HAÏTI IN DE TWINTIGSTE EEUW: EEN MUZIKALE GESCHIEDENIS. Wij kennen allemaal Open Tropen, de Antilliaanse Feesten, het Sfinksfestival….Muziek uit het Caraïbisch gebied is in. Hierbij is de Haïtiaanse bijdrage uiterst interessant, omdat op Haïti muziek dikwijls verbonden is met macht en politiek (of het gebrek eraan !). Zelfs de beroemde en eerder commerciële Kompa-dansmuziek was niet neutraal. In Haïtiaanse muziek komen dikwijls krachtsverhoudingen in de maatschappij tekstueel aan de orde. Er is een minderheid met macht en geld, de lelit, langs de andere kant is er de massa, de mas of pov of malere, dikwijls verstoken van de meest noodzakelijke goederen. De lelit kan op haar beurt nog onderverdeeld worden in de paar leidende families met lichtere huidskleur, de boujwazi tradisyonel milat, en een kleine groep van rijke zwarten. Tussen deze laatste twee groepen spelen zich nogal wat conflicten af, die op hun beurt weerspiegeling krijgen in de muziek. De onderlinge verhoudingen tussen de twee (en eigenlijk de drie !) groepen wordt mooi weergegeven in de spreuk: Nèg rich se milat, milat pov se nèg. Amerika gaat zich moeien Als in 1915 de Amerikanen Haïti binnenvallen om ‘orde op zaken te stellen’ is de nationale dansmuziek de meringue. Het is een dans voor paren, waarbij de bewegingen met de heupen belangrijk zijn. Het ritme is vijfdelig en komt ook in sommige Voodoo-kongoceremonies voor. Toen reeds was er een sociaal onderscheid: je had de snellere merengue waarvan de teksten spraken over miserie en sociaal onrecht, en je had tevens de trage merengue voor de bourgeoisie waarin de charmes van het land en de geneugten van het goede leven bezongen werden. De Amerikanen brachten nieuwe cultuur en muziek mee: jazz, charleston, fox-trot….maar waren daardoor een uitdaging voor het Haïtiaanse zelfstandigheidsgevoel. Er komt een soort nationale beweging op gang, de indigène-beweging, die de nadruk legt op de Afrikaanse eigenheid van Haïti. De beweging groeit vooral bij de zwarte middenklasse . De mulatten immers hadden eerder voordeel van de bezetting. Een belangrijke figuur uit die periode is Kandjo de Pradines (grootvader van Richard Morse, de leider van de Roots-groep RAM). Hij vertolkt het Haïtiaanse nationale gevoel, graaft diep in het Voodoo-repertoire en schrijft het beroemde lied ‘Erzulie’ dat als het ware tot het Haïtiaanse erfgoed behoort. In één van zijn andere liederen zingt hij over de bezetting Blan pa vini pou li plante anyen Se nou k pou gran manchet a kou Pou nou bat latè, chase lamisè Plante lavi si nou vle jwenn lavi De blanke is niet gekomen om te planten, Wij moeten de machete rond de nek hangen. Om de grond te bewerken en de armoede te verjagen, als we willen leven Op het gebied van de typische dansmuziek moeten we voor dezelfde periode Jazz des Jeunes vermelden. Ook zij gaan op zoek naar traditie: men noemt hun muziek wel eens Voodoo-Jazz. De vorm is nog sterk ‘mereng’-achtig, gekoppeld aan oorspronkelijke, folkloristische ritmes, maar er zijn big band- arrangementen die ze ontleenden aan Amerikaanse en Cubaanse voorbeelden. Van zichzelf vonden ze dat ze de enige echte vertegenwoordigers van het noirisme waren: Jazz des Jeunes, l’enfant cheri Du peuple haïtien Il aime bien être ancien Prenant l’étranger On ne fait que trahir les siens Jazz des Jeunes is de lieveling Van het Haïtiaanse volk. Wij houden van authenticiteit. Als we de buitenlander prijzen, verraden we onszelf. Papa Doc verschijnt op het toneel…..en blijft nogal lang In 1957 komt de zwarte elite aan de macht in de figuur van Dr. Francois Duvalier, plattelandsarts en etnoloog, en medestander van de noiristische beweging. Hij zal later de geschiedenis ingaan als de dictator Papa Doc. Muziek speelt in deze periode een iet of wat eigenaardige rol. Langs de ene kant krijgen we het ontstaan van de typische en beroemde Haïtiaanse dansmuziek, de kompadirect, met als belangrijkste vertegenwoordigers Nemours Jean-Baptiste en Weber-Sicot, maar langs de andere kant wordt de kompa als het ware gemanipuleerd, zoals trouwens vele andere geledingen van de Haïtiaanse maatschappij. Het is de periode van de grote carnavals en het terug in gebruik komen van iets typisch Haïtiaans, de koudyay (coup de jaille): al dan niet spontaan barst er een loftuiting los op het regime en de president. De gevierde voorziet dan in drank, voedsel, transport…. Duvalier bon papa Duvalier bon chef d’Etat Cé bon Dieu qui mété ou la Pou viné sauvé Haïti Haïti ap régéneré Grâce à Docteur Duvalier Toute rue an asphalté Duvalier,goede vader en goed staatshoofd, het is God die je hier geplaatst heeft, om Haïti te redden. Haïti is zich aan het herstellen, dank zij dokter Duvalier, elke weg zal geasfalteerd worden. Een ander voorbeeld uit een song: Min président peuple là (Hier is de president van het volk) Tou’t ambition’ou. Cé pou peuple là Tout sa ou mandé. Cé pou peuple là Lor’ou pa dormi. Cé pou peuple là. Al uw ambitie is gericht op het volk Al wat gij vraagt is voor het volk Als gij ’s nachts niet slaapt : het is voor het volk. Kompa werd dus de nationale, noiristische dansmuziek. En Nemours kan dan ook het volgende zingen: Konpa-dirèk komèsyal Se sak rann nou orijinal Se li tout djay ape jwe, se vwe Commerciële konpa-dirèk Maakt ons origineel Het is wat alle groepen nu spelen: ’t is waar terwijl de ironie eigenlijk wil dat de kompa eigenlijk een adaptatie is van de Dominicaanse merengue. Nu, terwijl het regime volop van de kompa gebruik maakt, komt er in linkse middens een soort culturele tegenbeweging op gang. Als linkse intellectuelen hebben velen een ietwat oncomfortabele verhouding met de Voodoo, maar ze zien er wel het historische en culturele belang van in. Zo zingt de groep Vaksin: Kammarad, souk kò-nou Mete san nou sou nou, pran sa-n bezwen Mete n an wout, pa rete nan chimen Ann ale ann ale, vaksin ape gwonde Sta op kameraden, Laat uw bloed stromen en neem wat ge nodig hebt. Ga op pad en houdt geen halt. Laten we gaan, de vaksin (traditionele ééntonige trompet uit de rara) gromt. Op louter muzikaal vlak is er voor deze periode nog een interessante evolutie aan te stippen. Onder invloed van de jazz komt er hier en daar een modernisering van de konpa. Deze stroming noemde men de mini-djaz. Een groep, het vermelden waard is Tabou Combo. Op tekstueel vlak valt er echter weinig te beleven .Door de allesoverheersende controle van het regime worden veel songs gekenmerkt door een soort grote ideologische leegte. Zo blijft men het goede leven op Haïti bezingen, terwijl het land toch in grote troebelen verkeerde. Vader gaat………..zoon komt In 1971 sterft Papa Doc. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon, de ietwat slome Jean-Claude. Duvalier jr. liefhebbert zelf wat op de gitaar en hij wordt de beschermheer van de mini-djaz Bossa Combo, dat hierdoor eigenlijk het huisorkest van de president wordt. Leden van de groep verklaarden later dat ze in een moeilijke positie zaten: “Als de president op Haïti je laat roepen, dan kan je moeilijk neen zeggen, of…….” In elk geval wordt de periode van Jean-Claude gekenmerkt door de tragische gebeurtenissen rond de bootvluchtelingen. Tienduizenden arme Haïtianen proberen in de jaren 70-80 op gammele scheepjes het land te ontvluchten. Sommigen slagen erin, anderen sterven op zee een afschuwelijke dood of worden teruggestuurd. In elk geval schatte men rond de eeuwwisseling de Haïtianen in het buitenland op ongeveer 1 miljoen mensen. Die feiten zorgden voor diepe wonden in het Haïtiaanse nationale bewustzijn, niet alleen op Haïti zelf, maar misschien nog meer in de diaspora of het tiende departement, zoals het later genoemd werd. Zangeres Farah Juste en zanger Manno Charlemagne vertolken krachtig de tijdsgeest, en zelfs de kompa en mini-djaz beginnen tekenen van konsyentisasyon te vertonen. Dikwijls blijft die weliswaar beperkt tot een wat nostalgische inhaalbeweging, maar een groep als D.P. Express met als zanger de charismatische Ti Manno, brengt stevige songs die het politieke conflict niet uit de weg gaan. Enige speelruimte hiervoor was wel geschapen door de Amerikaanse president Jimmy Carter; die verdere geldelijke hulp aan Haïti afhankelijk had gesteld van een verbetering van de mensenrechten. De krachtigste beweging, die nu nog voortduurt en die de Haïtiaanse muziek ruime internationale belangstelling heeft gebracht, ontstond weer eens vanuit een hernieuwde kennismaking met de Voodoo-(sub)cultuur. Maar deze keer was er een verschil: voodoo was geen middel meer, het was een doel geworden. Men werd deel-en lotgenoot Dit komt prachtig tot uitdrukking in het lied ‘Nou pap sa bliyé’ van één van Haïti’s belangrijkste rasin(wortel, oorsprong)-groepen, Boukman Eksperyans. Nou sonje, nou pap sa bliye Jou ke nou di nou pral jwe Mizik peyi an nou Wij blijven onthouden en zullen niet vergeten De dag dat we zegden dat we de muziek van ons land gingen spelen. Jwe mizik Vodou Nou tout te santi nou fè younn Ak tout lòt frè n kap viv kilti n Nou te santi nou Ayisyen De muziek van de Voodoo. We voelden dat we één werden met al onze broeders die dezelfde cultuur beleven. We voelden echt dat we Haïtiaan waren. Theodore “Lolo” Beaubrun van Boukman Eksperyans verklaarde later: “Weet je, toen ik opgroeide in Haïti had ik het geluk naar Jimi Hendrix en Santana te kunnen luisteren……maar het was vooral Bob Marley die me aan het denken zette. Wanneer ik rond 1976 Bob Marley hoorde,stond mijn besluit vast: als hij zo’n muziek op Jamaica kon spelen, konden wij op Haïti hetzelfde doen met voodoo.” Deze muzikanten kregen hun scholing in beroemde voodoo-tempels zoals Soukri-Danach, Souvenance Mystique, Badjo en vele andere, èn bekwaamden zich tevens in de ritmes van de exeburante rara (de feestelijke optochten die in de Vasten plaatsvinden) Ze gebruiken de traditionele instrumenten (de trommels!) samen met instrumenten uit de commerciële populaire muziek: synthesizers, elektrische bas en gitaar, drummachines en sequencers. Hun songs zijn soms zo sterk dat er gevallen bekend zijn van luisteraars die in trance geraken en door een loa bezeten worden, net zoals in de tempels. In 1980 wordt Ronald Reagan president van de Verenigde Staten. Hij neemt het niet zo nauw met de mensenrechten in het buurland, en Jean-Claude Duvalier probeert terug meer greep op de gebeurtenissen te krijgen. Toch kan hij niet verhinderen dat grote lagen van de bevolking meer en meer bewust worden. Er is het bezoek van de paus in 1983, die verklaart dat er dringend iets moet veranderen. Er zijn de uitzendingen van Radio Soley, er is de opkomst van de bevrijdingstheologie (ti legliz). Zelfs de carnavalsvieringen zijn niet langer een steun voor het regime, maar trekken de president en zijn regering in het belachelijke. Op 12 februari 1986 is het zover: Baby Doc en zijn familie moeten het land verlaten. Eerst kwam er de Dechoukaj, maar wat nu ? De jaren die volgden op het vertrek van Duvalier werden duidelijk gekenmerkt door een revolutionair proces waarin de verschillende groepen van de Haïtiaanse maatschappij zich probeerden te profileren. Maar eerst moest de oude maatschappij met wortel en al uitgeroeid worden: de dechoukaj. Operasyon Dechoukaj bracht de figuur van de Salesiaan Jean-Bertrand Aristide naar voor, die later door het volk tot president zou worden gekozen. Wat weinig mensen buiten Haïti echter weten, is dat Pè Titid (zoals hij toen genoemd werd) ook songschrijver en gitarist is. Eén van de liederen die hij opgenomen heeft gaat over de fameuze gevangenis van de Duvaliers, Fort Dimanche. Hij suggereert dat het gebouw zou moeten omgevormd worden tot een school ter nagedachtenis van de slachtoffers. Pou lonè tout Ayisyen yo maspinen Masakre, Matilize Pou rèspè tout Ayisyen toufounen, Toupizi, nan kalfou lamó N ap priye ansanm N ap deklare ansanm N pral mande ansanm Voor de eer van alle Haïtianen die misbruikt, verminkt en gefolterd werden. Uit respect voor alle Haïtianen die afgetuigd werden en opgejaagd naar het kruispunt van de dood. We zullen samen bidden en Samen vragen. Na 1986 vinden we een grotere transnationale integratie in de muziek. Zoals we allen weten blijft het land met schier onoverkomelijke problemen worstelen, maar toch is er wat veranderd. De arme boeren en het stadsproletariaat zijn echt wel dichter komen te staan bij het centrum van het politieke leven èn van de muziek. Daarom blijft de invloed van de Mizik Rasin (Roots Music) groeien. Groepen als Boukman Eksperyans, Boukan Ginen, Ram enz. brengen hoop voor de toekomst. Zo vond er van 28 tot 30 juli 1995 een groot ‘Bouyon Rasin’-festival plaats in Port-auPrince, een voor Haïti unieke gebeurtenis. Paul De Wolf Typisch Haïtiaans is de zogenaamde chan pwen. Een pwen (point) kennen we ook uit de voodoo, het is een sterk (magisch) middel, dat men richt tegen iemand. Speciaal aan de chan (chanson) is dat men eigenlijk niet rechtstreeks uitspreekt waarover het gaat. Er heerst dus op het eerste gezicht een zekere dubbelzinnigheid, maar toch kent iedereen de code en elkeen kan het lied ontcijferen. En hoe bekender het lied wordt hoe groter kracht ervan uitgaat. Zo was er in de twintiger jaren de beroemde merengue Angelique O. Er werd gezongen Andjelik O, ale kay manman-ou (keer terug naar het huis van je moeder) , maar men bedoelde eigenlijk dat de Amerikanen moesten vertrekken. Zo ridiculiseerde in 1981 een carnavalslied de macht van Michèle Bennet Duvalier. Men had het over een zekere Janin (stond voor Michèle) die zonder rijbewijs reed en elk moment kon bekeurd worden”Janin, kote lisan-ou ? Suggesties voor verder lezen en luisteren: Een groot deel van onze informatie haalden we uit het boek van Gage Averill, A Day for the Hunter. A Day for the Prey. The University of Chicago Press. 1995. De naam Averill duikt trouwens op in heel wat inlegblaadjes van Cd’s. Zeer het beluisteren waard zijn: Boukan Ginen. Jou a rive. Green Linnet/Xenophile records. XENO 4024. 1983-1984 Boukman Eksperyans. Vodou adjae. Mango Records 16253 9899-2. 1991 D.P. Express. David. Superstar Records SUP-111. 1978 Ensemble (Compas Direct de) Nemours Jean-Baptiste. L’As du Rhythme. Ibo Records ILP-124 Jazz des Jeunes. Super Jazz des Jeunes. Ibo Records ILP 113 Ram. Aïbobo. CinéDisc 12191. 1993 Tabou Combo. Baissez-bas. Tabou Combo Records and Tapes TCLP 7985, 1980