Trefdag structureel sociaal werk Doen, denken, dromen en uitvinden Leuven, donderdag 6 februari 2014 – vanaf 10 uur In het kader van een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek van KHLeuven en KULeuven rond de structurele component van het sociaal werk (2012-2013) werkten we met focusgroepen van sociaal werkers die op verschillende niveaus inhoud en vorm geven aan structuurgericht werken. Daaruit groeide het initiatief om een trefdag te organiseren waar we onze inzichten over en praktijkervaringen met structureel sociaal werk kunnen uitwisselen en een aanzet kunnen geven tot netwerking die ons kan versterken. De concrete organisatie van de trefdag is in handen van onderzoekers van KHLeuven en KULeuven en leden van de stuurgroep van het onderzoeksproject m.n. Vlastrov, Samenlevingsopbouw Vlaanderen en Uit De Marge. Wat is de functie van sociaal werk? Ondersteunen van individuele en groepsprocessen? Zeker. Maar hoe zit het ondertussen met de structuren die de problemen veroorzaken? Het beïnvloeden van die structuren is toch ook een facet van sociaal werk? Het ondersteunen van persoonlijke of groepsprocessen en meewerken aan structurele veranderingen doen we het beste tezelfdertijd. Beide facetten van het werk zijn immers nauw met elkaar verbonden en ze beïnvloeden elkaar. Maar kunnen of mogen sociale werkers nog wel structureel werken? Hoeveel ruimte krijgen we daarvoor? En benutten we die ruimte voldoende? Doen, denken, dromen en uitvinden is een trefdag voor gelijkgestemde opbouwwerkers, jeugdwerkers, hulpverleners, straathoekwerkers… Samen reflecteren over onze praktijk: hoe kunnen we sterker structureel werken en hoe kunnen we elkaar ondersteunen? Programma Vanaf 9u45 – Onthaal. Om 10u15 – Koen Hermans (KULeuven & Lucas) en Caro Bridts (ervaringsdeskundige Samenlevingsopbouw Brussel) over de nood aan structureel sociaal werk. Om 11 uur – Keuzeworkshops over de maatschappelijke functie van sociaal werk, het mandaat van sociaal werkers, de kritische ruimte voor sociaal werk, de participatieve basishouding en de organisatie van het sociaal werk. 1. “Nooit voorheen waren er zoveel welzijnswerkers en nog nooit was er zoveel armoede” (over de functie van het sociaal werk) Waarom eigenlijk al dat sociaal werk? Wie wordt daar beter van, van dat pamperen? Kunnen de mensen niet beter zichzelf en elkaar helpen? Maakt dat sociaal werk de mensen niet afhankelijk van allerlei uitkeringen en voorzieningen? Moeten we de mensen niet wat meer activeren zodat ze een job opnemen? … Hoe is het gesteld met het draagvlak voor het sociaal werk? Hebben sociaal werkers eigenlijk voldoende visie op de functie van sociaal werk in deze neoliberale tijden? Hoe zat dat ook weer met die democratische rol van het sociaal werk? Hoeveel inzicht hebben wij in individuele en collectieve uitsluitingsmechanismen? In de politieke beleidsvorming? In het recht en de rechtspraktijk? 2. Engagez-vous! Durven sociaal werkers nog hun stem verheffen? (over het maatschappelijk mandaat van sociaal werkers) Welke maatschappelijke opdracht heeft sociaal werk? En hoe zien wij die opdracht? Welke visie, welke missie hanteren wij of vinden wij wenselijk? Wat doen we wel, wat niet? Voor wat hoort wat of gaat het om verworven rechten? Spreken we namens, van, met of in discussie met de doelgroep? Waar gaan we als sociaal werkers over onderhandelen? Komen we op voor de belangen van de mensen waarmee we werken? Wanneer lukt dat en wanneer is het moeilijk? Hoe bouwen we aan begrip en samenwerking tussen alle betrokkenen, cliënten, werkers, medewerkers van organisatie en overheden…? 3. Hoeveel manoeuvreerruimte is er? (over de kritische ruimte voor sociaal werkers) Sociaal werkers hebben een signaalfunctie: hun praktijk geeft hen een dwingend mandaat om wat zij ervaren bij de mensen waarmee zij werken te vertolken op beleidsniveau (verticale beweging). Maar beleidsbeïnvloeding behoeft het organiseren van mensen, van (sociale) beweging (horizontale beweging). Hoeveel ruimte krijgen of nemen sociale werkers om bottom up te werken? Wat laat het beleid toe? En hoeveel ruimte laten de financiële en andere afhankelijkheden van de werkgever toe? Hoeveel ruimte is er voor uitwisseling en overleg met collega’s in andere diensten of organisaties? Hoe bouwen we aan samenwerking met belangenorganisaties van de mensen waarmee we werken, arbeidersbeweging, verenigingen waar armen het woord nemen, patiëntenraden...? 4. De bril maakt het verschil (over de participatieve basishouding) Participatie is kansen benutten om mensen vat te laten krijgen op hun eigen situatie, is kijken vanuit de mensen waarmee we werken. Sociaal werk veronderstelt en vertrekt bij een participatieve basishouding. Contact kunnen maken met mensen, solidair tussen mensen kunnen staan, aan dezelfde kant van de barricade willen staan… dat is cruciaal. Sociaal werkers kunnen echt luisteren en durven confronteren, ze gaan aan de slag met wat voor mensen belangrijk is. Participatief werken is ook een politieke keuze om in het sociaal werk keuzes van mensen te respecteren en de praktijk niet te verengen tot het aanpassen van mensen aan de gangbare normen. Een keuze om de signalen van mensen ernstig te nemen en mee te nemen naar het beleidsniveau. 5. Krijg maar eens zo’n batterij sociaal werkers over de vloer?! (over de organisatie van het sociaal werk) “En dan krijg je zo’n hele batterij sociaal werkers over de vloer, maar er is er geen een die mee de weg aflegt…” Ook in het sociaal werk groeit de specialisering. Hulpverlening moet quick fixed zijn en via korte procedures. Sociaal werkers lijken een groot deel van hun tijd te besteden aan het toeleiden van mensen naar andere sociaal werkers, van andere diensten. We zien een toenemende neiging van managementniveaus om krijtlijnen uit te zetten en modulair te werken. Hoe gaan we hier mee om? Hoe geven we meer ruimte aan de zorglogica, in plaats van aan de bestuurs- en marktlogica? Hoe bouwen we aan samenwerking en overleg in een omgeving die concurrentie stimuleert tussen belangen van verschillende organisaties? Om 12u30 – Broodjeslunch. Om 13u30 – Stijn Oosterlynck (OASeS, UA) Naar een alliantie tussen sociale werkers en klassieke actoren van de welvaartsstaat? In Nederland staat de verzorgingsstaat vandaag onder zware druk. Een hard besparingsbeleid wordt gelegitimeerd met het discours van de ‘participatiesamenleving’. Vrijwilligers moeten de gaten opvullen die vallen als gevolg van besparingen in de publieke sociale dienstverlening. Stijn Oosterlynck pleit voor een alliantie tussen sociaal werkers en klassieke actoren van de welvaartsstaat. Sociale werkers kunnen inzetten op nieuwe sociale interventies, terwijl de welvaartsstaat zorgt voor de onderbouw van sociale herverdeling en inbedding van nieuwe initiatieven in rechten op gelijke toegang tot kwalitatieve dienstverlening. Om 14u30 – In ingenieuze werkgroepen per provincie zoeken we hoe we samen invulling kunnen geven aan en experimenteren met eigentijds structureel sociaal werk. Om 16.15 - uitgeleide: de volgende trefdag! Praktisch Locatie: KU Leuven, Sociale Wetenschappen, complex Parkstraat 49 - Aula AV 91.12. Inschrijven via www.uitdemarge.be/p511. Deelname in de kosten voor koffie en broodjes: 15 euro, over te schrijven op BE24 0011 7616 7638 van vzw Uit De Marge. Uw inschrijving is definitief na ontvangst van uw overschrijving. Meer informatie bij Hilde Bloemen – [email protected] – tel. 0499 62 40 14 Stefaan Viaene – [email protected] – tel. 02 201 05 65 Cis Dewaele – [email protected] – tel. 0496 12 17 57 Robert Crivit – [email protected] – tel. 0477 59 42 31