Le(u)ven onder Frans bestuur: Kroniek van verandering Een vervolg Tom Vanderstappen en Ramon Kenis In onze vorige Nieuwsbrief (Nr. 44) zagen we door Napoleonjaar “2015” (tweehonderd jaar na de Slag van Waterloo) de uitgelezen kans een Leuvense ooggetuige aan het woord te laten. Ook gaven we in het inleidende deel van dat artikel al in een kort overzicht hoe het Franse revolutionaire bewind en uiteindelijk Napoleon aan de macht kwamen. Dat gebeurde in de woelige nasleep van de Franse Revolutie en de pogingen om een democratisch bestuur in het Franse rijk op poten te zetten én te houden. Ook dit was een revolutionaire innovatie! Ten gevolge van de Franse revolutionaire oorlogen, waarbij ze hun “verlichte idealen” en hervormingen met harde hand in Europa wilden doordrukken, werden de Zuidelijke (Oostenrijkse) Nederlanden vanaf 1792 overspoeld door de Fransen. Datzelfde jaar zullen ze nog beslissen deze streken officieel aan Frankrijk te hechten (op 1 oktober 1795 was het zover), als nieuwe departementen met dezelfde rechten en plichten als in het “revolutionaire” Frankrijk… en dus ook met een letterlijke afbraak van het ancien régime als gevolg. In dit artikel bekijken we de impact van het Franse bestuur in Leuven, met een sterke cultuur- erfgoedgerelateerde insteek. De bedoeling is niet om volledig te zijn, wel om de nog zichtbare ingrepen en verdwenen elementen uit die periode aan te reiken. Er wordt hier niet ingegaan op sommige duurzame roerende innovaties van de Fransen zoals maten en gewichten, papieren geld (assignaten), het wetboek (Code Civil/ Napoleon van 1804),… en de gevreesde conscriptie (militaire dienstplicht, 1798). Leuven getuigt… Vanaf 1792 zal ook Leuven bestuurlijk en cultureel nooit meer hetzelfde zijn. Jan Baptist Hous is, met zijn Leuvense kroniek, getuige van een veranderende wereld, van een stad in een nieuwe dynamiek. Hij schrijft niet vanuit dat besef; hij schrijft niet als een historicus (met enige afstand en een terugblik óp), maar als kroniekschrijver. Als pruikenmaker, en later als bode, was hij goed geplaatst om de grote en kleinere feiten van de dag op te pikken en pende ze op regelmatige tijdstippen in zijn schriftjes neer. Fig. 1: Tekstfragment Hous vermeldt dat in de nacht van 8 op 9 november 1792 gouver- Hous nante Maria-Christina van Oostenrijk door de Fransen uit de Nederlanden was weggevlucht. Generaal Dumouriez had twee dagen eerder, aan het hoofd van een leger van zo’n 60.000 man, een erg belangrijke overwinning behaald bij Jemappes. Op 20 november bereikte datzelfde leger Leuven. Enkele dagen later werd op de Grote Markt een vrijheidsboom geplaatst. Onder toezicht van 100 soldaten en op elke straathoek een kanon (!) werd dit door heel wat hoopvolle Leuvenaars gevierd. Op 6 december moest de Leuvense bevolking een nieuw bestuur kiezen, onder de dreigende leuze “Vrij of dood”. Vanaf dan zal de sfeer dus iets minder vrolijk worden. Eind dat jaar werd de parochiekerk van Sint-Jakob ingericht als kruitmagazijn. Enkele weken daarna, begin 1793, zal een zelfde opslagplaats in het kartuizerklooster de lucht in vliegen, met drie doden tot gevolg. De kerkelijke infrastructuur was duidelijk niet heilig voor de Fransen: de trend was gezet. Enkele dagen erna arriveerde een commissie uit Parijs om een inventaris op te stellen van de abdijen, kloosters, colleges, ambachten, gilden en handelskamers. Tegen die tijd waren er al heel wat inboedels, kerkschatten en relikwieën verborgen. Hous tekent op dat geestelijken in de straten worden lastiggevallen, beschimpt en geslagen. Velen zullen zich achter wereldlijke kledij gaan verschuilen. 3 Een nieuw bestuur, in derde versnelling Na enkele laatste militaire successen van het Oostenrijkse leger, in maart 1793, zal Leuven getuige zijn van de rauwe realiteit van de aangaande oorlog en ziet ontelbare gewonden en krijgsgevangenen door de stad passeren. Deze worden door de Oostenrijkers zelf in de verlaten kloosters of colleges verzorgd of opgesloten. De Leuvenaars omarmen het oude bestuur: de door de Fransen afgeschafte privileges (ook die van de Universiteit) worden weer ingevoerd, de traditionele ambtenaars weer geïnstalleerd en de kerk zal weer in grote luister missen en processies opvoeren. Dat geluk zal echter van korte duur zijn. Op 26 juni 1794 behaalden de Fransen een belangrijke overwinning: de slag bij Fleurus. Het Oostenrijkse leger, hun Hollandse en Engelse hulptroepen trokken zich geleidelijk aan terug. Kloosterlingen, priesters en edellieden maakten zich grote zorgen en sloegen op de vlucht. 15 juli arriveerden de Fransen terug in Leuven; tot dan was er nog enkele dagen hevig weerstand geboden door de Oostenrijkse troepen. De Fransen zullen het straatbeeld onophoudelijk kleuren met hun pamfletten onder de bedreigende leuze “Vrijheid, gelijkheid of de dood”. Hous pent ze maar al te graag neer in zijn nota’s. Meteen na de bezetting door de Fransen zullen alle soorten goederen en voorraden massaal opgeëist worden. Op 1 oktober 1795 werden de voormalige Oostenrijkse Nederlanden per decreet als Franse departementen aangehecht: negen, om precies te zijn. Deze leken erg op de kreitsen van Jozef II en de huidige Belgische provincies. Ze werden allemaal vernoemd naar een plaatselijk geografisch kenmerk: departementen Leie, Schelde, Twee Neten, Neder-Maas, Dijle, Jemappes, Ourthe, Samber-en-Maas en Wouden. Het departement Jemappes werd genoemd naar de belangrijke overwinning van de Fransen in 1792. De oude privileges en de standenmaatschappij moesten snel plaats ruimen (en letterlijk uit het straatbeeld verdwijnen) en per 11 december 1795 kwam het gebod de wapens van alle Leuvense huizen en kerkhoven te verwijderen en dat op een termijn van slechts acht dagen. In juni 1796 komen er ook harde zetten tegen de kerk. Zo moeten zelfs alle Christus- en Mariabeelden weggehaald worden. In 1796 werd de burgerlijke stand ingevoerd en moet het gemeentelijke bestuur voor de registratie van de burgers instaan. Op deze manier werd het belang van de parochieregisters doorbroken en een belangrijke stap in de secularisatie genomen. Een andere, in dit kader, erg belangrijke innovatie is het invoeren van het kadaster om makkelijker te kunnen belasten. Hierdoor ontstond een nauwkeurige omschrijving van onroerende goederen: de waarde van de gronden, gebouwen en de eigenaars. Fig. 2: Voormalige Veerzekensmarkt 4 In Leuven werd in 1796 ook de Veerzekensmarkt in de HalfMaartstraat (voordien het Sint-Geertruikerkhof) afgeschaft. Op 17 maart (half maart), de feestdag van Sint-Gertrudis, verzamelden meiden en knechten zich hier, op zoek naar een nieuwe meester. De Fransen zagen dit als een vorm van slavernij en schaften het gebruik af in naam van de vrijheid en de gelijkheid. Ook dat jaar werden tien politieambtenaren aangesteld voor de lokale ordehandhaving. Vóór die tijd werd die functie uitgeoefend door de schuttersgilden. Afbraak religieuze instellingen Naast de installatie van een nieuw wereldlijk bestuur, richten de Fransen ook hun pijlen op de religieuze instellingen. Ze gingen hier veel verregaander bij tewerk dan Keizer Jozef II (1780-1790); religie moest niet zozeer gerationaliseerd worden, maar de rede (lees: het Franse wereldlijke bestuur) moest de nieuwe draaiende kracht in de samenleving worden. Niet alleen moesten de priesters een eed van trouw aan de Fransen zweren, ook werden de kloostergemeenschappen opgeheven en gebouwen en goederen in beslag genomen. Kort na de annexatie (1 oktober 1795) van de Zuidelijke Nederlanden, werd hier in Leuven grondig werk van gemaakt. Religieus erfgoed verdween of kreeg een andere invulling. De gevolgen op erfgoedvlak waren niet te overzien! 1796 kende meteen grote gevolgen voor het kerkelijk roerend en onroerend erfgoed. Het begraven van de doden in de kerken werd ook meteen verboden. Dat jaar werd de abdij van Vlierbeek opgeheven; een jaar later werden de benedictijnen uit de abdij verdreven. Ook de monniken van SintGeertrui moesten hun abdij verlaten. De abdijgebouwen werden verkocht aan particulieren, maar het kerkgebouw bleef ten dienste van de parochie. Het klooster van de annunciaden (terrein op de hoek van de Tervuursestraat met de huidige Van Wayenberghlaan) werd afgebroken. Het klooster van de kruisheren der Nederlanden, de magdalenazusters en de ongeschoeide karmelieten werd opgeheven. Het klooster van de wittevrouwen (tussen de Diestsestraat en de Rijschoolstraat) werd ontbonden en ingericht tot kazerne. Het ziekenhuis van Terbank mocht blijven bestaan, terwijl de bezittingen van de dominicanen verkocht werden. De minderbroeders werden uit hun klooster, in Minderbroedersstraat, verdreven en een jaar later werden de kloostergebouwen openbaar verkocht in Brussel. In 1797 werd het klooster van de oratorianen in de Mechelsestraat ontbonden. Twee jaar later werden de gebouwen verkocht en opgedeeld in afzonderlijke woonpanden. In 1798 werd de abdij van Vlierbeek en alle bezittingen verkocht aan de Leuvenaar Jan Antoon de Becker, broer van een monnik. De kloosterzusters van Onze-Lieve-Vrouwvan-de-Wijngaard (Fonteinstraat, Mechelsestraat) werden verdreven door de Fransen. Het klooster van de geschoeide karmelietessen in de huidige Vlamingenstraat werd verkocht en een gedeelte di- Fig. 3: Fragment uit plan ‘Ville de Louvain’ van Chr. De Baride 1796. Op dit plan zijn de kerken al in beslag genomen als Kazernes, o.a ‘Caserne les Annonciades’ op de hoek van de Groefstraat (Tervuursestraat) en Mannenstraat (Mgr. Van Waeyenberghlaan)(Verzameling W.V.O - Leuven). Fig. 4: Klooster annuniciaden Tervuursestraat gesloopt in 1796 Fig. 5: Situatie 2015 5 rect gesloopt. Het augustijnenklooster in de Koestraat (heden Vaartstraat) werd openbaar verkocht en nadien ook grotendeels gesloopt. Het Convent van de Engelse nonnen (het voormalige refugehuis van de abdij van Sint-Truiden en het refugehuis van de abdij van Vlierbeek) werd opgeheven en verkocht. In 1799 werd het klooster van de ongeschoeide karmelieten van Sint-Jozef ontbonden en een jaar later werd het complex verkocht en afgebroken. Het klooster van de ongeschoeide karmelieten van Sint-Albertus, Tacet, in de Naamsestraat werd gesloopt. De poort is het enige zichtbare overblijfsel ervan. In 1802 werden de Sint-Niklaaskapel en de Sint-Janskapel op de Keizersberg gesloopt. Het klooster van de kapucijnen (nu Kruidtuin) werd afgebroken. In 1803 werden de kerk en delen van het klooster van Sint-Maartensdal gesloopt. In 1806 werden de ongeschoeide karmelietessen verdreven (Tiensestraat) en de gebouwen omgevormd tot legeropslagplaatsen. Ook dat jaar werd het terrein van het klooster van de kartuizerij aan de Bankstraat in verschillende loten verkocht en de kerk afgebroken. Fig. 6/7: Consul Napoleon en Pius VII In 1801 werd er tussen eerste consul Napoleon en paus Pius VII een concordaat gesloten dat de verhouding tussen Kerk en staat regelde. Dat hield niet alleen het herstel van de vrijheid van eredienst in, ook werden vanaf nu de geestelijken door de staat bezoldigd. Enkele kerken kregen kort daarna hun functie terug. Datzelfde jaar ging de SintPieterskerk al opnieuw open voor de eredienst. In 1802 werden opnieuw misvieringen gehouden in de voormalige kapel van Onze-Lieve-Vrouwter-Koorts, de Vleminckxkapel (Vlamingenstraat), die dan dienst doet als de parochiekerk van Sint-Jozef. In 1803 werd de voormalige kerk van de dominicanen heropend als parochiekerk (Onze-Lieve-Vrouw-ter-Predikheren) en de SintMichielskerk aan de eredienst teruggeschonken. Onderwijs Fig. 8: Het college van de Hoge Heuvel waarin in 1836 het Lycée vanuit het Heilige-Geestcollege werd overgebracht en in 1881 het Athenée Royale de Louvain werd. Fig. 9: Poort Driutiuscollege 6 In 1797 werd de oude Leuvense universiteit (1425) door de Fransen afgeschaft. Een economische ramp voor de stad! Het Franse bestuur zal zich meer op het middelbare onderwijs concentreren. Een middelbare school werd opgericht in 1804 en gevestigd in het voormalige Heilige-Geestcollege en in 1836 verhuisde de school als lycée in het College van de Hoge Heuvel. Het werd later het Athenée Royale de Louvain. Een sterke hervorming daar zal ervoor moeten zorgen dat de mens van dogma’s bevrijd werd. Voor hogere studies zal men naar de écoles spéciales in Frankrijk moeten trekken. In 1800 zal, in de dekenij naast het stadhuis, de academie voor schone kunsten worden opgericht. Het Driutiuscollege komt in 1805 in het bezit van de stad, die er de academie voor schone kunsten en later de tekenschool zal inrichten. Zorginstellingen in Franse handen Een nieuwe openbare armenzorg werd ingevoerd en ook deze traditie onttrokken aan de kerkelijke instellingen. Deze armenzorg was nu een recht, de verantwoordelijkheid van en gedragen door de staat. De Commissie van Burgerlijke Godshuizen stond in voor de liefdadigheidsinstellingen. Het Bureel van Weldadigheid ondersteunde de armen thuis. Dit Bureel werd in 1925 omgevormd tot de Commissie van Openbare Onderstand (COO) en in 1976 werd dit het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). In 1799 werd het godshuis Heylwegen (Minderbroedersstraat 23, 25 en 27) overgenomen door de eerder vernoemde Commissie van de Burgerlijke Godshuizen. Vanaf 1801 (tot 1853) werd de pedagogie De Valk (later: College De Valk) ingericht als opvangcentrum voor Franse oorlogsinvaliden, later voor de Hollanders en uiteindelijk als militair hospitaal voor het Belgische leger. In 1803 bracht Napoleon (zie Nieuwsbrief 44), op doortocht naar Maastricht als eerste consul, een blitzbezoek aan Leuven en aan de oudstrijders die zich in de militaire hospitalen bevonden, zo o.m. aan het Pauscollege ingericht als Hôtel des Invalides. In 1809 werd het Sint-Elisabethgasthuis (nu: Romaanse Poort in de Brusselsestraat) eigendom van de Commissie voor Burgerlijke Godshuizen en krijgt de naam Hospice Civil. Ruimtelijke ordening, pleinen en straten Vanaf 1795 (volledige realisatie: 1806) werd op de plaats van het voormalige clarissenklooster de Volksplaats (Place du Peuple), later Mgr. Ladeuzeplein, voorbereid en verder uitgewerkt. In 1805 werden, na de opheffing van het predikherenklooster, de Sint-Annastraat en de Onze-LieveVrouwstraat door het kloosterdomein heen met elkaar verbonden. Het vrijgekomen terrein werd verkaveld voor de bouw van woningen. In 1807 worden de plannen goedgekeurd om de pedagogie Het Varken en het Standonckcollege te slopen voor de aanleg van de Place Impériale (vervolgens: Place des Invalides, Place Saint Michel, Hogeschoolplein). Eerst is het een pottekesmarkt, dan als markt voor gevogelte (de kiekenmarkt) bekend. In 1812 werden er de eersteburgerhuizen opgetrokken. Nieuwe markten worden in het leven geroepen. In 1804 werden twee pottagiemarkten (groentenmarkt) opgericht: de Sint-Pietersmerckt en de Sint-Gertrudismerckt. Voor de troepen werden broodovens ingesteld om de opgeëiste bakkerijen te vervangen. Fig. 10: Place du Peuple 1806 Fig. 11: Place Impériale 1807 De Fransen beschouwden de stadspoorten als vormeloze massa’s steen die de stad ontsierden, de doorgang belem- Fig. 12: Afbraak Tervuursepoort merden en geregeld opstoppingen veroorzaakten. In 1796 vanaf 1807 - KB nam de stadsmagistraat de beslissing om de Borchtpoort of Mechelse binnenpoort te slopen. In 1806 werd de Brusselsepoort gedeeltelijk gesloopt. Een jaar later moest ook een deel van de Tervuursepoort eraan geloven. Ook de Mechelsepoort werd gedeeltelijk gesloopt en zal bij het slopen van de ringmuur tussen 1821 en 1828 definitief mee verdwijnen. Het slopen van de Naamsepoort of Hoefpoorte begint in 1810. 7 Fig. 13: Atlas Cadastral 1813 Fig. 14: Atlas Kadastral - fragment - SAL Langzaam werd een nieuwe ruimtelijke ordening mogelijk, ‘une rationalisation de l’espace’ , met nieuwe decreten en ordening van grote wegenis en kleine wegenis, die de vroegere octrooien en barelen afschaften. Naast de bouwvergunningen werd ook de meervoudige bouwvergunning, een soort plan van aanleg, voor pleinen en straatwanden ingesteld. In 1804 werd de Sint-Jobkapel, aan de Vaartstraat, afgebroken om de Vaartstraat te verbreden. De nieuwe bouwstijl, de egyptiserende empirestijl, ontstond zoals o.a. in de Mechelsestraat het huis van weduwe Fig.15/16 Empirestijl: de Huttebize. De nieuwe ‘Atlas Cadastral du territoire de la huis de Huttebize ville’ leidde na metingen tot het plan Jobard in 1825. Besluit Van het middeleeuwse Leuven, letterlijk uitgebouwd door het ancien régime, zal na de verlichte hervormingen van Keizer Jozef II, het revolutionaire bestuur van de Fransen, de Hollandse periode en in het Belgische bestel weinig overblijven. Alle kloosters en abdijen werden opgeheven en moesten vaak letterlijk plaats ruimen. Ander erfgoed (kunstschatten, edelmetalen,…) werd verborgen, en soms nooit meer teruggevonden, onherroepelijk beschadigd of regelrecht weggeroofd. Democratie werd stilaan in onze streken doorgevoerd. Eerst nog in een getrapt kiessysteem (cfr. VS vandaag) en nog niet algemeen (mannelijk en als men belastingen betaalde). Onze handel maakte door de Fransen dankbaar gebruik van universele maten en gewichten en papiergeld. Dit zorgde voor een nieuwe commerciële dynamiek. Het verbreden van en de aanleg van straten, afbraak van de oude omwalling en poorten kwam de mobiliteit ten goede en ook weer de stadshandel. De Franse revolutionaire kalender en uurindeling waren niet duurzaam en werden door Napoleon weer afgeschaft. De oude straatnamen werden weer hersteld. Hij zal zich ook inschikkelijker stellen tegenover de kerk en het katholicisme erkennen als “de religie van de meerderheid”, zodat de katholieke eredienst weer in ere hersteld kon worden. Hun eigen tempels van de rede (Sint-Michielskerk) waren geen lang leven beschoren. Door de ingrepen van de Fransen in de kerkelijke macht (ook in het onderwijs) zal de ontkerkelijking nooit meer ongedaan gemaakt worden, ondanks de latere katholieke inspanningen. De Leuvense vaart (project van de Oostenrijkers) zal onder de Fransen duurzamer worden. De vrijgekomen ruimte (door afbraak kloosters, abdijen en colleges) zullen het publieke domein ten goede komen: ruimte voor nieuwe pleinen en diverse markten.. Het Franse bestuur ging met de grove borstel door Leuven. Sindsdien zouden de geesten van haar inwoners “wereldlijker” worden. Het oude maakte plaats voor het nieuwe, het moderne. Het leven werd meer geritmeerd door de nieuwe handel, dan door de kerk. Dogma’s maakten plaats voor de ratio. Tradities maakten plaats voor utilitarisme: wat beter kon, werd vervangen. Daarom kon Leuven gebruik maken van een nieuwe dynamiek, van een strakke planningsdrift van buitenaf. 8