Overleven in Westerbork De verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden in nieuw perspectief Naam: Lotte Kuipers Studentnummer: 4157400 Begeleider: Paul van Trigt Datum: 01/04/2016 Samenvatting In deze scriptie onderzoek ik hoe de verschillen tussen Duitse en Nederlandse joden in kamp Westerbork een rol spelen en hoe dit verklaard kan worden. Ik heb hiervoor officiële bronnen geanalyseerd, die aantonen dat het geen verschil van nationaliteit was wat hier een rol speelde, maar een verschil tussen kampingezetenen met en zonder privileges. Daarnaast laten de officiële bronnen een nieuwe actor aan het licht komen: het Duitse bestuur in Nederland. Op basis van onderzoek in de secundaire literatuur lijken de verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges verklaard te kunnen worden vanuit een algemeen model waarop de meeste concentratiekampen gebaseerd zijn, maar ik toon in mijn scriptie aan dat deze verklaring complexer ligt. 2 Inhoudsopgave Inleiding 4 Hoofdstuk 1: Historiografische context ‘De grote drie’ Een joodse geschiedenis? Recent historiografisch werk Functionalisme versus intentionalisme Positionering van het onderzoek 8 8 11 11 12 13 Hoofdstuk 2: Verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden Geschiedenis kamp Westerbork tot 1942 Een tweedeling op basis van nationaliteit? Dachauer Modell Lagerbefehle 14 14 16 18 19 Hoofdstuk 3: Duits bestuur Concentratiekampen Invloed van de SS Vergelijking Westerbork en Vught 22 22 23 25 Conclusie 27 Literatuurlijst 30 3 Inleiding ‘Een grote bouwplaats op de hei’: zo werd Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork omschreven door een van haar eerste bewoners, Werner Bloch.1 Bloch arriveerde twee weken na de opening van het kamp, in de herfst van 1939. Na hem zouden nog veel Duitse joden volgen, die naar Nederland gevlucht waren door de politiek die Adolf Hitler in hun thuisland voerde. Sommigen van hen, vooral degenen met geld of goede relaties, konden een bestaan in Nederland opbouwen. Anderen werden in particuliere vluchtelingenkampen door het hele land opgevangen.2 In 1939 besloot de regering over te gaan tot de bouw van één centraal vluchtelingenkamp, waar alle Duitse joden opgevangen konden worden: Kamp Westerbork.3 Toen de eerste vluchtelingen naar Westerbork werden gebracht was hier vrijwel niets aanwezig. De eerste bewoners hebben dan ook een grote bijdrage geleverd aan de opbouw van het kamp. 4 In eerste instantie leek Westerbork veel op een gewoon dorp, maar na de capitulatie van Nederland op 15 mei 1940 werden de regels in het kamp steeds strikter. Op 1 juli 1942 werd het kamp overgenomen door de Duitse bezetter en werd Westerbork een Polizeiliches Durchgangslager. Na de overname kwamen er grote aantallen Nederlandse joden naar het kamp, die vanaf daar op transport naar het oosten werden gezet.5 Met de komst van de Nederlandse joden ontstonden spanningen binnen het kamp. Al voordat de Nederlandse joden in Westerbork arriveerden, hadden de Duits-joodse vluchtelingen de interne organisatie van het kamp op zich genomen. Hierdoor had deze groep vaste functies in het kamp en waren zij in eerste instantie vrijgesteld van transport. De joden die vanaf 1942 naar het kamp gedeporteerd werden, hadden geen baan in het kamp en werden daarom na een kort verblijf naar het oosten gedeporteerd. In Westerbork draaide alles om vrijgesteld worden van transport, dus deze tweedeling in kampingezetenen met en zonder baan zorgde voor veel spanningen en onderlinge afgunst tussen de twee groepen.6 1 Werner Bloch, Confrontatie met het noodlot (Hooghalen Herrineringscentrum Kamp Westerbork 2001) 37. Eva Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ’s avonds naar de revue’: Kamp Westerbork in brieven, dagboeken en memoires (1942-2010) (PhD Thesis Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, Amsterdam 2013) 345-346. 3 David Cohen, Zwervend en Dolend (Haarlem 1995) 134-135. Raadpleeg ook deze pagina’s voor de motieven van de regering voor het bouwen van een centraal vluchtelingenkamp in Westerbork. 4 Moraal, Als ik morgen niet op transport ga, 349. 5 Ibidem, 356. 6 Ibidem, 50. 2 4 Probleemstelling, afbakening en wetenschappelijke relevantie In deze scriptie zal de verhouding tussen deze twee groepen centraal staan: hoe speelt het verschil tussen Duitse en Nederlandse joden in kamp Westerbork een rol en hoe kan dit verklaard worden?7 In de historiografie zijn de verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden in Westerbork vaak onderzocht aan de hand van egodocumenten. In deze scriptie wil ik officiële bronnen gebruiken om deze verschillen te onderzoeken, bijvoorbeeld documenten die de regels, bevelen en structuur van het kamp beschrijven. Doordat er door eerdere auteurs is gekeken naar egodocumenten, zijn de verschillen vooral op het niveau van de kampingezetenen onderzocht. Bij bestudering van de officiële bronnen, komt een andere actor in beeld: het Duitse bestuur van kamp Westerbork. Door te kijken naar andere bronnen en andere actoren, zullen er ook nieuwe verklaringen voor de verschillen aan het licht komen. Ik zal dit onderwerp bekijken in de periode 1939-1945, om de gehele periode van het bestaan van Westerbork te kunnen onderzoeken. Het is relevant om vanaf 1939 naar dit onderwerp te kijken, omdat de periode tot 1942 waarin er alleen Duits-joodse vluchtelingen in het kamp waren bepalend is geweest voor de latere verhoudingen tussen de twee groepen. Theoretisch kader Om een goed antwoord op mijn probleemstelling te geven, maak ik gebruik van een internationaal debat rondom de Holocaust, namelijk het debat tussen functionalisten en intentionalisten over het ontstaan ervan. Intentionalisten vormen de oudste school. Deze historici legden de nadruk op de rol van Hitler en een kleine groep vertrouwelingen rondom hem, die fanatieke antisemieten waren. De Holocaust was het plan van Hitler dat volgens sommige intentionalisten al twintig jaar voor de Tweede Wereldoorlog was ontstaan. In de intentionalistische visie werkte Hitlers politiek doelbewust toe naar het uitroeien van alle joden.8 De functionalisten daarentegen legden de nadruk op de polycratische structuur van het Derde Rijk, waarin niet één machtscentrum bestond, maar verschillende machtscentra elkaar tegenwerkten. Acties moeten niet gezien worden als een uitgedacht plan, maar als reactie op gebeurtenissen.9 De Holocaust is volgens de functionalisten veroorzaakt door het gebrek aan juridische normen en het feit dat mensen graag in de gunst van de Führer wilden komen.10 In 7 Om het onderscheid tussen de twee groepen duidelijk te maken zal in eerste instantie aan de terminologie Duitse en Nederlandse joden vastgehouden worden. 8 Herman van Rens, Vervolgd in Limburg: Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog (Hilversum 2013) 16-17. 9 Van Rens, Vervolgd in Limburg, 17. 10 Ian Kershaw, ‘’Working Towards the Führer’: reflections on the nature of the Hitler dictatorship’, Contemporary European History 2 (1993) 3, (103-118), aldaar 117-118 5 de functionalistische visie ligt de nadruk op een bottom-up structuur, terwijl bij de intentionalisten een top-down structuur centraal staat. In de jaren 80 kwam er een soort ‘gematigd functionalisme’ op. Deze stroming erkende dat zonder Hitler de Holocaust nooit bestaan zou hebben, maar zag de functionalistische vraag naar zijn ‘helpers’ wel als een geoorloofde vraag. Zeker omdat het op zo’n grote schaal vervolgen van joden praktisch niet mogelijk was geweest zonder hulp van grote groepen mensen. In de geschiedschrijving werd hierdoor minder gefocust op Hitler en meer op de individuen in de onderste lagen van de bureaucratie. 11 Dit theoretisch kader is relevant voor mijn scriptie, omdat ik bronnen behandel die leden van het Duitse bestuur in de lagere bestuurslagen als actor belichten. Hiervoor is het van belang om te begrijpen hoe dit Duitse bestuur in de Tweede Wereldoorlog in elkaar zat. Daar kan dit theoretisch kader een raamwerk voor bieden. Methode In deze scriptie heb ik geen specifieke methode gebruikt, omdat ik veel verschillende bronnen geanalyseerd heb. Het eerste gedeelte van mijn scriptie richt zich vooral op het precies beschrijven van de verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden in Westerbork. Om deze verschillen in het kampleven te onderzoeken heb ik Lagerbefehle uit kamp Westerbork bestudeerd. Dit zijn kamporders voor de kampbewoners, waarin nieuwe regels of bepalingen door de kampcommandant werden verspreid. Deze zijn te vinden in het archief van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en Genocidestudies (NIOD), archief 250i betreffende Judendurchgangslager Westerbork. Ik heb alle Lagerbefehle van het archief bekeken, waarbij ik specifiek heb gelet op bepalingen over Alte Kampinsassen, kampingezetenen met een Sperre of Z-stempel. Kampbewoners met een ‘vaste baan’ in het kamp behoorden namelijk tot deze groepen. Het archief van de Lagerbefehle is een compleet archief. In het tweede deel van mijn scriptie staat de verklaring van deze verschillen centraal. Hiervoor heb ik me ook gebaseerd op primaire bronnen uit het archief van het NIOD. Ik heb bronnenmateriaal bekeken met betrekking tot de hogere lagen van het bestuur in het kamp, bijvoorbeeld Kommandaturbefehle en verslagen van het verhoor van Lagerkommandant Albert Konrad Gemmeker. Verder heb ik me door middel van secundaire literatuur verdiept in het 11 Duitse bestuur in Nederland en het algemene Duitse beleid omtrent de Van Rens, Vervolgd in Limburg, 17-18. 6 concentratiekampen om context te bieden. Bovendien heb ik secundaire literatuur gebruikt om de vergelijking met kamp Vught te maken. Opbouw en deelvragen Als eerste zal de historiografie rondom kamp Westerbork centraal staan. Wat is er over de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden geschreven? Door wie? Hoe typeren de auteurs deze verhoudingen? Ook zal besproken worden vanuit welke positie dit onderzoek vertrekt en wat de bijdrage van deze scriptie aan de Nederlandse historiografie omtrent Westerbork zal zijn. Vervolgens zullen de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden onderzocht worden aan de hand van de Lagerbefehle. Hoe spelen de verschillen tussen de twee groepen een rol in het kampleven? In het derde hoofdstuk onderzoek ik het Duitse bestuur van Westerbork. Wat voor bestuur was dit? Hoe verhield het bestuur van Westerbork zich tot andere concentratiekampen? Als laatste geef ik in de conclusie antwoord op de hoofdvraag en doe ik een suggestie voor verder onderzoek. 7 Hoofdstuk 1: Historiografische context Kamp Westerbork is een belangrijk onderdeel van de Jodenvervolging en de Tweede Wereldoorlog in Nederland, daarom moet geschiedschrijving over Westerbork in dit bredere kader worden gezien. In de geschiedschrijving over Westerbork zijn twee stromingen te herkennen. De wetenschappelijke geschiedschrijving, die zich kenmerkt zich door een analyserende benadering en de publieksgerichte geschiedschrijving, die zich concentreert op de herinneringscultuur rondom het kamp. 12 In de vroege historiografie is vooral een wisselwerking tussen deze twee soorten geschiedschrijving te zien, waarin zowel analyse als herinnering centraal staat. In dit hoofdstuk zet ik de historiografie in grote lijnen uiteen en komen de belangrijkste auteurs voor mijn onderzoek aan bod. ‘De grote drie’ De vroegste geschiedschrijving van Nederlandse bodem over de concentratiekampen is van de hand van overlevenden zelf. Direct na de oorlog werd een aantal getuigenissen van overlevenden gepubliceerd, deze waren vooral beschrijvend van aard. 13 Het eerste geschiedkundige werk kwam van Abel Herzberg, die in 1950 zijn Kroniek der Jodenvervolging publiceerde. Samen met Jacques Pressers Ondergang (1965) en Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van Loe de Jong (1974), zette Herzberg de historiografie van Westerbork op de kaart. Deze drie auteurs hebben Westerbork getypeerd als hét belangrijkste kamp van waaruit joden werden gedeporteerd en hebben de uitgangspunten voor het wetenschappelijke debat rondom de Jodenvervolging en Westerbork bepaald.14 Alle drie de auteurs behandelen de verhouding tussen de Duitse en Nederlandse joden in het kamp. Herzberg onderzoekt in zijn Kroniek kamp Westerbork slechts kort. Hij heeft de begrippen geïntroduceerd die tot op heden bepalend zijn voor het debat rondom Duitse en Nederlandse joden. Hij beschrijft de Duitse joden als een ‘kaste’ of de ‘adel’, waarmee hij ze als de top van de samenleving typeerde, die een afgebakende groep vormde.15 Herzberg merkt op dat er veel onderlinge afgunst bestond tussen de Duitse en Nederlandse joden, mede doordat de Duitse joden zich niet altijd even ‘edel’ gedroegen. Deze tegenstellingen werden Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 17. Ibidem, 21. 14 Ibidem, 21-22. 15 Abel Herzberg, Kroniek Der Jodenvervolging (In Onderdrukking en Verzet, Nederland in Oorlogstijd Deel III, 1950) 198. 12 13 8 volgens Herzberg versterkt door de nationale verschillen tussen de twee groepen. 16 Verder is Herzberg relatief mild over de Duitse Joden. Hij merkt op dat deze Alte Kampinsassen uiteindelijk hetzelfde lot stond te wachten als de Nederlandse joden: deportatie naar het oosten.17 Hij ziet dat Westerbork een relatief ‘goed’ kamp was, in vergelijking met andere kampen die onder direct Duits bestuur stonden. Herzberg schrijft: ‘Maar hij, die in verschillende Duitse kampen vertoefd heeft en in de gelegenheid is geweest de vergelijking te maken tussen direct en indirect Duits bestuur, tussen inschakeling en niet-inschakeling van een joods medebestuur, oordeelt met grote reserve.’ 18 Hier laat hij zien dat het ten eerste verschil maakte of een kamp onder direct Duits bestuur stond of niet, maar impliceert hij ook dat het zo slecht niet was dat Westerbork een Duits-joods bestuur kende. Presser besteedt meer aandacht aan Westerbork in Ondergang. Ook Presser is begripvol ten opzichte van de Duitse joden. Hij schetst hoe de Duitse joden in Nederland slecht behandeld werden: ‘Het zij uitgesproken, dat hier dingen gebeurd zijn, vooral houdingen aangenomen, die voor de zwakke partij in deze, de asylzoekenden, niet te dragen moeten zijn geweest’.19 Daarnaast maakt Presser onderscheid tussen de Duitse joden van het eerste uur en Duitse joden die nog tot 1942 in de Nederlandse maatschappij geleefd hebben. Ook deze groep werd door de eerste bewoners met argwaan ontvangen, net als de Nederlandse joden die daarna in het kamp aankwamen. Volgens Presser kwam deze argwaan van de vluchtelingen voort uit angst om hun banen en posities kwijt te raken aan de nieuwkomers.20 Presser ziet, evenals Herzberg, dat de nationale verschillen de tegenstellingen tussen de groepen groter maakten. Hij gaat echter nog een stapje verder, door de typische Duitse karaktereigenschappen van de Duitse joden te benoemen, zoals afblaffen en de baas spelen. Volgens de Nederlandse joden hadden de vluchtelingen een andere, Duitse, mentaliteit.21 Presser merkt op dat de Duitse joden gezien werden als collaborateurs. Hierdoor beschrijft hij de tegenstellingen tussen de Duitse en Nederlandse joden in sterkere bewoordingen dan Herzberg.22 De Jong richt zich in zijn Koninkrijk vooral op de organisatie van het kamp, maar kijkt ook naar de verschillen tussen Duitse en Nederlandse joden. Hij speculeert over het feit dat de Duitse bezetter al verwacht had dat de Duits-joodse vluchtelingen bereid waren om de 16 Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging,199. Ibidem, 202. 18 Ibidem, 200. 19 Jacques Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945, II (’s Gravenhage 1965), 353. 20 Presser, Ondergang, 354. 21 Ibidem, 355. 22 Ibidem, 356. 17 9 organisatie op zich te nemen, in ruil voor uitstel van deportatie. Volgens De Jong zijn hier geen bewijzen voor, maar hij zegt dat het ‘in de schijn van het Duitse beleid lag,’ om hier vanuit te gaan. 23 Er was een aantal leden van de Schutzstaffel (SS) in het kamp en ook Nederlandse werknemers, maar bijna al het organisatorische werk werd door de Duitse joden uitgevoerd.24 De Jong schrijft dat deze Duitse joden zich niet tolerant gedroegen ten opzichte van de Nederlandse joden, maar ook dat zij dit vooral deden om hun eigen leven te redden. Hij trekt een opvallende vergelijking tussen de Duitse joden en de leden van de Joodse Raad, die hij beide als collaborateurs typeert. Hij vindt de collaboratie van de Duitse joden verwerpelijker, omdat zij keer op keer mensen aangewezen hebben voor transport, waarvan ze wisten dat die naar Auschwitz zouden verdwijnen. Volgens De Jong heeft zich nooit een geval van werkweigering voorgedaan bij de joodse staf van Westerbork, waaruit de medewerking van de Duitse joden blijkt.25 In de werken van Herzberg, Presser en De Jong is dus al vroeg onderzoek gedaan naar de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden.26 De drie auteurs leveren zeer forse kritiek op de houding van de Duitse joden. Presser en De Jong typeren ze zelfs als collaborateurs. Daarnaast besteden de auteurs wel aandacht aan de positie van de Duitse joden voordat Westerbork een Durchgangslager werd, waardoor er meer begrip voor de Duitse joden getoond wordt. Toch is in deze geschiedschrijving van ‘de grote drie’ wel het idee van tegenstellingen en problemen tussen Duitse en Nederlandse joden ontstaan, waarin er nadruk op verschillen in nationaliteit gelegd werd. In hun onderzoek ligt de nadruk op een klein groepje Duits-joodse prominenten die de macht hadden. De Oberdienstleiter Kurt Schlesinger krijgt als kopstuk bijvoorbeeld veel aandacht, evenals Dr. Spanier, die aan het hoofd van het ziekenhuis stond.27 De bronnen die de auteurs gebruiken, zijn voornamelijk de egodocumenten van Etty Hillesum en Philip Mechanicus. Vooral de laatste auteur wordt vaak aangehaald door Presser. Ook Herzberg heeft zijn paragraaf over Westerbork grotendeels op Mechanicus gebaseerd.28 Deze egodocumenten zijn daardoor bepalende bronnen geweest voor de geschiedschrijving rondom Westerbork. Deze bronnen zijn veelvuldig door alle auteurs gebruikt, waardoor er in de vroege wetenschappelijke geschiedschrijving weinig diversiteit aan bronnen bestaat. In de 23 Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 8, Gevangenen en gedeporteerden tweede helft (Den Haag 1978) 726. 24 De Jong, Het Koninkrijk 8, 737. 25 Ibidem, 758. 26 Conny Kristel, Geschiedschrijving als opdracht . Abel Herzberg, Jacques Presser en Loe de Jong over de jodenvervolging (Amsterdam 1998) 17. 27 Zie Herzberg: 199, 207-208. De Jong: 729, 742, 745-747. Presser: 360-361 28 Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging, 197 (voetnoot 31). 10 studies van Herzberg, Presser en De Jong zijn ook de officiële documenten uit Westerbork gebruikt, maar vooral om de organisatie van het kamp te onderzoeken. Een joodse geschiedenis? De eerste wetenschappelijke werken zijn geschreven door Nederlands-joodse auteurs, op wiens leven de Tweede Wereldoorlog een enorme impact heeft gehad. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat zij in hardere bewoordingen over de Duitse joden hebben geschreven. Dat is ook het geval in Boulevard Des Misères: The Story of Transit Camp Westerbork (1985) van Jacob Boas. De joodse Boas is geboren in kamp Westerbork en groeide op in Amsterdam. 29 Hij onderzoekt ook de verschillen tussen Duitse en Nederlandse joden. Hij merkt op dat de ‘haat’ voorkomt uit de geschiedenis van de Duitse joden, die ook door de Nederlandse joden niet geholpen werden toen ze asiel zochten in Nederland. Boas beschrijft de verhoudingen treffend: ‘Westerborks other tragedy was the war of Jew against Jew that broke out when Westerbork became Durchgangslager practically run by the erstwhile outcasts.’ 30 Hij beschrijft de organisatie van de Duitse joden en toont aan hoe efficiënt deze geregeld was. Deze efficiëntie zag Boas ook bij de Ordedienst, die hij als ‘Jewish SS’ typeert. 31 Hij is kritisch op de Ordedienst, mede doordat deze mannen ingezet werden buiten het kamp en zich gedroegen als ware Nazi’s. 32 Volgens Boas was Westerbork een modelkamp door de tegenstellingen tussen de Duitse en Nederlandse joden. De onderlinge haat zorgde ervoor dat ze zich niet als één man tegen de Duitse bezetter hebben gekeerd, maar vooral tegen elkaar. 33 We vinden hier in een later werk een kritische beschouwing van de Duitse joden in kamp Westerbork, die past bij een manier van schrijven door overlevenden. Recent historiografisch werk In de periode na de werken van Herzberg, Presser, De Jong en Boas is er vooral publieksgerichte geschiedschrijving rondom Westerbork verschenen. In 1983 werd Herinneringscentrum Kamp Westerbork (HCKW) opgericht. Het herinneringscentrum verzamelende veel egodocumenten en memoires en heeft thematische cahiers uitgegeven.34 Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 27 (voetnoot 52). Jacob Boas, Boulevard des Misères. The Story of Transit Camp Westerbork (Connecticut 1985) 38. 31 Boas, Boulevard des Misères, 47. 32 Ibidem, 49. 33 Ibidem, 53. 34 Ido de Haan, Na de Ondergang. De herinnering aan de Jodenvervolging in Nederland 1945-1995 (Den Haag 1997) 155. 29 30 11 Concentratiekampen als wetenschappelijk onderzoeksobject hebben de laatste jaren weer centraal gestaan. Van Nederlandse hand zijn enkele kampstudies verschenen: Kamp Amersfoort (2003) door Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel en Het hele leven is hier een wereld op zichzelf: Geschiedenis van Kamp Vught (2014) van Marieke Meeuwenoord. Ook kamp Westerbork is recentelijk onderzocht, door Eva Moraal in haar boek Als ik morgen niet op transport ga… Kamp Westerbork in Herinnering en Beleving (2014). In haar studie onderzoekt Moraal het kamp aan de hand van egodocumenten, waardoor de herinnering en beleving van Westerbork centraal komt te staan. Zij wijdt ook een hoofdstuk aan de verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden in Westerbork. Ze bestudeert aan de hand van egodocumenten de tegenstellingen tussen, zoals zij ze noemt, de Duits-joodse oudgedienden en de Nederlands-joodse nieuwkomers. In haar studie ligt de nadruk op de termen oudgedienden en nieuwkomers, alhoewel Moraal ook stelt dat nationaliteit ertoe deed. 35 Moraal bekijkt ook memoires en concludeert hieruit dat het beeld over de Duitsjoodse prominenten na de oorlog milder is geworden en er minder werd gekeken naar de verschillen in nationaliteit, maar vooral naar de verschillen in posities. 36 Dit idee dat de verschillen in mindere mate nationale verschillen zijn, wordt verder uitgewerkt in deze scriptie, al wordt hier niet op de beleving gefocust zoals Moraal heeft gedaan. Functionalisme versus intentionalisme Aan zowel Herzberg, als Presser en De Jong kan een intentionalistische visie op de Holocaust toegeschreven worden. Zij gingen er alle drie vanuit dat het Duitse systeem effectief werkte en dat de vervolging van de Nederlandse joden met voorbedachte rade in Nederland is geïmplementeerd. 37 Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk in het eerste deel van De Jongs Koninkrijk. In het hoofdstuk ‘Das Dritte Reich’ stelt De Jong Hitler en zijn ideeën centraal. Hij legt de nadruk op het plan van Hitler om alle joden te vervolgen en stelt dat hij in dit plan gevolgd werd.38 In de Nederlandse geschiedschrijving is relatief weinig aandacht voor het debat tussen functionalisten en intentionalisten, constateert historicus Ido de Haan in zijn artikel ‘Breuklijnen’. Er is weinig onderzoek gewijd aan de planning en besluitvorming van de Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 359. Ibidem, 400. 37 Ido De Haan, ‘Breuklijnen in de geschiedschrijving van de Jodenvervolging: een overzicht van het recente Nederlandse debat’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 123 (2008), 1, 3170, aldaar 43. 38 De Jong, Het Koninkrijk, 404-409. 35 36 12 Jodenvervolging in Nederland.39 In de recentere historiografie wordt meer aandacht besteed aan het gefragmenteerde karakter van het Duitse bestuur in Nederland, waarin speelruimte voor verschillende Duitse instanties was. 40 Waar Herzberg, Presser en De Jong de nadruk legden op het doelgerichte karakter van het Duitse bestuur in Nederland, blijkt uit recent onderzoek dat het Duitse Bestuur in Nederland helemaal niet zo gestructureerd en doelgericht was. 41 Historicus Bob Moore roept bijvoorbeeld in zijn studie de vraag op of het Duitse bestuur in Nederland wel goed op de hoogte was van de plannen die in Berlijn gemaakt werden.42 Op de vrijheden die in lagere bestuurslagen van het Duitse bestuur bestonden, zal ik verderop in deze scriptie terugkomen. Positionering van het onderzoek Mijn onderzoek naar hoe de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden in kamp Westerbork een rol spelen, vertrekt vanuit een rijke historiografie. Er is veel aandacht besteed aan de tegenstellingen tussen deze groepen, maar aan de hand van egodocumenten en eigen ervaring. Deze scriptie zal aan de ene kant een bijdrage leveren aan de historiografie door de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden te onderzoeken aan de hand van officiële bronnen. Aan de andere kant wordt het Duitse bestuur van Westerbork onderzocht om de verschillen tussen deze groepen te verklaren. Door het debat rondom de Holocaust tussen intentionalisten en functionalisten is veel nieuwe literatuur over het Duitse bestuur verschenen. Met deze inzichten in gedachten, is nog weinig onderzoek naar kamp Westerbork gedaan. Iets waar deze scriptie verandering in zal brengen. De Haan, ‘Breuklijnen in de geschiedschrijving van de Jodenvervolging’, 42. Ibidem, 43. 41 Ibidem, 46. 42 Bob Moore, Victims and Survivors. The Nazi Persecution of the Jews in the Netherlands 1940-1945 ((New York 1997) 16. 39 40 13 Hoofdstuk 2: Verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden Jacques Presser beschreef in Ondergang hoe de Duitse joden zich op een ‘Duitse’ manier gedroegen, door andere kampingezetenen af te blaffen en de baas te spelen, tot ongenoegen van hun Nederlandse geloofsgenoten. In dit hoofdstuk zal ik de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden onderzoeken aan de hand van officiële bronnen. Om de oorsprong van deze verhoudingen te begrijpen, zal eerst op de geschiedenis van kamp Westerbork worden ingegaan. Geschiedenis kamp Westerbork tot 1942 Na de machtsovername van de NSDAP in 1933 vluchtten veel Duitse joden naar Nederland. Nederland sloot in 1938 de grenzen om goede banden met Duitsland te onderhouden, maar de vluchtelingen bleven illegaal over de grens komen. Het aantal Duits-joodse vluchtelingen liep in deze periode flink op. Daarom werd besloten om over te gaan tot het bouwen van een centrale woonplaats voor deze vluchtelingen: Westerbork.43 De eerste bewoners van het kamp waren de Duitse joden die geen bestaan konden opbouwen in de Nederlandse samenleving. Deze Duitse joden waren veelal tegengewerkt door de Nederlandse instanties en voelden zich in de steek gelaten door de Nederlandse joden.44 Bij de capitulatie in mei 1940, bevonden zich ongeveer 750 joodse vluchtelingen in het kamp. 45 In eerste instantie was Westerbork een soort dorp, dat onder leiding van Binnenlandse Zaken stond en waar een niet-militaire directeur de leiding voerde. In juli 1940 kwam het kamp onder leiding van het ministerie van Justitie te staan en kreeg het een militaire commandant: Jacques Schol.46 In deze periode werden de regels in het kamp aangescherpt. Het kamp werd omheind en op bevel van de SS uitgebreid.47 Tegelijkertijd ontstond ook de interne organisatie van het kamp door de Duitse joden. Kurt Schlesinger, de latere Oberdienstleiter van het kamp heeft aantekeningen nagelaten over deze periode. Hij beschrijft hoe er steeds meer Duitse officials naar het kamp kwamen en dat de kampbewoners voelden aankomen dat de Duitsers Westerbork wilden overnemen.48 Boas schrijft Schlesinger een groot aandeel in de interne Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 345-346. Boas, Boulevard des Misères, 38 45 Ibidem, 37. 46 Ibidem, 39. 47 Marieke Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad: een historisch-sociologische studie van kamp Vught (1943-1944) (PhD Thesis Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, Amsterdam 2011) 47. 48 Kurt Schlesinger, ‘Persoenlicher Bericht ueber die Organisation des Lagers Westerbork und die Gesichtspunkte, aus denen sie entstanden ist’, 15 juni 1946, NIOD, 250i, inv.nr. 511, 2-3. 43 44 14 organisatie toe, volgens Boas is de organisatie op initiatief van Schlesinger ontstaan, evenals de lijst met Alte Kampinsassen die later opgesteld werd.49 Schlesinger was een invloedrijke man in Westerbork, dus geheel onlogisch is deze gedachtegang van Boas niet. Er is echter nergens bewijs voor de grote rol van Schlesinger in de totstandkoming van de organisatie. Hij schrijft alleen in zijn memoires dat de organisatie het beste door de Duitse joden gedragen kon worden, zodat zij een soort buffer konden vormen tussen de kampingezetenen en de SS’ers. 50 Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het naoorlogse aantekeningen zijn, dus Schlesinger kan dit met enige agenda in geschreven hebben. Uit Merkblatt ueber die wesentlichtsten im Vreemdelingenkamp Westerbork geltenden Bestimmungen, uitgevaardigd op 11 februari 1942 door commandant Schol, blijkt de nieuwe organisatiestructuur van het kamp. Er werden barakleiders en hun plaatsvervangers benoemd en hun taakomschrijving vastgesteld. Ook de verdere regels van het kamp werden uiteengezet, betreffende zaken als appèl en verduistering van de barakken.51. Toen de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD (BdSD), het hoogste orgaan van de SS in Nederland, het kamp in juli 1942 overnam en Westerbork een Durchgangslager werd, kwamen er een paar SSofficials naar het kamp. Hieronder bevond zich een Duitse commandant: Erich Deppner, die Schol als commandant verving.52 Deze SS’ers veranderden vrijwel niets aan de organisatie in Westerbork en namen vooral de bestaande structuren over. Na de overname van het kamp door de Duitse bezetter, werden ook de eerste joden vanuit Amsterdam naar Westerbork getransporteerd. De eerste Nederlandse Joden die in Westerbork aankwamen, werden daar geconfronteerd met een geheel Duits kamp. Er werd Duits gesproken en alle taken werden door de Duitse joden uitgevoerd. Doordat de Duitse joden de organisatie van het kamp in handen hadden, waren zij nodig voor het bestaan van het kamp en waren ze voorlopig vrijgesteld van transport. De Nederlandse joden hadden dit privilege niet en werden vaak na een kort verblijf in het kamp op de deportatietreinen naar het oosten gezet.53 Daarnaast hadden de Duitse joden de zeggenschap over de transportlijst in handen. De SS-commandant bekeek alleen of er genoeg namen op de lijst stonden. Welke namen dat waren, was aan de Duits-joodse leiding van het kamp.54 Dit gaf deze groep veel 49 Boas, Boulevard des Misères, 40. Kurt Schlesinger, ‘Persoenlicher Bericht ueber die Organisation des Lagers Westerbork und die Gesichtspunkte, aus denen sie entstanden ist’, 15 juni 1946, NIOD, 250i, inv.nr. 511, 5-6. 51 ‘Merkblatt met kampregels voor het Vreemdelingenkamp Westerbork uitgevaardigd door commandant J. Schol’, 11 februari 1942, NIOD 250i, inv.nr. 66, 1-2. 52 Boas, Boulevard des Misères, 41, 53 Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 50. 54 Ibidem, 371. 50 15 macht in handen, die volgens sommige historici misbruikt werd door de eerst de andere Duitse joden van transport te redden, en de Nederlandse meteen door te sturen.55 Een tweedeling op basis van nationaliteit? De bovengenoemde redenen zijn in de historiografie veelvuldig aangehaald wanneer de verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden beschreven werden. Zo simpel als hierboven beschreven, ligt de ‘tweedeling’ tussen de groepen echter niet. In de historiografie is vooral gefocust op de verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden, wat impliceert dat deze tegenstelling van nationale aard was. Om inzicht te krijgen in de rol die deze verschillen in kamp Westerbork speelden, is het van belang de vraag te stellen of deze verschillen wel voortkwamen uit nationaliteit. De groep Alte Kampinsassen is niet over één kam te scheren, zoals ook Presser opmerkte. Binnen de Alte Kampinssassen was er een groep Duitse joden die vanaf het begin in het kamp woonde en een groep die nog een aantal jaar in de Nederlandse samenleving had geleefd. Toen de transporten naar Westerbork op gang kwamen in 1942 koos de Duitse bezetter ervoor om eerst de Duitse joden die nog in Nederland woonden te deporteren, omdat zo de rust onder de Nederlanders bewaard werd.56 Deze groep Duitse joden had een bestaan in Nederland opgebouwd en had dus een hele andere voorgeschiedenis dan de eerste bewoners van kamp Westerbork. Volgens Schlesinger hadden deze nieuwkomers meer gemeen met de Nederlanders dan met de Alte Kampinsassen, omdat deze Duitse joden ook maar weinig aandacht hadden gehad voor de vluchtelingen in de kampen. 57 Dit was een groep van ongeveer 500 mensen die over het algemeen wordt samengetrokken met de groep van 750 Duitse joden die tot de eerste bewoners van het kamp gerekend werden. Zij behoorden allen tot de Alte Kampinsassen, maar deze groep wordt ten onrechte als één geheel gezien: er bestonden ook binnen deze groep Duitse joden verschillen.58 Vanaf 15 juli 1942 werden er Nederlandse joden naar Westerbork gedeporteerd.59 De Nederlandse joden waren niet geheel kansloos als het op baantjes aankwam, sommigen werkten zich op in de kamphiërarchie en kregen zo dezelfde privileges en een enigszins veilige positie in het kamp. 60 Uit het onderzoek van historicus Moore blijkt dat deze 55 Bob Moore, Victims and Survivors, 129. De Jong, Het Koninkrijk, deel 6 eerste helft pagina 4/5 57 Kurt Schlesinger, ‘Gegensaetze zwischen deutschsprachlichen und hollaendischen Juden’, 15 juni 1946, NIOD 250i, inv.nr. 511, 3. 58 Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 353-354 59 Presser, Ondergang, 354. 60 Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 361. Voorbeelden van Elie Cohen en Nora Keizer. 56 16 Nederlandse joden met een veilige positie zich niet anders gedroegen dan de Alte Kampinsassen en andere gesperrden. 61 Dit suggereert dat de tegenstellingen in de eerste plaats niet in nationaliteit gezocht moeten worden, maar vooral in het onderscheid tussen kampingezetenen mét privileges en de kampingezetenen zonder deze privileges. Een casus die deze stelling versterkt, is die van de Ordedienst in Westerbork. Deze ontstond in maart 1942 onder leiding van de Duits-joodse Arthur Pisk en bestond uit achttien Duitse joden en twee Nederlandse joden. Er kwamen steeds meer joden naar Westerbork en het kamp groeide enorm, waardoor ook de Ordedienst steeds groter werd. In 1943 bestond de Ordedienst uit tweehonderd werknemers, waarvan de helft uit Nederlandse joden bestond. De Ordedienst is in de historiografie rondom Westerbork getypeerd als de ‘joodse SS’ en werd binnen het kamp gezien als het grootste kwaad. Zij waren de bewakers, hielpen de Ordnungspolizei met het oppakken van joden en assisteerden bij de transporten.62 ‘From all accounts, they vied in brutality with the Nazi’s’, zoals Boas het omschrijft.63 Ook in het beschrijven van de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden wordt de Ordedienst vaak aangehaald om aan te tonen hoe de Duitse joden ‘collaboreerden’ met de Duitse bezetter. Echter, de helft van de leden van de Ordedienst waren Nederlandse joden, dus hier gaat het nationale element niet op: het spreekt de nationale tegenstellingen zelfs tegen. Moraal beschrijft in haar proefschrift de verhoudingen tussen de Duitse en Nederlandse joden in Westerbork als volgt: Juist omdat in de begindagen van het doorgangskamp haast alle posities werden bekleed door de voormalige Duits-joodse vluchtelingen, ontstond de situatie dat de scheidslijn tussen oudgedienden en nieuwkomers er ook één van nationaliteit was. Uit mijn analyse van het bronnenmateriaal blijkt een genuanceerder beeld. De tegenstellingen lijken vooral te draaien om kampingezetenen mét baantjes en privileges en kampingezetenen zonder deze voordelen. Het valt niet te ontkennen dat tot de eerste groep voornamelijk joden met een Duitse nationaliteit behoorden en de tweede groep voornamelijk uit Nederlandse joden bestond, maar de tegenstellingen zijn niet in beginsel nationale tegenstellingen. De tegenstellingen worden niet veroorzaakt door nationaliteit, maar door de manier waarop de kamphiërarchie tot stand is gekomen. De Duitse joden hadden meer kans op privileges, omdat 61 Moore, Victims and Survivors, 221. Boas, Boulevard des Misères, 49. Bijvoorbeeld bij het oppakken van Joden uit de psychiatrisch hospitaal in Apeldoorn of helpen bij het oppakken van Joden in Amsterdam. 63 Ibidem, 49. 62 17 zij zich vanaf het eerste moment onmisbaar in het kamp konden maken. Maar uit het bronnenmateriaal blijkt dat dit voor Nederlandse joden niet onmogelijk was. Dachauer Modell Dat er tegenstellingen tussen kampingezetenen ontstonden, was niet uniek voor Westerbork. Er bestaat een model voor concentratiekampen dat het maken van onderscheid tussen kampingezetenen voorschrijft: het Dachauer Modell. Dit is het model waarop veel concentratiekampen gebaseerd zijn. Het model is gebaseerd op kamp Dachau, waarin al vanaf 1933 gevangenen werden ingezet om de orde in het kamp te handhaven. Deze gevangenen werden Funktionshäftlinge genoemd. Dit idee kwam deels voort uit het feit dat de Duitsers de kampen met zo min mogelijk manschappen wilden runnen, maar het was ook een manier om de gevangenen medeplichtig te laten worden aan de terreur van de SS. In beginsel werkte het systeem zo, dat Funktionshäftlinge bepaalde privileges kregen in ruil voor organisatie en ordebewaking in het kamp. Deze privileges konden de overlevingskansen van de gevangene verhogen en ook zijn of haar vrienden en familieleden konden hierdoor betere posities krijgen. Zo creëerden de Duitsers een systeem waarin een felle strijd ontstond tussen gevangenen die allemaal graag privileges wilden bezitten. Het paste dus in het beleid van de Duitsers om tegenstellingen tussen de kampbewoners te creëren. Wanneer de Funktionshäftlinge niet naar behoren functioneerden, werden zij hard gestraft door de SS. Niet goed functioneren betekende in veel gevallen het doodvonnis, dus traden de Funktionshäftlinge zelf extra hard op om dit te voorkomen.64 Dit systeem is terug te zien in kamp Westerbork, al neemt dit kamp door zijn ontstaansgeschiedenis een bijzondere positie in. Hier hebben kampingezetenen van het eerste uur zichzelf georganiseerd en privileges toegeëigend, waardoor de Duitse bezetter deze verschillen niet hoefde te creëren, maar vooral kon gebruiken. Opvallend is dat er een algemeen model bestaat waarop Duitse concentratiekampen gebaseerd werden. Dit suggereert dat er bij de Duitsers een soort plan klaarlag, waarin alle kampen op een bepaalde manier werkten en met een bepaald doel ingericht waren. Zelfs kampen zoals Westerbork, die niet specifiek naar het Dachauer Modell georganiseerd zijn, vertonen grote gelijkenissen met het model. 64 Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad, 60-62. 18 Lagerbefehle De Duitse leiding van Westerbork hoefde geen tegenstellingen tussen kampingezetenen te creëren, want deze waren zonder hun toedoen al ontstaan. Zij konden deze tegenstellingen wel echter wel gebruiken. Aan de hand van Lagerbefehle zal ik aantonen hoe de Duitse leiding in kamp Westerbork dit gedaan heeft. In een van de eerste officiële Lagerbefehle, N. 4. gedateerd op 1 februari 1943, werd de Alte Kampinsassen-lijst kenbaar gemaakt aan de kampbewoners. Tot de groep Alte Kampinsassen behoorden volgens deze order alle joden die voor 14 Juli 1942 om 24:00 uur in het kamp aanwezig waren. Ook familieleden die na deze datum zijn binnengekomen en deel uitmaakten van het gezin van degene die er al woonde (echtgenoot, echtgenote en kinderen onder de 16 jaar) behoorden tot de Alte Kampinsassen. Personen die na 1 februari 1943 met een Alte Kampinsasse zijn getrouwd, mochten geen aanspraak meer maken op dit gezin en hoorden dus niet bij deze groep. Ook Alte Kampinsassen die na deze datum met een ‘gewone kampbewoner’ trouwden, verloren hun status.65 Uit deze order blijkt welke kampingezetenen aanspraak maakten op de privileges van de Alte Kampinsassen en welke hierbuiten vielen. Op 1 februari 1943 waren er al Nederlandse joden in het kamp aanwezig die niet tot deze stamgroep behoorden. De scheidslijnen tussen de kampingezetenen met en zonder privileges worden in deze kamporder expliciet duidelijk gemaakt. Een plek op de Alte Kampinsassen-lijst betekende voorlopige vrijstelling van transport en dus voorlopig lijfsbehoud. Buiten dit enorme privilege werd er ook op andere manieren onderscheid gemaakt tussen de gesperrden en de andere kampbewoners. Zo staat in Lagerbefehl Nr. 19 van maart 1943 over het roken van kampingezetenen, dat voor iedereen met een Z-stempel, rood of blauw, roken toegestaan was.66 Voor alle andere kampingezetenen is het ‘rooken principieel verboden.’67 Ook wat betreft het bezitten of ontvangen van geld bestonden er verschillen. Uit Lagerbefehl Nr. 10 blijkt dat alle kampingezetenen met een Zstempel, rood en blauw, te allen tijde in het bezit mochten zijn van 250 gulden. Zij mochten ook geld van buiten het kamp ontvangen, als het bedrag wat zij bezaten niet boven de 250 gulden uitkwam. De joden die niet in het bezit waren van zo’n stempel, moesten bij aankomst in het kamp al het geld in hun bezit afgeven en mochten in het kamp geen geld ontvangen en ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 1 februari 1943, NIOD 250i, inv.nr. 105, 18. 66 Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 109-110 (voetnoot 400): Blauwe stempels waren voor alle andere kampingezetenen die vrijgesteld waren van transport maar niet tot de stamgroep behoorden, bijvoorbeeld gedoopten, gemengd gehuwden en Joden die op een speciale lijst stonden zoals de Palestina of Puttkammer lijst. 67 ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 24 maart 1943, NIOD 250i, inv.nr. 106, 25. 65 19 ook geen geld bezitten. Hierdoor hadden zij minder middelen dan de kampingezetenen met privileges.68 Daarnaast werd er onderscheid gemaakt in de spertijd. In Lagerbefehl Nr. 33, mei 1943 werd de spertijd van mensen met een Z-stempel op 22:00 uur vastgesteld, terwijl alle andere kampingezetenen zich vanaf 21:00 uur naar binnen moesten begeven.69 Al zijn het relatief kleine dingen uit het dagelijkse leven, uit deze Lagerbefehle blijkt dat er door de Duitse leiding van het kamp bewust onderscheid werd gemaakt tussen de groepen met een stempel en de grote massa zonder. Uit onderzoek naar de Lagerbefehle volgt dat de Duitse leiding van het kamp de verschillen tussen de kampingezetenen met en zonder privileges wilde benadrukken, of de kloof tussen de twee groepen groter wilde maken. In het Dachauer Modell werd de nadruk gelegd op het verschil aanbrengen in groepen kampingezetenen door bepaalde privileges toe te kennen. Uit dit model bleek dat deze privileges weer ontnomen konden worden, wanneer een Funktionshäftlinge niet goed functioneerde. In kamp Westerbork bestonden ook situaties waarin de kampbewoners met privileges niet veilig waren. Al met het eerste transport naar Polen op 15 Juli 1942 ging een aantal van de eerste bewoners mee.70 Ook uit de Lagerbefehle blijkt dat de Alte Kampinsassen niet voor altijd vrijgesteld waren van transport. Op 7 juli 1943 werd een Befehl uitgevaardigd waarin de stamgroep flink kleiner gemaakt wordt. Uit het Befehl blijkt dat er een nieuwe stamgroep werd gevormd, die uit hoogstens 1623 kampingezetenen mocht bestaan. De eerste stamgroep bestond uit 2000 kampingezetenen.71 Per Dienstbereich mochten maar een bepaald aantal mensen blijven werken. Alleen de mensen die geschikt waren om te werken, dus mannen en vrouwen tussen de 14 en 65 jaar, werden hiervoor geselecteerd. 72 De Duitse leiding speelde dus met het gevoel van veiligheid dat de Alte Kampinsassen in principe bezaten. Ook voor hen bestond er geen echte zekerheid en daar maakte de Duitse leiding gebruik van. Boas schrijft hierover dat het voor de Duitse commandanten van Westerbork heel nuttig was om een vaste groep joden in het kamp te laten verblijven. Wanneer er niet genoeg joden waren om op transport te gaan, had hij altijd een ‘reservoir’ van vaste werknemers waaruit hij kon putten. Zo konden de kampcommandanten altijd hun quota’s ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 27 maart 1943, NIOD 250i, inv.nr. 106, 28. 69 ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 8 april 1943, NIOD 250i, inv.nr. 107, 7. 70 Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 375. 71 Boas, Boulevard des Misères, 42. 72 ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, niet gedateerd, tussen 7-31 juli 1943, NIOD 250i, inv.nr. 110, 1-3. 68 20 halen. Dit is waarschijnlijk ook gebeurd toen de stamgroep uitgedund werd.73 Hieruit blijkt dat de kampcommandanten ook konden spelen met de privileges van kampingezetenen en hun gevoel van veiligheid. Wanneer naar de verschillen tussen ‘Duitse’ en ‘Nederlandse’ Joden in Westerbork gekeken wordt, blijkt dat dit eigenlijk een onjuiste typering is. Het ging in deze verhoudingen niet over verschillen in nationaliteit, maar om verschillen tussen kampingezetenen met privileges en kampingezetenen zonder. Door de ontstaansgeschiedenis van Westerbork zijn deze privileges in de handen gevallen van de eerste bewoners van het kamp, maar de tegenstellingen waren niet in beginsel van nationale aard. De tegenstellingen zijn niet gecreëerd door de Duitse kampleiding, maar wel in de hand gewerkt. De tegenstellingen speelden ook een rol in het dagelijks leven van de kampingezetenen. Ten eerste omdat de groep met privileges een Sperre bezat, maar daarnaast hadden ze ook andere voordelen. De Duitse bezetter speelde echter ook met deze groep, doordat ook zij niet voor altijd veilig waren van transport naar het oosten. Opvallend aan kamp Westerbork is dus dat het kamp volledig in het beleid van de concentratiekampen functioneerde, maar dat dit ontstaan is in een periode waarin er geen SScommandant was, maar de Nederlandse commandant Schol. De verschillen tussen de twee groepen in het kamp speelden dus vooral een rol in het feit dat de ene groep wel en andere groep geen privileges bezat. 73 Boas, Boulevard des Misères, 46. 21 Hoofdstuk 3: Het Duitse Bestuur Uit het vorige hoofdstuk is gebleken dat kamp Westerbork in de praktijk eigenlijk paste in het ‘algemene beleid’ van Duitse concentratiekampen, terwijl de organisatie van het kamp niet met dit doel voor ogen ontstaan was. Ik heb in het vorige hoofdstuk aangetoond op welke manier het verschil tussen kampingezetenen met en zonder privileges een rol speelde in het kampleven. In dit hoofdstuk zal de verklaring hiervoor centraal staan. Hiervoor zal ik als eerste de Duitse concentratiekampen in het algemeen behandelen, om context te bieden. Vervolgens zal dieper op het bestuur van Westerbork worden ingegaan. Concentratiekampen Nikolaus Wachsmann heeft in zijn boek KL: een geschiedenis van de naziconcentratiekampen (2015) onderzoek naar concentratiekampen gedaan. Wachsmann merkt op dat in de jaren dertig de kampen een steeds meer gestandaardiseerd karakter kregen en dat de gevangenen er veelal hetzelfde uitzagen. Het Dachauer Modell is een voorbeeld van deze standaardisering van de concentratiekampen. In vrijwel alle Duitse concentratiekampen werden gevangenen als personeel ingezet, Westerbork is hier geen uitzondering op de regel. In het vooroorlogse systeem van kampen werkte het systeem van Funktionshäftlinge of kapo’s zo goed, dat het ook in latere kampen geïmplementeerd is. Volgens Wachsmann is de structuur van kapo’s niet op voorhand door de Duitsers bedacht, maar ontstaan in de kampen zelf. In de eerste concentratiekampen kwamen veel kampingezetenen uit een gevangenis, waar dit soort structuren al bestonden. Soms werd de organisatie wel geïnitieerd door de SS door een paar ‘leidinggevenden’ te kiezen, maar het kwam soms ook vanuit de gevangenen zelf. Omdat Westerbork relatief vroeg is gebouwd en er in weinig sturing in het kamp was, hebben ook hier de kampingezetenen zichzelf georganiseerd. Wachsmann beschrijft in zijn boek hoe de concentratiekampen over het algemeen georganiseerd waren. Met een blockoudste, die appèl regelde, zorgde dat de barakken schoon waren, het eten uitdeelde en toezicht hield op de nachtstilte. Dit werd gedaan door kapo’s, maar de ‘taakomschrijving’ is vergelijkbaar met die van de Dienstleiter in Westerbork. Kapo’s werden ook ingezet in het ziekenhuis, de keuken, de opslagruimte en bij administratieve baantjes, evenals de kampingezetenen met privileges in Westerbork.74 Ook hier lijkt de organisatie van Westerbork binnen de Duitse structuur van concentratiekampen te 74 Nikolaus Wachsmann, KL: een geschiedenis van de concentratiekampen (Amsterdam 2015) 715-716. 22 passen. Opvallend is echter dat Westerbork ook verschilt van deze kampen, namelijk door de geringe invloed van de SS in het kamp. Invloed van de SS Op 1 juli 1942 werd Westerbork een Polizeiliches Durchgangslager en kwam het onder de verantwoordelijkheid van het Duitse bestuur in Den Haag. Hoewel de SS’er Erich Deppner aangesteld werd als kampcommandant, kwam het kamp niet onder grootschalige SS-leiding te staan.75 Uit een rapport van de joodse kampadministratie, gedateerd op 14 april 1945, blijkt dat er maar een kleine groep SS’ers en SD’ers in het kamp aanwezig was. Onder commandant Deppner waren er volgens dit rapport vijf SS of SD officieren werkzaam in Westerbork en met de komst van commandant Gemmeker werd dit aantal uitgebreid tot ongeveer twintig officieren. Zij waren vooral werkzaam als inspecteurs, hoofd van de boerderij, de SS-winkel, in de garage of gaven leiding aan de administratie.76 Ze vervulden dus wel een klein aantal taken in de organisatie, maar vaak als toezichthouder of inspecteur. In het primaire bronnenmateriaal zijn naast de Lagerbefehle, ook Kommandaturbefehle bewaard gebleven. Deze bevelen en berichten werden uitgegeven door de commandant en waren bedoeld voor de leiders van de verschillende kamponderdelen.77 In deze Kommandaturbefehle werd een enkele keer een bericht doorgegeven dat vanuit het hoofdkantoor van de SS in Nederland afkomstig was. Zo werd op 11 september 1943 uitgevaardigd dat de SS/SD heeft vastgesteld dat alle vakanties voor het personeel in Westerbork gesperrt zullen worden.78 Ook werd op 17 november 1943 in een Befehl bepaald dat de diensten van het personeel om 08:00 uur zouden beginnen. De verdere werktijden worden hierin eveneens vastgesteld. 79 In de andere Kommandaturbefelhe komen geen berichten direct afkomstig van het hoofdkantoor van de SS voor, de meeste zijn van de hand van Gemmeker zelf.80 Het kamp wordt niet regelmatig geïnspecteerd door SS-functionarissen. Ferdinand aus der Fünten, de leider van de Zentrallstelle für Jüdische Auswanderung, heeft het kamp een aantal keer bezocht. Hij kwam hier echter vooral om zichzelf te vermaken, Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 267-268. ‘Rapport van de Joodse kampadministratie over SS’ers en SD’ers die in kamp Westerbork werkzaam zijn geweest’, 14 april 1945, NIOD 250i, inv.nr. 50, 1-2. 77 ‘Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 1 januari 1943, NIOD 250i, inv.nr. 120, 1. 78 ‘Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 30 september 1943, NIOD 250i, inv.nr. 121, 4. 79 Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 17 november 1943, NIOD 250i, inv.nr. 121, 11. 80 Opmerking: er zijn in totaal 38 Kommandaturbefehle. NIOD 250i, inv.nr. 120-122. 75 76 23 bijvoorbeeld door de revue of sportwedstrijden bij te wonen en niet om grondige inspectie te verrichten.81 Wat wel van bovenaf opgelegd werd door de SS, was het aantal joden dat wekelijks op transport gesteld moest worden. De transportlijst werd meestal samengesteld een groep Duitsjoodse prominenten in het kamp. De commandant hoefde de lijst alleen maar goed te keuren. Soms voegde Gemmeker, of zijn secretaresse Frau Hässel zelf een naam toe aan de lijst. Van bovenaf werden ook af en toe namen doorgegeven voor de transportlijst. In het naoorlogse verhoor van kampcommandant Gemmeker beschrijven meerdere kampingezetenen dat er namen doorkwamen naar de administratie via Fraulein Slottke, Franz Fisscher, Willy Zöpf en Ferdinand aus der Fünten.82 Allemaal Duitse SS’ers die belangrijke functies binnen het Duitse bestuur in Nederland vervulden en zich bezighielden met de deportaties van joden vanuit Nederland. Er werd ook van hogerhand ingegrepen wanneer het niet goed ging in het kamp. Zo werd commandant Dischner na een paar maanden vervangen door Gemmeker, omdat onder Dischners leiding de transporten te chaotisch verliepen.83 Toch blijkt uit bovenstaande analyse van het officiële bronnenmateriaal dat de SS zich weinig met kamp Westerbork bemoeide. Waarom zij de keuze hebben gemaakt vrijwel niet in te grijpen in kamp Westerbork is niet geheel duidelijk, dit is dan ook een suggestie voor verder onderzoek. Wat de Duitse leiding in Westerbork vooral aantoont is de bottom-up structuur in het Duitse bestuur in Nederland. Doordat de SS weinig invloed in het kamp uitoefende, lag op dit niveau veel vrijheid bij de kampcommandant en zijn officiëren. Hoewel Westerbork veel overeenkomsten met de algemene modellen van concentratiekampen vertoont, is het kamp niet doelbewust op deze modellen gebaseerd. De verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges kunnen dan ook niet zomaar vanuit deze modellen verklaard worden. Dat de SS zich weinig bemoeide met Westerbork wijst juist op pragmatisme van het Duitse bestuur in Nederland. Dit pragmatisme is ook te zien in de omgang van de Duitse leiding met de verschillen tussen joodse kampingezetenen met en zonder privileges. Zij gebruikten deze verschillen wanneer nodig, maakten de tegenstellingen nog groter door ze in dagelijkse dingen naar voren te laten komen en namen de privileges weer af wanneer dat hen beter uitkwam. Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 269. Verhoor Lotte Fuchs, 4 juni 1948, Verhoor Ottenstein, 4 juni 1948, verhoor Kurt Schlesinger 4 juni 1948 en verhoor Elisabeth Meijerfeld 4 juni 1948. NIOD 270g, inv.nr. 1.3 83 Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 271 81 82 24 Vergelijking Westerbork en Vught Als laatste wil ik nog een vergelijking tussen Westerbork en Vught maken, om aan te tonen waar de verschillen in Duits bestuur met andere concentratiekampen liggen. Daarnaast geeft deze vergelijking inzicht in de verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges in Westerbork. De plannen voor kamp Vught zijn in de oorlog ontstaan, op initiatief van Hanns Albin Rauter, de hoogste vertegenwoordiger van de SS in Nederland. Het kamp was bedoeld als tweede Westerbork, maar daar liepen de deportaties zo soepel dat van Vught een Auffangslager werd gemaakt: de joden die hierheen kwamen moesten werken, maar mochten wel in Nederland blijven. In tegenstelling tot Westerbork stond Vught rechtstreeks onder leiding van de SS-Wirtschafts- und Verwalungshauptant (WVHA) in Berlijn.84 Hierdoor kreeg de commandant ook geregeld voorschriften voor de organisatie van het kamp vanuit Berlijn door.85 Vught is gemodelleerd naar het Dachauer Modell. In Vught moesten de joden in het kamp zichzelf organiseren, nadat er drie Duits-joodse kampingezetenen door de kampleiding werden aangewezen om deze taken op zich te nemen. 86 In Vught was er duidelijk meer controle van de SS van in Westerbork: het kamp ontving orders rechtstreeks uit Berlijn en Rauter kwam het kamp zelf regelmatig inspecteren.87 Ook in Vught was er sprake van een situatie waarin er kampingezetenen met en zonder privileges aanwezig waren. Beide kampen hebben zichzelf georganiseerd, al was in Vught sprake van meer sturing door de benoeming van drie prominenten. Toch werd in Vught minder hard geoordeeld over deze Funktionshäftlinge dan in Westerbork. 88 Waar zit dit verschil in? De ontstaansgeschiedenis van de kampen blijkt een grote rol gespeeld te hebben in de verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges. Westerbork was een Nederlandse schepping en in eerste instantie bedoeld als opvangkamp voor Duits-joodse vluchtelingen, terwijl Vught in oorlogstijd door de Duitse bezetter is gebouwd. In Vught arriveerden de joden met en zonder privileges tegelijk in het kamp, waardoor er minder spanning was tussen nieuwkomers en oudgedienden. Zij hebben in tegenstelling tot de kampingezetenen in Westerbork het kamp gezamenlijk opgebouwd. 84 Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad, 39. Ibidem, 64. 86 Ibidem, 108-110. 87 Ibidem, 55. 88 Ibidem, 162. 85 25 In Vught was de groep kampingezetenen met privileges anders ingericht dan in kamp Westerbork. Ten eerste was het niet zo’n vaststaande groep als in Westerbork. Hier is de groep expliciet benoemd door de Alte Kampinsassen-lijst en leden van deze groep voelden meer zekerheid met betrekking tot vrijstelling van het transport. Dit was in Vught niet het geval, want daar werden de Funktionshäftlinge regelmatig op transport gezet. De posities van deze joden werden weer ingenomen door andere kampbewoners. Hieruit blijkt dat de joden met privileges in kamp Westerbork een veel meer ‘zekere’ positie hadden, wat op meer weerstand bij de groep zonder privileges stuitte. 89 Ook voelden de joden in Vught dat de Duitsers de Funktionshäftlinge in deze positie had gemanoeuvreerd, tegen hun eigen wil in, en dat juist zij zomaar op transport gesteld konden worden, wanneer zij niet goed functioneerden.90 89 90 Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad, 118. Ibidem, 162. 26 Conclusie In deze scriptie stond de volgende vraag centraal: hoe speelt het verschil tussen Duitse en Nederlandse joden in kamp Westerbork een rol en hoe kan dit verklaard worden. Volgens de vroege historiografie speelde het verschil tussen de Duitse en Nederlandse joden een grote rol in kamp Westerbork. Het verschil is door Herzberg, Presser, De Jong en Boas vooral beschreven op het niveau van de beleving van de kampingezetenen, waarin zowel begrip werd getoond voor de vooroorlogse situatie van de Duitse joden in Nederland, als voor de Nederlandse joden die naar een ‘Duits’ kamp gebracht werden. Er wordt in de historiografie in harde bewoordingen over de Duitse joden geschreven: zij worden door Presser en de Jong getypeerd als collaborateurs en Boas beschrijft de Duits-joodse staf van het kamp als ‘joodse SS.’ Volgens de vroege historiografie werkten de Duitse joden in Westerbork samen met de Duitse bezetter en kregen zij hierdoor bevoorrechte posities, die de Nederlandse joden niet bezaten. De verklaring voor de verschillen werd gezocht in de voorgeschiedenis van het kamp als vluchtelingenkamp en de houding van de Duitse en Nederlandse joden naar elkaar toe. Moraal kijkt in haar studie naar Westerbork naar de verschillen in termen van nieuwkomers en oudgedienden, maar kan ook de verschillen in nationaliteit niet loslaten. Ook zij onderzocht de verschillen tussen Duitse en Nederlandse joden op het niveau van de kampingezetenen en hun beleving. In deze scriptie is gekeken naar de officiële bronnen uit Westerbork, waardoor onderzocht kon worden hoe het Duitse bestuur van het kamp het verschil tussen Nederlandse en Duitse joden een rol liet spelen. Hierdoor kwam ook het Duitse bestuur als actor in beeld. Uit mijn onderzoek blijkt dat wat vaak aangeduid is als het verschil tussen Duitse en Nederlandse joden, namelijk dat de eerstgenoemde groep een rol had in de organisatie van het kamp, in beginsel geen nationaal verschil was. In het kamp waren ook Nederlandse joden met een baantje, bijvoorbeeld bij de Ordedienst, en zij hadden door hun Sperre dezelfde privileges als de Duitse joden die op de Alte Kampinsassen-stamlijst stonden, zo bleek uit de Lagerbefehle. Daarom moeten de verschillen vooral gezien worden als verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges, met als grootste privilege voorlopige vrijstelling van transport. De Duitse leiding van het kamp liet deze verschillen ook een rol spelen in het dagelijks leven van de kampingezetenen, door bijvoorbeeld onderscheid te maken in het bezitten van geld. De privileges betekenden echter geen complete zekerheid, want er werd mee gespeeld door ze soms weer af te nemen en joden met een Sperre toch op transport te zetten. Zo hield de Duitse leiding van het kamp de regie altijd in handen. 27 Uit het Dachauer Modell volgt dat het toekennen van privileges aan bepaalde kampingezetenen in het verlengde ligt van het Duitse beleid. Opvallend aan Westerbork is dat de situatie van kampingezetenen met en zonder privileges niet is gecreëerd door het Duitse bestuur, zoals het Dachauer Modell voorschrijft, maar al is ontstaan in de periode dat het kamp nog onder Nederlands beleid stond. Het Duitse bestuur creëerde de verschillen in Westerbork dus niet zelf, maar gebruikte ze wel. Doordat deze tegenstellingen niet door de Duitse leiding in Westerbork zijn geschapen, kan ook niet zomaar worden vastgesteld dat de verklaring van de tegenstellingen in dit model gezocht moet worden. Daarnaast blijkt uit de historiografie vooral een top-down bestuur van concentratiekampen, wat versterkt wordt door het bestaan van een fenomeen als het Dachauer Modell. Het bestaan van een algemeen model dat in alle concentratiekampen doelgericht toegepast werd, past in een intentionalistische visie op de Holocaust. Maar uit mijn onderzoek komt naar voren dat het bestuur van Westerbork minder top-down is dan gedacht. Er waren weinig SS’ers in Westerbork aanwezig en er was geringe controle van bovenaf. Dit liet veel bestuurlijke vrijheid over voor de kampcommandant en zijn officiëren, die in hun pragmatische houding de verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges in het kamp gebruikt en versterkt hebben. De casus van het Duitse bestuur van Westerbork spreekt dit intentionalistische gedachtegoed dus tegen. Uit de secundaire literatuur over kamp Vught bleek dat het Dachauer Modell wel in een Nederlands concentratiekamp toegepast is, en dat er veel meer invloed van de SS in dit kamp was dan in Westerbork. Ook in Vught waren kampingezetenen met en zonder privileges, maar deze zijn door het Duitse bestuur gecreëerd. Hierdoor voelden de joden in Vught meer dat de Duitsers de Funktionshäftlinge in deze positie hadden gemanoeuvreerd, en werd er minder hard over ze geoordeeld dan in Westerbork, waar de groep met privileges niet door de Duitsers gecreëerd is. Daarnaast heeft de ontstaansgeschiedenis een belangrijke rol gespeeld, doordat alle kampingezetenen hier tegelijk in het kamp arriveerden, hebben ze het kamp ook gezamenlijk opgebouwd in tegenstelling tot Westerbork, waar de kampingezetenen met privileges dit alleen voor hun rekening hebben genomen. Ik stel dus op basis van de historiografie vast dat het verschil tussen Nederlandse en Duitse joden in de beleving van de kampingezetenen vaak een grote rol speelde, maar op basis van mijn eigen onderzoek moet ik vaststellen dat dit verschil niet in de officiële documenten is vastgelegd. In die documenten is het verschil tussen joden met en zonder privileges bepalend. Vanwege de voorgeschiedenis van Westerbork viel het verschil tussen kampingezetenen met en zonder privilege regelmatig samen met het verschil tussen Duitse en 28 Nederlandse joden. Het is daarom begrijpelijk dat de oordelen over Duitse joden in Westerbork vaak negatief uitvielen. Dat neemt niet weg dat deze scriptie een belangrijke nuance aanbrengt in de historiografie waarin vaak aangenomen werd dat Duitse joden vanzelfsprekend bij de joden met privileges behoorden en Nederlandse joden niet. Om te verklaren waarom privileges en niet nationaliteit een belangrijke rol in Westerbork speelden, heb ik de organisatie van het kamp op basis van secundaire literatuur vergeleken met andere kampen en in het bijzonder met kamp Vught. Zoals eerder opgemerkt, leek de praktijk van Westerbork te passen bij een algemeen Duits model om kampen te besturen. Dat het verschil tussen joden met en zonder privileges, dat in Westerbork dus regelmatig een verschil tussen Duitse en Nederlandse joden was, een belangrijke rol speelde zou dus verklaard kunnen worden door het gegeven dat Duitsers hun kampen op een vooropgezette manier bestuurden. Ik heb echter laten zien dat het ingewikkelder ligt en dat de historiografie over Westerbork ook op dit punt nuance behoeft. Nuancering van de historiografie is het voornaamste doel van dit onderzoek geweest. Er is veel over Westerbork geschreven, vooral de vroege historiografie is erg bepalend geweest voor de beeldvorming rond het kamp. Door hier nuanceringen in aan te geven, hoop ik bijgedragen te hebben aan het doorgronden van Westerbork. Het begrijpen van Westerbork is ook de reden die me tot dit onderzoek aangezet heeft. Een suggestie voor verder onderzoek zou zijn om de precieze besluitvorming van de SS te onderzoeken rondom het kleinschalig ingrijpen in kamp Westerbork. Daarnaast zou ook gekeken kunnen worden naar de rol die de Duitse joden hebben gespeeld in de totstandkoming van de Alte Kampinsassen lijst en de eerste organisatie onder de Nederlandse commandant Schol. Aantal woorden: 8649 29 Literatuurlijst Bronnen Kurt Schlesinger, ‘Persoenlicher Bericht ueber die Organisation des Lagers Westerbork und die Gesichtspunkte, aus denen sie entstanden ist’, 15 juni 1946, NIOD 250i, inv.nr. 511. Kurt Schlesinger, ‘Gegensaetze zwischen deutschsprachlichen und hollaendischen Juden’, 15 juni 1946, NIOD 250i, inv.nr. 511. ‘Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 1 januari 1943, NIOD 250i, inv.nr. 120. ‘Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 30 september 1943, NIOD 250i, inv.nr. 121. ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 1 februari 1943, NIOD 250i, inv.nr. 105. ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 24 maart 1943, NIOD 250i, inv.nr. 106. ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 8 april 1943, NIOD 250i , inv.nr. 107. ‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, niet gedateerd, tussen 7-31 juli 1943, NIOD 250i, inv.nr. 110. ‘Merkblatt met kampregels voor het Vreemdelingenkamp Westerbork uitgevaardigd door commandant J. Schol’, 11 februari 1942, NIOD 250i, inv.nr. 66. ‘Rapport van de Joodse kampadministratie over SS’ers en SD’ers die in kamp Westerbork werkzaam zijn geweest’, 14 april 1945, NIOD 250i, inv.nr. 50. Verhoor Lotte Fuchs, 4 juni 1948, Verhoor Ottenstein, 4 juni 1948, verhoor Kurt Schlesinger 4 juni 1948 en verhoor Elisabeth Meijerfeld 4 juni 1948, NIOD 270g, inv.nr. 1.3 Literatuur Bloch, Werner, Confrontatie met het noodlot (Hooghalen Herrineringscentrum Kamp Westerbork 2001). Boas, Jacob, Boulevard des Misères. The Story of Transit Camp Westerbork (Connecticut 1985). Cohen, David, Zwervend en Dolend (Haarlem 1995). 30 De Haan, Ido Na de Ondergang. De herinnering aan de Jodenvervolging in Nederland 19451995 (Den Haag 1997). De Haan, Ido, ‘Breuklijnen in de geschiedschrijving van de Jodenvervolging: een overzicht van het recente Nederlandse debat’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 123 (2008) 31-70. Herzberg, Abel, Kroniek Der Jodenvervolging (In Onderdrukking en Verzet, Nederland in Oorlogstijd Deel III, 1950). De Jong, Loe, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 8, Gevangenen en gedeporteerden tweede helft (Den Haag 1978). Kershaw, Ian, ‘’Working Towards the Führer’: reflections on the nature of the Hitler dictatorship’, Contemporary European History 2 (1993) 3, 103-118. Kristel, Conny Geschiedschrijving als opdracht . Abel Herzberg, Jacques Presser en Loe de Jong over de jodenvervolging (Amsterdam 1998). Meeuwenoord, Marieke, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad: een historischsociologische studie van kamp Vught (1943-1944) (PhD Thesis Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, Amsterdam 2011). Moore, Bob, Victims and Survivors. The Nazi Persecution of the Jews in the Netherlands 1940-1945 ((New York 1997). Moraal, Eva, ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ’s avonds naar de revue’: Kamp Westerbork in brieven, dagboeken en memoires (1942-2010) (PhD Thesis Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, Amsterdam 2013). Presser, Jacques, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945, II (’s Gravenhage 1965). Van Rens, Herman, Vervolgd in Limburg: Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog (Hilversum 2013). Wachsmann, Nikolaus KL: een geschiedenis van de concentratiekampen (Amsterdam 2015). 31