Hoofdstuk 2: Verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden

advertisement
Overleven in Westerbork
De verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden in nieuw perspectief
Naam: Lotte Kuipers
Studentnummer: 4157400
Begeleider: Paul van Trigt
Datum: 01/04/2016
Samenvatting
In deze scriptie onderzoek ik hoe de verschillen tussen Duitse en Nederlandse joden in kamp
Westerbork een rol spelen en hoe dit verklaard kan worden. Ik heb hiervoor officiële bronnen
geanalyseerd, die aantonen dat het geen verschil van nationaliteit was wat hier een rol
speelde, maar een verschil tussen kampingezetenen met en zonder privileges. Daarnaast laten
de officiële bronnen een nieuwe actor aan het licht komen: het Duitse bestuur in Nederland.
Op basis van onderzoek in de secundaire literatuur lijken de verschillen tussen
kampingezetenen met en zonder privileges verklaard te kunnen worden vanuit een algemeen
model waarop de meeste concentratiekampen gebaseerd zijn, maar ik toon in mijn scriptie aan
dat deze verklaring complexer ligt.
2
Inhoudsopgave
Inleiding
4
Hoofdstuk 1: Historiografische context
‘De grote drie’
Een joodse geschiedenis?
Recent historiografisch werk
Functionalisme versus intentionalisme
Positionering van het onderzoek
8
8
11
11
12
13
Hoofdstuk 2: Verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden
Geschiedenis kamp Westerbork tot 1942
Een tweedeling op basis van nationaliteit?
Dachauer Modell
Lagerbefehle
14
14
16
18
19
Hoofdstuk 3: Duits bestuur
Concentratiekampen
Invloed van de SS
Vergelijking Westerbork en Vught
22
22
23
25
Conclusie
27
Literatuurlijst
30
3
Inleiding
‘Een grote bouwplaats op de hei’: zo werd Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork
omschreven door een van haar eerste bewoners, Werner Bloch.1 Bloch arriveerde twee weken
na de opening van het kamp, in de herfst van 1939. Na hem zouden nog veel Duitse joden
volgen, die naar Nederland gevlucht waren door de politiek die Adolf Hitler in hun thuisland
voerde. Sommigen van hen, vooral degenen met geld of goede relaties, konden een bestaan in
Nederland opbouwen. Anderen werden in particuliere vluchtelingenkampen door het hele
land opgevangen.2 In 1939 besloot de regering over te gaan tot de bouw van één centraal
vluchtelingenkamp, waar alle Duitse joden opgevangen konden worden: Kamp Westerbork.3
Toen de eerste vluchtelingen naar Westerbork werden gebracht was hier vrijwel niets
aanwezig. De eerste bewoners hebben dan ook een grote bijdrage geleverd aan de opbouw
van het kamp. 4 In eerste instantie leek Westerbork veel op een gewoon dorp, maar na de
capitulatie van Nederland op 15 mei 1940 werden de regels in het kamp steeds strikter. Op 1
juli 1942 werd het kamp overgenomen door de Duitse bezetter en werd Westerbork een
Polizeiliches Durchgangslager. Na de overname kwamen er grote aantallen Nederlandse
joden naar het kamp, die vanaf daar op transport naar het oosten werden gezet.5
Met de komst van de Nederlandse joden ontstonden spanningen binnen het kamp. Al
voordat de Nederlandse joden in Westerbork arriveerden, hadden de Duits-joodse
vluchtelingen de interne organisatie van het kamp op zich genomen. Hierdoor had deze groep
vaste functies in het kamp en waren zij in eerste instantie vrijgesteld van transport. De joden
die vanaf 1942 naar het kamp gedeporteerd werden, hadden geen baan in het kamp en werden
daarom na een kort verblijf naar het oosten gedeporteerd. In Westerbork draaide alles om
vrijgesteld worden van transport, dus deze tweedeling in kampingezetenen met en zonder
baan zorgde voor veel spanningen en onderlinge afgunst tussen de twee groepen.6
1
Werner Bloch, Confrontatie met het noodlot (Hooghalen Herrineringscentrum Kamp Westerbork 2001) 37.
Eva Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ’s avonds naar de revue’: Kamp Westerbork in brieven,
dagboeken en memoires (1942-2010) (PhD Thesis Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, Amsterdam 2013)
345-346.
3
David Cohen, Zwervend en Dolend (Haarlem 1995) 134-135. Raadpleeg ook deze pagina’s voor de motieven
van de regering voor het bouwen van een centraal vluchtelingenkamp in Westerbork.
4
Moraal, Als ik morgen niet op transport ga, 349.
5
Ibidem, 356.
6
Ibidem, 50.
2
4
Probleemstelling, afbakening en wetenschappelijke relevantie
In deze scriptie zal de verhouding tussen deze twee groepen centraal staan: hoe speelt het
verschil tussen Duitse en Nederlandse joden in kamp Westerbork een rol en hoe kan dit
verklaard worden?7 In de historiografie zijn de verschillen tussen de Duitse en Nederlandse
joden in Westerbork vaak onderzocht aan de hand van egodocumenten. In deze scriptie wil ik
officiële bronnen gebruiken om deze verschillen te onderzoeken, bijvoorbeeld documenten
die de regels, bevelen en structuur van het kamp beschrijven. Doordat er door eerdere auteurs
is gekeken naar egodocumenten, zijn de verschillen vooral op het niveau van de
kampingezetenen onderzocht. Bij bestudering van de officiële bronnen, komt een andere actor
in beeld: het Duitse bestuur van kamp Westerbork. Door te kijken naar andere bronnen en
andere actoren, zullen er ook nieuwe verklaringen voor de verschillen aan het licht komen.
Ik zal dit onderwerp bekijken in de periode 1939-1945, om de gehele periode van het
bestaan van Westerbork te kunnen onderzoeken. Het is relevant om vanaf 1939 naar dit
onderwerp te kijken, omdat de periode tot 1942 waarin er alleen Duits-joodse vluchtelingen in
het kamp waren bepalend is geweest voor de latere verhoudingen tussen de twee groepen.
Theoretisch kader
Om een goed antwoord op mijn probleemstelling te geven, maak ik gebruik van een
internationaal debat rondom de Holocaust, namelijk het debat tussen functionalisten en
intentionalisten over het ontstaan ervan. Intentionalisten vormen de oudste school. Deze
historici legden de nadruk op de rol van Hitler en een kleine groep vertrouwelingen rondom
hem, die fanatieke antisemieten waren. De Holocaust was het plan van Hitler dat volgens
sommige intentionalisten al twintig jaar voor de Tweede Wereldoorlog was ontstaan. In de
intentionalistische visie werkte Hitlers politiek doelbewust toe naar het uitroeien van alle
joden.8 De functionalisten daarentegen legden de nadruk op de polycratische structuur van het
Derde Rijk, waarin niet één machtscentrum bestond, maar verschillende machtscentra elkaar
tegenwerkten. Acties moeten niet gezien worden als een uitgedacht plan, maar als reactie op
gebeurtenissen.9 De Holocaust is volgens de functionalisten veroorzaakt door het gebrek aan
juridische normen en het feit dat mensen graag in de gunst van de Führer wilden komen.10 In
7
Om het onderscheid tussen de twee groepen duidelijk te maken zal in eerste instantie aan de terminologie
Duitse en Nederlandse joden vastgehouden worden.
8
Herman van Rens, Vervolgd in Limburg: Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede
Wereldoorlog (Hilversum 2013) 16-17.
9
Van Rens, Vervolgd in Limburg, 17.
10
Ian Kershaw, ‘’Working Towards the Führer’: reflections on the nature of the Hitler dictatorship’,
Contemporary European History 2 (1993) 3, (103-118), aldaar 117-118
5
de functionalistische visie ligt de nadruk op een bottom-up structuur, terwijl bij de
intentionalisten een top-down structuur centraal staat.
In de jaren 80 kwam er een soort ‘gematigd functionalisme’ op. Deze stroming
erkende dat zonder Hitler de Holocaust nooit bestaan zou hebben, maar zag de
functionalistische vraag naar zijn ‘helpers’ wel als een geoorloofde vraag. Zeker omdat het op
zo’n grote schaal vervolgen van joden praktisch niet mogelijk was geweest zonder hulp van
grote groepen mensen. In de geschiedschrijving werd hierdoor minder gefocust op Hitler en
meer op de individuen in de onderste lagen van de bureaucratie. 11 Dit theoretisch kader is
relevant voor mijn scriptie, omdat ik bronnen behandel die leden van het Duitse bestuur in de
lagere bestuurslagen als actor belichten. Hiervoor is het van belang om te begrijpen hoe dit
Duitse bestuur in de Tweede Wereldoorlog in elkaar zat. Daar kan dit theoretisch kader een
raamwerk voor bieden.
Methode
In deze scriptie heb ik geen specifieke methode gebruikt, omdat ik veel verschillende bronnen
geanalyseerd heb. Het eerste gedeelte van mijn scriptie richt zich vooral op het precies
beschrijven van de verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden in Westerbork. Om
deze verschillen in het kampleven te onderzoeken heb ik Lagerbefehle uit kamp Westerbork
bestudeerd. Dit zijn kamporders voor de kampbewoners, waarin nieuwe regels of bepalingen
door de kampcommandant werden verspreid. Deze zijn te vinden in het archief van het
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en Genocidestudies (NIOD), archief 250i
betreffende Judendurchgangslager Westerbork. Ik heb alle Lagerbefehle van het archief
bekeken, waarbij ik specifiek heb gelet op bepalingen over Alte Kampinsassen,
kampingezetenen met een Sperre of Z-stempel. Kampbewoners met een ‘vaste baan’ in het
kamp behoorden namelijk tot deze groepen. Het archief van de Lagerbefehle is een compleet
archief.
In het tweede deel van mijn scriptie staat de verklaring van deze verschillen centraal.
Hiervoor heb ik me ook gebaseerd op primaire bronnen uit het archief van het NIOD. Ik heb
bronnenmateriaal bekeken met betrekking tot de hogere lagen van het bestuur in het kamp,
bijvoorbeeld Kommandaturbefehle en verslagen van het verhoor van Lagerkommandant
Albert Konrad Gemmeker. Verder heb ik me door middel van secundaire literatuur verdiept in
het
11
Duitse bestuur in Nederland
en het
algemene Duitse beleid
omtrent
de
Van Rens, Vervolgd in Limburg, 17-18.
6
concentratiekampen om context te bieden. Bovendien heb ik secundaire literatuur gebruikt om
de vergelijking met kamp Vught te maken.
Opbouw en deelvragen
Als eerste zal de historiografie rondom kamp Westerbork centraal staan. Wat is er over de
verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden geschreven? Door wie? Hoe typeren de
auteurs deze verhoudingen? Ook zal besproken worden vanuit welke positie dit onderzoek
vertrekt en wat de bijdrage van deze scriptie aan de Nederlandse historiografie omtrent
Westerbork zal zijn. Vervolgens zullen de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden
onderzocht worden aan de hand van de Lagerbefehle. Hoe spelen de verschillen tussen de
twee groepen een rol in het kampleven? In het derde hoofdstuk onderzoek ik het Duitse
bestuur van Westerbork. Wat voor bestuur was dit? Hoe verhield het bestuur van Westerbork
zich tot andere concentratiekampen? Als laatste geef ik in de conclusie antwoord op de
hoofdvraag en doe ik een suggestie voor verder onderzoek.
7
Hoofdstuk 1: Historiografische context
Kamp Westerbork is een belangrijk onderdeel van de Jodenvervolging en de Tweede
Wereldoorlog in Nederland, daarom moet geschiedschrijving over Westerbork in dit bredere
kader worden gezien. In de geschiedschrijving over Westerbork zijn twee stromingen te
herkennen. De wetenschappelijke geschiedschrijving, die zich kenmerkt zich door een
analyserende benadering en de publieksgerichte geschiedschrijving, die zich concentreert op
de herinneringscultuur rondom het kamp. 12 In de vroege historiografie is vooral een
wisselwerking tussen deze twee soorten geschiedschrijving te zien, waarin zowel analyse als
herinnering centraal staat. In dit hoofdstuk zet ik de historiografie in grote lijnen uiteen en
komen de belangrijkste auteurs voor mijn onderzoek aan bod.
‘De grote drie’
De vroegste geschiedschrijving van Nederlandse bodem over de concentratiekampen is van
de hand van overlevenden zelf. Direct na de oorlog werd een aantal getuigenissen van
overlevenden gepubliceerd, deze waren vooral beschrijvend van aard.
13
Het eerste
geschiedkundige werk kwam van Abel Herzberg, die in 1950 zijn Kroniek der
Jodenvervolging publiceerde. Samen met Jacques Pressers Ondergang (1965) en Het
Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van Loe de Jong (1974), zette
Herzberg de historiografie van Westerbork op de kaart. Deze drie auteurs hebben Westerbork
getypeerd als hét belangrijkste kamp van waaruit joden werden gedeporteerd en hebben de
uitgangspunten voor het wetenschappelijke debat rondom de Jodenvervolging en Westerbork
bepaald.14
Alle drie de auteurs behandelen de verhouding tussen de Duitse en Nederlandse joden
in het kamp. Herzberg onderzoekt in zijn Kroniek kamp Westerbork slechts kort. Hij heeft de
begrippen geïntroduceerd die tot op heden bepalend zijn voor het debat rondom Duitse en
Nederlandse joden. Hij beschrijft de Duitse joden als een ‘kaste’ of de ‘adel’, waarmee hij ze
als de top van de samenleving typeerde, die een afgebakende groep vormde.15 Herzberg merkt
op dat er veel onderlinge afgunst bestond tussen de Duitse en Nederlandse joden, mede
doordat de Duitse joden zich niet altijd even ‘edel’ gedroegen. Deze tegenstellingen werden
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 17.
Ibidem, 21.
14
Ibidem, 21-22.
15
Abel Herzberg, Kroniek Der Jodenvervolging (In Onderdrukking en Verzet, Nederland in Oorlogstijd Deel III,
1950) 198.
12
13
8
volgens Herzberg versterkt door de nationale verschillen tussen de twee groepen. 16 Verder is
Herzberg relatief mild over de Duitse Joden. Hij merkt op dat deze Alte Kampinsassen
uiteindelijk hetzelfde lot stond te wachten als de Nederlandse joden: deportatie naar het
oosten.17 Hij ziet dat Westerbork een relatief ‘goed’ kamp was, in vergelijking met andere
kampen die onder direct Duits bestuur stonden. Herzberg schrijft: ‘Maar hij, die in
verschillende Duitse kampen vertoefd heeft en in de gelegenheid is geweest de vergelijking te
maken tussen direct en indirect Duits bestuur, tussen inschakeling en niet-inschakeling van
een joods medebestuur, oordeelt met grote reserve.’ 18 Hier laat hij zien dat het ten eerste
verschil maakte of een kamp onder direct Duits bestuur stond of niet, maar impliceert hij ook
dat het zo slecht niet was dat Westerbork een Duits-joods bestuur kende.
Presser besteedt meer aandacht aan Westerbork in Ondergang. Ook Presser is
begripvol ten opzichte van de Duitse joden. Hij schetst hoe de Duitse joden in Nederland
slecht behandeld werden: ‘Het zij uitgesproken, dat hier dingen gebeurd zijn, vooral
houdingen aangenomen, die voor de zwakke partij in deze, de asylzoekenden, niet te dragen
moeten zijn geweest’.19 Daarnaast maakt Presser onderscheid tussen de Duitse joden van het
eerste uur en Duitse joden die nog tot 1942 in de Nederlandse maatschappij geleefd hebben.
Ook deze groep werd door de eerste bewoners met argwaan ontvangen, net als de
Nederlandse joden die daarna in het kamp aankwamen. Volgens Presser kwam deze argwaan
van de vluchtelingen voort uit angst om hun banen en posities kwijt te raken aan de
nieuwkomers.20 Presser ziet, evenals Herzberg, dat de nationale verschillen de tegenstellingen
tussen de groepen groter maakten. Hij gaat echter nog een stapje verder, door de typische
Duitse karaktereigenschappen van de Duitse joden te benoemen, zoals afblaffen en de baas
spelen. Volgens de Nederlandse joden hadden de vluchtelingen een andere, Duitse,
mentaliteit.21 Presser merkt op dat de Duitse joden gezien werden als collaborateurs. Hierdoor
beschrijft hij de tegenstellingen tussen de Duitse en Nederlandse joden in sterkere
bewoordingen dan Herzberg.22
De Jong richt zich in zijn Koninkrijk vooral op de organisatie van het kamp, maar kijkt
ook naar de verschillen tussen Duitse en Nederlandse joden. Hij speculeert over het feit dat de
Duitse bezetter al verwacht had dat de Duits-joodse vluchtelingen bereid waren om de
16
Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging,199.
Ibidem, 202.
18
Ibidem, 200.
19
Jacques Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945, II (’s
Gravenhage 1965), 353.
20
Presser, Ondergang, 354.
21
Ibidem, 355.
22
Ibidem, 356.
17
9
organisatie op zich te nemen, in ruil voor uitstel van deportatie. Volgens De Jong zijn hier
geen bewijzen voor, maar hij zegt dat het ‘in de schijn van het Duitse beleid lag,’ om hier
vanuit te gaan. 23 Er was een aantal leden van de Schutzstaffel (SS) in het kamp en ook
Nederlandse werknemers, maar bijna al het organisatorische werk werd door de Duitse joden
uitgevoerd.24 De Jong schrijft dat deze Duitse joden zich niet tolerant gedroegen ten opzichte
van de Nederlandse joden, maar ook dat zij dit vooral deden om hun eigen leven te redden.
Hij trekt een opvallende vergelijking tussen de Duitse joden en de leden van de Joodse Raad,
die hij beide als collaborateurs typeert. Hij vindt de collaboratie van de Duitse joden
verwerpelijker, omdat zij keer op keer mensen aangewezen hebben voor transport, waarvan ze
wisten dat die naar Auschwitz zouden verdwijnen. Volgens De Jong heeft zich nooit een
geval van werkweigering voorgedaan bij de joodse staf van Westerbork, waaruit de
medewerking van de Duitse joden blijkt.25
In de werken van Herzberg, Presser en De Jong is dus al vroeg onderzoek gedaan naar
de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden.26 De drie auteurs leveren zeer forse
kritiek op de houding van de Duitse joden. Presser en De Jong typeren ze zelfs als
collaborateurs. Daarnaast besteden de auteurs wel aandacht aan de positie van de Duitse joden
voordat Westerbork een Durchgangslager werd, waardoor er meer begrip voor de Duitse
joden getoond wordt. Toch is in deze geschiedschrijving van ‘de grote drie’ wel het idee van
tegenstellingen en problemen tussen Duitse en Nederlandse joden ontstaan, waarin er nadruk
op verschillen in nationaliteit gelegd werd. In hun onderzoek ligt de nadruk op een klein
groepje Duits-joodse prominenten die de macht hadden. De Oberdienstleiter Kurt Schlesinger
krijgt als kopstuk bijvoorbeeld veel aandacht, evenals Dr. Spanier, die aan het hoofd van het
ziekenhuis stond.27
De bronnen die de auteurs gebruiken, zijn voornamelijk de egodocumenten van Etty
Hillesum en Philip Mechanicus. Vooral de laatste auteur wordt vaak aangehaald door Presser.
Ook Herzberg heeft zijn paragraaf over Westerbork grotendeels op Mechanicus gebaseerd.28
Deze egodocumenten zijn daardoor bepalende bronnen geweest voor de geschiedschrijving
rondom Westerbork. Deze bronnen zijn veelvuldig door alle auteurs gebruikt, waardoor er in
de vroege wetenschappelijke geschiedschrijving weinig diversiteit aan bronnen bestaat. In de
23
Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 8, Gevangenen en gedeporteerden
tweede helft (Den Haag 1978) 726.
24
De Jong, Het Koninkrijk 8, 737.
25
Ibidem, 758.
26
Conny Kristel, Geschiedschrijving als opdracht . Abel Herzberg, Jacques Presser en Loe de Jong over de
jodenvervolging (Amsterdam 1998) 17.
27
Zie Herzberg: 199, 207-208. De Jong: 729, 742, 745-747. Presser: 360-361
28
Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging, 197 (voetnoot 31).
10
studies van Herzberg, Presser en De Jong zijn ook de officiële documenten uit Westerbork
gebruikt, maar vooral om de organisatie van het kamp te onderzoeken.
Een joodse geschiedenis?
De eerste wetenschappelijke werken zijn geschreven door Nederlands-joodse auteurs, op
wiens leven de Tweede Wereldoorlog een enorme impact heeft gehad. Dit kan ervoor gezorgd
hebben dat zij in hardere bewoordingen over de Duitse joden hebben geschreven. Dat is ook
het geval in Boulevard Des Misères: The Story of Transit Camp Westerbork (1985) van Jacob
Boas. De joodse Boas is geboren in kamp Westerbork en groeide op in Amsterdam. 29 Hij
onderzoekt ook de verschillen tussen Duitse en Nederlandse joden. Hij merkt op dat de ‘haat’
voorkomt uit de geschiedenis van de Duitse joden, die ook door de Nederlandse joden niet
geholpen werden toen ze asiel zochten in Nederland. Boas beschrijft de verhoudingen
treffend: ‘Westerborks other tragedy was the war of Jew against Jew that broke out when
Westerbork became Durchgangslager practically run by the erstwhile outcasts.’ 30 Hij
beschrijft de organisatie van de Duitse joden en toont aan hoe efficiënt deze geregeld was.
Deze efficiëntie zag Boas ook bij de Ordedienst, die hij als ‘Jewish SS’ typeert. 31 Hij is
kritisch op de Ordedienst, mede doordat deze mannen ingezet werden buiten het kamp en zich
gedroegen als ware Nazi’s. 32 Volgens Boas was Westerbork een modelkamp door de
tegenstellingen tussen de Duitse en Nederlandse joden. De onderlinge haat zorgde ervoor dat
ze zich niet als één man tegen de Duitse bezetter hebben gekeerd, maar vooral tegen elkaar. 33
We vinden hier in een later werk een kritische beschouwing van de Duitse joden in kamp
Westerbork, die past bij een manier van schrijven door overlevenden.
Recent historiografisch werk
In de periode na de werken van Herzberg, Presser, De Jong en Boas is er vooral
publieksgerichte geschiedschrijving rondom Westerbork verschenen. In 1983 werd
Herinneringscentrum Kamp Westerbork (HCKW) opgericht. Het herinneringscentrum
verzamelende veel egodocumenten en memoires en heeft thematische cahiers uitgegeven.34
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 27 (voetnoot 52).
Jacob Boas, Boulevard des Misères. The Story of Transit Camp Westerbork (Connecticut 1985) 38.
31
Boas, Boulevard des Misères, 47.
32
Ibidem, 49.
33
Ibidem, 53.
34
Ido de Haan, Na de Ondergang. De herinnering aan de Jodenvervolging in Nederland 1945-1995 (Den Haag
1997) 155.
29
30
11
Concentratiekampen als wetenschappelijk onderzoeksobject hebben de laatste jaren
weer centraal gestaan. Van Nederlandse hand zijn enkele kampstudies verschenen: Kamp
Amersfoort (2003) door Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel en Het hele leven is hier een
wereld op zichzelf: Geschiedenis van Kamp Vught (2014) van Marieke Meeuwenoord. Ook
kamp Westerbork is recentelijk onderzocht, door Eva Moraal in haar boek Als ik morgen niet
op transport ga… Kamp Westerbork in Herinnering en Beleving (2014). In haar studie
onderzoekt Moraal het kamp aan de hand van egodocumenten, waardoor de herinnering en
beleving van Westerbork centraal komt te staan. Zij wijdt ook een hoofdstuk aan de
verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden in Westerbork. Ze bestudeert aan de hand
van egodocumenten de tegenstellingen tussen, zoals zij ze noemt, de Duits-joodse
oudgedienden en de Nederlands-joodse nieuwkomers. In haar studie ligt de nadruk op de
termen oudgedienden en nieuwkomers, alhoewel Moraal ook stelt dat nationaliteit ertoe
deed. 35 Moraal bekijkt ook memoires en concludeert hieruit dat het beeld over de Duitsjoodse prominenten na de oorlog milder is geworden en er minder werd gekeken naar de
verschillen in nationaliteit, maar vooral naar de verschillen in posities. 36 Dit idee dat de
verschillen in mindere mate nationale verschillen zijn, wordt verder uitgewerkt in deze
scriptie, al wordt hier niet op de beleving gefocust zoals Moraal heeft gedaan.
Functionalisme versus intentionalisme
Aan zowel Herzberg, als Presser en De Jong kan een intentionalistische visie op de Holocaust
toegeschreven worden. Zij gingen er alle drie vanuit dat het Duitse systeem effectief werkte
en dat de vervolging van de Nederlandse joden met voorbedachte rade in Nederland is
geïmplementeerd. 37 Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk in het eerste deel van De Jongs
Koninkrijk. In het hoofdstuk ‘Das Dritte Reich’ stelt De Jong Hitler en zijn ideeën centraal.
Hij legt de nadruk op het plan van Hitler om alle joden te vervolgen en stelt dat hij in dit plan
gevolgd werd.38
In de Nederlandse geschiedschrijving is relatief weinig aandacht voor het debat tussen
functionalisten en intentionalisten, constateert historicus Ido de Haan in zijn artikel
‘Breuklijnen’. Er is weinig onderzoek gewijd aan de planning en besluitvorming van de
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 359.
Ibidem, 400.
37
Ido De Haan, ‘Breuklijnen in de geschiedschrijving van de Jodenvervolging: een overzicht van het recente
Nederlandse debat’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 123 (2008), 1, 3170, aldaar 43.
38
De Jong, Het Koninkrijk, 404-409.
35
36
12
Jodenvervolging in Nederland.39 In de recentere historiografie wordt meer aandacht besteed
aan het gefragmenteerde karakter van het Duitse bestuur in Nederland, waarin speelruimte
voor verschillende Duitse instanties was. 40 Waar Herzberg, Presser en De Jong de nadruk
legden op het doelgerichte karakter van het Duitse bestuur in Nederland, blijkt uit recent
onderzoek dat het Duitse Bestuur in Nederland helemaal niet zo gestructureerd en doelgericht
was. 41 Historicus Bob Moore roept bijvoorbeeld in zijn studie de vraag op of het Duitse
bestuur in Nederland wel goed op de hoogte was van de plannen die in Berlijn gemaakt
werden.42 Op de vrijheden die in lagere bestuurslagen van het Duitse bestuur bestonden, zal ik
verderop in deze scriptie terugkomen.
Positionering van het onderzoek
Mijn onderzoek naar hoe de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden in kamp
Westerbork een rol spelen, vertrekt vanuit een rijke historiografie. Er is veel aandacht besteed
aan de tegenstellingen tussen deze groepen, maar aan de hand van egodocumenten en eigen
ervaring. Deze scriptie zal aan de ene kant een bijdrage leveren aan de historiografie door de
verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden te onderzoeken aan de hand van officiële
bronnen. Aan de andere kant wordt het Duitse bestuur van Westerbork onderzocht om de
verschillen tussen deze groepen te verklaren. Door het debat rondom de Holocaust tussen
intentionalisten en functionalisten is veel nieuwe literatuur over het Duitse bestuur
verschenen. Met deze inzichten in gedachten, is nog weinig onderzoek naar kamp Westerbork
gedaan. Iets waar deze scriptie verandering in zal brengen.
De Haan, ‘Breuklijnen in de geschiedschrijving van de Jodenvervolging’, 42.
Ibidem, 43.
41
Ibidem, 46.
42 Bob Moore, Victims and Survivors. The Nazi Persecution of the Jews in the Netherlands 1940-1945 ((New
York 1997) 16.
39
40
13
Hoofdstuk 2: Verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden
Jacques Presser beschreef in Ondergang hoe de Duitse joden zich op een ‘Duitse’ manier
gedroegen, door andere kampingezetenen af te blaffen en de baas te spelen, tot ongenoegen
van hun Nederlandse geloofsgenoten. In dit hoofdstuk zal ik de verhoudingen tussen Duitse
en Nederlandse joden onderzoeken aan de hand van officiële bronnen. Om de oorsprong van
deze verhoudingen te begrijpen, zal eerst op de geschiedenis van kamp Westerbork worden
ingegaan.
Geschiedenis kamp Westerbork tot 1942
Na de machtsovername van de NSDAP in 1933 vluchtten veel Duitse joden naar Nederland.
Nederland sloot in 1938 de grenzen om goede banden met Duitsland te onderhouden, maar de
vluchtelingen bleven illegaal over de grens komen. Het aantal Duits-joodse vluchtelingen liep
in deze periode flink op. Daarom werd besloten om over te gaan tot het bouwen van een
centrale woonplaats voor deze vluchtelingen: Westerbork.43
De eerste bewoners van het kamp waren de Duitse joden die geen bestaan konden
opbouwen in de Nederlandse samenleving. Deze Duitse joden waren veelal tegengewerkt
door de Nederlandse instanties en voelden zich in de steek gelaten door de Nederlandse
joden.44 Bij de capitulatie in mei 1940, bevonden zich ongeveer 750 joodse vluchtelingen in
het kamp. 45 In eerste instantie was Westerbork een soort dorp, dat onder leiding van
Binnenlandse Zaken stond en waar een niet-militaire directeur de leiding voerde. In juli 1940
kwam het kamp onder leiding van het ministerie van Justitie te staan en kreeg het een
militaire commandant: Jacques Schol.46
In deze periode werden de regels in het kamp aangescherpt. Het kamp werd omheind
en op bevel van de SS uitgebreid.47 Tegelijkertijd ontstond ook de interne organisatie van het
kamp door de Duitse joden. Kurt Schlesinger, de latere Oberdienstleiter van het kamp heeft
aantekeningen nagelaten over deze periode. Hij beschrijft hoe er steeds meer Duitse officials
naar het kamp kwamen en dat de kampbewoners voelden aankomen dat de Duitsers
Westerbork wilden overnemen.48 Boas schrijft Schlesinger een groot aandeel in de interne
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 345-346.
Boas, Boulevard des Misères, 38
45
Ibidem, 37.
46
Ibidem, 39.
47
Marieke Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad: een historisch-sociologische
studie van kamp Vught (1943-1944) (PhD Thesis Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, Amsterdam 2011) 47.
48
Kurt Schlesinger, ‘Persoenlicher Bericht ueber die Organisation des Lagers Westerbork und die
Gesichtspunkte, aus denen sie entstanden ist’, 15 juni 1946, NIOD, 250i, inv.nr. 511, 2-3.
43
44
14
organisatie toe, volgens Boas is de organisatie op initiatief van Schlesinger ontstaan, evenals
de lijst met Alte Kampinsassen die later opgesteld werd.49 Schlesinger was een invloedrijke
man in Westerbork, dus geheel onlogisch is deze gedachtegang van Boas niet. Er is echter
nergens bewijs voor de grote rol van Schlesinger in de totstandkoming van de organisatie. Hij
schrijft alleen in zijn memoires dat de organisatie het beste door de Duitse joden gedragen
kon worden, zodat zij een soort buffer konden vormen tussen de kampingezetenen en de
SS’ers. 50 Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het naoorlogse aantekeningen zijn, dus
Schlesinger kan dit met enige agenda in geschreven hebben.
Uit Merkblatt ueber die wesentlichtsten im Vreemdelingenkamp Westerbork geltenden
Bestimmungen, uitgevaardigd op 11 februari 1942 door commandant Schol, blijkt de nieuwe
organisatiestructuur van het kamp. Er werden barakleiders en hun plaatsvervangers benoemd
en hun taakomschrijving vastgesteld. Ook de verdere regels van het kamp werden uiteengezet,
betreffende zaken als appèl en verduistering van de barakken.51. Toen de Befehlshaber der
Sicherheitspolizei und des SD (BdSD), het hoogste orgaan van de SS in Nederland, het kamp
in juli 1942 overnam en Westerbork een Durchgangslager werd, kwamen er een paar SSofficials naar het kamp. Hieronder bevond zich een Duitse commandant: Erich Deppner, die
Schol als commandant verving.52 Deze SS’ers veranderden vrijwel niets aan de organisatie in
Westerbork en namen vooral de bestaande structuren over.
Na de overname van het kamp door de Duitse bezetter, werden ook de eerste joden
vanuit Amsterdam naar Westerbork getransporteerd. De eerste Nederlandse Joden die in
Westerbork aankwamen, werden daar geconfronteerd met een geheel Duits kamp. Er werd
Duits gesproken en alle taken werden door de Duitse joden uitgevoerd. Doordat de Duitse
joden de organisatie van het kamp in handen hadden, waren zij nodig voor het bestaan van het
kamp en waren ze voorlopig vrijgesteld van transport. De Nederlandse joden hadden dit
privilege niet en werden vaak na een kort verblijf in het kamp op de deportatietreinen naar het
oosten gezet.53 Daarnaast hadden de Duitse joden de zeggenschap over de transportlijst in
handen. De SS-commandant bekeek alleen of er genoeg namen op de lijst stonden. Welke
namen dat waren, was aan de Duits-joodse leiding van het kamp.54 Dit gaf deze groep veel
49
Boas, Boulevard des Misères, 40.
Kurt Schlesinger, ‘Persoenlicher Bericht ueber die Organisation des Lagers Westerbork und die
Gesichtspunkte, aus denen sie entstanden ist’, 15 juni 1946, NIOD, 250i, inv.nr. 511, 5-6.
51
‘Merkblatt met kampregels voor het Vreemdelingenkamp Westerbork uitgevaardigd door commandant J.
Schol’, 11 februari 1942, NIOD 250i, inv.nr. 66, 1-2.
52
Boas, Boulevard des Misères, 41,
53
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 50.
54
Ibidem, 371.
50
15
macht in handen, die volgens sommige historici misbruikt werd door de eerst de andere
Duitse joden van transport te redden, en de Nederlandse meteen door te sturen.55
Een tweedeling op basis van nationaliteit?
De bovengenoemde redenen zijn in de historiografie veelvuldig aangehaald wanneer de
verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden beschreven werden. Zo simpel als
hierboven beschreven, ligt de ‘tweedeling’ tussen de groepen echter niet. In de historiografie
is vooral gefocust op de verschillen tussen de Duitse en Nederlandse joden, wat impliceert dat
deze tegenstelling van nationale aard was. Om inzicht te krijgen in de rol die deze verschillen
in kamp Westerbork speelden, is het van belang de vraag te stellen of deze verschillen wel
voortkwamen uit nationaliteit.
De groep Alte Kampinsassen is niet over één kam te scheren, zoals ook Presser
opmerkte. Binnen de Alte Kampinssassen was er een groep Duitse joden die vanaf het begin
in het kamp woonde en een groep die nog een aantal jaar in de Nederlandse samenleving had
geleefd. Toen de transporten naar Westerbork op gang kwamen in 1942 koos de Duitse
bezetter ervoor om eerst de Duitse joden die nog in Nederland woonden te deporteren, omdat
zo de rust onder de Nederlanders bewaard werd.56 Deze groep Duitse joden had een bestaan in
Nederland opgebouwd en had dus een hele andere voorgeschiedenis dan de eerste bewoners
van kamp Westerbork. Volgens Schlesinger hadden deze nieuwkomers meer gemeen met de
Nederlanders dan met de Alte Kampinsassen, omdat deze Duitse joden ook maar weinig
aandacht hadden gehad voor de vluchtelingen in de kampen. 57 Dit was een groep van
ongeveer 500 mensen die over het algemeen wordt samengetrokken met de groep van 750
Duitse joden die tot de eerste bewoners van het kamp gerekend werden. Zij behoorden allen
tot de Alte Kampinsassen, maar deze groep wordt ten onrechte als één geheel gezien: er
bestonden ook binnen deze groep Duitse joden verschillen.58
Vanaf 15 juli 1942 werden er Nederlandse joden naar Westerbork gedeporteerd.59 De
Nederlandse joden waren niet geheel kansloos als het op baantjes aankwam, sommigen
werkten zich op in de kamphiërarchie en kregen zo dezelfde privileges en een enigszins
veilige positie in het kamp. 60 Uit het onderzoek van historicus Moore blijkt dat deze
55
Bob Moore, Victims and Survivors, 129.
De Jong, Het Koninkrijk, deel 6 eerste helft pagina 4/5
57
Kurt Schlesinger, ‘Gegensaetze zwischen deutschsprachlichen und hollaendischen Juden’, 15 juni 1946,
NIOD 250i, inv.nr. 511, 3.
58
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 353-354
59
Presser, Ondergang, 354.
60
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 361. Voorbeelden van Elie Cohen en Nora Keizer.
56
16
Nederlandse joden met een veilige positie zich niet anders gedroegen dan de Alte
Kampinsassen en andere gesperrden. 61 Dit suggereert dat de tegenstellingen in de eerste
plaats niet in nationaliteit gezocht moeten worden, maar vooral in het onderscheid tussen
kampingezetenen mét privileges en de kampingezetenen zonder deze privileges.
Een casus die deze stelling versterkt, is die van de Ordedienst in Westerbork. Deze
ontstond in maart 1942 onder leiding van de Duits-joodse Arthur Pisk en bestond uit achttien
Duitse joden en twee Nederlandse joden. Er kwamen steeds meer joden naar Westerbork en
het kamp groeide enorm, waardoor ook de Ordedienst steeds groter werd. In 1943 bestond de
Ordedienst uit tweehonderd werknemers, waarvan de helft uit Nederlandse joden bestond. De
Ordedienst is in de historiografie rondom Westerbork getypeerd als de ‘joodse SS’ en werd
binnen het kamp gezien als het grootste kwaad. Zij waren de bewakers, hielpen de
Ordnungspolizei met het oppakken van joden en assisteerden bij de transporten.62 ‘From all
accounts, they vied in brutality with the Nazi’s’, zoals Boas het omschrijft.63 Ook in het
beschrijven van de verhoudingen tussen Duitse en Nederlandse joden wordt de Ordedienst
vaak aangehaald om aan te tonen hoe de Duitse joden ‘collaboreerden’ met de Duitse
bezetter. Echter, de helft van de leden van de Ordedienst waren Nederlandse joden, dus hier
gaat het nationale element niet op: het spreekt de nationale tegenstellingen zelfs tegen.
Moraal beschrijft in haar proefschrift de verhoudingen tussen de Duitse en
Nederlandse joden in Westerbork als volgt:
Juist omdat in de begindagen van het doorgangskamp haast alle posities werden bekleed
door de voormalige Duits-joodse vluchtelingen, ontstond de situatie dat de scheidslijn
tussen oudgedienden en nieuwkomers er ook één van nationaliteit was.
Uit mijn analyse van het bronnenmateriaal blijkt een genuanceerder beeld. De tegenstellingen
lijken vooral te draaien om kampingezetenen mét baantjes en privileges en kampingezetenen
zonder deze voordelen. Het valt niet te ontkennen dat tot de eerste groep voornamelijk joden
met een Duitse nationaliteit behoorden en de tweede groep voornamelijk uit Nederlandse
joden bestond, maar de tegenstellingen zijn niet in beginsel nationale tegenstellingen. De
tegenstellingen worden niet veroorzaakt door nationaliteit, maar door de manier waarop de
kamphiërarchie tot stand is gekomen. De Duitse joden hadden meer kans op privileges, omdat
61
Moore, Victims and Survivors, 221.
Boas, Boulevard des Misères, 49. Bijvoorbeeld bij het oppakken van Joden uit de psychiatrisch hospitaal in
Apeldoorn of helpen bij het oppakken van Joden in Amsterdam.
63
Ibidem, 49.
62
17
zij zich vanaf het eerste moment onmisbaar in het kamp konden maken. Maar uit het
bronnenmateriaal blijkt dat dit voor Nederlandse joden niet onmogelijk was.
Dachauer Modell
Dat er tegenstellingen tussen kampingezetenen ontstonden, was niet uniek voor Westerbork.
Er bestaat een model voor concentratiekampen dat het maken van onderscheid tussen
kampingezetenen voorschrijft: het Dachauer Modell. Dit is het model waarop veel
concentratiekampen gebaseerd zijn. Het model is gebaseerd op kamp Dachau, waarin al vanaf
1933 gevangenen werden ingezet om de orde in het kamp te handhaven. Deze gevangenen
werden Funktionshäftlinge genoemd. Dit idee kwam deels voort uit het feit dat de Duitsers de
kampen met zo min mogelijk manschappen wilden runnen, maar het was ook een manier om
de gevangenen medeplichtig te laten worden aan de terreur van de SS. In beginsel werkte het
systeem zo, dat Funktionshäftlinge bepaalde privileges kregen in ruil voor organisatie en
ordebewaking in het kamp. Deze privileges konden de overlevingskansen van de gevangene
verhogen en ook zijn of haar vrienden en familieleden konden hierdoor betere posities
krijgen. Zo creëerden de Duitsers een systeem waarin een felle strijd ontstond tussen
gevangenen die allemaal graag privileges wilden bezitten. Het paste dus in het beleid van de
Duitsers
om
tegenstellingen
tussen
de
kampbewoners
te
creëren.
Wanneer
de
Funktionshäftlinge niet naar behoren functioneerden, werden zij hard gestraft door de SS.
Niet goed functioneren betekende in veel gevallen het doodvonnis, dus traden de
Funktionshäftlinge zelf extra hard op om dit te voorkomen.64
Dit systeem is terug te zien in kamp Westerbork, al neemt dit kamp door zijn
ontstaansgeschiedenis een bijzondere positie in. Hier hebben kampingezetenen van het eerste
uur zichzelf georganiseerd en privileges toegeëigend, waardoor de Duitse bezetter deze
verschillen niet hoefde te creëren, maar vooral kon gebruiken. Opvallend is dat er een
algemeen model bestaat waarop Duitse concentratiekampen gebaseerd werden. Dit suggereert
dat er bij de Duitsers een soort plan klaarlag, waarin alle kampen op een bepaalde manier
werkten en met een bepaald doel ingericht waren. Zelfs kampen zoals Westerbork, die niet
specifiek naar het Dachauer Modell georganiseerd zijn, vertonen grote gelijkenissen met het
model.
64
Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad, 60-62.
18
Lagerbefehle
De Duitse leiding van Westerbork hoefde geen tegenstellingen tussen kampingezetenen te
creëren, want deze waren zonder hun toedoen al ontstaan. Zij konden deze tegenstellingen
wel echter wel gebruiken. Aan de hand van Lagerbefehle zal ik aantonen hoe de Duitse
leiding in kamp Westerbork dit gedaan heeft.
In een van de eerste officiële Lagerbefehle, N. 4. gedateerd op 1 februari 1943, werd
de Alte Kampinsassen-lijst kenbaar gemaakt aan de kampbewoners. Tot de groep Alte
Kampinsassen behoorden volgens deze order alle joden die voor 14 Juli 1942 om 24:00 uur in
het kamp aanwezig waren. Ook familieleden die na deze datum zijn binnengekomen en deel
uitmaakten van het gezin van degene die er al woonde (echtgenoot, echtgenote en kinderen
onder de 16 jaar) behoorden tot de Alte Kampinsassen. Personen die na 1 februari 1943 met
een Alte Kampinsasse zijn getrouwd, mochten geen aanspraak meer maken op dit gezin en
hoorden dus niet bij deze groep. Ook Alte Kampinsassen die na deze datum met een ‘gewone
kampbewoner’ trouwden, verloren hun status.65 Uit deze order blijkt welke kampingezetenen
aanspraak maakten op de privileges van de Alte Kampinsassen en welke hierbuiten vielen. Op
1 februari 1943 waren er al Nederlandse joden in het kamp aanwezig die niet tot deze
stamgroep behoorden. De scheidslijnen tussen de kampingezetenen met en zonder privileges
worden in deze kamporder expliciet duidelijk gemaakt.
Een plek op de Alte Kampinsassen-lijst betekende voorlopige vrijstelling van transport
en dus voorlopig lijfsbehoud. Buiten dit enorme privilege werd er ook op andere manieren
onderscheid gemaakt tussen de gesperrden en de andere kampbewoners. Zo staat in
Lagerbefehl Nr. 19 van maart 1943 over het roken van kampingezetenen, dat voor iedereen
met een Z-stempel, rood of blauw, roken toegestaan was.66 Voor alle andere kampingezetenen
is het ‘rooken principieel verboden.’67 Ook wat betreft het bezitten of ontvangen van geld
bestonden er verschillen. Uit Lagerbefehl Nr. 10 blijkt dat alle kampingezetenen met een Zstempel, rood en blauw, te allen tijde in het bezit mochten zijn van 250 gulden. Zij mochten
ook geld van buiten het kamp ontvangen, als het bedrag wat zij bezaten niet boven de 250
gulden uitkwam. De joden die niet in het bezit waren van zo’n stempel, moesten bij aankomst
in het kamp al het geld in hun bezit afgeven en mochten in het kamp geen geld ontvangen en
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 1 februari 1943, NIOD 250i, inv.nr.
105, 18.
66
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 109-110 (voetnoot 400): Blauwe stempels waren voor alle
andere kampingezetenen die vrijgesteld waren van transport maar niet tot de stamgroep behoorden, bijvoorbeeld
gedoopten, gemengd gehuwden en Joden die op een speciale lijst stonden zoals de Palestina of Puttkammer lijst.
67
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 24 maart 1943, NIOD 250i, inv.nr.
106, 25.
65
19
ook geen geld bezitten. Hierdoor hadden zij minder middelen dan de kampingezetenen met
privileges.68
Daarnaast werd er onderscheid gemaakt in de spertijd. In Lagerbefehl Nr. 33, mei
1943 werd de spertijd van mensen met een Z-stempel op 22:00 uur vastgesteld, terwijl alle
andere kampingezetenen zich vanaf 21:00 uur naar binnen moesten begeven.69 Al zijn het
relatief kleine dingen uit het dagelijkse leven, uit deze Lagerbefehle blijkt dat er door de
Duitse leiding van het kamp bewust onderscheid werd gemaakt tussen de groepen met een
stempel en de grote massa zonder. Uit onderzoek naar de Lagerbefehle volgt dat de Duitse
leiding van het kamp de verschillen tussen de kampingezetenen met en zonder privileges
wilde benadrukken, of de kloof tussen de twee groepen groter wilde maken.
In het Dachauer Modell werd de nadruk gelegd op het verschil aanbrengen in groepen
kampingezetenen door bepaalde privileges toe te kennen. Uit dit model bleek dat deze
privileges weer ontnomen konden worden, wanneer een Funktionshäftlinge niet goed
functioneerde. In kamp Westerbork bestonden ook situaties waarin de kampbewoners met
privileges niet veilig waren. Al met het eerste transport naar Polen op 15 Juli 1942 ging een
aantal van de eerste bewoners mee.70 Ook uit de Lagerbefehle blijkt dat de Alte Kampinsassen
niet voor altijd vrijgesteld waren van transport. Op 7 juli 1943 werd een Befehl uitgevaardigd
waarin de stamgroep flink kleiner gemaakt wordt. Uit het Befehl blijkt dat er een nieuwe
stamgroep werd gevormd, die uit hoogstens 1623 kampingezetenen mocht bestaan. De eerste
stamgroep bestond uit 2000 kampingezetenen.71 Per Dienstbereich mochten maar een bepaald
aantal mensen blijven werken. Alleen de mensen die geschikt waren om te werken, dus
mannen en vrouwen tussen de 14 en 65 jaar, werden hiervoor geselecteerd. 72 De Duitse
leiding speelde dus met het gevoel van veiligheid dat de Alte Kampinsassen in principe
bezaten. Ook voor hen bestond er geen echte zekerheid en daar maakte de Duitse leiding
gebruik van. Boas schrijft hierover dat het voor de Duitse commandanten van Westerbork
heel nuttig was om een vaste groep joden in het kamp te laten verblijven. Wanneer er niet
genoeg joden waren om op transport te gaan, had hij altijd een ‘reservoir’ van vaste
werknemers waaruit hij kon putten. Zo konden de kampcommandanten altijd hun quota’s
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 27 maart 1943, NIOD 250i, inv.nr.
106, 28.
69
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 8 april 1943, NIOD 250i, inv.nr. 107,
7.
70
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 375.
71
Boas, Boulevard des Misères, 42.
72
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, niet gedateerd, tussen 7-31 juli 1943,
NIOD 250i, inv.nr. 110, 1-3.
68
20
halen. Dit is waarschijnlijk ook gebeurd toen de stamgroep uitgedund werd.73 Hieruit blijkt
dat de kampcommandanten ook konden spelen met de privileges van kampingezetenen en hun
gevoel van veiligheid.
Wanneer naar de verschillen tussen ‘Duitse’ en ‘Nederlandse’ Joden in Westerbork gekeken
wordt, blijkt dat dit eigenlijk een onjuiste typering is. Het ging in deze verhoudingen niet over
verschillen in nationaliteit, maar om verschillen tussen kampingezetenen met privileges en
kampingezetenen zonder. Door de ontstaansgeschiedenis van Westerbork zijn deze privileges
in de handen gevallen van de eerste bewoners van het kamp, maar de tegenstellingen waren
niet in beginsel van nationale aard. De tegenstellingen zijn niet gecreëerd door de Duitse
kampleiding, maar wel in de hand gewerkt. De tegenstellingen speelden ook een rol in het
dagelijks leven van de kampingezetenen. Ten eerste omdat de groep met privileges een Sperre
bezat, maar daarnaast hadden ze ook andere voordelen. De Duitse bezetter speelde echter ook
met deze groep, doordat ook zij niet voor altijd veilig waren van transport naar het oosten.
Opvallend aan kamp Westerbork is dus dat het kamp volledig in het beleid van de
concentratiekampen functioneerde, maar dat dit ontstaan is in een periode waarin er geen SScommandant was, maar de Nederlandse commandant Schol. De verschillen tussen de twee
groepen in het kamp speelden dus vooral een rol in het feit dat de ene groep wel en andere
groep geen privileges bezat.
73
Boas, Boulevard des Misères, 46.
21
Hoofdstuk 3: Het Duitse Bestuur
Uit het vorige hoofdstuk is gebleken dat kamp Westerbork in de praktijk eigenlijk paste in het
‘algemene beleid’ van Duitse concentratiekampen, terwijl de organisatie van het kamp niet
met dit doel voor ogen ontstaan was. Ik heb in het vorige hoofdstuk aangetoond op welke
manier het verschil tussen kampingezetenen met en zonder privileges een rol speelde in het
kampleven. In dit hoofdstuk zal de verklaring hiervoor centraal staan. Hiervoor zal ik als
eerste de Duitse concentratiekampen in het algemeen behandelen, om context te bieden.
Vervolgens zal dieper op het bestuur van Westerbork worden ingegaan.
Concentratiekampen
Nikolaus Wachsmann heeft in zijn boek KL: een geschiedenis van de naziconcentratiekampen
(2015) onderzoek naar concentratiekampen gedaan. Wachsmann merkt op dat in de jaren
dertig de kampen een steeds meer gestandaardiseerd karakter kregen en dat de gevangenen er
veelal hetzelfde uitzagen. Het Dachauer Modell is een voorbeeld van deze standaardisering
van de concentratiekampen. In vrijwel alle Duitse concentratiekampen werden gevangenen
als personeel ingezet, Westerbork is hier geen uitzondering op de regel. In het vooroorlogse
systeem van kampen werkte het systeem van Funktionshäftlinge of kapo’s zo goed, dat het
ook in latere kampen geïmplementeerd is. Volgens Wachsmann is de structuur van kapo’s
niet op voorhand door de Duitsers bedacht, maar ontstaan in de kampen zelf. In de eerste
concentratiekampen kwamen veel kampingezetenen uit een gevangenis, waar dit soort
structuren al bestonden. Soms werd de organisatie wel geïnitieerd door de SS door een paar
‘leidinggevenden’ te kiezen, maar het kwam soms ook vanuit de gevangenen zelf. Omdat
Westerbork relatief vroeg is gebouwd en er in weinig sturing in het kamp was, hebben ook
hier de kampingezetenen zichzelf georganiseerd.
Wachsmann beschrijft in zijn boek hoe de concentratiekampen over het algemeen
georganiseerd waren. Met een blockoudste, die appèl regelde, zorgde dat de barakken schoon
waren, het eten uitdeelde en toezicht hield op de nachtstilte. Dit werd gedaan door kapo’s,
maar de ‘taakomschrijving’ is vergelijkbaar met die van de Dienstleiter in Westerbork.
Kapo’s werden ook ingezet in het ziekenhuis, de keuken, de opslagruimte en bij
administratieve baantjes, evenals de kampingezetenen met privileges in Westerbork.74 Ook
hier lijkt de organisatie van Westerbork binnen de Duitse structuur van concentratiekampen te
74
Nikolaus Wachsmann, KL: een geschiedenis van de concentratiekampen (Amsterdam 2015) 715-716.
22
passen. Opvallend is echter dat Westerbork ook verschilt van deze kampen, namelijk door de
geringe invloed van de SS in het kamp.
Invloed van de SS
Op 1 juli 1942 werd Westerbork een Polizeiliches Durchgangslager en kwam het onder de
verantwoordelijkheid van het Duitse bestuur in Den Haag. Hoewel de SS’er Erich Deppner
aangesteld werd als kampcommandant, kwam het kamp niet onder grootschalige SS-leiding te
staan.75 Uit een rapport van de joodse kampadministratie, gedateerd op 14 april 1945, blijkt
dat er maar een kleine groep SS’ers en SD’ers in het kamp aanwezig was. Onder commandant
Deppner waren er volgens dit rapport vijf SS of SD officieren werkzaam in Westerbork en
met de komst van commandant Gemmeker werd dit aantal uitgebreid tot ongeveer twintig
officieren. Zij waren vooral werkzaam als inspecteurs, hoofd van de boerderij, de SS-winkel,
in de garage of gaven leiding aan de administratie.76 Ze vervulden dus wel een klein aantal
taken in de organisatie, maar vaak als toezichthouder of inspecteur.
In
het
primaire
bronnenmateriaal
zijn
naast
de
Lagerbefehle,
ook
Kommandaturbefehle bewaard gebleven. Deze bevelen en berichten werden uitgegeven door
de commandant en waren bedoeld voor de leiders van de verschillende kamponderdelen.77 In
deze Kommandaturbefehle werd een enkele keer een bericht doorgegeven dat vanuit het
hoofdkantoor van de SS in Nederland afkomstig was. Zo werd op 11 september 1943
uitgevaardigd dat de SS/SD heeft vastgesteld dat alle vakanties voor het personeel in
Westerbork gesperrt zullen worden.78 Ook werd op 17 november 1943 in een Befehl bepaald
dat de diensten van het personeel om 08:00 uur zouden beginnen. De verdere werktijden
worden hierin eveneens vastgesteld. 79 In de andere Kommandaturbefelhe komen geen
berichten direct afkomstig van het hoofdkantoor van de SS voor, de meeste zijn van de hand
van Gemmeker zelf.80 Het kamp wordt niet regelmatig geïnspecteerd door SS-functionarissen.
Ferdinand aus der Fünten, de leider van de Zentrallstelle für Jüdische Auswanderung, heeft
het kamp een aantal keer bezocht. Hij kwam hier echter vooral om zichzelf te vermaken,
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 267-268.
‘Rapport van de Joodse kampadministratie over SS’ers en SD’ers die in kamp Westerbork werkzaam zijn
geweest’, 14 april 1945, NIOD 250i, inv.nr. 50, 1-2.
77
‘Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 1 januari 1943, NIOD 250i,
inv.nr. 120, 1.
78
‘Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 30 september 1943, NIOD
250i, inv.nr. 121, 4.
79
Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 17 november 1943, NIOD
250i, inv.nr. 121, 11.
80
Opmerking: er zijn in totaal 38 Kommandaturbefehle. NIOD 250i, inv.nr. 120-122.
75
76
23
bijvoorbeeld door de revue of sportwedstrijden bij te wonen en niet om grondige inspectie te
verrichten.81
Wat wel van bovenaf opgelegd werd door de SS, was het aantal joden dat wekelijks op
transport gesteld moest worden. De transportlijst werd meestal samengesteld een groep Duitsjoodse prominenten in het kamp. De commandant hoefde de lijst alleen maar goed te keuren.
Soms voegde Gemmeker, of zijn secretaresse Frau Hässel zelf een naam toe aan de lijst. Van
bovenaf werden ook af en toe namen doorgegeven voor de transportlijst. In het naoorlogse
verhoor van kampcommandant Gemmeker beschrijven meerdere kampingezetenen dat er
namen doorkwamen naar de administratie via Fraulein Slottke, Franz Fisscher, Willy Zöpf en
Ferdinand aus der Fünten.82 Allemaal Duitse SS’ers die belangrijke functies binnen het Duitse
bestuur in Nederland vervulden en zich bezighielden met de deportaties van joden vanuit
Nederland. Er werd ook van hogerhand ingegrepen wanneer het niet goed ging in het kamp.
Zo werd commandant Dischner na een paar maanden vervangen door Gemmeker, omdat
onder Dischners leiding de transporten te chaotisch verliepen.83
Toch blijkt uit bovenstaande analyse van het officiële bronnenmateriaal dat de SS zich
weinig met kamp Westerbork bemoeide. Waarom zij de keuze hebben gemaakt vrijwel niet in
te grijpen in kamp Westerbork is niet geheel duidelijk, dit is dan ook een suggestie voor
verder onderzoek. Wat de Duitse leiding in Westerbork vooral aantoont is de bottom-up
structuur in het Duitse bestuur in Nederland. Doordat de SS weinig invloed in het kamp
uitoefende, lag op dit niveau veel vrijheid bij de kampcommandant en zijn officiëren. Hoewel
Westerbork veel overeenkomsten met de algemene modellen van concentratiekampen
vertoont, is het kamp niet doelbewust op deze modellen gebaseerd. De verschillen tussen
kampingezetenen met en zonder privileges kunnen dan ook niet zomaar vanuit deze modellen
verklaard worden. Dat de SS zich weinig bemoeide met Westerbork wijst juist op
pragmatisme van het Duitse bestuur in Nederland. Dit pragmatisme is ook te zien in de
omgang van de Duitse leiding met de verschillen tussen joodse kampingezetenen met en
zonder privileges. Zij gebruikten deze verschillen wanneer nodig, maakten de tegenstellingen
nog groter door ze in dagelijkse dingen naar voren te laten komen en namen de privileges
weer af wanneer dat hen beter uitkwam.
Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 269.
Verhoor Lotte Fuchs, 4 juni 1948, Verhoor Ottenstein, 4 juni 1948, verhoor Kurt Schlesinger 4 juni 1948 en
verhoor Elisabeth Meijerfeld 4 juni 1948. NIOD 270g, inv.nr. 1.3
83 Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga’, 271
81
82
24
Vergelijking Westerbork en Vught
Als laatste wil ik nog een vergelijking tussen Westerbork en Vught maken, om aan te tonen
waar de verschillen in Duits bestuur met andere concentratiekampen liggen. Daarnaast geeft
deze vergelijking inzicht in de verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges
in Westerbork.
De plannen voor kamp Vught zijn in de oorlog ontstaan, op initiatief van Hanns Albin
Rauter, de hoogste vertegenwoordiger van de SS in Nederland. Het kamp was bedoeld als
tweede Westerbork, maar daar liepen de deportaties zo soepel dat van Vught een
Auffangslager werd gemaakt: de joden die hierheen kwamen moesten werken, maar mochten
wel in Nederland blijven. In tegenstelling tot Westerbork stond Vught rechtstreeks onder
leiding van de SS-Wirtschafts- und Verwalungshauptant (WVHA) in Berlijn.84 Hierdoor kreeg
de commandant ook geregeld voorschriften voor de organisatie van het kamp vanuit Berlijn
door.85 Vught is gemodelleerd naar het Dachauer Modell. In Vught moesten de joden in het
kamp zichzelf organiseren, nadat er drie Duits-joodse kampingezetenen door de kampleiding
werden aangewezen om deze taken op zich te nemen. 86 In Vught was er duidelijk meer
controle van de SS van in Westerbork: het kamp ontving orders rechtstreeks uit Berlijn en
Rauter kwam het kamp zelf regelmatig inspecteren.87
Ook in Vught was er sprake van een situatie waarin er kampingezetenen met en zonder
privileges aanwezig waren. Beide kampen hebben zichzelf georganiseerd, al was in Vught
sprake van meer sturing door de benoeming van drie prominenten. Toch werd in Vught
minder hard geoordeeld over deze Funktionshäftlinge dan in Westerbork. 88 Waar zit dit
verschil in?
De ontstaansgeschiedenis van de kampen blijkt een grote rol gespeeld te hebben in de
verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges. Westerbork was een
Nederlandse schepping en in eerste instantie bedoeld als opvangkamp voor Duits-joodse
vluchtelingen, terwijl Vught in oorlogstijd door de Duitse bezetter is gebouwd. In Vught
arriveerden de joden met en zonder privileges tegelijk in het kamp, waardoor er minder
spanning was tussen nieuwkomers en oudgedienden. Zij hebben in tegenstelling tot de
kampingezetenen in Westerbork het kamp gezamenlijk opgebouwd.
84
Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad, 39.
Ibidem, 64.
86
Ibidem, 108-110.
87
Ibidem, 55.
88
Ibidem, 162.
85
25
In Vught was de groep kampingezetenen met privileges anders ingericht dan in kamp
Westerbork. Ten eerste was het niet zo’n vaststaande groep als in Westerbork. Hier is de
groep expliciet benoemd door de Alte Kampinsassen-lijst en leden van deze groep voelden
meer zekerheid met betrekking tot vrijstelling van het transport. Dit was in Vught niet het
geval, want daar werden de Funktionshäftlinge regelmatig op transport gezet. De posities van
deze joden werden weer ingenomen door andere kampbewoners. Hieruit blijkt dat de joden
met privileges in kamp Westerbork een veel meer ‘zekere’ positie hadden, wat op meer
weerstand bij de groep zonder privileges stuitte. 89 Ook voelden de joden in Vught dat de
Duitsers de Funktionshäftlinge in deze positie had gemanoeuvreerd, tegen hun eigen wil in,
en dat juist zij zomaar op transport gesteld konden worden, wanneer zij niet goed
functioneerden.90
89
90
Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad, 118.
Ibidem, 162.
26
Conclusie
In deze scriptie stond de volgende vraag centraal: hoe speelt het verschil tussen Duitse en
Nederlandse joden in kamp Westerbork een rol en hoe kan dit verklaard worden.
Volgens de vroege historiografie speelde het verschil tussen de Duitse en Nederlandse
joden een grote rol in kamp Westerbork. Het verschil is door Herzberg, Presser, De Jong en
Boas vooral beschreven op het niveau van de beleving van de kampingezetenen, waarin zowel
begrip werd getoond voor de vooroorlogse situatie van de Duitse joden in Nederland, als voor
de Nederlandse joden die naar een ‘Duits’ kamp gebracht werden. Er wordt in de
historiografie in harde bewoordingen over de Duitse joden geschreven: zij worden door
Presser en de Jong getypeerd als collaborateurs en Boas beschrijft de Duits-joodse staf van het
kamp als ‘joodse SS.’ Volgens de vroege historiografie werkten de Duitse joden in
Westerbork samen met de Duitse bezetter en kregen zij hierdoor bevoorrechte posities, die de
Nederlandse joden niet bezaten. De verklaring voor de verschillen werd gezocht in de
voorgeschiedenis van het kamp als vluchtelingenkamp en de houding van de Duitse en
Nederlandse joden naar elkaar toe.
Moraal kijkt in haar studie naar Westerbork naar de verschillen in termen van
nieuwkomers en oudgedienden, maar kan ook de verschillen in nationaliteit niet loslaten. Ook
zij onderzocht de verschillen tussen Duitse en Nederlandse joden op het niveau van de
kampingezetenen en hun beleving. In deze scriptie is gekeken naar de officiële bronnen uit
Westerbork, waardoor onderzocht kon worden hoe het Duitse bestuur van het kamp het
verschil tussen Nederlandse en Duitse joden een rol liet spelen. Hierdoor kwam ook het
Duitse bestuur als actor in beeld.
Uit mijn onderzoek blijkt dat wat vaak aangeduid is als het verschil tussen Duitse en
Nederlandse joden, namelijk dat de eerstgenoemde groep een rol had in de organisatie van het
kamp, in beginsel geen nationaal verschil was. In het kamp waren ook Nederlandse joden met
een baantje, bijvoorbeeld bij de Ordedienst, en zij hadden door hun Sperre dezelfde privileges
als de Duitse joden die op de Alte Kampinsassen-stamlijst stonden, zo bleek uit de
Lagerbefehle. Daarom moeten de verschillen vooral gezien worden als verschillen tussen
kampingezetenen met en zonder privileges, met als grootste privilege voorlopige vrijstelling
van transport. De Duitse leiding van het kamp liet deze verschillen ook een rol spelen in het
dagelijks leven van de kampingezetenen, door bijvoorbeeld onderscheid te maken in het
bezitten van geld. De privileges betekenden echter geen complete zekerheid, want er werd
mee gespeeld door ze soms weer af te nemen en joden met een Sperre toch op transport te
zetten. Zo hield de Duitse leiding van het kamp de regie altijd in handen.
27
Uit het Dachauer Modell volgt dat het toekennen van privileges aan bepaalde
kampingezetenen in het verlengde ligt van het Duitse beleid. Opvallend aan Westerbork is dat
de situatie van kampingezetenen met en zonder privileges niet is gecreëerd door het Duitse
bestuur, zoals het Dachauer Modell voorschrijft, maar al is ontstaan in de periode dat het
kamp nog onder Nederlands beleid stond. Het Duitse bestuur creëerde de verschillen in
Westerbork dus niet zelf, maar gebruikte ze wel. Doordat deze tegenstellingen niet door de
Duitse leiding in Westerbork zijn geschapen, kan ook niet zomaar worden vastgesteld dat de
verklaring van de tegenstellingen in dit model gezocht moet worden.
Daarnaast
blijkt
uit
de
historiografie
vooral
een
top-down
bestuur
van
concentratiekampen, wat versterkt wordt door het bestaan van een fenomeen als het Dachauer
Modell. Het bestaan van een algemeen model dat in alle concentratiekampen doelgericht
toegepast werd, past in een intentionalistische visie op de Holocaust. Maar uit mijn onderzoek
komt naar voren dat het bestuur van Westerbork minder top-down is dan gedacht. Er waren
weinig SS’ers in Westerbork aanwezig en er was geringe controle van bovenaf. Dit liet veel
bestuurlijke vrijheid over voor de kampcommandant en zijn officiëren, die in hun
pragmatische houding de verschillen tussen kampingezetenen met en zonder privileges in het
kamp gebruikt en versterkt hebben. De casus van het Duitse bestuur van Westerbork spreekt
dit intentionalistische gedachtegoed dus tegen.
Uit de secundaire literatuur over kamp Vught bleek dat het Dachauer Modell wel in
een Nederlands concentratiekamp toegepast is, en dat er veel meer invloed van de SS in dit
kamp was dan in Westerbork. Ook in Vught waren kampingezetenen met en zonder
privileges, maar deze zijn door het Duitse bestuur gecreëerd. Hierdoor voelden de joden in
Vught meer dat de Duitsers de Funktionshäftlinge in deze positie hadden gemanoeuvreerd, en
werd er minder hard over ze geoordeeld dan in Westerbork, waar de groep met privileges niet
door de Duitsers gecreëerd is. Daarnaast heeft de ontstaansgeschiedenis een belangrijke rol
gespeeld, doordat alle kampingezetenen hier tegelijk in het kamp arriveerden, hebben ze het
kamp ook gezamenlijk opgebouwd in tegenstelling tot Westerbork, waar de kampingezetenen
met privileges dit alleen voor hun rekening hebben genomen.
Ik stel dus op basis van de historiografie vast dat het verschil tussen Nederlandse en
Duitse joden in de beleving van de kampingezetenen vaak een grote rol speelde, maar op
basis van mijn eigen onderzoek moet ik vaststellen dat dit verschil niet in de officiële
documenten is vastgelegd. In die documenten is het verschil tussen joden met en zonder
privileges bepalend. Vanwege de voorgeschiedenis van Westerbork viel het verschil tussen
kampingezetenen met en zonder privilege regelmatig samen met het verschil tussen Duitse en
28
Nederlandse joden. Het is daarom begrijpelijk dat de oordelen over Duitse joden in
Westerbork vaak negatief uitvielen. Dat neemt niet weg dat deze scriptie een belangrijke
nuance aanbrengt in de historiografie waarin vaak aangenomen werd dat Duitse joden
vanzelfsprekend bij de joden met privileges behoorden en Nederlandse joden niet.
Om te verklaren waarom privileges en niet nationaliteit een belangrijke rol in
Westerbork speelden, heb ik de organisatie van het kamp op basis van secundaire literatuur
vergeleken met andere kampen en in het bijzonder met kamp Vught. Zoals eerder opgemerkt,
leek de praktijk van Westerbork te passen bij een algemeen Duits model om kampen te
besturen. Dat het verschil tussen joden met en zonder privileges, dat in Westerbork dus
regelmatig een verschil tussen Duitse en Nederlandse joden was, een belangrijke rol speelde
zou dus verklaard kunnen worden door het gegeven dat Duitsers hun kampen op een
vooropgezette manier bestuurden. Ik heb echter laten zien dat het ingewikkelder ligt en dat de
historiografie over Westerbork ook op dit punt nuance behoeft.
Nuancering van de historiografie is het voornaamste doel van dit onderzoek geweest.
Er is veel over Westerbork geschreven, vooral de vroege historiografie is erg bepalend
geweest voor de beeldvorming rond het kamp. Door hier nuanceringen in aan te geven, hoop
ik bijgedragen te hebben aan het doorgronden van Westerbork. Het begrijpen van Westerbork
is ook de reden die me tot dit onderzoek aangezet heeft. Een suggestie voor verder onderzoek
zou zijn om de precieze besluitvorming van de SS te onderzoeken rondom het kleinschalig
ingrijpen in kamp Westerbork. Daarnaast zou ook gekeken kunnen worden naar de rol die de
Duitse joden hebben gespeeld in de totstandkoming van de Alte Kampinsassen lijst en de
eerste organisatie onder de Nederlandse commandant Schol.
Aantal woorden: 8649
29
Literatuurlijst
Bronnen
Kurt Schlesinger, ‘Persoenlicher Bericht ueber die Organisation des Lagers Westerbork und
die Gesichtspunkte, aus denen sie entstanden ist’, 15 juni 1946, NIOD 250i, inv.nr. 511.
Kurt Schlesinger, ‘Gegensaetze zwischen deutschsprachlichen und hollaendischen Juden’, 15
juni 1946, NIOD 250i, inv.nr. 511.
‘Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 1 januari
1943, NIOD 250i, inv.nr. 120.
‘Kommandaturbefehle uitgevaardigd door Lagerkommandant A.K. Gemmeker’, 30 september
1943, NIOD 250i, inv.nr. 121.
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 1 februari 1943,
NIOD 250i, inv.nr. 105.
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 24 maart 1943, NIOD
250i, inv.nr. 106.
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, 8 april 1943, NIOD
250i , inv.nr. 107.
‘Lagerbefehle uitgevaardigd door Lagercommandant A.K. Gemmeker’, niet gedateerd, tussen
7-31 juli 1943, NIOD 250i, inv.nr. 110.
‘Merkblatt met kampregels voor het Vreemdelingenkamp Westerbork uitgevaardigd door
commandant J. Schol’, 11 februari 1942, NIOD 250i, inv.nr. 66.
‘Rapport van de Joodse kampadministratie over SS’ers en SD’ers die in kamp Westerbork
werkzaam zijn geweest’, 14 april 1945, NIOD 250i, inv.nr. 50.
Verhoor Lotte Fuchs, 4 juni 1948, Verhoor Ottenstein, 4 juni 1948, verhoor Kurt Schlesinger
4 juni 1948 en verhoor Elisabeth Meijerfeld 4 juni 1948, NIOD 270g, inv.nr. 1.3
Literatuur
Bloch, Werner, Confrontatie met het noodlot (Hooghalen Herrineringscentrum Kamp
Westerbork 2001).
Boas, Jacob, Boulevard des Misères. The Story of Transit Camp Westerbork (Connecticut
1985).
Cohen, David, Zwervend en Dolend (Haarlem 1995).
30
De Haan, Ido Na de Ondergang. De herinnering aan de Jodenvervolging in Nederland 19451995 (Den Haag 1997).
De Haan, Ido, ‘Breuklijnen in de geschiedschrijving van de Jodenvervolging: een overzicht
van het recente Nederlandse debat’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis
der Nederlanden 123 (2008) 31-70.
Herzberg, Abel, Kroniek Der Jodenvervolging (In Onderdrukking en Verzet, Nederland in
Oorlogstijd Deel III, 1950).
De Jong, Loe, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 8, Gevangenen
en gedeporteerden tweede helft (Den Haag 1978).
Kershaw, Ian, ‘’Working Towards the Führer’: reflections on the nature of the Hitler
dictatorship’, Contemporary European History 2 (1993) 3, 103-118.
Kristel, Conny Geschiedschrijving als opdracht . Abel Herzberg, Jacques Presser en Loe de
Jong over de jodenvervolging (Amsterdam 1998).
Meeuwenoord, Marieke, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad: een historischsociologische studie van kamp Vught (1943-1944) (PhD Thesis Instituut voor Cultuur en
Geschiedenis, Amsterdam 2011).
Moore, Bob, Victims and Survivors. The Nazi Persecution of the Jews in the Netherlands
1940-1945 ((New York 1997).
Moraal, Eva, ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ’s avonds naar de revue’: Kamp
Westerbork in brieven, dagboeken en memoires (1942-2010) (PhD Thesis Instituut voor
Cultuur en Geschiedenis, Amsterdam 2013).
Presser, Jacques, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom
1940-1945, II (’s Gravenhage 1965).
Van Rens, Herman, Vervolgd in Limburg: Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de
Tweede Wereldoorlog (Hilversum 2013).
Wachsmann, Nikolaus KL: een geschiedenis van de concentratiekampen (Amsterdam 2015).
31
Download