten slotte moet zich bijscholen om de nieuwe competenties te kunnen overdragen. Jan van ’t Wout, internist in het Bronovo, en Ruud van der Pol, oogarts in het Rijnland Ziekenhuis, zijn blij met de vele aios in hun ziekenhuis. In het Bronovo lopen er zo’n 25 rond, in het Rijnland Ziekenhuis 55. Beiden zijn voorzitter van de COC van hun ziekenhuis. ‘Aios kosten tijd, maar maken ook dat je meer patiënten kunt aannemen’, zegt Van ’t Wout. ‘Aios houden je Jan van ’t Wout, internist in het Bronovo scherp. Je bent kwetsbaar6 | foorum | Zomer 2013 ziekenhuis, dat we meer aandacht zouden besteden aan de opleidingen.’ Toen de voorzittersstoel vrijkwam ging hij de uitdaging aan om het opleidingscentrum verder uit te bouwen en te professionaliseren. En dat terwijl hij zelf, als oogarts, maar één aios onder zijn hoede heeft. ‘Zeven van onze disciplines verzorgen nu een vervolgopleiding, en dat aantal willen we graag verder uitbreiden.’ Internist Van ’t Wout benoemt een belangrijke inhoudelijke verbetering: ‘Vroeger volgde je een aios op enige afstand, je kwam er vooral bij als hulp nodig was. Nu ben je vaker bij het patiëntencontact aanwezig. Je ziet hoe een aios het doet en kunt direct feedback geven.’ Een andere verandering is dat vroeger één opleider verantwoordelijk was voor de scholing van een aios. Nu wordt opleiden gezien als een taak van het hele team: van artsen, aios en anios. Eén van de artsen blijft eindverantwoordelijk voor de opleiding. Rompslomp Keerzijde van de modernisering is dat het takenpakket van de COC’s behoorlijk is uitgebreid. Algemeen gesteld: een COC moet zorgen voor een hoogstaand en veilig leerklimaat. De COC is waakhond en initiator. Concreet: een COC moet steeds Ruud van der Pol, oogarts in het Rijnland Ziekenhuis een aantal punten langslopen. Om te beginnen het opleidingsplan. Op landelijk niveau wordt een lijst van eindtermen opgesteld. Iedere regio vertaalt deze naar zijn eigen gebied, en ten slotte bepaalt een COC samen met de opleidingsvakgroepen de consequenties hiervan voor het ziekenhuis. Ten tweede is een COC verantwoordelijk voor de afname van de evaluaties D-RECT en EFFECT-vragenlijsten, en voor de jaarplannen die hieruit moe- aparte commissie, het Bronovo een ten voortvloeien. COC’s bereiden ook onderwijscoördinator. de visitaties voor, en in de toekomst Alles bij elkaar is dat behoorlijk wat. komen daar de 360-graden-beoorde- ‘Het schiet wel eens door’, vinden zolingen bij. Hierin spreken behalve de wel Van ’t Wout als Van der Pol. ‘Soms opleiders ook de verpleegkundigen, wordt de regelgeving erg bureaucrapatiënten en secretaresses zich uit tisch en formalistisch. Het geeft heel over een aios. wat administratieve rompslomp.’ Het Verder is de COC eindverantwoorde- is één van de redenen dat het opleiden lijk voor de taken van de tientallen nu meer tijd kost dan vroeger. Ondercoassistenten en semiartsen in het steuning bij de administratie lijken de ziekenhuis: studenten die de artsen COC’s goed te kunnen gebruiken. Om geen zorg uit handen nemen, maar die reden heeft het Bronovo al beslodie wel aandacht vragen. Het Rijn- ten niet langer elk evaluatieformulier land Ziekenhuis heeft voor hen een punt voor punt in te vullen. Overigens 'Aios willen weten waarom je iets doet, ze komen met alternatieven, en maken je zo bewust van je handelen’, krijgen de COC’s vanuit de OOR Leiden wel onderwijskundige ondersteuning. De leden van COC’s zijn niet alleen opleiders en vertegenwoordigers van de aios en de Raad van Bestuur, maar ook specialisten, die zelf geen assistenten in opleiding hebben. ‘Want alle artsen in een ziekenhuis hebben met de aios te maken, ook de artsen die niet opleiden’, zegt Van ’t Wout. Op hun beurt nemen alle COC-voorzitters van de regionale ziekenhuizen deel in de ROC, de Regionale Opleidingscommissie. En dan heeft elk specialisme ook nog zijn eigen regionaal overleg. Een dichte structuur van commissies dus. Maar dat heeft z’n voordelen, vindt Van der Pol: ‘Het levert korte lijnen op met collega’s, en deze komen de opleiding en de patiëntenzorg ten goede.’ Sommige zaken regelt de COC niet zelf. ‘De regionale commissie bepaalt hoeveel aios een ziekenhuis per discipline krijgt toegewezen’, zegt Van ’t Wout. ‘Doorgaans blijft dit aantal gelijk, maar als dit verandert, kan het tot stevige discussies leiden.’ Vertrouwen Patiënten hebben wel eens moeite met een aios aan het bed, zegt Van der Pol. ‘De assistent wordt dan gezien als minder deskundig dan de arts, maar dat is niet terecht. Want gaat het om een lastige kwestie of ingreep, dan zorgen wij tegenwoordig altijd dat er een afgestudeerd arts bij is. Het Rijnland Ziekenhuis vertelt zijn patiënten eerlijk dat ze de zorg van een aios kunnen weigeren. Er is immers vrije artsenkeuze, en een patiënt moet vertrouwen hebben in zijn behandelaar. Maar we leggen ook uit waarom aios goed zijn voor het ziekenhuis en voor de zorg. De COC is nu bezig met een patiëntenfolder hierover. We willen hier open over communiceren.’ < Zomer 2013 | f oorum | 7 reportage de onderwijskundigen Opleiden en patiëntenzorg gaan in één moeite door door MACHTELD BOUMAN | foto MARC DE HAAN Dicht bij de werkpraktijk zoeken de onderwijskundigen van de OOR Leiden ieder vanuit hun eigen expertise naar manieren om het competentiegerichte opleiden gestalte te geven. En dan liefst zo dat het aansluit op wat er al allemaal gebeurt op die werkvloer. De bij de in het curriculum opgenomen algemene competenties passende leersituaties liggen voor het oprapen. Maar vaak moet je - naast verstand van wat beklijft bij professionals - net dat beetje meer afstand hebben om ze te herkennen. Wat het onderwijskundig team in de hele OOR Leiden probeert te stimuleren – uitwisselen van kennis en ervaring en het werk zien als één lange reeks leermomenten - doet het zelf onderling ook. En dat werpt z’n vruchten af. Beatrijs de Leede (BdL) legde de grondslag voor dit werkmodel: ‘Het unieke van onze aanpak is dat we allemaal een stukje LUMC en daarnaast een perifeer 8 | foorum | Zomer 2013 ziekenhuis voor onze rekening nemen. Onze kracht is verder het contact dat we met elkaar onderhouden. Er worden doorgaans vele wielen opnieuw uitgevonden omdat mensen niet samenwerken op het gebied van opleiden. En soms vierkante wielen….’ Auk Dijkstra (AD): ‘We steken veel op van elkaars verhalen, vertellen elkaar wat goed werkt en wat minder.’ Tanja van Kempen (TvK): ‘Met in totaal 4 fte hebben we de tijd en de mogelijkheden om de opleiders actief op de werkvloer te begeleiden, op basis waarvan kwaliteitsdocumenten en opleidingscycli kunnen worden geformuleerd. Dat werkt zo veel beter dan van bovenaf van alles te willen implementeren.’ Opleiders zien opleiden nog vaak als iets wat losstaat van de werkpraktijk, waardoor het opleiden eerder als een extra last wordt ervaren. Jacqueline Bustraan (JB): ‘Terwijl wij juist op zoek zijn naar hoe je beide zaken kunt verenigen. De gelegenheden om algemene competenties te trainen liggen voor het oprapen. En door er even bij stil te staan, leert iedereen er ook nog van.‘ AD: ‘Dat een overdracht een leermoment bij uitstek is, is nu gemeengoed, maar het heeft even geduurd om iedereen daarvan te doordringen.’ Het onderwijskundig team van de OOR Leiden werkt in de praktijk altijd nauw samen met specialisten en opleiders. De combinatie van expertises levert een sterke formule op. De onderwijskundige focust op de continuïteit van opleiden en het creëren van leersituaties; de specialist zorgt ervoor dat de inhoud wordt geborgd. Dit leidt vaak tot nieuwe en efficiënte oplossingen. Ook in het opleiden in de zeven competenties. TvK : ‘Mensen zijn vaak geneigd te denken: o, die CanMEDs in het curriculum, dat is iets nieuws, daar moeten we dan maar een cursus voor doen. Natuurlijk is dat een mogelijkheid, maar behalve dat het kostbaar is en het je weghaalt van de werkvloer kost het je ook nog tijd om een manier te vinden het geleerde toe te passen in jouw specifieke werksituatie.’ Adriaan Norbart (AN): ‘Vaak zijn de mensen verbaasd als ze van ons horen dat er tijdens het werk zo veel momenten zijn waarbij een beroep wordt gedaan op een of meer van de vereiste vaardigheden. Maar ze zijn tenslotte ook niet voor niets in het curriculum opgenomen. Want beheers je ze niet, dan gebeuren er ongelukken. En dat is altijd zo geweest.’ Was het trainen van opleiders en het maken van opleidingsplannen aanvankelijk prioriteit, de aandacht van de onderwijskundigen richt zich nu ook op de vakgroep - die zich als geheel gelukkig steeds meer verantwoordelijk voelt voor de opleiding - en op de aios zelf. Aios zouden bijvoorbeeld nog wel een actievere rol kunnen vervullen in het ontwikkelen van De onderwijskundigen van de OOR Leiden (Geke Blok, hoofd medische opleidingen en wetenschap, tevens adviseur voor de Reinier de Graaf Groep, ontbreekt op de foto) zijn – naast hun werkzaamheden in het LUMC – de vaste adviseur voor de ziekenhuizen in de Leidse regio. Vlnr: Jacqueline Bustraan (HagaZiekenhuis), Tanja van Kempen (Groene Hart Ziekenhuis), Auk Dijkstra (Ziekenhuis Bronovo, HagaZiekenhuis), Adriaan Norbart (Medisch Centrum Haaglanden), Beatrijs de Leede (Rijnland Ziekenhuis). opleidingsplannen, het initiëren van feedbacktrajecten, het organiseren van EFFECT-gesprekken, het voorbereiden en voorzitten van opleidersvergaderingen en symposia. Want ga je daarmee aan de slag, dan train je vanzelf ook je competenties. TvK: ‘De opleiders vinden het alleen maar prettig om op die manier met hun aios om te gaan. Tenslotte zijn het al volwassen mensen.‘ Dat ze in de OOR Leiden goed op weg zijn met de modernisering van de medische specialistische opleidingen is ook bekend in andere regio’s. JB: ‘Het aardige is dat wij regelmatig vanuit het landelijk projectteam (de denktank die het idee van regiobreed georganiseerd onderwijs handen en voeten heeft gegeven en waarin Beatrijs de Leede regelmatig participeert, red.) gevraagd worden om workshops te verzorgen. Dat is niet alleen leuk, maar ook heel nuttig. We zijn snel op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen en ook van de eisen die tijdens toekomstige visitaties gaan gelden. En die geven we dan natuurlijk meteen weer door aan de mensen in het veld.’ AD: ‘Wat we helaas nog teveel zien is dat mensen zich pas één jaar vóór de visitatie gaan druk maken of met het geboden onderwijs wel aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Maar wij zien ook een nieuwe trend ontstaan - en stimuleren dat waar we kunnen - om elk jaar te bekijken: wat hebben we bereikt en wat zijn de verbeterpunten? Dat komt niet alleen de kwaliteit ten goede maar het maakt ook dat je een stuk relaxter het jaar van de visitatie ingaat.’ Omdat het medisch onderwijs ook na 2015 (het jaar waarin de eerste aios helemaal volgens de moderne eisen zullen zijn opgeleid) - voortdurend aan veranderingen onderhevig zal zijn, hebben de onderwijskundigen in de OOR Leiden voorlopig genoeg te doen. AN: ‘Het vak - en daarmee de opleiding blijft altijd in ontwikkeling. Hoe dan ook, in de toekomst zal door verandering van de kostensystematiek, de spreiding en concentratie van zorg etc. een steeds dringender beroep worden gedaan op het vermogen tot samenwerken, organiseren, communiceren en ga zo maar door. De organisatie van het onderwijs zal zich erop moeten aanpassen en ook daarbij kunnen we helpen.’ BdL: ‘Wat nog moet gebeuren is de best practises omzetten naar OOR-breed beleid. En de kwaliteitsborging van opleidingen kan beter. Niet complexer, de kunst is juist om het zo eenvoudig mogelijk te houden. Dit brengen we in bij de COC’s. Gelukkig vinden de COC’s in de OOR dit over all–beleid ook heel belangrijk. En we willen meer gaan stimuleren dat opleidingen bij elkaar in de keuken gaan kijken.’ JB: ‘Als ik onderwijskundigen van andere OOR’s hoor, die in hun eentje in een perifeer ziekenhuis zitten en niet die samenwerking hebben, prijs ik me wel gelukkig dat ik hier zit. Het lijkt me ondoenlijk om in je eentje alle ontwikkelingen bij te houden voor alle opleidingen, op alle niveaus.' Geke Blok beaamt dit. 'De kracht van onze manier van werken, met een team onderwijskundigen dat regelmatig overlegt, is dat ik daardoor altijd over actuele informatie beschik. Ik durf te zeggen: als er relevante dingen zijn dan hoor je die van ons.’ < Zomer 2013 | f oorum | 9 CURRICULUMHERZIENING IN PROGRESS reportage reportage De herziening van het geneeskundecurriculum is in volle gang. Terwijl de nieuwe bacheloropleiding nu een jaar naar tevredenheid ‘draait’, wordt in de OOR Leiden druk gesleuteld aan de masterfase die in 2015 van start gaat. Integratie van theorie en praktijk en continuïteit staan daarbij hoog in het vaandel. Meer ruimte voor discussie en debat door JOS OVERBEEKE Over enkele jaren zal de gehele medische opleiding, van bachelor tot en met vervolgopleiding, gebaseerd zijn op de CanMEDs-competenties. Beginnende aios kregen er al vanaf 2011 mee te maken, de eerstejaars geneeskundestudenten vanaf 2012. Vervolgens zal de herziening van de curricula zich over alle studiejaren uitbreiden, zodat over vijf jaar het complete leerprogramma competentiegericht zal zijn. De zorg is complexer geworden en de patiënt assertiever. De medische zorg van de 21e eeuw is niet alleen multidisciplinair – denk aan ouderen met meerdere aandoeningen – maar is ook ketenzorg. Een medisch specialist is maar één schakel in een reeks behandelaars waarmee patiënten te maken krijgen. Dit alles vraagt om een ander type arts, een medisch deskundige die verder kijkt dan zijn inhoudelijke kennis. Belangrijk is dat de dokter goed overweg kan met patiënten, maar ook met collega’s en andere medewerkers en leidinggevenden in een ziekenhuis. Uiteindelijk gaat het in de gezondheidszorg natuurlijk om de patiënt. Met artsen die over de CanMEDs-competenties beschikken, bieden we voorwaarden voor een betere patiëntenzorg. Bachelor, master Zoals alle studies nu is ook de studie geneeskunde opgedeeld in een bacheloren een masterfase. Maar praktisch belang heeft dit in feite niet. Vrijwel alle bachelorstudenten geneeskunde stromen door naar de master geneeskunde. Er wordt nauwelijks geswitcht naar andere opleidingen. In het herziene programma van het eerste jaar ligt het accent op de basisvakken van medische deskundigheid. Want pas als je enige inhoudelijke bagage hebt, zo is het idee, heb je iets om over te communiceren. In vier ‘onderwijslijnen’ wordt gedurende het jaar aandacht besteed aan algemene aspecten 10 | foorum | Zomer 2013 van het artsenberoep: 1. de arts als gezondheidsbevorderaar, 2. academische en wetenschappelijke vorming, 3. organisatie en samenwerking, en 4. beroepsvorming en professioneel gedrag. Daarnaast zijn in het eerste bachelorjaar de contacten tussen docent en student beter verankerd en duurzamer gemaakt. De herziene bachelor draait nu bijna een jaar en de ervaringen zijn positief. Naar aanleiding van de voorlopige evaluatie van het eerste jaar zijn enkele wijzigingen aangebracht in het tweedejaarsprogramma, dat in september van start gaat. Ondertussen is de opleidingscommissie (OLC) druk bezig het concept-masterprogramma uit te werken dat over twee jaar moet beginnen. Wat valt er al over te zeggen? De opbouw van de coschappen zal anders zijn. Op dit moment kent de master één algemeen coschap (ALCO), dat voorafgaat aan alle andere coschappen. De bedoeling van het ALCO-schap is dat kennis en vaardigheden van de bachelor, zoals bijvoorbeeld eenvoudige chirurgische technieken, weer opgefrist worden. Een nadeel van één ALCO-schap is dat de tijd tussen deze introductie en de laatste coschappen erg lang kan worden. In de nieuwe opzet kent ieder cluster van coschappen daarom een eigen introductietijd, zodat opgefriste kennis en vaardigheden beter aansluiten op de praktijk van de werkvloer. In de nieuwe master krijgt het laatste jaar een andere opzet. Dit jaar bestaat nu uit een semi-artsstage, een wetenschapsstage en keuzecoschappen. Deze onderdelen blijven gehandhaafd, maar de Universitair Medische Centra (UMC’s) overwegen dit ‘schakeljaar’ zo in te richten dat het beter aansluit op de vervolgopleidingen, die hierdoor eventueel kunnen worden ingekort. Geen cesuren meer De Nederlandse Federatie van UMC’s (NFU) stelde in 2009 een Raamplan op voor de artsenopleiding en ieder UMC werkte dat voor zichzelf uit tot een uniek onderwijsprogramma. Op deze manier kan elk UMC eigen accenten aanbrengen. Het UMC Leiden profileert zich met wetenschappelijke vaardigheden: een goede arts moet kunnen achterhalen wat de wetenschappelijke stand van zaken is rond een klinische vraag. Hoe weeg ik de informatie die ik boven water krijg? Waar vind ik de juiste antwoorden? Leidse studenten waren hierover de afgelopen jaren wel eens ontevreden: de studie zou niet wetenschappelijk genoeg zijn. In de nieuwe bachelor is dit ondervangen: ten eerste is nu meer ruimte ingebouwd voor inhoudelijk debat en discussie. Een aankomend arts wordt geleerd kritisch te zijn bij alles wat als leerstof wordt aangeboden. Ook zijn er verdiepingsopdrachten opgenomen in de blokken van de bachelor. In het nieuwe studieprogramma, van bachelor tot en met vervolgopleiding, zullen theorie en praktijk meer en meer geïntegreerd worden. Als je iets leert en daarna kunt toepassen, zullen kennis en inzicht beter blijven hangen. Een ander kenmerk van de nieuwe opleiding is continuïteit. De CanMEDs-competenties vormen de basis voor zowel de bachelor- en masterfase als ook voor de vervolgopleiding. Hinderlijke cesuren behoren binnenkort tot het verleden. Teach The Teacher Een moderne arts moet goed kunnen communiceren – alle recente problemen met specialisten in ziekenhuizen onderstrepen dat. Te vaak gebeurt het dat de patiëntenzorg in gevaar komt omdat artsen niet samen door één deur kunnen of solistisch te werk gaan. Het is in ieders belang – van patiënten, ziekenhuisbestuurders én van de artsen zelf – dat dergelijke ontsporingen definitief tot het verleden behoren. Maar wie traint de artsen van de toekomst? Wie leert studenten en aios dat communicatie en samenwerking even belangrijk zijn als medische expertise en wetenschappelijke scholing? De artsen van nu hebben immers geen training gehad in algemenere competenties zoals communicatie. Vandaar dat de huidige curriculumher- 'Een aankomend arts leert kritisch te zijn bij alles wat hij of zij te leren krijgt' ziening meer een uitdaging is voor de docenten dan voor de studenten. Studenten hebben op de middelbare school misschien wel gesprekstrainingen gehad. Het zijn de opleiders, artsen die zelf op de oude manier zijn opgeleid, die de omslag moeten maken naar een teamspeler te midden van collega’s, bestuurders en patiënten. Het LUMC en de OOR Leiden geven daarom veel aandacht aan Teach The Teachertrainingen. Professionalisering van de docent is een belangrijk thema bij de recente veranderingen van de opleidingen(zie ook elders in dit nummer). Curriculumherziening is een zaak van lange adem. De vervolgopleidingen krijgen tot 2015 de tijd de CanMEDscompetenties in te voeren, en in 2018 studeert de eerste generatie basisartsen af met een herziene master op zak. Het gehele opleidingscontinuüm zal dan gebaseerd zijn op CanMEDs, zodat de onderdelen perfect op elkaar aansluiten. < Zomer 2013 | f oorum | 11 de onderwijsdecaan reportage reportage De modernisering van de medische vervolgopleidingen blijkt in de praktijk niet eenvoudig. Opleiders raken zwaar belast en de rest van de ziekenhuisorganisatie bemoeit zich er niet zo mee. Maar het Nieuwe Opleiden doet een beroep op de hele organisatie, stelt onderwijsdecaan Theo van Woerkom. Opleiden houdt het ziekenhuis scherp door DICK DU Y NHOV EN | foto A RTHUR VA HLENK A MP Hij heeft in het HagaZiekenhuis zijn sporen verdiend. Dertig jaar als neuroloog, waarvan veertien jaar als opleider en daarnaast een aantal andere functies. Maar stilzitten kan de 68-jarige niet. Op verzoek van de raad van bestuur werd hij in 2010 onderwijsdecaan met als belangrijkste taak het invoeren van het Nieuwe Opleiden: de modernisering van de medische vervolgopleidingen. Van Woerkom: ‘In essentie komt die modernisering neer op het observeren van de arts-assistent, het beoordelen met terugkoppeling, een follow-up en een eindoordeel. Dat moest voorheen natuurlijk ook, maar het gebeurde slechts zelden expliciet en het werd niet of nauwelijks vastgelegd. Toen ik voor het eerst een lumbaalpunctie deed, was daar niemand bij om te kijken hoe ik dat deed. De opleiders waren met heel andere zaken bezig.’ Het tweede aspect van de modernisering zijn algemene competenties als samenwerking, communicatie, professionaliteit, geneeskundig maatschappelijk handelen en organisatie. De invoering daarvan heeft alles te maken met de grotere complexiteit van de ziekenhuisorganisatie en de maatschappelijke veranderingen. Van Woerkom: ‘Medisch gezien vereisen de onderzoeken en behandelingen een veel nauwere samenwerking; ziekenhuizen moeten veel gedetailleerder verantwoording afleggen over hun werk en prestaties, patiënten zijn mondiger en veeleisender 12 | foorum | Zomer 2013 geworden en managers hebben hun intrede gedaan.’ De nieuwe competenties in de opleiding spelen daarop in. ‘Vroeger was het opleiden vooral vakinhoudelijk gericht. Als ik maar genoeg wist van mijn vak, dan was het allemaal prima. Tegenwoordig willen we ook dat iemand kan samenwerken, goed communiceert met patiënten en andere disciplines. Maar ook dat je je voldoende bewust bent van je maatschappelijke verantwoordelijkheid en dat je benul hebt van de organisatorische en financiële aspecten van het ziekenhuis. Van wezenlijk belang is het besef dat vakinhoudelijke en algemene competenties in elkaars verlengde liggen. Vakinhoudelijk goed zijn, maar slecht communiceren leidt nog steeds tot ongelukken.’ Patiëntenzorg onder druk ‘Opleiders zijn een rolmodel voor de competenties van het betreffende geneeskundig specialisme’, schrijft de KNMG op www.knmg.artsennet.nl. ‘Zij leveren een bijdrage aan de opleiding door het eigen handelen voortdurend te expliciteren, de werkplek ten volle als opleidingsactiviteit te benutten en door gestructureerd feedback te geven.’ Van Woerkom kent de dagelijkse prak- tijk: ‘Onze opleiders ervaren het Nieuwe Opleiden vooral als taakverzwaring. Het zet hun primaire taak, de patiëntenzorg, verder onder druk. Ik spreek ook opleiders in het LUMC en het Erasmus MC. Ook daar speelt het probleem. Dat is niet te wijten aan de opleiders. De structuur van de patiëntenzorg is niet meeontwikkeld met het Nieuwe Opleiden. In feite is de druk op de directe patiëntenzorg zelfs toegenomen. De vraag is dus: hoe kunnen we dit Nieuwe Opleiden implementeren zonder het primaire proces, de patiëntenzorg, nog meer te belasten?’ Juist omdat de opleiding tegenwoordig te maken heeft met al die verschillende aspecten van de ziekenhuisorganisatie, kan het opleiden niet meer op zichzelf plaatsvinden, stelt de decaan. ‘Als opleiden werkelijk tot doel heeft artsen - onder elkaar en met verpleegkundigen en paramedici - goed te laten samenwerken en goed te leren communiceren, dan moet dat niet buiten de organisatie om gebeuren, maar in de organisatie zelf.’ De nieuwe competenties moeten volgens de decaan niet alleen een essentieel en integraal onderdeel worden van de patiëntenzorg, maar ook intrinsiek in de hele organisatie verankerd Theo van Woerkom: ‘Aan de organisatie moet je kunnen zien hoe er wordt opgeleid’ ‘De hokjesgeest moet verdwijnen’ zijn. ‘Anders blijven het loze vaardigheden. Iemand leren samenwerken lukt alleen als goed samenwerken en communiceren in alle geledingen van het ziekenhuis vanzelfsprekend is.’ De praktijk van alledag levert genoeg leermomenten, weet Van Woerkom. Een voorbeeld: ‘Artsen kunnen ´s morgens de overdracht snel afraffelen. Dat scheelt tijd. Maar je kunt van het ochtendrapport ook een opleidingsmoment maken. Dan kijk je hoe de assistent zijn overdracht presenteert, hoe hij die nacht heeft samengewerkt, of hij ook luistert naar wat de verpleging zegt over de patiënten. Daarmee beoordeel je veel elementen van samenwerking en communicatie. Natuurlijk gebeurt dat hier en daar al, maar nog te weinig. Het zou goed zijn als coassistenten, arts-assistenten en verpleegkundigen, waar mogelijk, samen worden opgeleid.’ Opleiden en organisatie zijn aan elkaar gerelateerd, is zijn stelling. ‘Aan de organisatie moet je kunnen zien hoe er wordt opgeleid en voor welke waarden de opleiding staat. Omgekeerd heeft het opleiden een taak bij het ontwerpen en in stand houden van een organisatie die gericht is op adequate patiëntenzorg. Vroeger zeiden we: een coassistent houdt een arts scherp, want hij stelt vragen bij diens manier van handelen. Vanaf nu houdt het opleiden de organisatie scherp. Het bewaakt en versterkt de competenties van iedereen in het ziekenhuis.’ Ziekenhuis als leerhuis De HagaAcademie is ‘het leerhuis’ van het ziekenhuis. ‘Zo noemen we dat hier’, zegt de onderwijsdecaan. ‘Maar als het goed is, is het ziekenhuis als lerende organisatie zelf het leerhuis. En dat is wezenlijk iets anders. Als het goed is gaan de nieuwe competenties, waaronder ook bejegening en patiëntveiligheid, heel diep de organisatie in. En gelden ze voor iedereen en op alle niveaus: van coassistenten tot medisch specialisten, van ondersteunende diensten tot raden van bestuur. De modernisering van het opleiden gaat iedereen aan. Daar is volgens Van Woerkom ‘een cul- tuuromslag’ en ‘een deltaplan’ voor nodig. En daar gaat hij werk van maken. ‘We organiseren bijeenkomsten met iedereen die binnen het HagaZiekenhuis bij opleidingen is betrokken: medici, stafdiensten, managers. We gaan brainstormen over de vraag: hoe maken we onze organisatie klaar voor dat Nieuwe Opleiden?’ Zelf weet hij één ding zeker: ‘De hokjesgeest moet verdwijnen. De modernisering van de opleidingen verdraagt geen schotten tussen vakinhoudelijke en algemene competenties, tussen medisch en zakelijk management, tussen verpleegkundigen en artsen, tussen opleidingen en patiëntenzorg. Natuurlijk heeft alles zijn eigen waarde en iedereen zijn eigen taak, maar uiteindelijk gaat het om het doorzien van verbanden, het besef van de waarde van het gezamenlijke belang: het continueren van goede patiëntenzorg door het opleiden van goede professionals en een ziekenhuis dat voldoet aan alle eisen van deze tijd. Idealistisch? Jazeker. Maar wel uitvoerbaar.’ < Zomer 2013 | f oorum | 13 over de grens reportage reportage Stage in het buitenland regel je zo De koffie is er heerlijk, net als de wijn, en toch was de keuze voor Australië geen bewuste. ‘Ik wilde vooral ervaren hoe het elders gaat’, zegt gynaecoloog-oncoloog Cor de Kroon van het LUMC. Hij werkte ruim drie maanden in het Royal Women’s Hospital in Melbourne. De mogelijkheden om een coschap of opleidingsstage in het buitenland te volgen, wisselen per land en specialisme. Voor een opleidingsstage in het buitenland bij de opleiding tot medisch specialist gelden de volgende voorwaarden: Cor de Kroon: ‘De verwondering heeft van mij een betere dokter gemaakt’ • h et deel van de opleiding dat buiten Nederland wordt gevolgd, mag niet plaatsvinden in het eerste kalenderjaar van de opleiding • h et dienstverband of de arbeidsovereenkomst tussen de instelling van waaruit de aios naar het buitenland gaat, duurt voort gedurende de periode in het buitenland • d e periode in het buitenland moet zijn opgenomen in het opleidingsschema en vooraf zijn goedgekeurd door de registratiecommissie (de RGS) door MASJA DE REE | foto MARC DE HAAN ‘Ik schreef mijn proefschrift in Leiden, werd gynaecoloog in Leiden en volgde in Leiden de opleiding tot oncologisch gynaecoloog. Dat maakte me misschien eenzijdig. Er zijn méér manieren om iets te doen. Daarom wilde ik eens echt ervaren hoe het elders toegaat. In Australië kreeg ik een tijdelijke status als gynaecoloog en werkte onder supervisie van het afdelingshoofd. Ik kwam terecht in een Women’s Hospital. Dat is al zó anders. Van arts tot portier, iedereen is gericht op vrouwen, op kinderen krijgen, op vrouwenrechten. Er zijn ook veel meer vrouwelijke hoogleraren en directeuren dan hier.’ ‘Zo’n gespecialiseerd ziekenhuis geeft de zorg inhoudelijk een enorme positieve vibe, maar het heeft ook nadelen. Er is geen chirurg in huis, geen radiotherapeut. Dat maakt overleggen lastig. Een ander nadeel van het Australische systeem is dat privé- en publieke gezondheidszorg naast elkaar bestaan. Ook dat maakte de samenwerking moeizaam. In het publieke ziekenhuis waar ik werkte, kwamen patiënten uit een heel grote regio – soms moesten ze 14 | foorum | Zomer 2013 vijf uur reizen. De CT-scans die bij hun lokale privékliniek gemaakt waren, kon ons systeem niet lezen. Ook het opvragen van biopten was een enorm gedoe.’ ‘Ik leerde veel over chemotherapie, dat deed de gynaecoloog daar zelf. In Nederland zal ik die kennis niet direct gebruiken, maar het is toch waardevol. Ook bepaalde laparoscopische behandelingen heb ik daar veel gedaan. De techniek die daarbij hoort, pas ik hier nu toe. Maar het belangrijkste dat ik geleerd heb, is dat je bescheiden moet zijn. We hebben allemaal dezelfde kennis: die is wereldwijd beschikbaar. Toch doen we dingen op verschillende plekken op een andere manier. Het besef dát er meer manieren zijn, de verwondering daarover, die is heel belangrijk. Het is nu gemakkelijker om voor een individuele patiënt af te stappen van een “monomaan” idee. Ik durf eerder af te wijken van de norm. Daar ben ik een betere dokter van geworden.’ ‘De structuur van de opleiding in Australië is te vergelijken met Nederland, maar waar we hier bezig zijn met doelen stellen, differentiatie en compe- tenties, is dat daar helemaal niet het geval. Geen CanMEDs, geen klinische beoordelingen: aios volgen een vast traject. Dat is een gemiste kans, denk ik. Aan de andere kant hebben de aios wel veel meer medische kennis. Dat komt omdat je in zo’n vrouwenkliniek ook veel van andere specialismen moet weten, maar óók omdat ze – in tegenstelling tot hier - steeds grote inhoudelijke examens moeten afleggen. Dat is echt een issue. Een fellow die daar werkte, nam twee weken vrij om te studeren. Dat kwam mij goed uit, want toen mocht ik zijn werk doen!’ ‘Het is voor iedere arts nuttig om een tijd naar het buitenland te gaan, daar ben ik van overtuigd. Ik noemde al de mogelijkheid om je te verwonderen over zaken die anders gaan dan je gewend bent. Het voordeel van het buitenland is daarbij dat je de tijd hebt om over die dingen na te denken. Je wordt daar niet geleid door de waan van de dag en dat biedt veel mogelijkheden. Je kunt tijdens je opleiding gaan, of zoals ik, daarna. Het voordeel van die laatste optie is dat je beter kunt vergelijken. Bovendien heb • d e periode in het buitenland mag niet leiden tot verlenging van het opleidingsschema. Meer informatie: Agnes Kerckhoffs (regiocoördinator medische vervolgopleidingen), [email protected]. je het ziekenhuis dat je bezoekt dan meer te bieden. Het is ook heerlijk om eens een tijd weg te zijn, alleen met je gezin, weg van alle verplichtingen. Maar ik zou niet in Australië willen blijven. Werken in een publieke vrouwenkliniek trekt me niet, omdat ik het te belangrijk vind dat er ook een chirurg en andere specialisten in huis zijn, en ook omdat ik de scheiding tussen privé en publiek niet prettig vind. Ik heb daar heel veel over gediscussieerd met een Australische collega. In Australië begint vrijwel iedere arts na een aantal jaar ook “private practise”, zogenaamd om genoeg geld te verdienen. Dan krijg je de situatie – dat vertelde die collega zelf – dat je voor de ene patiënt meer je best doet dan voor de andere. Of je een contract hebt met een patiënt of met een ziekenhuis, dat maakt blijkbaar een verschil. In een publiek ziekenhuis heeft een patiënt ook geen vaste gynaecoloog. Tijdens het spreekuur moest ik gewoon het bovenste dossier van de stapel pak- ‘De baas heeft niet automatisch gelijk en respect moet je verdienen. Ik zie mezelf daarom meer als coach’ ken. Je weet dus minder van de patiënt, je houdt minder rekening met de persoon.’ ‘Het heeft me minstens een jaar gekost om alles te regelen: alle papieren te verzenden, voorzien van de juiste handtekeningen. Ik heb zelfs zelf een stempel laten maken. Toen ik eenmaal aankwam, bleek mijn verklaring van goed gedrag inmiddels verlopen. Gelukkig kon dat toen redelijk snel opgelost worden. Het is dus een gedoe, en ik heb wel eens overwogen om het op te geven. Maar uiteindelijk was het zeer de moeite waard. En we hebben drie zomers meegemaakt! Twee hier en tussendoor één in Australië. Het was wel weer afzien afgelopen winter.’ < Zomer 2013 | f oorum | 15 column | Jacob de Mol Foto: Marc de Haan Goed gevuld Naast muziek - zijn grootste hobby - houdt Jakob de Mol van stukjes schrijven. Hij schrijft ook voor Predoctor, het verenigingsblad van de M.F.L.S. In september 2011 begon hij met zijn coschappen. Hij wil oogarts worden. Zowel op het gebied van patiëntenzorg als door de organisatie wordt ‘de co’ dagelijks op de proef gesteld. Daarbij is hij of zij een wezen dat zich in een constant veranderende omgeving snel en vaardig aan elke situatie moet kunnen aanpassen. En waar zouden we dan zijn zonder al die zakken in onze witte jassen? Begin je net met je eerste coschap, dan heb je nog geen idee welke onbegrensde mogelijkheden zo’n witte jas met al die zakken biedt. Die bewustwording is een langzaam proces. Op de afdeling dermatologie - het eerste klinische coschap – beleef je het eerste eureka-moment. Bij je eerste anamneses ben je geneigd dingen over het hoofd te zien, zoals: waar staan de letters PROVOKE ook al weer voor bij het beschrijven van huidafwijkingen? Vlak voor het consult reik je met trillende handjes naar je zak en pakt, als een soort legaal spiekbriefje, een zelfgemaakt of van internet geplukt zakkaartje erbij. Verrek, dat is handig! Vanaf dat moment zul je nooit meer met lege zakken een onderzoekskamer binnenlopen. Een paar weken en heel wat anamneses later begin je met het coschap interne geneeskunde. Dit is de plek waar de zakken zich in een tijdsspanne van tien weken tot ware magische knapzakken zullen hebben ontpopt. Waar de eerste ochtend je zakbagage nog enigszins binnen de perken blijft (‘zou de stethoscoop al mee moeten vandaag?’) is na een paar weken de spanwijdte rond je heupen met een halve meter toegenomen. Met uitpuilende flanken sleur je kilo’s aan hulpmiddelen met je mee: van piepernummers tot aan handboekjes als Oxford Handbook of Clinical Medicine. En vergeet het onvolprezen borstzakje niet. Een daarin bewaard pepermuntje of een werkende balpen zijn - mits op het juiste moment gebruikt - de sleutel tot een goed cijfer in je KKB-boekje. Dat overigens ook tot je vaste zakbagage behoort. Maar hebben al die kaartjes en boekjes nou echt zo’n toegevoegde waarde? Kan de co niet gemakkelijk zónder, na al die tentamens? Na twee acute buiken heb je die steuntjes in de rug eigenlijk ook niet meer nodig. Maar ze veilig in je zak te weten, geeft wel net dat extra beetje zelfvertrouwen waardoor de anamnese vlekkeloos verloopt. Bij hoeveel coschappen heb ik al wel niet een kaartje uitgeprint, in mijn zak gedaan, maar er vervolgens nooit meer naar omgekeken? Toch geldt deze wet: hoe zwaarder je jas, hoe lichter de dag. En andersom. • Apotheek Haagse Ziekenhuizen Escamplaan 900 2547 EX Den Haag 070–3217217 www.apotheekhaagseziekenhuizen.nl Bronovo Bronovolaan 5 2597 AX Den Haag 070–3124141 www.bronovo.nl Diaconessenhuis Leiden Houtlaan 55 2334 CK Leiden 071–5178178 www.diaconessenhuis.nl Groene Hart Ziekenhuis Graaf Florisweg 77 2805 AH Gouda 0182–505050 www.ghz.nl HagaZiekenhuis Diverse locaties in Den Haag 070–2100000 www.hagaziekenhuis.nl LangeLand Ziekenhuis Toneellaan 1 2725 NA Zoetermeer 079–3462626 www.langeland.nl Leids Universitair Medisch Centrum Albinusdreef 2 2333 ZA Leiden 071–5269111 www.lumc.nl Medisch Centrum Haaglanden Locaties in Den Haag, Leidschendam, Monster en Voorschoten 070–3302445 www.mchaaglanden.nl Reinier de Graaf Gasthuis Reinier de Graafweg 3-11 2625 AD Delft 015–2603060 www.rdgg.nl Rijnlands Revalidatiecentrum Wassenaarseweg 501 2333 AL Leiden 071–5195195 www.rrc.nl Rijnland Ziekenhuis Locaties in Alphen aan den Rijn en Leiderdorp 0172–467467 www.rijnland.nl Sophia Revalidatie Vrederustlaan 180 2543 SW Den Haag 070–3593593 www.sophiarevalidatie.nl