Bron: Tijdschrift voor Sociale vraagstukken, voorjaar 2014, nummer 1 De ‘achter de voordeur’-benadering wordt in Nederland weer breed omarmd. Als de aanpak al ter discussie wordt gesteld, spitst het debat zich niet zozeer toe op of je als sociale professional wel ongevraagd op huisbezoek mag gaan − het is veeleer de vraag hoever je hierin mag gaan en wat de grenzen zijn. Kennen de Engelsen en onze buren in Duitsland ook zo’n benadering? En wat kunnen wij daarvan opsteken? De grenzen van de ‘achter de voordeur’benadering 26 Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken VOORJAAR 2014 nummer 1 Sociaal over de grens Hoe doen Duitse en Engelse sociaal werkers het? BESCHOUWING D TEKST Lia van Doorn en Raymond Kloppenburg FOTO MacSieffers e traditionele corebusiness van het Nederlandse sociaal werk – het ‘eropaf gaan’ – raakte in de jaren zestig in onbruik (Van der Linde 2013). De aanpak van de ‘onmaatschappelijkheidsbestrijding’, waarbij sociaal werkers bij ‘onmaatschappelijken’ op huisbezoek gingen en hen controleerden, kwam onder vuur te liggen als zijnde schending van autonomie en paternalisme. Sociaal werkers trokken zich terug uit de leefwereld, en van cliënten werd verwacht dat zij zich voortaan zelf met een hulpvraag meldden op kantoor (Kuipers & Van der Lans 1994). Maar ook hierop kwam kritiek, nu met verwijten over het links laten liggen van cliënten die hulp nodig hadden maar er niet om vroegen. Het werd sociaal werkers niet zozeer aangerekend dat ze onterecht (paternalistisch) ingrepen, maar dat ze ten onrechte niet ingrepen (Van der Laan 1990). Zo zien we dat rond de eeuwwisseling het pleidooi om eropaf te gaan weer steeds meer bijval kreeg, zowel binnen de beroepsgroep als in politiek-bestuurlijke kringen. Het ‘achter de voordeur’-beleid is nu een centrale pijler van de Wmo en van Welzijn Nieuwe Stijl. De huidige sociaal werkers opereren steeds vaker (bijvoorbeeld in wijkteams) in de leefwereld van burgers, zelfs tot aan hun keukentafel. In plaats van af te wachten tot zij zelf contact zoeken met het sociaal werk en om hulp vragen, of in het ergste geval als problemen volledig uit de hand lopen, worden deze mensen opgespoord – bijvoorbeeld naar aanleiding van signalen uit de buurt, de school of de woningcorporatie – en thuis bezocht. Het lokaal sociaal werk geeft vorm aan het ‘achter de voordeur’-beleid met behulp van methodische principes als ‘bemoeizorg’, ‘eropaf’ of ‘outreachend werken’ of – zoals onze Vlaamse zuiderburen het noemen – ‘aanklampende hulpverlening’. De ingezette koers van eropaf te gaan, bleek echter een schaduwzijde te hebben. In 2011 ontstond er commotie over de werkwijze van de Rotterdamse Interventieteams. In de aanpak van de teams ging ondersteuning van burgers hand in hand met handhaving en controle. Dit werd door de Nationale Ombudsman sterk bekritiseerd en gethematiseerd in vakbladen en wetenschappelijke tijdschriften (Cornelissen & Brandsen 2008). Ondanks de fundamentele kritiek op de vermenging van ondersteuning en controle is deze werkwijze van interventieteams en varianten inmiddels wijdverbreid (Holsbrink 2009). Engelse gerichtheid op veiligheid De aanpak van social work at home kent ook in Engeland een lange traditie. Zo gaan floating support workers (woonbegeleiders) bij hun (voormalig dakloze) cliënten op huisbezoek en wordt de aanpak ingezet in de geestelijke gezondheidszorg voor huisbezoek aan cliënten die buiten de instelling wonen. Voor zover er discussie is over deze benadering, is deze vooral gericht op de veiligheid van sociaal werkers die achter de voordeur werken. Uit een onderzoek onder Engelse sociaal werkers blijkt dat één op de tien housing workers gedurende zn carrière een keer gegijzeld was door een cliënt (One in ten taken hostage 2005). Ook ander onderzoek wijst op de veiligheidsrisico’s van huisbezoeken (Newhill 2003). Enerzijds omdat sociaal Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken VOORJAAR 2014 nummer 1 27 ONDERZOEK werkers tijdens huisbezoeken soms precaire kwesties aan de orde stellen die bij de cliënt frustratie en agressie teweeg kunnen brengen, zoals uithuisplaatsing van kinderen. Anderzijds schrijft Newhill veiligheidsrisico’s toe aan specifieke kenmerken en attituden van de sociaal werkers. Hun intrinsieke motivatie om mensen te helpen kan er gemakkelijk toe leiden dat zij gevaarlijke situaties onderschatten, signalen over het hoofd zien of onvoldoende onderkennen dat sommige mensen niet geholpen kunnen of willen worden. De preoccupatie met het thema veiligheid bij social work at home werd duidelijk zichtbaar in 2006 toen Engeland werd opgeschrikt door een dramatische gebeurtenis: een jonge sociaal werker, de 22-jarige Ashleigh Ewing, werd tijdens een huisbezoek door een cliënt met een psychiatrisch verleden aangevallen en vermoord. De kranten stonden er wekenlang vol van. De organisatie waarvoor Ashleigh Ewing werkte – Mental Health Matters in New Castle – werd aangeklaagd en voor de rechter gedaagd. Mental Health Matters beriep zich op overmacht: als gevolg van bezuinigingen op het welzijnsbudget was het vrijwel niet meer mogelijk om werkers in duo’s op huisbezoek te laten gaan. Ze kreeg bijval van andere welzijnsorganisaties: ‘reduced staff levels have made lone working commonplace’ (Safety on the frontline 2006). De landelijke overheid en de rechtbank legden echter de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van medewerkers volledig bij Mental Health Matters. De organisatie werd van nalatigheid beschuldigd, kreeg een hoge boete opgelegd en ging uiteindelijk failliet. Sindsdien zit in Engeland de schrik er goed in bij organisaties die hun medewerkers achter de voordeur laten werken. Ze hebben de veiligheid van hun medewerkers sindsdien hoog op de agenda staan: uit bezorgdheid voor het personeel en uit welbegrepen eigenbelang. Organisaties zijn nu terughoudender om hun mensen opdracht c.q. toestemming te geven alleen eropaf te gaan. Sociaal werkers doen dit nu vrijwel alleen nog nadat ze uitgebreide trainingen in veiligheid hebben gevolgd, er een risico-inschatting is gemaakt op basis van antecedenten en de (woon)situatie van de cliënt en er veiligheidsprotocollen zijn doorlopen, formulieren zijn ingevuld en nauw omschreven procedures zijn opgevolgd. Argeloos en vol vertrouwen eropaf gaan, is er niet meer bij. De intrinsieke motivatie om mensen te helpen kan gemakkelijk leiden tot onderschatting van gevaarlijke situaties Duitse gerichtheid op privacy In Duitsland zijn sociaal werkers zeer terughoudend om bij burgers achter de voordeur te komen. Sociaal werkers die ‘eropaf gaan’, werken vooral met randgroepjongeren die zij in de openbare ruimte opzoeken: op straat. Het thuis opzoeken en begeleiden van mensen met een beperking 28 die zelfstandig wonen komt ook wel voor, maar ongevraagd op huisbezoek gaan, is not done (Kloppenburg & Hendriks 2013; Gerull 2003). Cliënten worden geacht naar het kantoor van de instelling te komen en het gesprek met de sociaal werker in de spreekkamer te voeren. Ook bij het voorkomen van huisuitzettingen is het niet gebruikelijk om bij huurders met huurschuld op huisbezoek te gaan om hun ondersteuning te bieden, zo stelde sociaal werker en onderzoeker Susanne Gerull (2003) vast. Kortom: er is een grote terughoudendheid ten aanzien van Hausbesuch en er bestaan in het Duitse taalgebied vrijwel geen publicaties over de methodische of andere aspecten van deze werkwijze binnen het sociaal werk. Duitsland heeft een problematische historie met huisbezoeken. Duitsers hebben een diepgeworteld wantrouwen tegen een bemoeizuchtige overheid (of de verlengde arm van de overheid) die het privédomein van burgers binnendringt, informatie over hen verzamelt en hen in de gaten houdt. Het Duitse historische bewustzijn is sterk gekleurd door het nazi-verleden en het communistische regime in de Argeloos en vol vertrouwen eropaf gaan, is er niet meer bij DDR. Hierdoor krijgt elke actualiteit die verband houdt met (vermeende) schending van het privédomein van burgers een extra lading. Zo was de verontwaardiging in Duitsland groot bij het bekend worden van de afluisterpraktijken van de NSA. Duitsers hebben zelfs grote weerzin tegen Google Streetview, waarmee via camera’s nog net niet achter de voordeur wordt gekeken, maar wel om het huis heen, op het dak, op straat en in de voor- en achtertuin. Blinde vlek In ons land is in het debat over het ‘achter de voordeur’-beleid weliswaar aandacht voor de vraag hoever men mag gaan in het betreden van het privédomein van burgers, maar er is nauwelijks discussie over de veiligheid van de sociaal werkers in kwestie. Dat is niet terecht. De veiligheid op de werkvloer is wel degelijk in het geding. Onderzoek van TNO wijst uit dat van de Nederlandse werknemers gemiddeld een kwart te maken krijgt met agressie op het werk (Van Bossche e.a. 2012; Holsbrink 2009). Voor de gezondheids- en welzijnssectoren ligt dit percentage beduidend hoger: ruim 40 procent krijgt ermee te maken. Ook in ons land deden zich incidenten voor waarbij sociaal werkers die eropaf gingen in gevaar waren. Een enkele keer zelfs met dodelijke afloop. Maar die gevallen kregen veel minder aandacht in de pers dan in Engeland. Zo is in 2009 een medewerkster van de Amsterdamse instelling voor maatschappelijke opvang Spirit gedood door een cliënt. Dit voorval leidde echter niet tot landelijke discussies over veiligheid. In Nederland staat de veiligheid van sociaal werkers opvallend laag op de agenda; we lijken er een Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken VOORJAAR 2014 nummer 1 Sociaal over de grens blinde vlek voor te hebben. Terwijl er geen reden is om aan te nemen dat de kans op dramatische gebeurtenissen met dodelijke afloop bij ons kleiner zou zijn. Een les uit de Engelse situatie is dat we in ons land de veiligheidsrisico’s van werkers die achter de voordeur komen te veel veronachtzamen. Hun veiligheid dient een hogere prioriteit te krijgen. Sociaal werkers hebben de moed om eropaf te gaan. Zij vormen de frontlinie van het sociaal werk en zien er niet tegen op om met moeilijke boodschappen naar onbekende adressen en nieuwe cliënten te gaan. Kenmerkend voor sociaal werkers is dat ze doorgaans goed zijn in het zorgen voor cliënten, maar minder goed zijn in de zorg voor zichzelf (Van Doorn 2004). Een risicovolle combinatie, aangezien die er onder meer toe kan leiden dat ze (te) weinig aandacht hebben voor hun eigen veiligheid. Support vanuit de organisatie is daarom nodig om hun eigen veiligheid en die van hun cliënten te vergroten. Bundelen en toegankelijk maken van de reeds beschikbare kennis over veiligheid op de werkvloer is noodzakelijk. Hoewel risico’s daarmee nooit helemaal zijn uit te sluiten, biedt het aangrijpingspunten voor werkers om in eventuele risicovolle situaties beter beslagen ten ijs te komen en daarmee de kans op toekomstige incidenten te verlagen. Dan hoeft het hier niet zover te komen als in Engeland. De Engelse gerichtheid op veiligheid geeft ook te denken in het licht van de huidige ontwikkeling waarbij steeds meer sociaal werkers – bijvoorbeeld in wijk- en buurtteams – eropaf gaan. Instellingen detacheren hun sociaal werkers naar deze teams. Als er met een sociaal werker in een wijkof buurtteam iets gebeurt met een dramatische afloop, wie is daarvoor dan verantwoordelijk? De instelling die een medewerker detacheert, de instelling die de sociale wijkteams aanstuurt of de gemeente? En hoe zal dat gaan als vrijwilligers, die in toenemende mate met sociaal werkers samenwerken, in gevaar komen als ze op huisbezoek gaan? Hoe ligt de verantwoordelijkheid dan? Het is van levensbelang om daar nu over na te denken en niet af te wachten tot het te laat is. Worden de grenzen van het toelaatbare geruisloos verder opgerekt? het toelaatbare geruisloos verder opgerekt? In de wijk- en gebiedsteams die in gemeenten in rap tempo ontstaan, zijn de werkwijzen en mores ten aanzien van het omgaan met privacy van burgers volop in ontwikkeling. Het is niet ondenkbaar dat in het lokale streven om steeds integraler te gaan werken sociale wijk- en gebiedsteams en interventieteams in elkaar worden geschoven en het koppelen van registratiebestanden, het opstellen van risicoprofielen en adresgegevens wordt gecombineerd met huisbezoeken, waarbij de functies zorg en controle verder worden vervlochten. Onze Duitse buren, die zich van oudsher zeer bewust zijn van het belang van privacybescherming en van het risico op uitwassen, zouden dit niet laten passeren. Zij bejegenen overheden en haar gezagdragers die zich achter de voordeur willen begeven met grote argwaan. De les die wij daaruit kunnen trekken: laten we er alert op zijn en tegenspel bieden zodra de grenzen van het werken achter de voordeur worden overschreden. Bronnen • Bossche, S. van, e.a., Agressie op het werk. Ontwikkelingen, risico’s, impact en behoeften aan maatregelen. TNO: Hoofddorp, 2012 • Cornelissen, E. & T. Brandsen, Kritiek op huisbezoeken is vrijblijvend. TSS, 5, mei, p. 18-21, 2008 • Doorn, L. van, Outreachende hulpverlening. Praktijkervaringen van 10 experimentele projecten. Arnhem: Hoogland & Zoon, 2004 • Gerull, S., Behördliche Maßnahmen bei drohendem Wohnungsverlust durch Mietschulden. Berlijn: KBW Fachbuchverlag, 2003 • Holsbrink, G., ‘Achter de voordeur’: huisbezoeken in de wijkaanpak. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 18, 3, p. 98-105, 2009 • Kloppenburg, R. & P. Hendriks, Outreach approaches in the privat domain: an international study. European Journal of Social Work, 16, 5, p. 605-619, 2013 • Kuipers, P. & J. van der Lans, Naar een modern paternalisme. Over de noodzaak van sociaal beleid. Amsterdam: De Balie, 1994 • Laan, G. van der, Legitimatieproblemen in het maatschappelijk werk. Utrecht: SWP, 1990 • Linde, M. van der, Historisch overzicht van outreachend werken. Doorn, L. van, e.a. (red.), Outreachend werkt! Utrecht: Movisie, 2013 • Newhill, C.E., Client violance in social work practice: prevention, intervention and research. New York: The Guildford Press, 2003 • One in ten taken hostage. Inside Housing, www.insidehousing. co.uk/one-in-ten-taken-hostage/1446636.article, 23 februari 2005 • Safety on the frontline. Inside Housing, 8 sept., p. 17-18, 2006 • Schilder, J., Achter de voordeur, over de schreef? Op het randje van het rechtssysteem. Sociaal Bestek, 11, p. 6-9, 2009 • Schilder, J., De drang tot dwang. Over bemoeizorg en bemoeizucht van de lokale overheid. Oratie. Den Haag: Boom Juridische Uitgeverij, 2009 • Tonkens, E. & J.W. Duyvendak, Paternalisme tussen verguizing en omarming. Bemoeizorg en bemoeizucht van sociale professies na 1950. Justitiële Verkenningen, 27, 6, p. 8-18, 2001 Integraal vervlechten In ons land ontstaan steeds meer mogelijkheden om (gemeentelijke) databestanden aan elkaar te koppelen, onder andere via het burgerservicenummer. Op basis daarvan is het mogelijk risicoprofielen van burgers op te stellen met de bijbehorende adresgegevens. Interventieteams kunnen deze mensen vervolgens op onaangekondigde huisbezoeken trakteren. Deze overheidsbemoeienis is niet zonder bedenkingen. Het stuit op bezwaren die voortvloeien uit fundamentele beginselen van onze rechtstaat, waarschuwt jurist Schilder in 2009. Worden de grenzen van Lia van Doorn en Raymond Kloppenburg zijn respectievelijk als lector en als senior onderzoeker en onderwijsadviseur verbonden aan het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI) van Hogeschool Utrecht. Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken VOORJAAR 2014 nummer 1 29