Correctiemodel oefentoets 1 Staafje A kan een magneet zijn. B is

advertisement
Correctiemodel oefentoets
1
Staafje A kan een magneet zijn. B is dan een magneet of van ijzer. C is
dan van niet magnetiseerbaar materiaal.
1p
B is een magneet of van ijzer
1p C is gemaakt van een niet magnetiseerbaar materiaal
2
Nee, B zou ook een magneet kunnen zijn en A niet. C zou dan
bijvoorbeeld van ijzer kunnen zijn.
1p B kan ook een magneet zijn en A niet
1p C kan ook van ijzer zijn
3
B is dan de magneet en A van bijvoorbeeld ijzer. Door B bij A te
houden, wordt A door magnetische influentie gemagnetiseerd,
waardoor het C kan aantrekken. C moet dan wel van een
magnetiseerbaar materiaal zijn zoals ijzer.
1p B is de magneet
1p A en C zijn van magnetiseerbaar materiaal
1p A wordt door influentie gemagnetiseerd en trekt daardoor C aan
4
elektromagneet
5
Doordat er een stroom door de spoel gaat, wordt de spoel
magnetisch. Het ijzer wordt door magnetische influentie
gemagnetiseerd. De elementaire magneetjes in het ijzer gaan zich
richten. De spijker is een magneet geworden.
1p Een stroom door een spoel maakt van de spoel een magneet
1p De elementaire magneetjes van de spijker gaan zich richten
1p De spijker is ook een magneet geworden
6
Meer koperdraad wikkelen om de spijker, zodat het aantal
windingen toeneemt of de stroom laten toenemen door een sterkere
batterij aan te sluiten.
1p Meer wikkelingen
1p Meer stroom
7
1p Assen met schaalverdeling
1p Grootheden en eenheden bij de assen
1p Rechte lijn getrokken door de meetpunten
8
De hoefmagneet heeft ook massa.
9
Uitkomst: B = 0,111 T
2p Helling = (4,10-3,60)/(2,55-0,30) = 0,222
2p B  l  N = 0,222  B = 0,222/(0,020  100) = 0,111 T.
10
1p Inzicht dat als de stroom omdraait, de lorentzkracht de andere kant
op werkt
1p Schets van de grafiek, waarbij de lijn even steil naar beneden
loopt als de lijn die omhoog loopt
11
De veldlijnen lopen evenwijdig aan de windingen aan de voorkant
en achterkant van het spoeltje (op de zijkanten van het spoeltje staat
het veld loodrecht). Er werkt dan geen lorentzkracht.
1p Inzicht dat er geen lorentzkracht werkt als de veldlijnen evenwijdig lopen
aan de stroom
1p Conclusie
12
Uitkomst: Fl = 0,56 N
2p Inzicht dat je voor l 5,0 cm moet nemen
1p Gebruik van aantal windingen
2p Fl = B  I  l  N = 0,075  1,5  0,050  100 = 0,56 N
Download