TAALAFSPRAKEN UITGEVERIJ VAN IN 1 Visie Als gerenommeerde educatieve uitgeverij stelt VAN IN zich hoge kwaliteitseisen, ook op het gebied van taal. Taal is immers de motor van een zelfredzame maatschappij én de basis voor succesvolle educatie. Onze redacteurs maken elke dag opnieuw die kwaliteitsslag. Zij zijn aanspreekpunt en infobaak en op de hoogte van de meest recente taalontwikkelingen. Met het oog op kwaliteit en uniformiteit, maakten we een aantal afspraken voor het taalgebruik in al onze educatieve uitgaven en producten. Je vindt ze hieronder opgelijst. 2 Taalafspraken algemeen Naslagwerken en websites Als je tijdens het schrijven vragen hebt of advies nodig hebt, dan kun je altijd een beroep doen op de expertise van je redacteur. Je kunt ook gebruikmaken van de volgende naslagwerken en websites: - We volgen de spelling van het Groene boekje (http://woordenlijst.org/), Van Dale Voor alle grammaticale kwesties: ANS (http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/) Voor advies kunnen we terecht bij Taaladvies.net (http://taaladvies.net/) en VRTtaal.net (http://taal.vrt.be/taaldatabanken_master/algemeen/home.shtml) We hanteren de NBN-normen (zie verder), vooral belangrijk voor interpunctie (en de spaties ervoor en erna), afkortingen, maateenheden en symbolen Concreet Kan/kunt? Zeg niet: je kan,kan je, je zal, je wil… Maar zeg: je kunt, kun je, je zult, zul je, je wilt, wil je … Schrijftaalwoorden? Vermijd schrijftaalwoorden/tekstwoorden/archaïsche woorden; kies voor de vlottere variant Zeg niet: steeds, reeds, slechts, indien, daar ... Maar zeg: altijd, al, maar, als, omdat ... Substantiveringen Vermijd substantiveringen. Vervang ze bij voorkeur door constructies met werkwoorden. Zeg niet: Tijdens het noteren van de vragen, kunnen de leerlingen … Maar zeg: Terwijl de leerlingen de vragen noteren, kunnen ze … © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN 1 Passief? Aanspreekvorm? Deze/dit, die/dat? Hiermee, hierbij? Daarmee, daarbij? Komma in bijzinnen? Punt na titel? Afkortingen? Rangtelwoorden Opsommingen (de) volgende pagina/bladzijde? bv./vb? indelingen Vermijd passieve constructies. Zeg niet: Het speelgoed wordt verzameld Maar zeg: De kinderen verzamelen het speelgoed Spreek de leerling consequent en rechtstreeks aan met de je-vorm. Zo voelt hij zich meer betrokken. Zeg niet: Neem in de atlas een kaart van België Zeg niet: Waar vinden we drinkbaar water? Maar zeg: Neem in je atlas … Vermijd zinnen als: ‘’ Maar zeg: Waar vind je drinkbaar water? Gebruik ook je als aanspreekvorm voor de leerkrachten in de handleiding. ‘deze’ , ‘dit’, ‘hiermee’, ‘hierbij’…: gebruikt bij vooruitwijzingen, verwijzen naar dingen die nog moeten komen, ‘dat’ , ‘die’, ‘daarmee’, ‘daarbij’…: gebruikt bij terugwijzingen, verwijzen naar dingen die al genoemd zijn Bv. In deze les bespreken we… (= in de les die volgt) In die les hadden we het over…. (= in een voorbije les) Let op de komma bij uitbreidende en beperkende relatieve bijzinnen: de komma geeft een andere betekenis aan de zin. Titels krijgen een eindpunt als er een vervoegd werkwoord (een persoonsvorm) in staat; anders geen punt. Schrijf afkortingen voluit: ‘leerlingen en leerkracht’ i.p.v. ‘lln. en lkr.’ 1e, 2e, 3e, of voluit In opsommingen van woorden een komma, van zinnen een kommapunt, bv. Zij zocht: - een haarspeld, - een beker, - veel liefde. Hij zei dat: - hij wegging; - hij moe was; - hij het beu was. de volgende opdrachten = met lidwoord (i.p.v. volgende opdrachten) pagina (i.p.v. bladzijde) bv. (i.p.v. vb.) Geen haakjes, puntjes… na opsommingen zoals a, b, c… Sommige punten (bv. het laatste) zijn eerder richtlijnen: het belangrijkste is om binnen één uitgave consequent te zijn. Didactisch sterk: - Zorg voor een duidelijke structuur in je teksten. Concretiseer abstracte dingen en begrippen, bv. met een voorbeeld. Maak je zinspatronen niet te complex. Vervang samengestelde zinnen door enkelvoudige, maar blijf oog hebben voor de verbanden. Leg voldoende verbanden tussen opeenvolgende zinnen door signaalwoorden te gebruiken. Ga bewust om met abstract en figuurlijk taalgebruik. © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN 2 gebruik imperatieven in instructies Zeg niet Ken je de twee verschillen … Zeg wel Geef de twee verschillen … Sluit aan bij je leerlingen: - Bewaak de moeilijkheidsgraad van je teksten, zowel wat inhoud als wat woordgebruik en zinsconstructie betreft: veronderstel niet te veel evidente voorkennis bij je leerling. Probeer zoveel mogelijk aan te sluiten bij de concrete werkelijkheid, wat de leerlingen zelf kunnen zien en waarnemen: geef voorbeelden uit de leefwereld van de leerling. Vermijd afkortingen. spreek de lezer rechtstreeks spreek met de je-vorm (enkelvoud) - schrijftaal Zeg niet Neem in de atlas een kaart van België Waar vinden we drinkbaar water je kan, je zal, je wil Zeg wel Neem in je atlas Waar vind je drinkbaar water? je kunt, je zult, je wilt 3 BSO-specifieke afspraken Naast de algemene taalafspraken zoals in punt 2 beschreven, zijn er voor BSO-uitgaven nog een aantal extra aandachtspunten. Als je schrijft voor een BSO-publiek, is dit de hoofdregel: zorg voor duidelijkheid! Besteed voldoende aandacht aan een duidelijke instructietaal, zonder daarbij in te boeten aan inhoudelijke uitdaging. Duidelijkheid is immers geen synoniem van vereenvoudiging of verarming! Taalbeleid instructies structuur vakjargon concretiseren voorbeelden voorkennis Zorg ervoor dat instructies altijd ondubbelzinnig en duidelijk zijn, zodat de leerling precies en onmiddellijk weet wat van hem verwacht wordt. Vermijd teksten die slecht gestructureerd zijn > verwacht van de leerlingen niet dat ze een tekst begrijpen en ontleden die op zich al niet duidelijk is. Wees je ervan bewust dat je taal- (en vak)specialist bent; de leerling is dat niet én dat je doorgaans in een ander referentiekader leeft dan zij. Vermijd daarom ‘specialistentaal’. Gebruik de courantere varianten i.p.v. typische vaktermen. Als de vakterm niet te vermijden is, zorg dan voor een verklaring in een alfabetische lijst achteraan. Probeer abstracte dingen en begrippen te concretiseren. Bv. hoeveelheid, gebied, bevorderen, omzetten enz. Geef voorbeelden uit de leefwereld van de leerling. Veronderstel niet te veel evidente voorkennis bij je leerling. © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN 3 enkelvoudige zinnen eenvoud basisinformatie moeilijke woorden antwoordruimte Lay-out cursief/vet iconen thema-aanduiding themabladzijde kolommen titelhiërarchie Maak je zinspatronen niet te complex. Vervang samengestelde zinnen door enkelvoudige, maar blijf oog hebben voor de verbanden (signaalwoorden!) Te veel voornaamwoorden of synoniemen kunnen een tekst verwarrend maken voor de leerling. Laat alle overbodige informatie achterwege. Ze leidt de leerling enkel af. Bezorg de leerling wel alle info die hij nodig heeft om een opdracht te kunnen uitvoeren. Vermijd een opeenstapeling van moeilijke woorden: niet per se vermijden + verklaren door context en/of woordenlijst of visuele ondersteuning. Voorzie voldoende antwoordruimte! Tekst in cursief wordt best zoveel mogelijk vermeden. Om woorden te benadrukken, wordt beter vet gebruikt. Om de aandacht niet af te leiden van de essentie, worden de icoontjes (leesvaardigheid, luistervaardigheid, cd-rom, dvd …) best niet te groot gezet. Ook worden er beter niet te veel icoontjes voorzien om verwarring bij de leerlingen te voorkomen en de bladzijden onnodig op te vullen. Voor de leerlingen is het handig om tijdens elk lesmoment goed in te zien welk thema er wordt behandeld. Daarom is het aangeraden om onderaan elke bladzijde of in de marge het themanummer en de titel van het thema te vermelden. Eventueel kan er per thema een andere kleur als margeband worden voorzien. Het themanummer en de titel van het thema worden aan het begin van elk thema best ook extra in de verf gezet door er een volledige bladzijde (titelbladzijde) aan te wijden, eventueel ‘aangedikt’ met de inhoudsopgave van dat specifieke thema. Er wordt best geen tekst in meerdere kolommen aangeboden, omdat die aanpak de leesvaardigheid in het gedrang brengt. De hiërarchie van de titels (hoofdtitels, tussentitels …) moet duidelijk worden uit de lay-out, zodat leerlingen snel de structuur van een thema achterhalen. Niet te veel titels gebruiken: titels met drie cijfers ervoor (cf. 1.2.2) zijn bijvoorbeeld al van het goede te veel … 4 Methodespecifieke afspraken Naast de algemene VAN IN-afspraken kun je per methode extra specifieke afspraken maken. Overleg met je redacteur en leg afspraken vast. © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN 4 5 NBN-normen Voor alle uitgaven volgt Uitgeverij VAN IN de genormaliseerde, gestandaardiseerde NBNnormen (de vroegere BIN-normen). We zetten ze hieronder op een rijtje. Leestekens en symbolen Spatiëringregels Tekens geen spatie voor één spatie na geen spatie voor geen spatie na één spatie voor geen spatie na één spatie voor één spatie na - eindpunt. vraagteken? uitroepteken! - komma, dubbelepunt: puntkomma; - de punt op het einde van een afkorting: nr. - prof. dr. - ... - het koppelteken bij weglating achteraan: de in- en uitvoer - het beletselteken op het einde van een woord: Potverd... - het graadteken: Een hoek van 90° is een rechte hoek. - sluit de haakjes: ... geboren in de Zoo van Antwerpen) - sluit de aanhalingstekens: ... wat ik bedoel’, zei hij. - een punt binnen een afkorting: d.w.z. - de decimale komma: 6,5 - het koppelteken: ex-man - de schuine streep: 70 km/uur - het weglatingsteken: baby’s - open de haakjes: De gorilla (geboren in de zoo ... - open de aanhalingstekens: ‘Dat is niet wat ik bedoel ... - het koppelteken bij weglating vooraan: de herfstbladeren en – bloemen - aanduiding van positieve en negatieve getallen: -5 °C, +20 % - het beletselteken midden in een zin: Dat viel toch mee ... of niet? - de gedachtestreep: We gaan — bij leven en welzijn — in Spanje wonen. - rekenkundige operatoren (+ - x : =): 5 + 6 = 12 - het procent- en het promilleteken: 5 % korting, 10 ‰ van ... - het temperatuurteken: 5 °C bij een strakke oostenwind - het paragraafteken: vanaf § 3 - de ampersand: Leduc & Partners - het plusminusteken: Er waren ± 5 000 manifestanten - symbolen van munteenheden: € 2 500 © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN 5 Datum en tijd - In een doorlopende tekst schrijf je de datum voluit. - Afgekort zijn er twee mogelijkheden: 1. In de ISO-notatie (jaartal-maand– dag) worden de elementen gescheiden door een koppelteken zonder spaties. 2. In de traditionele notering (dag.maand.jaartal) worden de elementen gescheiden door punten. - In een niet-wetenschappelijke context worden uur, minuten, seconden voluit geschreven. - In de afgekorte notatie staat er altijd een punt achter u., min., sec. - De wetenschappelijke notatie is hh:mm:ss. Op 11 juli 1302 vond de Guldensporenslag plaats. 2002-04-12 12.04.2002 van 10 tot 14 uur – 15.30 uur 14 u. – 15.30 u. – 30 min. 23:21:55 Getallen - Tussen de duizendtallen is er een spatie (behalve in huis- en postnummers en jaartallen), geen punt. - Tussen eenheden en decimalen komt er een komma, geen punt. 2 000, 15 000, 203 000 000 3000 Gent, 4 april 2002 6,5 Adressen, telefoon- en faxnummers - In adressen komt er geen komma tussen straatnaam en huisnummer. - Bij het noteren van nationale telefoon- en faxnummers wordt het zonenummer van het abonneenummer gescheiden door een spatie. De cijfers van het abonneenummer worden in groepjes van drie of twee geschreven, gescheiden door een spatie. © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN Nieuwstraat 53 Tel. 02 555 23 12 Fax 015 22 33 44 6 Internationale telefoonnummers schrijf je met een +-teken gevolgd door het landnummer, het zonenummer zonder nul en het abonneenummer, alles gescheiden door spaties. + 32 2 555 23 12 Munteenheden In een lopende tekst wordt de munteenheid bij voorkeur voluit geschreven, altijd in het enkelvoud en met kleine letter. Hij verkocht zijn auto voor 2 500 euro. Het symbool van de munteenheid komt altijd voor het bedrag, gescheiden door een spatie. € 2 500 De ISO-muntcodes (EUR, USD, JPY ...) komen achter het bedrag, gescheiden door een spatie. De ISO-codes worden altijd in hoofdletters zonder punten geschreven. 2 500 EUR Letterwoorden, afkortingen, symbolen Letterwoorden worden zonder punten geschreven en meestal in kleine letters. btw, bvba, nv, tso, Unicef maar ook VRT, VTM, NAVO Afkortingen hebben altijd een punt achter elk element dat afgekort wordt. jl. nl. – nr. – p. – bv. d.w.z. – a.u.b. – i.p.v. Symbolen van maten en gewichten, snelheden ... worden altijd zonder punt geschreven. g – kg – m – km – l – cl Opsommingen Opsommingen beginnen tegen de linkermarge, aangeduid door opsommingsteken (Opmaak > © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN - xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx - xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 7 Opsommingtekens en nummering). Na het teken volgt een insprong. Opsommingen in een zin beginnen na een dubbelepunt. De elementen van de opsomming beginnen dan met een kleine letter. Als de opsomming uit korte elementen zonder vervoegd werkwoord bestaat, eindigen ze met een komma. Als de opsomming uit elementen met een vervoegd werkwoord bestaat, eindigen ze met een kommapunt. Het laatste element van de opsomming eindigt met een punt als dat het einde van de zin is. xxxxxxxxx In dit blok kunt u nagaan of de leerlingen vlot en vaardig omspringen met: - breuken, - kommagetallen - handig rekenen. In dit blok gaat u na of de kinderen: - vlot omspringen met breuken; - handig rekenen met kommagetallen; - correct cijferend delen. - De kinderen moeten het vervoegd werkwoord in een zin kunnen aanduiden. - Het vervoegd werkwoord in een zin kunnen aanduiden Opsommingen die geen deel uitmaken van een zin (zoals bv. een doelenlijst) beginnen met een hoofdletter. Alleen zinnen met een vervoegd werkwoord eindigen met een punt. Bronvermeldingen 1 Voor een boek Voorletter en Auteursnaam, Titel, plaats, uitgeverij, jaartal Bv. J. Weisgerber. Aspecten van de Vlaamse roman 1927 – 1960. Amsterdam, Polak en Van Gennep, 1976 Opmerking - - Wanneer er 2 auteurs zijn, worden voornaam en familienaam van beide auteurs opgegeven en verbonden door “en” Bv. H. Andreus en S. Vinkenoog, Brieven 1950 – 1956. Inleiding en aantekeningen door Jan van der Vegt. Baarn, de Prom, 1989 Zijn er meer dan 2 auteurs, dan wordt het werk als anoniem beschouwd. De titel gaat voorop. Je rangschikt het alfabetisch in je literatuurlijst volgens het eerste woord van die titel (behalve het lidwoord) Bv. Melopee 5. Leteratuurboek, H. Bousset e.a. Deurne, Plantijn, 1993 © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN 8 - Wanneer er diverse uitgevers en plaatsen van uitgave zijn, dan worden die opgenomen en gescheiden door een kommapunt Bv. W. Hazeu. Literaire cafés van Antwerpen, Amsterdam, Balans; Leuven, Kritak, 1993 2 Voor een tijdschriftartikel Voorletter en Auteursnaam, ‘Titel’, Tijdschriftnaam, jaargang, nummer, p. Bv. G. Schrauwen. ‘Thuis is hier niet’, Knack, jg. 27, nr. 45, p. 98 – 104 3 Voor een krantenartikel Voorletter en Auteursnaam, ‘Titel’, Krantennaam, datum Bv. J.OV. ‘Indrukwekkende Nolens graaft diep in zichzelf’, De Morgen, 15 december 1990 4 Voor een tekst van het internet Voorletter en Auteursnaam, ‘Titel’, url © Uitgeverij VAN IN – Taalafspraken Uitgeverij VAN IN 9