Instituut Vito, Hoogstraten schooljaar 2013-­‐2014 De Tweede Wereldoorlog Eten en leven met de troepen Jaarwerk Geschiedenis, Mette Stoffels Uitgebreidere versie te raadplegen op: http://etenenlevenmetdetroepen.blogspot.be 1 Inleiding: Mijn jaarwerk voor geschiedenis bevat een interview met 3 personen waarvan er 2 zeer nauw aan mijn hart liggen. Ik heb gekozen om in mijn jaarwerk een nadruk te leggen op het voedsel en de sfeer tijdens de 2de Wereldoorlog. Natuurlijk heb ik het ook over de samenleving in die periode. Als extraatje heb ik een blog gemaakt die je online kan terug vinden op het internetadres: http://etenenlevenmetdetroepen.blogspot.be Daar vind je buiten de interviews uit dit jaarwerk, ook nog allerlei andere nuttige informatie over de tijd van toen. Mijn eerste geïnterviewde is mijn grootmoeder langs mijn vaders zijde. Maria Lauryssen is haar naam. Ze was toen de 2de Wereldoorlog uitbrak 6 jaar jong. Nu is ze dus 80 jaar. Ze beleefde haar oorlog-­‐ avonturen in de omstreken van Achtel, Rijkevorsel. Omdat ze mijn grootmoeder is en we vaak verhalen horen uit die tijd wou ik dus eens het fijne er van weten. Daarom koos ik haar als eerste om te interviewen. De neef van Maria Lauryssen is Gust Mertens, die ik ook heb geïnterviewd. Hij woonde in de tijd van de 2de Wereldoorlog in de streek van Zondereigen, dicht bij Baarle Hertog. In het begin van de 2de Wereldoorlog was hij 9 jaar oud. Nu is hij 84 jaar. Omdat hij Maria’s neef is en omdat zij zei dat hij veel te maken had gekregen met smokkel die tijd, was dit een extra reden om hem te interviewen. Ook mijn grootmoeder langs mijn moeders zijde heb ik gekozen om te interviewen. Haar naam is Ann Janssens. Zij was 4 jaar toen de 2de Wereldoorlog uitbrak dus nu is ze 78 jaar. Ze beleefde haar jonge jaren allemaal in Zevendonk bij Turnhout. Soms vertelt ze over spannende momenten uit die tijd en ik vond het een mooie gelegenheid om die eens neer te schrijven. Ik hoop dat ik uw interesse zal opwekken en dank u bij voorbaat. 2 Kaart: Om een ruimtelijker inzicht te krijgen van de plaatsen waar al de gebeurtenissen hebben plaats gevonden kan je onderstaande kaarten bekijken. 3 De Tweede Wereldoorlog Eten en leven met de troepen 1: Het interview met Maria Lauryssen. “Maria Lauryssen woonde in de omstreken van Rijkevorsel toen de 2de Wereldoorlog plaatsvond. in Achtel om precies te zijn. Als 7-jarige in 1940 beleefde ze de Tweede Wereldoorlog al heel bewust en is het verbonden met vele herinneringen. Op het platteland woonde ze met haar ouders, haar broer en haar zus in hun boerderij. Zij was de oudste. Buiten een paar koeien, varkens en kippen hadden ze ook een stalknecht die haar vader hielp met allerhande klusjes. Ik, Mette Stoffels, interviewde haar.” “Vertel eens, veranderde de oorlog veel aan u dagelijks leven en wat was er allemaal gaande de eerste dagen.” -“Ik was met mijn fietsje op weg naar school toen opeens een wild vreemde vrouw me tegen hield. Ze zij: “Stop kind, rij terug naar huis, het is oorlog.” terwijl ze naar de lucht wees. Ik zag vliegtuigen overvliegen. Voor de rest herinner ik me niets meer van een aankondiging of iets anders. Ik reed dus terug naar huis en daar bleef ik dan voor een aantal maanden omdat de school gesloten werd. Maar voor hoe lang ik thuis zat weet ik niet. We mochten wel verder met ons normaal leven, maar binnen blijven was aangeraden.” “Maar binnen was het toch niet altijd het veiligst? Bij bombardementen en zo bijvoorbeeld.” -Ja, inderdaad, als het afweergeschut begon dan wisten we dat we moesten gaan schuilen. We hadden een schuilkelder gemaakt naast het huis maar na verloop van tijd kropen we in de kelder van onze boerderij omdat dat toch veiliger was.” “Waren er buiten die stressmomenten ook momenten van plezier? Zoals feestdagen of verjaardagen?” -“Verjaardagen en Kerstmis bijvoorbeeld vierden we niet. Jaarlijks vierden we wel Achtel kermis. Dit was met nog een andere familie samen. Het was zeker geen volksgebeuren. Eigenlijk was het ook geen “kermis”. We aten dan krentenbrood met krieken en pruimen. Daar keken we altijd naar uit.” (lacht) “Was dat krentenbrood alleen voor speciale gelegenheden of at u dat dagelijks?” -“Mijn vader bakte vroeger altijd zelf brood. Omdat we een boerderij hadden, hadden we meestal wel voldoende voedsel en kwamen we weinig tekort dus konden we dat doen. We moesten wel wat afgeven maar dat viel wel mee. Als mijn vader brood bakte was dat meestal met wel 20 broden te samen in een 4 grote oven. Meestal was dit gewoon rogge of grof brood. Elke dag aten we dat brood met wat kaas. Op vrijdag was het vis of een gekookt eitje.” “Vis? Hoe kon u dat bemachtigen? Waren er winkels?” -“Voor de vis* kwam er iemand langs die haring verkocht. Voor andere voedingswaren konden we naar de winkel gaan. Het vlees werd gezout en bijna alles werd in steriliseerbokalen bewaard. Het voedsel werd gerantsoeneerd. Met de rantsoenbonnen** konden we dus naar het winkeltje op het gehucht in Achtel inkopen gaan doen. Veel was daar niet hoor, enkel wat suiker, zout en huishoudelijke dingen zoals zeep. Eerder de meest gebruikelijke dingen kon je daar verkrijgen. Naast dat winkeltje was er ook een ruimte waar de boeren hun graan konden laten malen.” *1943 blijft in het geheugen van de Belgische visserij gegrift als hét jaar van een ongeziene aanvoer van haring: wel bijna 58.000 ton, waarvan 10.700 ton in de nabije Franse havens werd aangeland en de overige haring vooral in Nieuwpoort werd geveild. Hoewel haring in de beginjaren van de tijdsreeks (1929 - 1999) hoofdzakelijk in de ‘Noordzee (zuid)’ en de ‘Kustzee’ werd opgevist, kwam er kort na de oorlogsperiode ook een belangrijk aandeel uit ‘Fladen’. Na een flauwe op- leving tijdens de jaren ‘50, kwam er door de ‘haringstop’ eind jaren ‘70 een abrupt einde aan deze pelagische visserij. (1) “Werd er dan ook buiten de winkel gehandeld?” -“Jazeker. Er was zelfs smokkel. (stilte) Mensen kwamen vanuit Antwerpen speciaal naar hier om goederen te kopen van de boeren en handelaars. Wij verkochten ook. Of we deden mee aan ruil. Dat hing er van af. Meestal vroegen de mensen melk, en omdat wij koeien hadden, hadden we dat dus genoeg. Ook granen en koren vroegen ze het meest. Koren, rogge, gerst en haver werd zelf geoogst. Als men wou smokkelen deden meestal de vrouwen dat. Ze stikten dan buizen onder hun rok waarin ze graan konden steken en zo onopgemerkt het product konden vervoeren. De vrouw mocht niet betast worden dus dat was hun voordeel. Mijn neef, Gust Mertens, heeft vroeger zelf veel gesmokkeld omdat hij dicht bij de grens woonde. Je moet bij hem ook maar eens langs gaan.“ “Oké, dat zal ik zeker doen. Waren er door de smokkel en handel dan meer producten toegankelijk?” -“Neen, chocolade heb ik in de tijd van de oorlog nooit gezien. Hetzelfde met frisdranken. En als we dan iets uitzonderlijks konden bemachtigen moest dat gespaard worden voor na de vasten.” 5 **11 Mei 1940, in het Staatsblad verschijnt dat brood, koffie, margarine, boter, reuzel, zetmeelwaren, zout, suiker, aardappelen, zeep en tafelolie "op de bon" waren. Via aanplakbrieven en kranten werden de burgers er van verwittigd wanneer de zegeltjes voor de komende rantsoeneringsperiode werden verdeeld. Na voorlegging van de rantsoeneringskaart werden de zegels overhandigd, de ambtenaar maakte het vakje voor de geldende periode onbruikbaar door het er af te knippen. Bij de winkelier werden de zegeltjes overhandigd in evenredigheid met het bekomen rantsoen en werden de goederen betaald. De winkelier kleefde de zegeltjes op het voorziene opplakblad en overhandigde dit aan de rantsoeneringsdienst waarna hij herbevoorraad werd.(2) De bevoorradingsdienst fungeerde als een aparte gemeentelijke dienst. Regelmatig veranderede de kleur van de zegels om de controle te vergroten. Tijdens de eerste maanden betrof de rantsoenering eetbare producten, zoals brood, boter, confituur, suiker, margarine, en peulvruchten. Wit brood was zeldzaam en men stelde zich tevreden met roggebrood. (7) foto (8) “Hebt u in de nabijheid van het leger geleefd?” -“Jazeker. Er zijn bij ons 3 legertroepen langs geweest. Eerst waren het de Fransen, dan de Duitsers, en dan de Engelsen. Ze verbleven in het bijgebouw van onze boerderij, de schuur. Ze namen heel de schuur in beslag voor opslag van wapens en voor hun slaapplaats. Overal waar men grote ruimten had, verbleven er wel soldaten. Zelf ben ik nooit in aanraking gekomen met hen omdat ik niet mocht van mijn ouders. Mijn vader daar tegen wel. De Franse officier verbleef bij ons in de kelder, alleen, weg van iedereen. Als mijn vader tegen hem praatte keek ik altijd met bewondering naar mijn vader omdat hij Frans sprak, en dat kende ik niet. Ik zie het ook nog voor me dat de tanks vertrokken. “En weet u nog wat de legertroepen allemaal aten?” -“Vaak moesten we eten afgeven aan de troepen. Maar meestal werden ze bevoorraad door hun land. Ooit heeft een soldaat een snede wit brood laten liggen. Ik wist niet wat ik zag want ik kende toen alleen nog maar bruin brood. Ik wou het op eten maar ik mocht het niet van mijn moeder.” 6 “Herinnert u zich nog iets anders van de legertroepen?” -“Ze konden niet goed communiceren omwille van het taalverschil. Maar toch waren ze sociaal. Elke legertroep. Ik heb ook veel soldaten zien wenen, waarschijnlijk door de heimwee.” “En wat is, om af te ronden, het speciaalste moment uit de periode van de 2de Wereldoorlog dat bij u is bijgebleven?” -“Het moment dat de kerk van Hoogstraten werd geëxplodeerd.* Dit deden ze omdat het een goede uitkijkpost was. We fietsten ook altijd graag naar Minderhout. Nadat dus de kerk werd geëxplodeerd hadden ze alle brokstukken gebruikt om de Minderhoutsestraat te verharden. Daarna hebben ze er zwarte as op gelegd. Dit was de beste weg die ik kende en fietsen daarop was dus ook fantastisch. Eindelijk waren er geen karrensporen. (lacht) Ook als we bommen in de lucht zagen waren het gloeiende geluidloze bolletjes. Als ze niet meer gloeiden dan wisten we dat ze gingen ontploffen. Dat is ook iets wat ik me nog goed herinner. Toen we midden in een bombardement zaten gingen we schuilen in onze kelder. Toen het voorbij was en we terug naar buiten konden zag ik iets wat me altijd zal bij blijven. De varkens die niet op tijd naar binnen konden gaan waren overleden. Er hing zelfs varkensvlees aan de schrikdraad.” *Op 23/10/1944 werd de Sint-Catharina kerk In Hoogstraten opgeblazen door het Duitse leger. Bij de val vernielde de toren het aanpalende stadhuis. De kerk werd op 29/3/1945 een tweede maal getroffen door een V1-bom. De opruimingswerken werden op 15/6 beëindigd. (3) Hieronder ziet u nog een paar foto’s van de Sint-Catharina kerk tijdens de heropbouw (14) en na de aanval (15). “Wat een verhalen. Bedankt voor u tijd en dat ik dit interview met u mocht afnemen.” -“Dat is graag gedaan. Veel succes verder.” 7 De belevenissen die Maria Lauryssen allemaal meemaakte tijdens de oorlog waren zeer jong. Ze vertelde me dat ze pas op haar 16de verjaardag een fototoestel kreeg. Pas vanaf dan is ze massaal foto’s beginnen te maken. Spijtig genoeg zijn er van de periode tijdens de 2de Wereldoorlog dus weinig foto’s terug te vinden. Wel vond ze een foto. Als 17-jarige, in de klederdracht van de KLJ. Deze foto vind je links onderaan deze bladzijde. In Hoogstraten en Achtel kwam de wereldoorlog op zijn hoogtepunt toen de Sint-Catharina kerk werd opgeblazen op 23/10/1944, zo vertelde ook Maria. Een goede 5 maanden later op 29/03/1945, werd de kerk opnieuw aangevallen. Dit keer door een V1-bom.* Nu vind je in Hoogstraten tegen de Sint-Catharina kerk een herdenkingsmonument terug met de overledenen of vermisten van de eerste en de Tweede Wereldoorlog. Op onderstaande foto ziet u het herdenkingsmonument tegen een gevel van de Sint-Catharina kerk.(16) *De V1-bom was het eerste Duitse V-wapen dat gebruikt werd in de 2de Wereldoorlog en ook het eerste onbemande straalvliegtuig ter wereld. In totaal zijn er 30 000 V1-bommen geproduceerd waarvan het merendeel in Nederland werd afgeschoten. Op Antwerpen vielen er 2448 V1bommen in de periode van 7/10/1944 tot 30/03/1944. In Europa vielen er ongeveer 40 000 gewonden, voornamelijk onder de bevolking van de steden. De V1’s werden onder alle weersomstandigheden gelanceerd en op willekeurige tijden van de dag. (17) 8 2: Het interview met Gust Mertens “Op aanraden van mijn grootmoeder, Maria Lauryssen, heb ik ook haar neef geïnterviewd. Gust Mertens heeft zijn jonge levensjaren beleefd in omstreken van Zondereigen. Toen de wereldoorlog begon was hij 9 jaar. In 1931 is hij geboren. Volgens Maria smokkelde hij wel eens en daarom wou ik hem interviewen. Hij leefde samen met zijn 3 broers, 2 zussen en zijn ouders in een boerderij. Ook hun knecht en meid mochten niet ontbreken in het plaatje.” “Dag Gust. Vertel eens wat er allemaal gebeurde de eerste dagen toen de tweede wereldoorlog uitbrak.” -“Toen we naar school fietsten zagen we vliegtuigen overvliegen die met rook een “o” in de lucht schreven. In school vertelden ze dat we terug naar huis moesten gaan. De school werd gesloten dus bleven we een lange tijd thuis. Op de radio vertelden ze dat iedereen een schuilkelder moest maken. Dus dat deden we dan ook. De eerste 14 dagen dat we thuis zaten hebben we geen enkele legertroep gezien. Tot we op een zondagmorgen een lange rij soldaten, allemaal naast elkaar, in het weiland achter ons zagen lopen. Het was precies of ze naar iets op zoek waren. We moesten ook wel wat regeltjes volgen. Veel binnen blijven en ramen bedekken voor lichtinval.* We moesten ook veel afgeven. Vooral brood en eieren. Eieren omdat niemand daar iets mee kon mispeuteren. Bij brood moesten we er eerst van bijten omdat ze dan wisten dat het zeker niet vergiftigd was. Paarden ook bijvoorbeeld. Voor elk paard kregen we 1/4 van de normale aankoopprijs wat zeer weinig was.. Omdat we dus ook onze paarden moesten afgeven konden we van onze buur een paard lenen omdat hij er een mocht houden. Het paard kende nog niets dus moest ik het allemaal dingen aanleren zodat we verder konden met ons werk. Het heeft me bloed, zweet en tranen gekost om dat dier een kar te laten leren trekken.”(lacht) *Het verduisteren van de woningen moest men doen om ‘s nachts vanuit de lucht niet gezien te kunnen worden. Hierdoor kon de vijand niet goed navigeren. De Duitsers deden dit voornamelijk op de plaatsen waar ze verbleven en ook in Duitsland zelf. Hun bedoeling was om de Engelsen te hinderen op weg naar Duitsland. (4) “Had u dan nog wel voldoende voedsel om te overleven?” -“Meestal kwamen er wel controleurs die de voedselhoeveelheid in elk huis kwam controleren. Soms kwamen ze om de 2 dagen en dan bleven ze eens een keer 14 dagen weg. Zij bepaalden hoeveel eten je in je huis mocht hebben. Had je te veel dan namen ze het mee. Natuurlijk hielden ze rekening met het aantal inwonende.” 9 “En wat at u dan gewoonlijk?” -“Meestal aten we aardappelen want dat hadden we genoeg. Eieren deelden we met 2. Ook aten we tuftpap. Dit is te vergelijken met havermout. Het was gemakkelijk klaar te maken. Om melk te besparen deden we er water bij. Buiten het brood en de eieren aten we ook vis. We hadden weinig vlees en veel vis. Onlogisch maar zo was het ook. Voor de vis kwam er iemand langs die rondreed met een kar. Hij verkocht vis van deur tot deur. Als hij bijna gedaan had met zijn rondtocht kwam hij bij ons langs. We kregen dan de overschot van de vis aan halve prijs. Dus hadden we veel bakharing wat we dus bijna dagelijks aten. We hadden ook maalbriefjes waarmee we ons koren konden laten malen. Ook waren er rantsoenbonnen waarmee we in de winkel iets konden gaan halen. Chocomelk en appelsienen bijvoorbeeld hebben we die tijd niet gezien. De krieken werden zelfs van onze boom geplukt alvorens ze rijp waren.” “Zag u een verschil in het voedsel of het gedrag van de legertroepen?” -“Jazeker. Ik zal beginnen met de Duitsers want die waren er eerst. De Duitse leger troepen waren de SS mannen. Ze kwamen uit de richting van Reuzel naar ons toe. Ik herinner me dat ze heel zat en bezopen waren. Sommigen zaten zelfs aan de drugs. Omdat ze dus zo onder invloed waren hadden ze geen schrik voor het gevecht dat nog misschien zou moeten komen. Ze waren heel rauw en gewelddadig. Het beste was dat je er gewoon van uit de buurt bleef. Als ze met een gevecht begonnen schoten ze eerst een witte rookpijl, dan een groene, en als laatste nog een rode rookpijl in de lucht.* Waarom die kleuren weet ik niet. Op een zondag moesten mijn zussen de kleren van de soldaten oplappen en wassen. Maar op zondag mocht men in die tijd geen zware arbeid verrichten. Dat was dus een probleem want van de Duitsers moesten die kleren gemaakt en gewassen worden. Daarom ging mijn vader naar de pastoor en vroeg hem wat hij moest doen. De pastoor zei: “Zeg maar dat het is om hun hemel te verdienen.”. en dus mocht het wel. Na de Duitsers kwamen de Fransen, Polen, Schotten en de Engelsen. Van de Schotten heb ik thee leren drinken. Ze waren wel luie, vuile soldaten maar ze waren zeer vriendelijk. De Engelsen bleven het langst in onze omgeving. Zij waren ook de enigen die wit brood bij hadden. De Duitsers hadden zuurdeeg bij. Ik herinner me ook nog een soldaat maar ik weet niet meer van welk kamp hij was. Hij was heel verward en voelde zich niet goed volgens mij. Hij gaf aan mij een zelf geschreven brief en maakte aan mij duidelijk dat als het heel stil was ik hem naar de post moest doen. Nadien schoot hij zichzelf door het hoofd.” *Na even wat opzoekwerk op het internet kwam ik te weten dat de Duitsers in Nederland een soortgelijke techniek toe pasten. Ze schoten namelijk een rode lichtkogel in de lucht. Als ze deze af vuurden betekenden het dat het bombardement niet moest worden uitgevoerd. Er was geen spraken van nog een groene of een witte vuurkogel. (5) 10 “Maria vertelde me dat u ook gesmokkeld hebt.” -“Ja, inderdaad. Het meeste deed ik wel in de tijd nadat de oorlog voorbij was want dan was het gemakkelijker om goederen over de grens te brengen. Maar tijdens de oorlog begon het allemaal. Ik en mijn vader smokkelden het meest zetpatatten. We vertrokken in Zondereigen en gingen met onze fiets dwars door een weiland dat over de grens lag. We namen altijd een paadje langs een rij bomen zodat we minder hard opvielen en dat fietste ook beter. Op mijn fiets nam ik een zak van 10 kg zetpatatten en mijn vader een zak van 50 kg. We moesten blijven fietsen en mochten zeker niet vallen want als we vielen dan kon het zijn dat we op gepakt zouden worden. Meestal kwamen er veel mensen naar de grens om goederen aan te kopen dus was het voor ons gemakkelijk om daar wat winst te gaan maken door middel van die aardappelen te verkopen. In Turnhout was er ook veel armoede in een bepaalde periode van de oorlog. Een bakker daar had mosterd nodig dus moest ik samen met mijn vader met de wagen mosterd naar daar gaan brengen. Bijna alles moest daar heropgebouwd worden en mensen hadden weinig kleren dus alles wat mensen toen nog teveel hadden ging naar daar.” “Waren er ook andere mensen die zo deden als jullie?” -“Dat weet ik niet. Er was wel een smid die leefde van het geld dat hij verdiende met het maken van ringen. Hij bracht deze ook over de grens. Uit brokstukken van de bommen die neervielen maakte hij deze, want de bommen bestonden voornamelijk uit dik aluminium.” “Is er nog iets speciaals wat u zich herinnert uit die tijd?” -“Het moment dat ons eigen huis werd gebombardeerd vergeet ik nooit van mijn leven. We wisten dat het bombardement ging komen dus schuilden we in onze schuilkelder. Onze boerderij was helemaal met de grond gelijk gemaakt. Al onze koeien die we nog hadden waren overleden. Noodgedwongen moesten we dan een nieuwe koe aankopen om toch wat melk te hebben. Ons huis moest ook opnieuw her opgebouwd worden. De architect zei dat we een groot en mooi huis moesten zetten omdat de Duitsers dat toch allemaal zouden terug betalen. Maar natuurlijk was dit een list. Spijtig genoeg was dat voor ons een doorn in het oog. Na verloop van tijd hadden we meer beesten en maakten we boter met melk van de koeien. Door die boter te verkopen zijn we weer op onze poten terecht gekomen.” “Gelukkig dat u dit dus nog allemaal kan navertellen. Ik bedank u hartelijk voor u tijd. En bedankt dat ik dit interview met u mocht afnemen.” -“Jij ook bedankt. Nu kon ik al mijn verhalen nog eens kwijt aan iemand.” (lacht) 11 Het dieptepunt uit het leven van Gust Mertens, tijdens de 2de Wereldoorlog, was zeker en vast het moment dat hun huis werd gebombardeerd. Spijtig genoeg is door deze dramatische gebeurtenis veel waardevol historisch materiaal verloren gegaan. Ook Gust vond weinig tot zelfs niets terug uit die tijd wat ik zou kunnen gebruiken om hier te kunnen vermelden. Maria Lauryssen vond daarentegen wel iets terug van Gust. In haar oud fotoboek zat nog een foto van het huis dat gebouwd is nadat het oorspronkelijk ouderlijk huis werd gebombardeerd. Het ouderlijk huis van Gust was gepositioneerd achter het nieuwe huis wat u op de foto ziet onderaan de volgende bladzijde. Dit nieuw huis staat dus dichter bij de straatkant. Onderaan diezelfde bladzijde vind u ook een recente foto, die ikzelf ben gaan maken, van het huis hoe het er nu uitziet. Veel was er niet veranderd. De raamkozijnen en de schoorstenen zijn er niet meer en er is een grote boom aangeplant rechts van het huis. Baarle-Hertog en dus ook Zondereigen werden in oktober 1944 bevrijd van de Duitse overheerser. Daarom wordt elk jaar door het Herdenkingscomité Baarle een stille tocht en een herdenkingsdienst georganiseerd. Bij de stille tocht wandelen ze langs de 3 oorlogsmonumenten om ook hier de slachtoffers van de 2de wereldoorlog te herinneren. Omdat Baarle een dorp is met veel enclaves vonden de Duitsers dit gebied onzinnig en wouden ze er zich niet mee bemoeien. Fraude en vooral smokkel van waardepapieren waren voor de Duitsers een doorn in het oog. Daarom besloten de Duitsers om op 25 juli 1944 al de enclaves te laten behoren tot de Nederlandse Douanerechten. Hierdoor kwamen de inwoners van Baarle in opstand en dus kon de maatregel niet uitgevoerd worden. Een paar dagen na de invoering werd de maatregel teruggetrokken. In Baarle kent iedereen het volksverhaal van Miet Pauw wat ik zeker de moeite vond om met u te delen. Miet Pauw is de eigenares van een textielwinkeltje in Baarle-Hertog. In tijden van de bezetting van Baarle door de Duitsers werd de winkel vooral bevoorraad met allerlei smokkelwaar. Ook de bezetters waren vaste klant bij haar. Miet zat ook in het verzet, tegen de Duitsers, zoals vele andere dorpsbewoners. Door haar winkeltje kon ze dus makkelijk aan informatie geraken, waarvan het verzet dankbaar gebruik maakte. Na 4 lange oorlogsjaren wordt Baarle dan uiteindelijk in oktober 1944 bevrijd door de Polen. De bevrijding was een grote opluchting voor iedereen in Baarle. Spijtig genoeg kwam de hulp voor Miet te laat. Zij werd, samen met haar 2 andere medewerkers, vlak voor de bevrijding verraden en daarna vermoord. In 1949 wordt een monument onthuld voor hun. Een foto van dit monument, die ikzelf ben gaan nemen, vind u terug op de volgende bladzijde bovenaan. Dit is één van de 3 oorlogsmonumenten die jaarlijks herdacht worden tijdens de stille tocht. (21) 12 13 3: Het interview met Ann Janssens “Mijn grootmoeder, Ann Janssens, heb ik tenslotte ook nog geïnterviewd. Ze is in 1936 geboren dus ze beleefde als 4-jarige de oorlog in de omstreken van Zevendonk samen met haar 6 broers en 4 zussen. Zij was de 9de in de rij. Nog met 11 kinderen was er plaats genoeg in hun boerderij. Vaak kwam haar grootvader ook nog langs om een middagdutje te doen na een kop koffie en een stuk speculaas. Maar het was te betwijfelen of er ook nog genoeg plaats was voor de legertroepen.” “Hoe waren bij u de eerste dagen van de oorlog? Werden er speciale maatregelen genomen?” -“Ondanks dat ik nog zo klein was, herinner me ik toch nog best wel wat. Er reden veel soldaten door de straten dus wisten we dat het oorlog was. Ook door de sirenes en de radio. Van de Duitsers mochten we maar één paard hebben. Als we er twee hadden, in ons geval, zouden we er één moeten afgeven. Maar mijn vader was slim genoeg en stuurde één van mijn oudste broers op pad om het tweede paard ergens in het bos te verstoppen. Zodat we geen paarden moesten afgeven. Ook moesten we heel de aardappeloogst afstaan aan de Duitsers en hun paarden. We moesten ook alle fietsen afgeven. Ze kwamen de fietsen halen en legden ze op een camion. Er was al een hele stapel fietsen verzameld. Al die fietsen werden dan in een kuil achtergelaten en verbrand. Daarna zijn een aantal van mijn broers en zussen en ikzelf gaan kijken in de hoop voor nog iets bruikbaars te vinden. School ging ook gewoon verder. Dat was allemaal geen probleem. Toen de oorlog echt voorbij was, zaten we zelfs in school. We merkten dat de oorlog voorbij was, want op de straat waren allemaal mensen aan het roepen en brullen. Ze waren heel blij. We konden dat door de ramen zien. We verstonden er wel niets van, want het waren Engelsen of Amerikanen, maar het voelde zo aan dat de oorlog eindelijk voorbij was.” “Hoe hebt u de aanwezigheid van het leger ervaren?” -“Er waren Amerikanen, Engelsen en Duitsers. Allemaal verbleven ze bij ons thuis. Natuurlijk niet allemaal tegelijk. Dat zou eens wat geweest zijn.(lacht) We moesten natuurlijk een ruimte afstaan voor de soldaten die dan verbleven bij ons. De soldaten sliepen met acht in onze schuur en ze hadden zelf hun vel bedden bij. De commandant nam een kamer voor hem alleen. Hij was chique opgekleed; een kostuum met sterren erop gespeld. Er mocht niemand binnen bij hem. Daar was hij heel streng op. Hij stak zelfs wc-papier in het sleutelgat van de deur! Hierdoor konden we hem niet bespioneren. Soms hadden mijn broers, zussen en ik wel wat schrik van hem.” “Hoe was het om soldaten in de buurt te hebben?” -“Als kind was het niet zo erg. Er waren leuke momenten, maar het was niet altijd rozengeur en maneschijn. Op een dag waren de Engelsen, die bij ons 14 logeerden, vertrokken om zaken te regelen en tegen de avond kwam er een overste langs die teken deed dat we allemaal binnen moesten blijven. We snapten er niets van, maar mijn vader had de gebaren begrepen en zei wat we moesten doen. Alle deuren moesten dicht. Natuurlijk gluurden we wat maar dat mocht eigenlijk niet van onze moeder. We zagen hoe de 3 Engelsen die bij ons logeerden, gewikkeld in witte lakens, begraven werden aan de overkant van de straat. Met een kruis boven in het zand en de helm erop lieten ze hen achter. Dat was wel even schrikken! Vele jaren later toen de oorlog voorbij was kwamen ze hen opgraven. Ik denk dat ze 18 jaar oud en ouder waren. Mijn oudste zussen waren 17 en 18 jaar en een paar van de Amerikaanse soldaten waren verliefd geworden op hen. Ze verstonden elkaar niet maar dat maakte allemaal niet uit zeiden mijn zussen. Ik hoor één van mijn zussen nog vertellen tegen me “mijn vriendje hé…” (lacht). Ja, hoeveel ze daarover nog gepraat hebben! Op een dag werd ik zelfs een keer tegengehouden door soldaten. Ik was met mijn vriendinnen te voet naar huis aan het wandelen en ik moest nog een klein stukje alleen. Ik kwam langs het huis van mijn tante en uit haar voordeur kwam een Duitse soldaat aangewandeld. Hij liep op me af. De soldaat had aan mijn tante een boterham met kaas gevraagd om te eten en hij dacht dat ze iets giftig in de boterham had gedaan. Ik moest van de soldaat van de boterham bijten, als ik dan zou neervallen, wist hij dat er iets giftig in zat. Ik was bang ook al wist ik dat mijn tante nooit zoiets zou doen. Ik beet van de boterham en er gebeurde niets. Ik mocht weg gaan van de soldaat en hij at de boterham verder op. Toen was ik even geschrokken!” “Vroegen de soldaten vaak naar eten?” -“Neen, ze werden bevoorraad. De soldaten gingen eten halen in de soldatenkeuken een paar huizen verderop bij de baron. Op een keer nam de commandant melkbrood en corned beef* in blik mee voor ons omdat hij zag dat mijn moeder het met elf kinderen hard te verduren had. We keken hem alle elf verbaasd aan. We waren zo blij dat we het bijna niet konden geloven. En het was lekker! In ruil daarvoor gaf mijn moeder hem melk en rijstepap.” *Tot de tweede wereldoorlog was deze vleessoort in Groot Brittannië en de Verenigde Staten erg populair. Omdat er zout aan het vlees is toegevoegd, daarna gekookt en ingeblikt is, is het lang houdbaar. Corned beef in blik kon niet bederven dus het vooral in het leger en bij de marine veel gebruikt. In Nederland en België wordt onder corned beef de ingeblikte variant verstaan. De oorspronkelijke corned beef (ofwel 'gezouten vlees') lijkt op het in Nederland en België bekende pekelvlees en is niet gemalen. (9) “Rijstepap? Is dat niet iets uitzonderlijks voor feestdagen?” -“Nee hoor. Tijdens feestgelegenheden aten we bloemkolen met vlees en een borreltje of tafelbier om te drinken. Ik toen natuurlijk nog niet.” (lacht) 15 “Wat at u dan zo al die tijd?” -“Omdat we een boerderij hadden kwamen we niets te kort, we hadden melk van de koeien, vlees van de varkens en eieren van de kippen. Ook kweekten we standaard groenten in de tuin zoals aardappelen, wortels en sla. Vaak aten we spek met eieren maar niet elke dag. Mijn moeder maakte zelf rijstepap. Als er dan toch iets was dat we niet hadden konden we met de gele rantsoenbonnen naar Turnhout gaan om daar iets te gaan halen. Op de plaats waar nu de Warande staat konden we vroeger vis verkrijgen. Er kwam in onze straat een bakker langs waarvan we meestal brood kochten. Hij ging met zijn hond en triporteur* ieder huis af. Over ons woonden de zus van mijn vader. Daar bakte we brood omdat ze een grote oven had. Dit deden we alleen als de bakker geen brood meer had. Met kruiwagens meel gingen we er naar toe om daarna het brood mee terug te kunnen nemen. Meestal bakten we dan in één keer voor 3 dagen voor 2 huishouden. “Was er toen dan ook veel handel?” -“Eigenlijk niet. Meestal was dit uit vrije wil. Men smokkelde wel. Ik herinner me een vrouw met vele kinderen die vaak naar Turnhout granen ging halen. Ze smokkelde deze mee omdat ze verticale repen in haar korset had genaaid. Zo kon ze dat onopgemerkt doen. *Sommige bakkers in die tijd hadden een driewieler uitgevonden die ook wel triporteur wordt genoemd. Het voertuig werd meestal voorzien van trekhonden aan weerszijde van de fietser. Men gebruikte ook de hondenkar als vervangmiddel voor de handkar die alleen door mensen werd voortbewogen. In Vlaanderen hing er een belletje aan het tuig dat aan de hond was vast gemaakt. Zo kon men de bakker al van ver horen. (6) 16 “En wat deden jullie als er gevaar was?” -“Als er gevaar was gingen de sirenes in Turnhout. Als we de sirenes hoorden, wisten we dat er Duitse bommenwerpers gingen overvliegen. We liepen naar buiten en kropen in onze schuilkelder een paar meter van ons huis. Omdat we dachten dat ze op het huis gingen bombarderen. De kelder was gebouwd door mijn vader en mijn broers. Ze hadden de kuil gegraven onder een grote boom en maakten er een soort huisje van waar het dak boven de grond uitstak. Op het dak hadden ze gras gelegd dat samen met de boom voor camouflage zorgde, zodat men van bovenaf niet zou merken dat zich daar een schuilkelder bevond. De kelder was niet groot. Mijn broers hadden zakken op een verhoog gelegd waar we dan op konden gaan zitten. Je keek elkaar aan en zat met je voeten naar elkaar toe. Zo zaten we daar tot het gedaan was. Eigenlijk zou het beter geweest zij als we een betonnen plafond hadden zodat we een beetje beter beschermd waren, want als ze van bovenaf een bom zouden lossen, waren we er allemaal aan geweest. Maar het is nooit gebeurd. Gelukkig.” (lacht) “Is er iets speciaals dat je is bijgebleven?” -“Ja, toch wel wat. Mijn moeder en ik waren allebei thuis. We hoorden geroep en mijn moeder ging buiten kijken. Tijdens het strijden hadden ze een voet van een Duitser afgeschoten. Hij kwam naar ons zodat we hem konden verzorgen. Mijn moeder ging lakens halen en scheurden ze in lange repen. Ze wikkelden de repen rond zijn wond. De voet zelf was er helemaal af. Hij kon niet meer wandelen dus legden ze een plank eronder en bevestigden de plank met touwen aan zijn been zodat hij weer een beetje kon stappen. Er was véél bloed. De vloer lag er vol van. Het was niet aangenaam om mee te maken. Mijn zus lag ook een keer in het ziekenhuis. Er was een pastoor langs geweest die haar zogezegd een hoorn van een koe gaf die gekookt was. Deze zou ze dan moeten op eten om te genezen. Later bleek dit een banaan te zijn geweest.” (lacht) Ook toen de oorlog gedaan was hingen mensen een pop aan de voorgevel en verbrandden de pop dan. Die pop moest Hitler voorstellen.” “Ahzo, dat wist ik nog niet. Bedankt dat ik samen met u dit interview mocht afnemen.” -“Je weet dat ik graag vertel. Dus dit was met alle plezier gedaan.” 17 In vergelijking met Maria en Gust vond Ann veel meer foto’s terug. Ik heb vele foto’s van haar bewonderd met tanks op en legertroepen in uniform maar veel te veel om allemaal in dit jaarwerk te beschrijven. Zodus heb ik er drie foto’s uitgekozen. In de eerste foto, en spijtig genoeg de enigste gemaakt tijdens de 2de Wereldoorlog, ziet u een groepsfoto waar mijn grootmoeder wel niet bij staat maar wat toch een goed beeld geeft over de stand van toen. U ziet zelfs de waterput op de achtergrond. V.l.n.r. ziet u bovenaan de grootmoeder van mijn grootmoeder en de moeder van mijn grootmoeder. Onderaan staan de 3 kinderen, zijnde 2 broertjes en 1 neefje van Ann. Alle 3 zijn ze geboren tijdens de 2de Wereldoorlog. Deze foto vind u terug op de volgende bladzijde, links van boven. Een klein, persoonlijk weetje hierbij is dat ik genoemd ben naar de man van de moeder van mijn grootmoeder. Hij heette Maarten, waarna dit in de volksmond Merte of Mette werd. In de tweede foto, rechts bovenaan op de volgende bladzijde, ziet u een sfeerbeeld van een legertroep in uniform in peloton. Dit is een formatie hoe de soldaten moeten gaan staan als ze zich verzamelen. Ik vond deze foto bijzonder omdat hij op een speciale manier is genomen, namelijk langs achter van de soldaten. Spijtig genoeg is deze foto 5 jaar na het einde van de oorlog genomen. Zo ook de volgende foto. Op de derde foto, in het midden op de volgende bladzijde, ziet u ook een groepsfoto met dit keer wel mijn grootmoeder zelf op. De meest linkse persoon is Ann. Deze foto is genomen toen ze 16 jaar was. Zij stond met enkelen van haar broers en zussen voor hun huis en schuur met een boerenpaard toen de foto genomen werd. Ook was het winter zoals u kan zien aan de sneeuw op de grond. In Zevendonk zelf wist Ann geen hoogtepunt van de oorlog te vertellen. Ik vond nog wel een interessant feit terug. Op 31 juli 1942 startte een Canadees vliegtuig samen met 630 andere bommenwerpers voor een groot bombardement op Düsseldorf. Tijdens de vlucht werd het toestel onderschept door een Duits vliegtuig. Het Canadees vliegtuig, met 4 personen aan boord, stortte neer aan de Melle in de buurt van Zevendonk. Drie van de vier bemanningsleden overleefden de schok niet. Hun drie lijken liggen begraven op het kerkhof in Zevendonk. Het ging om een middelzware, tweemotorige Handley Page Hampden bommenwerper. Het toestel was bekend om zijn langeafstandsvluchten. Tevens was het toestel ook verouderd maar dit leidde niet tot de neerstorting. (18) U vindt een foto van het vliegtuig op de volgende bladzijde links onderaan. (19) Ook is er, net zoals in Hoogstraten, een herdenkingsmonument gebouwd voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Onderaan de volgende bladzijde vindt u een afbeelding van het herdenkingsmonument. (20) 18 19 Besluit: Nadat ik al deze verhalen heb gehoord van de personen die ik geïnterviewd heb, heb ik toch meer inzicht gekregen in de tijd van toen. Ik dacht dat het allemaal vergeten en gedaan was, maar door de verhalen te horen leeft het allemaal nog alsof het gisteren was. Sommige gebeurtenissen zijn echt plaatsgebonden, maar er zijn ook dingen die terug kwamen bij alle drie, zoals de rantsoenbonnen en de man met de vis. Het was echt geen pretje die Tweede Wereldoorlog. Dat besef ik nu goed door deze jaartaak te maken. Vandaag heeft men maar te kiezen en te nemen wat hij of zij wil. Maar in die tijd was dat niet het geval. Toen was men tevreden met basisproducten. Nu hebben we het maar uit de kast te nemen. Hun verhalen zullen me altijd bij blijven. Bedankt. 20 Bibliografie: (1) PDF: Een eeuw zeevisserij in België... pagina 1 Internetadres: http://www.google.be pdf download. tekst overgenomen op 26/02/2014. (2) internetadres: http://www.ablhistoryforum.be 26/02/14 (3) internetadres: https://inventaris.onroerenderfgoed.be 26/02/14 (4) internetadres: http://www.goeievraag.be 26/02/14 (5) internetadres: http://www.zuidfront-­‐holland1940.nl 26/02/14 (6) internetadres: http://www.bakkerijmuseum.nl + foto met hond en hondenkar 26/02/14 (7) Boek: Turnhout tijdens de Tweede Wereldoorlog, De organisatie van de bevoorradingsdienst en de rantsoenering, De Kok Harry en Sam van Clemen, 2003, Brepols Turnhout, blz 17. Overgenomen op 02/01/14 (8) internetadres: http://home.kpn.nl foto rantsoenbonnen 26/02/14 (9) internetadres: http://www.indonesisch-­‐culinair.nl tekst overgenomen op 26/02/14. (10 internetadres: http://nl.wikipedia.org 26/02/14 (11) internetadres: http://nl.wikipedia.org 26/02/14 (12) internetadres: http://nl.wikipedia.org 14/04/14 (13) internetadres: http://nl.wikipedia.org 14/04/14 (14) en (15) internetadres: http://www.erfgoedbankhoogstraten.be foto Sint-­‐Catherina kerk (16) internetadres: https://inventaris.onroerenderfgoed.be 17/04/14 foto herdenkingsmonument Hoogstraten. (17) internetadres: http://nl.wikipedia.org 17/04/14 (18) & foto vliegtuig (19) internetadres: http://www.gazetvanturnhout.be 17/04/14 (20) internetadres: http://nl.tracesofwar.com 17/04/14 foto herdenkingsmonument Zevendonk. (21) internetadres: http://wandelwiki.be 18/04/14 foto op voorblad: internetadres: http://modifier-­‐les-­‐modeles-­‐de-­‐ blogger.blogspot.be 18.04/14 21 Begrippenlijst : -Bommenwerpers: een militair vliegtuig dat is ontworpen om doelen op de grond aan te vallen met bommen. -Bombardement: het is het aanhoudelijk beschieten van een object. Meestal met het doel om het object te beschadigen. Ook om er voor te zorgen dat de vijand zich over geeft. (10) -Enclave: Het is een stuk grondgebied van een land dat helemaal omringd is door het grondgebied van een ander land. -Pelagisch: Het is een term die refereert naar gedeeltes van de zeeën en oceanen die van de kust verwijderd zijn, de "diepe zee". (12) -Peulvruchten: Het is een eiwitrijke vrucht die bestaat uit één vruchtblad en die als hij rijp is opengaat aan beide zijden. vb: linze, graan, erwt, kikkererwt. (11) -Triporteur: Het is een Franse benaming voor een driewielige bakfiets of motorbakfiets. (13) 22