Nova H2 Elektriciteit 2Elektriciteit 1 Elektrische energie vervoeren Leerstof 1 a In het geval er bij de elektriciteitscentrale geen open water is. b Om het energieverlies te beperken, zodat er meer elektrische energie overblijft voor de eindgebruikers. c De spanning van het lichtnet gaat voortdurend op en neer, volgens een vast patroon dat zich 50× per seconde herhaalt. d het aantal windingen van de primaire en secundaire spoel 2 a b c d Om het water in de ketel te verhitten tot stoom. De stoom spuit met grote snelheid tegen de schoepen van de turbine. de generator in de transformator 3 aweekijzer b Weekijzer kan gemagnetiseerd worden. Toepassing 4 de transformator transformeert de spanning omhoog/omlaag 5 6 van naar in de elektriciteitscentrale omhoog 20 kV 380 kV in het transformatorstation buiten de stad of het dorp omlaag 380 kV 10 kV in het transformatorhuisje in de stad of het dorp omlaag 10 kV in de adapter van haar mobieltje omlaag Up Us = Np Ns g 230 = 120 Np 500 230 × 500 = 120 ∙ Np Np = 115 000 : 120 ≈ 958 windingen Up Us = Np Ns g Np Ns = 230 8,0 ≈ 29 dus: Np : Ns = 29 : 1 18 230 V 230 V 12 V © Uitgeverij Malmberg Nova H2 Elektriciteit 7 a b c d Mogelijkheid 1: primaire spoel is spoel A, secundaire spoel is spoel B. Mogelijkheid 2: primaire spoel is spoel B, secundaire spoel is spoel C. Primaire spoel is spoel A, secundaire spoel is spoel C. Mogelijkheid 1: primaire spoel is spoel B, secundaire spoel is spoel A. Mogelijkheid 2: primaire spoel is spoel C, secundaire spoel is spoel B. Primaire spoel is spoel C, secundaire spoel is spoel A. 8 a de primaire spoel 200 windingen, de secundaire spoel 600 windingen Np 6,0 200 Up b = = g Us Ns Us 600 200 ∙ Us = 6,0 × 600 = 3600 Us = 3600 : 200 = 18 V c Het magnetische veld moet telkens wisselen om aan de secundaire kant van de transformator een spanning op te wekken. Een wisselend magnetisch veld wordt alleen opgewekt als de spanning van de spanningsbron ook wisselt. Dus wisselspanning: ~. 9 a Anders loopt er een elektrische stroom door de transformator. b bij een deurbel, bij een modelspoorbaan Np 230 115 Up c = = g Us Ns 12 Ns 12 × 115 = 230 ∙ Ns = 1380 Ns = 1380 : 230 = 6 De secundaire spoel heeft dus 6 windingen. Plus De ideale transformator *10a Aan de secundaire kant heeft de aansluiting PQ het minst aantal windingen. De spanning tussen PQ zal het laagst zijn: 3 V. b Up Us = Np Ns g 230 8 = 800 Ns 230 ∙ Ns = 8 × 800 = 6400 Ns = 6400 : 230 ≈ 28 c Up ∙ Ip = Us ∙ Is 230 ∙ Ip = 5 × 1,6 230 ∙ Ip = 8 Ip = 8 : 230 ≈ 0,035 A *11a Een ideale transformator heeft geen energieverlies. Het opgenomen vermogen (van de primaire spoel) is gelijk aan het afgestane vermogen (van de secundaire spoel). b Pp = Up ∙ Ip Pp = 12,0 × 0,25 Pp = 3,0 W c Ps = Us ∙ Is Ps = 6,0 × 0,42 Ps = 2,5 W d Pverloren = Pp – Ps = 3,0 – 2,5 = 0,5 W 0,5 Pverloren ∙ 100% = × 100% = 17% Pp 3,0 19 © Uitgeverij Malmberg Nova H2 Elektriciteit 2 Vermogen en energie Leerstof 12 a de spanning (over het apparaat) en de stroomsterkte (door het apparaat) b Als het dag en nacht aanstaat. c E = P ∙ t d met de kWh-meter 13 grootheid symbool eenheid symbool stroomsterkte I ampère A spanning U volt V vermogen P watt W energie E joule J Toepassing 14 a P = U ∙ I = 1,5 × 0,000 08 = 0,000 12 W = 0,12 mW b P = U ∙ I = 230 × 7,8 ≈ 1,8 kW c P = U ∙ I = 8,1 × 160 ≈ 1,3 kW 15 a 1 200 000 000 800 = 1 500 000 huishoudens b Het grootste gedeelte van de dag gebruiken de huishoudens minder elektrische energie. 16 a Van 20.00 uur tot 21.00 uur. Het vermogen is dan 730 W. b Om 23.00 uur. Het vermogen is dan 580 W. c De klok wordt een uur vooruit gezet, waardoor het langer licht is. De lampen branden daardoor minder (en er worden minder elektrische apparaten ingeschakeld). 17 a b c 18 het verhitten van het water: E = P ∙ t = 1200 × 30 = 36 000 J = 36 kJ het water door de koffie persen: E = P ∙ t = 200 × 20 = 4000 J = 4,0 kJ totale hoeveelheid elektrische energie = 36 + 4,0 = 40 kJ (≈ 0,011 kWh) *19a b P = 3000 W en t = 1,5 × 3600 = 5400 s E = P ∙ t = 3000 × 5400 ≈ 1,6∙107 J (16 MJ) P = 3,0 kW en t = 1,5 h E = P ∙ t = 3,0 × 1,5 = 4,5 kWh P = 9 W en t = 6,0 × 60 = 360 s E = P ∙ t = 9 × 360 ≈ 3,2∙103 J (3,2 kJ) P = 0,009 kW en t = 6 : 60 = 0,1 h E = P ∙ t = 0,009 × 0,1 = 0,0009 kWh Bij de wasdroger. De wasdroger verbruikt meer elektrische energie dan een scheerapparaat, omdat het vermogen groter is en deze langer aan staat. Per wasbeurt verbruikt de wasmachine 1,5 kWh elektrische energie. Per jaar verbruikt de wasmachine 1,5 × 2 × 52 = 156 kWh. Per wasbeurt verbruikt de wasmachine 0,9 kWh elektrische energie. Per jaar verbruikt de wasmachine 0,9 × 2 × 52 = 93,6 kWh. Ze bespaart hiermee 156 – 93,6 = 62,4 kWh. De besparing in geld is: 62,4 × € 0,22 = € 13,73. 20 © Uitgeverij Malmberg Nova H2 Elektriciteit *20a b c P = 0,0040 kW en t = 24 × 365 = 8760 h E = P ∙ t = 0,0040 × 8760 ≈ 35 kWh (≈ 1,3∙108 J) De kosten zijn: 35 × € 0,22 = € 7,70. In werkelijkheid kijkt Jacqueline ook tv. Het toestel staat daardoor minder lang stand-by. Ze is hiervoor minder geld kwijt dan bij b is uitgerekend. Plus Het vermogen van een mens 21 a P = E t b Bij het meisje: E 9 600 000 P = = t 86 400 Bij de jongen: ≈ 111 W E 12 600 000 P = = ≈ 146 W t 86 400 c De berekende vermogens zijn kleiner dan in de leertekst. De reden hiervoor is dat de jongen en het meisje niet de hele dag fietsen of zich sterk lichamelijk inspannen. *22a Het nuttige vermogen is ongeveer 25% van het opgenomen vermogen. Het opgenomen vermogen is dus 350 : 0,25 = 1400 W. b P = 1400 W en t = 0,5 × 3600 = 1800 s E = P ∙ t = 1400 × 1800 = 2,52∙106 J c2,52∙106 : 480∙103 = 5,25 100 g × 5,25 = 525 g pasta 3 Elektriciteit in huis Leerstof 23 a Itot = I1 + I2 + I3 + … en Ptot= U ∙ Itot b De fasedraad is bruin; er staat een wisselspanning van 230 V op. De nuldraad is blauw; er staat geen spanning op. De schakeldraad is zwart; er staat alleen spanning op als de schakelaar in de AAN-stand staat. c 16 A d – Als er in een groep te veel apparaten tegelijk worden aangezet (overbelasting). – Als de elektrische stroom een andere weg met een kleinere weerstand kiest dan de draden van het elektrische apparaat (kortsluiting). e Bij kortsluiting kiest de elektrische stroom een andere weg met een kleinere weerstand dan de draden van het elektrische apparaat. De stroomsterkte wordt dan enorm groot, waardoor er brandgevaar kan ontstaan. 24 ac ba cb 21 © Uitgeverij Malmberg Nova © Uitgeverij Malmberg H2 Elektriciteit Toepassing 25 a Sommige apparaten hebben een groot elektrisch vermogen. De stroomsterkte door de aanvoerdraden en het elektrische apparaat is dan ook groot. Om overbelasting te voorkomen, mag de stroomsterkte in één groep niet groter worden dan 16 A. b Deze apparaten hebben niet zo’n groot vermogen, dat de stroomsterkte in de buurt van de 16 A komt. 26 a Schakelaar a. Hiermee kun je de hele groep uitschakelen. b Hiermee wordt elk lichtpunt apart in- of uitgeschakeld. c Zie figuur 1. naar de overige lichtpunten en stopcontacten blauw bruin bruin lichtpunt 2 zwart schakelaar c blauw bruin bruin lichtpunt 1 zwart schakelaar b schakelaar a blauw 27 bruin vanaf de kWh-meter ▶ figuur 1 aschakeldraad b nuldraad, blauw c Je kunt aan een schakelaar meestal niet zien of deze AAN of UIT staat. d de bijbehorende groepsschakelaar (schakelautomaat) in de meterkast omzetten e Op deze manier weet je zeker dat niemand per ongeluk de groep weer inschakelt. 28 a Ptot = P1 + P2 + P3 + P4 + P5 = 1600 + 12 + 15 + 250 + 400 = 2277 W b Nee, want de stroomsterkte is niet groter dan 16 A. Itot = Ptot U = 2277 230 ≈ 9,9 A *29Ptot = Pelement + Pventilator + Pgrill = 1450 + 80 + 1300 = 2830 W Ptot 2830 Itot = = ≈ 12,3 A U 230 De heteluchtoven hoeft geen eigen groep te hebben, omdat de maximale stroomsterkte door dit apparaat voldoende onder de 16 A blijft. Ptot *30a – helemaal afgerold: Itot = U = 3500 230 ≈ 15,2 A 1100 Ptot – op de haspel: Itot = = ≈ 4,78 A U 230 b Door de hoge stroomsterkte wordt de kabel warm. Als de kabel niet is afgerold, kan de kabel smelten. c De maximale stroomsterkte door de kabel is 15,2 A. Dit is vrijwel even groot als de maximale stroomsterkte in de groep van een huisinstallatie. De kabel is ongeveer even dik als het koperdraad in de huisinstallatie. 22 blauw blauw Nova H2 Elektriciteit 31 a Het neonlampje brandt, omdat er spanning op de draad staat. De spanningszoeker maakt contact met de fasedraad. b Nee. De spanningszoeker maakt hier contact met de nuldraad. Op deze draad staat geen spanning. c Het omhulsel van de spanningszoeker geleidt de stroom niet. Zie figuur 2. d De weerstand van de spanningszoeker is heel groot, waardoor er een kleine, ongevaarlijke stroom door de spanningszoeker en je lichaam loopt. neonlampje weerstand veer blauw blauw blauw ▲ figuur 2 Plus 32 a b c De KEMA Dat een elektrisch apparaat volgens de KEMA veilig kan worden gebruikt. Om te kijken of de producenten van elektrische apparaten zich goed aan de regels houden. Een paar apparaten worden dan uit een willekeurige winkel gehaald en gekeurd. 33 a Ze vertonen tekortkomingen op het gebied van veiligheid. b Nee, omdat een producent deze markering mag gebruiken, zonder dat de waterkoker hiervoor gekeurd is. c Het KEMA-keur geeft aan dat de waterkoker ook daadwerkelijk gekeurd en veilig te gebruiken is. d – voldoende bescherming bij morsen; – de buitenkant van de waterkoker is van een niet-geleidende kunststof gemaakt; – de waterkoker slaat automatisch en tijdig af als het water kookt. 4 Elektriciteit en veiligheid Leerstof 34 a Het hefboompje is dan omgeklapt. b Het verschil in stroomsterkte tussen de nuldraad en de fasedraad. Als de stroomsterkte in de nuldraad minimaal 30 mA kleiner is dan de stroomsterkte in de fasedraad, schakelt de aardlekschakelaar de stroom uit. c Door slijtage kan het koper van de fasedraad in het elektrisch apparaat de metalen buitenkant aanraken. d Als er een lekstroom is groter dan 30 mA. 35 a fasedraad (bruin), nuldraad (blauw), schakeldraad (zwart), aarddraad (groengeel) baarddraad c Van de buitenkant van het apparaat, door de aarddraad naar het stopcontact, die verder loopt naar de aardrail in de meterkast. 23 © Uitgeverij Malmberg Nova H2 Elektriciteit Toepassing 36 a Deze wordt kleiner. b Deze wordt groter. c Moeilijker. De spieren kunnen zich niet ontspannen, waardoor je de draad moeilijker los kunt laten. 37 a overbelasting of kortsluiting b De televisie in de huiskamer is aangesloten op een andere groep. c de stekker van de waterkoker uit het stopcontact halen 38 a – Het ledlampje is stuk of is niet goed aangedraaid of ingestoken. – De groepszekering is uitgeschakeld, omdat de stroomsterkte in de groep groter dan 16 A was. – In de wijk is er geen elektriciteit, waardoor haar huis ook geen elektriciteit via de hoofdkabel krijgt. b Dat de elektriciteit in de wijk is uitgevallen. c Dat de groepszekering is uitgeschakeld. d Het ledlampje is stuk of niet goed aangedraaid of ingestoken. Allereerst moet ze nagaan of het ledlampje beter aangedraaid of ingestoken moet worden. Als dit niet de oorzaak is, moet zij het ledlampje vervangen. 39 a in situatie 1 b in situatie 2, 3 en 5 c in situatie 4 40 a De aarding aan de metalen buitenkant voorkomt dat deze bij een defect onder spanning kan komen te staan. b Omdat de buitenkant al van een niet-geleidende kunststof is gemaakt. 41 a Ilek = 8,25 – 8,21 = 0,040 A b De aardlekschakelaar zal de stroom uitschakelen, omdat de lekstroom groter is dan 30 mA (= 0,030 A). c De lekstroom zou dan in plaats van door Peters lichaam door de groengele aarddraad naar de aardrail in de meterkast lopen. 42 a bij 20 mA: binnen 500 ms bij 200 mA: binnen 40 ms b Ja, dat klopt. Je kunt in de grafiek aflezen dat een lekstroom van 30 mA pas gevaarlijk is boven circa 200 ms. Ver voor die tijd, al na 20 ms, heeft de aardlekschakelaar de stroom uitgeschakeld. *43a De stroom is niet te voelen. De stroomsterkte is kleiner dan 1 mA. b De stroom gaat via de spanningszoeker en de arm van Gilles naar de (geaarde) waterkraan. Deze weg heeft veel minder weerstand dan de weg via zijn lichaam en zijn (waarschijnlijk goed geïsoleerde) voeten. De stroomsterkte zal daardoor groter worden en het neonlampje in de spanningszoeker feller branden. c Van koper, omdat de buizen de elektrische stroom blijkbaar goed geleiden. Anders zou het neonlampje niet feller gaan branden na het aanraken van een waterkraan. 24 © Uitgeverij Malmberg Nova H2 Elektriciteit Plus Autozekeringen 44 a I = P U = 60 12 = 5,0 A b De zekering smelt door als de stroomsterkte gelijk aan of groter is dan 10 A. c De lamp kan anders niet branden, omdat de zekering doorsmelt. 45 onderdeel gegevens stroomsterkte claxon 12 V, 80 W 6,7 A 2 voorruitwissers 12 V, 150 W 12,5 A 3 grootlicht links 12 V, 60 W 5,0 A 2 grootlicht rechts 12 V, 60 W 5,0 A 2 achteruitrijlichten 12 V, 30 W 2,5 A 1 mistlamp 12 V, 200 W 16,7 A 4 achterruitverwarming 12 V, 300 W 25 A 5 motorelektronica 12 V, 45 W 3,8 A 1 benzinepomp 12 V, 220 W 18,3 A 4 airconditioning 12 V, 320 W 26,7 A 5 Test Jezelf 1 awarmte bhoog c generatoren, omhoog 2 D 3 a18 V b ≈ 1,1 V 4 36 windingen 5 12,5 kWh 0,5 kWh 16,2 MJ 720 kJ 6 8,7 A 7 7,2∙105 J; 0,2 kWh 8 a5,4∙106 J of 1,5 kWh b€ 0,33 9 anuldraad bfasedraad cnee 10 180 uur 25 zekering © Uitgeverij Malmberg Nova H2 Elektriciteit 11 2,3 A 12 D 13 a6 b 1: automatische zekeringen; 2: aardlekschakelaars; 3: kWh-meter; 4: hoofdschakelaar; 5: hoofdleiding 14 kleiner; groter; zekering; groot; klein; zekering 15 C 16 aonwaar bwaar conwaar donwaar ewaar 17 € 4,- : 0,22 €/kWh = 18,2 kWh (in één jaar) E = 18,2 kWh t = 1 jaar = 24 × 365 = 8760 h P= E t = 18,2 kWh 8760 h = 0,00207.. kW ≈ 2,1 W 18 Lars heeft gelijk, omdat het energieverbruik ook afhankelijk is van de tijdsduur waarin je het elektrische apparaat hebt ingeschakeld. 19 1 2 De verbruikte elektrische energie E berekenen: Bij 1200 omwentelingen wordt 1 kWh = 3,6∙106 J (3,6 MJ) verbruikt. Bij 1 omwenteling wordt 3,6∙106 J : 1200 = 3,0∙103 J verbruikt. Bij 57 omwentelingen wordt 57 × 3,0∙103 J = 1,71∙105 J verbruikt. Het vermogen berekenen: E = 1,71∙105 J t = 180 s P= E t = 1,71∙105 J 180 = 9,5∙102 W (ongeveer 950 W) 20 a Voor de badkamer gelden strenge veiligheidsregels, die een erkend installateur wel kent en jij niet. Bovendien zijn de gevolgen, als je iets zelf doet, al gauw levensgevaarlijk. b in zone 1 c De buitenkant van zo’n dubbel geïsoleerde armatuur kan niet onder spanning komen te staan. d Dat betekent dat de elektriciteitsdraden in het apparaat zijn geïsoleerd én de buitenkant van het apparaat van een isolerend materiaal is gemaakt. 26 © Uitgeverij Malmberg Nova H2 Elektriciteit Praktijk Een supernetwerk voor Europa 1 a P = 700 MW = 7,00∙108 W U = 450 kV = 4,50∙105 V b P = 700 MW = 7,00∙105 kW t = 24 h E = P ∙ t = 7,00∙105 kW × 24 = 1,68∙107 kWh (bijna 17 miljoen kWh) P 7,00∙108 I = = U 4,50∙105 ≈ 1,56∙103 A 2 a Als de te overbruggen afstand groter is dan circa 100 km, is HVDC energie-efficiënter dan de gewone hoogspanningsleidingen die met wisselspanning (AC) werken. De energieverliezen in de kabels zijn bij HVDC kleiner en dat maakt het mogelijk om de elektrische energie rendabel te transporteren. b Het omzetten van wisselstroom (AC) naar gelijkstroom (DC) en – na transport – weer van gelijkstroom naar wisselstroom vereist dure en omvangrijke apparatuur. De kosten van die apparatuur wegen bij korte afstanden niet op tegen het – door de korte afstand relatief lage – extra energieverlies bij gebruik van wisselspanning. 3 a Je kunt het overschot aan elektrische energie gebruiken om elektrische pompen aan te drijven die water omhoog pompen naar het stuwmeer. b Je kunt niet onbeperkt water naar het meer pompen: vol is vol. De capaciteit is variabel doordat het stuwmeer ook het natuurlijke wateraanbod moet opvangen. Als het veel heeft geregend, is het stuwmeer al vol en kun je er niet nog extra energie in opslaan. Als het droog is, staat het water laag en kun je er dus flink wat extra water in kwijt. c Je haalt de opgeslagen energie weer uit het stuwmeer door het water via grote waterturbines uit het meer naar beneden te laten stromen. De turbines drijven op hun beurt generatoren aan die – gemakkelijk te transporteren – elektrische energie opwekken. 27 © Uitgeverij Malmberg