Bijlage : Situatieschets allochtonen op de arbeidsmarkt Inleiding In totaal telt Nederland in 2002 bijna drie miljoen allochtonen. Dit is 17,5 procent van de totale bevolking. Uit gegevens van het NIDI-onderzoek en de PON-monitor blijkt dat in Noord-Brabant in 2000 14,6% van de bewoners van niet-Nederlandse afkomst was. Dit percentage zal de komende jaren nog toenemen. Niet alleen de leeftijdsstructuur, (ontgroening en vergrijzing) maar ook de samenstelling van de bevolking zal veranderen. De integratie van allochtonen op de arbeidsmarkt is een complex probleem dat vele facetten kent. Werkloosheid en arbeidsparticipatie De gunstige ontwikkeling van de werkgelegenheid van de afgelopen jaren heeft een positief effect gehad op de werkgelegenheid van etnische minderheden. Het werkloosheidspercentage van niet-westerse allochtonen is de afgelopen jaren gedaald: van 25 % in 1994 tot 9 % in 2001 tegenover 3 % bij autochtonen en 4 % bij westerse allochtonen. Sinds 2002 is als gevolg van de conjuncturele neergang het werkloosheidspercentage onder nietwesterse allochtonen opnieuw aan het stijgen: in 2002 was dat 10 %, tegenover 3 % voor autochtonen1. In Noord-Brabant bedroeg in 2002 het werkloosheidspercentage onder allochtonen, 6 % tegenover 3% onder autochtonen. In 2001 was dat respectievelijk 5 % en 3 %. De Noord-Brabantse beroepsbevolking bestaat (in 2003) voor 13 % uit allochtonen. Ongeveer de helft daarvan: ruim 6 % bestaat uit niet-westerse allochtonen. Per 1 juli 2003 is het aandeel allochtonen onder de werkzoekenden 22 %, d.i. 17.205 allochtonen op een totaal van 78.290 werkloos werkzoekenden. Van het bestand langdurig werklozen maken allochtonen 23 % uit.2 Voor Nederland is het aandeel niet-westerse allochtonen in de werkloze beroepsbevolking 21 %.3 Kenmerkend voor de arbeidsmarktpositie van niet-westerse allochtonen in 2001-2002 is hun sterk gestegen arbeidsparticipatie én hun sterk gestegen werkloosheid. In 2001 was de bruto participatiegraad4 onder autochtonen 69 % en onder allochtonen 61 %. In de provincie Noord-Brabant is de bruto participatiegraad 69% voor autochtonen en 62 % voor allochtonen. Met de terugloop van het aantal banen op de huidige arbeidsmarkt moet voorkomen worden dat allochtonen en andere kwetsbare groepen als eerste uit de boot te vallen. Laaggeschoolde allochtonen Een grote groep laaggeschoolde allochtonen dreigt door het lage kwalificatieniveau of het ontbreken van kwalificaties, door schooluitval en voortijdig schoolverlaten, de aansluiting naar de arbeidsmarkt te missen. Een belangrijke oorzaak daarvan ligt in het ontbreken van aansluiting tussen onderwijs en thuissituatie. Er is een groot verschil in schooluitval tussen niet-westerse allochtonen ten opzichte van autochtonen. Nietwesterse allochtone kinderen verlaten het voortgezet onderwijs vaker zonder diploma of startkwalificatie dan autochtone kinderen. Van alle autochtone scholieren verlaat iets meer dan een kwart het onderwijs voortijdig. De helft van de Antilliaanse en Surinaamse en ook van de Marokkaanse en Turkse kinderen gaat van school zonder startkwalificatie. 5 Uit de meest recente Rapportage Minderheden (2003) van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat allochtone leerlingen voorzichtig aan een inhaalslag bezig zijn. Desondanks zullen ‘nog hele jaargangen allochtonen leerlingen de school zonder bevredigende resultaten verlaten’ 6 CBS, statline.cbs.nl, oktober 2003 Monitor arbeidsparticipatie in Noord-Brabant, deel VI, 2003. 3 SCP, rapportage minderheden 2003. 4 het deel van de bevolking tussen 15 en 65 jaar dat behoort tot de werkzame en werkloze beroepsbevolking 5 CBS, allochtonen in Nederland, 2002. 6 SCP, Rapportage minderheden 2003, in Volkskrant 24-10-2003 1 2 Onvoldoende taalniveau wordt als voornaamste reden aangehaald dat Marokkaanse, Turkse en Antilliaanse leerlingen de school verlaten zonder een afgeronde MBO-, HAVO of VWO-opleiding. Specifieke groepen Afgezien van verschillen naar afkomst vraagt een aantal groepen bijzondere aandacht: Allochtone vrouwen dreigen vaak door cultuurverschillen in een isolement te raken. Door onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal en cultuurverschillen zijn we te weinig in staat hun kinderen de nodige begeleiding te bieden bij het onderwijs. De arbeidsparticipatie van met name Turkse en Marokkaanse vrouwen is beperkt: er is slechts sprake van een relatief kleine groep werkenden: 28, respectievelijk 23 procent. Vluchtelingen kunnen hun opleiding vaak niet gebruiken. De groep Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s), heeft vaak te maken met een problematiek op meerdere levensterreinen. Oudere allochtonen zijn vaak langdurig werkloos; doordat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersen raken zij maatschappelijk geïsoleerd. Jeugdwerkloosheid Bij minderheden is de jeugdwerkloosheid weer in volle omvang aanwezig. Bijna een derde van de Surinaamse en Antilliaanse jongeren en ongeveer een vijfde van de Turkse en Marokkaanse jongeren in de beroepsbevolking is werkloos. De kans op werkloosheid is het grootst bij jongeren en bij lager opgeleiden.7 Maatschappelijke problematiek Voortijdige schooluitval, jeugdwerkloosheid en gebrekkige participatie van allochtone bevolkingsgroepen kunnen leiden tot aanzienlijke sociale en maatschappelijke problemen. De achtergronden van deze problematiek zijn vaak verschillend. Voor Marokkaanse jongeren is een deel van deze problematiek terug te voeren tot het negatieve zelfbeeld dat bovendien ook onder invloed van de pers breed uitgemeten wordt. Voor Antilliaanse jongeren is het ontbreken van huisvesting en de instroom in Nederland van over het algemeen kansarme jongeren zonder scholing en kennis van het Nederlands een belangrijke oorzaak. Wet en regelgeving en initiatieven op het terrein van onderwijs- en arbeidsparticipatie De laatste jaren zijn er op het terrein van wet- en regelgeving de nodige initiatieven genomen om de arbeidsparticipatie van minderheden te bevorderen. Belangrijke wettelijke maatregelen en initiatieven zoals de Wet Samen; het MKB banenplan; het project Ruim Baan voor minderheden en de Taskforce Inburgering zijn inmiddels beëindigd en sommige instrumenten om minderheden aan werk te helpen zoals het vaststellen van een taakstelling bij de bemiddeling en de werkzaamheden van de adviseurs minderheden bij de CWI’s dreigen eveneens naar de achtergrond te verdwijnen. Daarbij is het zaak om datgene wat in gang gezet is en effect heeft gesorteerd, toch voort te zetten en nog beter te benutten. Tegelijk dient adequaat te worden ingespeeld op de nieuwe regelingen voor inburgering van ‘nieuwkomers’ en ‘oudkomers’. 7 SCP, Rapportage minderheden 2003.