NIEMAND AAN DE KANT – AGENDA TEGEN SOCIALE UITSLUITING De realiteit van sociale uitsluiting in tienvoud en een oproep aan de politiek Resto VanHarte, Fred Beekers en Jop Hamelynck, 21 april 2010 Resto VanHarte, Van de Sande Bakhuijzenstraat 4, 1061 AG Amsterdam. Tel: 020 – 60 77 982 www.restovanharte.nl Bank 1514 INHOUD Samenvatting 2 Inleiding 3 2010 biedt kansen 4 Resto VanHarte: een kennismaking 5 Sociale uitsluiting in tienvoud 6 1. Gezondheid 6 2. Armoede 7 3. Werkloosheid 8 4. Opleiding en schooluitval 9 5. Wonen 10 6. Burgerschap 12 7. Integratie 12 8. Eenzaamheid 13 9. Vergrijzing 14 10. Kinderen 14 Het politieke klimaat 16 Urgentie 17 De oplossing 18 Geraadpleegde literatuur 19 Bijlage: Bedrijven die het werk 20 van Resto VanHarte ondersteunen 1 SAMENVATTING PAMFLET RESTO VANHARTE NIEMAND AAN DE KANT – AGENDA TEGEN SOCIALE UITSLUITING. Nederland nu: • wij zien een land dat in toenemende mate verdeeld dreigt te raken langs etnische, culturele, religieuze en economische scheidslijnen, en • wij zien een land waar de sociale cohesie onder druk staat. Wij? Wij zijn Resto VanHarte. In 2005 begonnen wij met laagdrempelige eetgelegenheden om buurtgenoten met elkaar in contact te brengen. Het concept - de eettafel als bindmiddel in de wijk werkt, want dit jaar wordt de 25e vestiging in het land geopend. In onze Resto’s staan wij dagelijks oog-in-oog met tekenen van sociale uitsluiting. De urgentie om daar iets aan te doen is in onze ogen enorm. Wij zien de realiteit achter de feiten en cijfers in rapporten: armoede, werkloosheid, schooluitval, slechte gezondheid, niet alleen onder etnische minderheden, maar ook onder autochtone Nederlanders. Veel mensen met een uitkering hebben geen enkel perspectief op een betaalde baan. Bewoners van de oude wijken voelen zich niet meer thuis in hun verwaarloosde en anonieme buurt. Met name oudere autochtonen voelen zich onveilig en worden geconfronteerd met isolement en uitzichtloosheid. Wij zijn ongerust. Een land waarin tien procent van de bevolking als ‘arm’ kan worden gedefinieerd, is onvolkomen. De oplopende werkloosheid zal vooral de niet-westerse allochtonen onevenredig hard treffen. De economische crisis valt samen met oplopende politieke spanningen over de positie van niet-westerse allochtonen, waarbij de grenzen van discriminatie, racisme en tolerantie worden opgezocht. De onderlinge sociale afstand is groot. Tussen de verschillende bevolkingsgroepen bestaat aanzienlijk wederzijds onbegrip. Ouderen die de straat niet meer op durven, glijden weg in isolement. In dit klimaat kunnen denkbeelden van populisten gedijen. Wij zijn ongerust, maar zien ook kansen. 2010 is het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Op dit moment bepalen de politieke partijen hun inzet voor de Tweede Kamerverkiezingen op 9 juni en worden de programma’s voor de volgende kabinetsperiode 20112015 vastgesteld. Het nieuwe kabinet zal meer moeten investeren in sociale verbanden. Wij roepen de nieuwe politieke leiders op om een interdepartementale Taskforce Sociale Cohesie op te richten, onder het motto: Niemand aan de kant. Wij beseffen dat de overheid niet alles kan oplossen. Iedereen moet helpen, de betrokkenen zelf en het particulier initiatief. En wat betreft het particulier initiatief zijn wij hoopvol gestemd, gezien de steun die Resto VanHarte krijgt van particulieren, bedrijven en overheidsinstellingen. Het bestrijden van sociale uitsluiting vergt geduld, discipline en scherp maatschappelijk inzicht. Wij vinden onverdraaglijk dat alle tekortkomingen in de samenleving zich concentreren bij groepen waar ze eenzijdig zwaar drukken. Mensen die een helling moeten beklimmen, vinden die helling minder stijl als ze die kunnen beklimmen met een vriend, zo hebben Amerikaanse psychologen ontdekt. Resto VanHarte wil die vriend zijn, maar op weg naar een samenleving waarin niemand aan de kant staat, is één vriend niet genoeg. 2 INLEIDING Nederland nu: Wij zien een land dat in toenemende mate verdeeld dreigt te raken langs etnische, culturele, religieuze en economische scheidslijnen, en wij zien een land waar de sociale cohesie onder druk staat. Dat klinkt alsof we hetzelfde zien als veel andere mensen. Maar wij zien meer dan de feiten en cijfers in rapporten en berichten in de media. Wij? Wij zijn Resto VanHarte. In 2005 begonnen wij met laagdrempelige eetgelegenheden om buurtgenoten met elkaar in contact te brengen. Het concept - de eettafel als bindmiddel in de wijk - werkt, want dit jaar wordt de 25e vestiging geopend. Wie de onderzoeksrapporten overziet, komt tot een ontnuchterende conclusie: armoede, werkloosheid, schooluitval, isolement en criminaliteit hopen zich op onder etnische minderheden. Maar ook veel ‘autochtone’ Nederlanders met een uitkering lopen gefrustreerd rond. Ze hebben geen enkel perspectief op een betaalde baan. Veel bewoners van de oude wijken voelen zich niet meer thuis in de buurt waar ze soms van jongs af aan wonen; de buurt is verloederd en van de mensen die er wonen kennen ze haast niemand meer. Vooral oudere autochtonen voelen zich vaak onveilig. Ze raken geïsoleerd en hebben een uitzichtloos bestaan. Na de instorting van de financiële wereld loopt de werkloosheid nog altijd op. Meer dan 400.000 mensen zitten tegen hun zin werkloos thuis. Dat is 5,2 procent van de beroepsbevolking, tegen 3,6 procent een jaar geleden. Het nieuwe kabinet zal de komende jaren ingrijpende maatregelen moeten nemen om de economische crisis te boven te komen, om de werkgelegenheid te verbeteren, en om de verzorgingsstaat te moderniseren. Dat is een grote maatschappelijke opgave, die gekoppeld moet worden aan het uitbannen van sociale uitsluiting. Sociale uitsluiting is ‘er niet bij horen’ en ‘onvoldoende bereid en in staat zijn te participeren in economische en sociale verbanden’. Mensen die sociaal zijn uitgesloten hebben tekorten op financieel en materieel gebied, en hebben onvoldoende toegang tot onderwijs, huisvesting, zorg, welzijn en veiligheid. Hun politieke en sociale ontevredenheid kan een bedreiging zijn voor de democratische rechtstaat. Sinds het Lissabon-akkoord (2000) staat het onderwerp sociale uitsluiting in Europa op de agenda en speelt het een rol in het politieke debat. Een decennium geleden leek de Europese Unie een welvarende tijd tegemoet te gaan: de werkloosheid was relatief laag en de economische groei was relatief hoog. De doelstelling was ambitieus: in 2010 moest de EU zijn veranderd in de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld, met een 3 arbeidsparticipatie van zeventig procent en een economische groei van drie procent. In zo’n Europa past geen armoede en sociale uitsluiting. Maar sinds het verschijnen van het rapport Sociale uitsluiting in Nederland in 2004 van het Sociaal Cultureel Planbureau is bekend dat een zeer substantieel van de Nederlandse bevolking, namelijk tien procent, is uitgesloten van maatschappelijke participatie. Bij de belangrijkste risicogroepen ligt dat percentage zelfs op meer dan dertig procent. Vooral gezondheid en een laag inkomen zijn bepalend voor sociale uitsluiting. De meest kwetsbare groepen zijn alleenstaande ouders, uitkeringsontvangers, mensen die werkloos zijn geweest, niet westerse-allochtonen, ouderen en mensen met een slechte beheersing van de Nederlandse taal. Gezien de maatschappelijke en economische ontwikkeling kan er vanuit worden gegaan dat deze situatie sinds 2004 eerder is verslechterd dan verbeterd. Aan onze eettafels zien wij de realiteit achter de cijfers uit het SCP-rapport. Iedereen is welkom bij Resto VanHarte en het lukt om mensen in de Resto’s met elkaar in contact te brengen en te ondersteunen bij hun pogingen weer richting te geven aan hun maatschappelijk leven. Maar het is niet genoeg. Ten eerste bereikt Resto Van Harte niet iedereen; voor degenen voor wie het isolement het grootst is, is misschien zelfs ónze drempel nog te hoog. Ten tweede is er heel veel leed, dat alleen maar kan worden weggenomen door daadkrachtige sociale politiek. 2010 BIEDT KANSEN Om de ambitie van Lissabon opnieuw op de politieke agenda te zetten, is 2010 door de Europese Unie uitgeroepen tot het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. De belangrijkste doelstellingen zijn bewustmaking van deze problemen en een hernieuwde politieke inzet om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. Bijna acht miljoen Europeanen (ongeveer zestien procent van de totale bevolking) leven op de rand van de armoedegrens. Ze leiden een onzeker bestaan en moeten het zonder basisbehoeften stellen die de meeste mensen als vanzelfsprekend ervaren. In Nederland leeft, volgens de Europese Unie, tien procent van de bevolking op de armoedegrens. 2010 wordt een cruciaal jaar voor de actie tegen sociale uitsluiting. Want Nederland is niet alleen een Europese verplichting aangegaan. Politieke partijen bepalen hun koers voor de Tweede Kamerverkiezingen op 9 juni en werken aan hun programma’s voor de volgende kabinetsperiode 2011-2015. Wij verwachten dat de politici kiezen voor een beleid tegen sociale uitsluiting. Wij? Wij zijn Resto VanHarte. 4 RESTO VANHARTE, EEN KENNISMAKING. Sociale armoede is een groeiend probleem in Nederland en dus gaat het goed met de VanHarte-restaurants. Resto VanHarte is een initiatief van Fred Beekers, Jacques de Milliano en Jop Hamelynck. Fred was medewerker van het CDA-kamerlid Jacques de Milliano en werkte als vrijwilliger bij de Boodschappenbegeleidingsdienst in Den Haag. Hij was in 1997 teruggekomen uit Ethiopië – waar hij voor de Verenigde Naties werkte. In Nederland reed hij oude mensen naar de Aldi of de Keukenhof en bracht ze daarna weer naar huis. Hij dacht: zoveel armoede, zoveel eenzaamheid. Is dit Nederland? Jacques de Milliano kende hij al lange tijd, want in 1984 waren ze initiatiefnemers van de oprichting van Artsen zonder Grenzen. Jop Hamelynck was, toen hij Fred zo’n zes jaar geleden ontmoette, interimbestuurder van een commerciële zorgopleiding – daarvoor had hij allerlei ondernemingen opgericht, van een consultancybedrijf tot koffiecorners. Hij kwam veel in verpleeghuizen en zag de eenzaamheid. Zijn ouders woonden toen in Frankrijk en hij kende de filosofie van Resto du Coeur, een organisatie met eetgelegenheden voor dak- en thuislozen. Twintig jaar geleden begonnen, nu een keten van meer dan tweeduizend vestigingen. Resto du Coeur haalde veel mensen uit hun isolement. Dat wilden Fred, Jacques en Jop ook: de eettafel in de strijd tegen de eenzaamheid maar dan voor een veel breder publiek dan alleen dak- en thuislozen. Jacques haakte af in verband met zijn drukke huisartsenpraktijk en Fred en Jop openden in 2004, kort voor kerst, het eerste Resto VanHarte, in Laak, Den Haag. Dit jaar opent Resto VanHarte de 25ste vestiging. Onze Resto’s zijn laagdrempelige eetgelegenheden waar mensen van diverse leeftijden, religies en culturen elkaar ontmoeten. Resto VanHarte is een onafhankelijke organisatie die investeert in de sociale cohesie van de Nederlandse samenleving. Doel is het doorbreken van sociaal isolement en het vergroten van leefbaarheid in wijken en steden. Vele vrijwilligers en steun van particuliere bedrijven1 maken ons werk mogelijk. Resto VanHarte werkt in de wijk actief samen met allerlei instanties zoals zorgen welzijnsinstellingen, religieuze instellingen, re-integratiebedrijven en onderwijsinstellingen. Vertegenwoordigers van die instanties, maar ook de wijkagent, dominee en imam, schuiven bij ons aan tafel. Daardoor is het voor de gasten van Resto VanHarte makkelijker die personen of instanties te benaderen. Andersom werkt het ook zo; in sommige gevallen raadt een huisarts zijn patiënten aan eens bij Resto VanHarte te gaan eten. Bijvoorbeeld als iemand net weduwe is geworden of door een andere oorzaak in een sociaal isolement dreigt te raken. “Resto VanHarte biedt je een uitgestoken hand”, zoals één van onze 1 Zie de bijlage voor een overzicht 5 gasten het verwoordde. “Als je die hand aanneemt, kan dat een nieuwe dimensie aan je leven geven.” Resto VanHarte wil een ontmoetingsplaats zijn waar wijkbewoners mensen kunnen ontmoeten met een andere religieuze, culturele of etnische achtergrond. Begrip kweken door het verhaal van een ander te horen. Maar eten en activeren zijn niet de enige doelstellingen van Resto VanHarte. Wij zien het ook als onze taak om aandacht te vragen voor en op te roepen tot betrokkenheid bij de problemen die wij zien: de verschijnselen van sociale uitsluiting. We doen dat in dit pamflet aan de hand van tien thema’s. SOCIALE UITSLUITING IN TIENVOUD 1. GEZONDHEID Gezondheidsproblemen zijn volgens het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) uit 2004 sterk bepalend voor sociale uitsluiting. Een betaalde baan is, volgens de onderzoekers, van minder belang voor het bestrijden van sociale uitsluiting dan in Europees beleid wordt verondersteld. Met name een combinatie van gezondheidsproblemen met andere risicofactoren, een, zoals dat heet, ‘gering psychisch welbevinden’, een laag inkomen en een werkloosheidsverleden, betekent een zeer grote kans op sociale uitsluiting. Omgekeerd kunnen een goede gezondheid en een hoog inkomen het negatieve effect van andere risicofactoren in sterke mate compenseren. Zo zijn uitkeringsontvangers met een slechte gezondheid in sterke mate sociaal uitgesloten, terwijl de combinatie van uitkering met een zeer goede gezondheid niet erg afwijkt van de score van de gemiddelde burger. Onder niet-westerse allochtonen is de mate van sociale uitsluiting relatief groot omdat bij hen - in vergelijking met andere Nederlanders - vaak meer risicofactoren tegelijk van toepassing zijn. Naast een slechtere gezondheid, hebben zij een lager opleidingsniveau, een lager inkomen en ook de slechtere beheersing van de Nederlandse taal draagt bij aan hun isolement. Daar komt bij dat door sociaal isolement de gezondheid niet verbetert, maar waarschijnlijk juist slechter wordt. Volgens cijfers van het CBS hebben mensen met een inkomen onder de lage-inkomensgrens naar verwachting gemiddeld vijf jaar korter te leven dan mensen met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Dat is een gegeven waar wij ons niet bij neer willen leggen. Bij Resto VanHarte zien we duidelijk hoe mensen – jong en oud - opbloeien omdat ze weer in contact komen met andere mensen. Bovendien proberen wij bij te dragen aan de gezondheid van onze gasten. Ten eerste door ze een gezonde en gevarieerde maaltijd voor te zetten. Ten tweede door voorlichting te geven over voeding, bewegen, sport en andere gezonde manieren van leven. Wij wijzen ze de weg in de vele mogelijkheden die er vaak al zijn, maar die ze niet kennen. 6 2. ARMOEDE De discussie over armoede wordt in hoge mate beïnvloed door een maatschappijvisie. Mensen die geloven dat bijna iedereen het vermogen heeft het lot in eigen hand te nemen, hebben de neiging de armoede te bagatelliseren en de oorzaken ervan bij de armen zelf te leggen. Mensen die geloven dat armoede vooral een gevolg is van de manier waarop de samenleving is ingericht - en dat de verantwoordelijkheid voor het welzijn van iedereen behoort te worden gedeeld - streven ernaar armoede zoveel mogelijk uit te bannen. Wij behoren tot de tweede groep. Het CBS meet de armoede en hanteert de zogenoemde lage-inkomensgrens een vast koopkrachtbedrag in de tijd. Van de 6,9 miljoen huishoudens in 2008 leefden er 545.000 (acht procent) onder de lage inkomensgrens (CBS, december 2009). Dat is meer dan in 2007 toen 7,6 procent van een laag inkomen moest rondkomen. Eenoudergezinnen met minderjarige kinderen liepen de meeste kans op armoede. Van hen hadden bijna 70.000 (29 procent) een inkomen onder de lageinkomensgrens. Ook waren ze het meest langdurig afhankelijk van een laag inkomen (19.000; 10 procent). Bij de niet-westerse huishoudens kwam het aantal met een laag inkomen uit op 142.000 (25 procent) en bij de alleenstaanden tot 65 jaar waren dat er 257.000 (18 procent). Mensen die deel uitmaken van een huishouden met een laag inkomen nemen in mindere mate deel aan het maatschappelijke leven. Ze hebben een beperkter sociaal netwerk, zijn minder actief in verenigingen, verrichten minder vaak vrijwilligerswerk en sporten minder. Daarnaast hebben ze vaak te maken met betalingsachterstanden en ontberen ze veelvuldiger middelen voor eerste levensbehoeften, zoals het goed verwarmen van het huis en het om de dag nuttigen van een warme maaltijd met vlees of vis. Ondanks een duidelijke daling ten opzichte van de eeuwwisseling groeiden in 2008 nog steeds relatief veel kinderen op in een huishouden met armoede. Zo behoorden ruim 330.000 minderjarige kinderen (één op de tien) tot een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Volgens cijfers van het CBS hebben mensen met een inkomen onder de lageinkomensgrens naar verwachting gemiddeld vijf jaar korter te leven dan mensen met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Dat is een gegeven waar wij ons niet bij neer willen leggen. Tweederde van de bezoekers van Resto VanHarte hebben een inkomen op de armoedegrens. Wij signaleren dat ze moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Daarom hebben wij, samen met Delta Lloyd en het Nibud (Nationaal instituut voor budgetvoorlichting), drie cursussen ontwikkeld waarin wij mensen 7 leren beter met hun geld om te gaan. Het zijn cursussen toegesneden op de situatie van ouderen, jongeren en eenoudergezinnen. Tijdens een crisis is een goede sociale ondersteuning erg belangrijk, maar deze moet werken als een trampoline voor het herstel van de werkgelegenheid. Toeleiding naar de arbeidsmarkt is minstens even belangrijk. 3. WERK(LOOSHEID) Werk helpt tegen sociale uitsluiting. In zijn boek Ode aan de arbeid zegt de Britse filosoof Alain de Botton dat mensen tegenwoordig niet meer als eerste aan iemand vragen waar hij vandaan komt en wie zijn ouders zijn, maar de eerste vraag is: wat doe je? Werk is bepalend voor je identiteit. Nederland, en vooral de allochtonen, betalen nu de prijs voor het feit dat in de jaren tachtig hele groepen mensen in de sociale uitkeringen zijn geparkeerd. De arbeidsparticipatie van allochtonen was in 1979 met 63 procent nog hoger dan de 55 procent onder de autochtonen. Door de crisis van destijds daalde dit percentage snel. Allochtone jongeren worden het hardst getroffen door de recessie, zo blijkt uit cijfers van Forum. Na jaren van daling liet 2009 voor het eerst weer een stijging zien. Eén op de vijf allochtone jongeren is werkloos tegenover één op de tien autochtone jongeren. Van de Marokkaanse en Antilliaanse jongeren is bijna een kwart werkloos. De slechte arbeidsmarktpositie van allochtonen is vooral een gevolg van lage opleiding en taalachterstanden. Wij zien ze veel: allochtone jongeren met hun ziel onder de arm omdat ze geen werk hebben. In onze restaurants bieden we ze de mogelijkheid om stage te lopen. Soms levert dat een startkwalificatie op voor iemand die zijn school niet heeft afgemaakt. Soms krijgt iemand de smaak te pakken en begint een eigen horecagelegenheid. Betaald werk hebben, maakt gelukkig, concludeerde socioloog Patricia van Echtelt van het SCP in een onderzoek dat dit jaar verscheen. De sociale kosten van werkloosheid zijn meer dan een uitkering. Werkloze jongeren hebben een slechtere gezondheid en lopen het risico om af te glijden naar criminaliteit. Maar er is hoop. Volgens Jan van Ours, hoogleraar arbeidseconomie, zal binnen “afzienbare tijd” de arbeidsmarkt verkrappen. Dat betekent dat de vraag naar arbeid zal toenemen. Een aantrekkende economie is, volgens Van Ours, de sleutel voor integratie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Bovendien kunnen bedrijfsleven en overheid daarmee een grote bron van nieuw, jong talent aanboren. 8 4. OPLEIDING EN SCHOOLUITVAL Nederland is een meritocratie waarin verdienste wordt afgemeten aan kennis en kennis weer aan diploma’s. Diploma’s bepalen de toegang en vooruitgang op de arbeidsmarkt en daarmee het toekomstig inkomen, het sociaal netwerk, politieke invloed. Alleen in de sport en de cultuur tellen prestaties los van diploma’s. Dat is een hard gelag voor diegene die niet kunnen leren, maar wel kwaliteiten hebben. Er is in Nederland een aantoonbare relatie tussen het sociaaleconomische milieu van een kind en de onderwijsprestaties: hoe beter het milieu, hoe beter de prestaties. Daardoor dringen kinderen uit lagere milieus minder vaak door tot het hoger onderwijs en lopen ze een hoger risico op schooluitval. Het schoolsysteem bevestigt sociale verschillen, terwijl er ook stelsels zijn - zoals in Finland en Zweden - die deze verschillen juist corrigeren. De zwakste Nederlandse leerlingen zitten op een gemiddeld niveau van scholieren in Mexico. En zelfs bij een academische opleiding bepaalt je achtergrond je loopbaan. Uit een recent onderzoek blijkt dat universitair opgeleiden uit een arbeidersmilieu veel hinder ondervinden bij het maken van een carrière. Dat komt, volgens bestuurswetenschapper Mick Matthys die op dit onderwerp promoveerde, met name doordat zij niet over de juiste netwerken beschikken en niet de juiste sociale codes beheersen die binnen een bepaalde beroepsgroep gelden. Volgens Matthys zijn het nu vooral de allochtone kinderen die zich aan een achterstandpositie moeten ontworstelen. ,,Maar daarnaast blijven er ook groepen autochtone arbeiderskinderen bestaan die minder snel hogerop komen’’, zegt hij in een vraaggesprek met NRC Handelsblad. ,,Er is een onderzoek uit 1966 naar het aandeel arbeiderskinderen onder de studentenpopulatie. Dat was toen tien procent. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau van ruim dertig jaar later bracht hetzelfde percentage. Er is dus niet zoveel veranderd.” In het onderwijs moeten de resultaten afhangen van de capaciteiten van het kind - en niet van de omstandigheden waarin hij of zij opgroeit. Nu gaat veel potentieel verloren. Dat is niet alleen slecht voor de huidige en toekomstige generaties kinderen uit zwakke milieus, maar ook voor Nederland als geheel. Een (afgeronde)opleiding en een baan zijn de beste waarborgen tegen sociale uitsluiting. Het aantal leerlingen dat in het afgelopen schooljaar voortijdig is gestopt met school is fors gedaald. In het afgelopen schooljaar verlieten 42.600 leerlingen voortijdig de school. Dat zijn ruim 4.000 minder leerlingen dan het jaar daarvoor. Onder allochtone leerlingen komt schooluitval en voortijdig schoolverlaten vaak voor, vaker dan onder autochtone leerlingen. Van iedere vijf allochtone scholieren verlaat er één het onderwijs zonder diploma. Van de tien autochtone schoolverlaters gaat er bijna één van school zonder diploma. 9 Het grootstedelijk effect van schooluitval brengt deze wijken veel werkloosheid en armoede. Dit jaagt de samenleving op kosten, in de vorm van gederfde inkomsten, extra zorg, uitkeringen en criminaliteit. Deze kosten en de overlast van deze jongeren zijn weer een risico op zich omdat ze brandstof zijn voor discriminatie bij autochtonen - al dan niet woonachtig in die wijken - en door opportunistische politici kunnen worden misbruikt voor politieke doelen. Een investering in goed onderwijs is een investering in het voorkomen van sociale uitsluiting. En de opbrengsten van investeringen in onderwijs zijn groot. De private opbrengsten van een jaar voortgezet en hoger onderwijs liggen tussen de zeven en twaalf procent. Een jaar langer leren levert dus rendement op. Via het opleidingsniveau van de vader/moeder is er invloed op het opleidingsniveau van de zoon/dochter. Dit opleidingsniveau van de zoon/dochter blijkt weer effect te hebben op de mate van sociale uitsluiting, constateert het SCP (2004). Wij kennen de wijk, een dorp in een stad. Wij willen in die wijk scholen waar kinderen zich kunnen ontwikkelen op weg naar een toekomst met perspectief. Op ons netvlies staat de film Etre et Avoir van Nicolas Philibert uit 2002 waren leren centraal staat. Wat de film laat zien, is het belang van een hechte gemeenschap, waar lid zijn vormend is voor de identiteit van zowel de kinderen, de onderwijzer, en de ouders. Samen, niet apart. Bij onze restaurants lopen leerlingen van VMBO en MBO stage. Wij helpen ze graag bij het verwerven van een diploma, want dat is het fundament voor een goede start. En de empirische gegevens leveren het wetenschappelijk bewijs - ook buiten het werk heeft het onderwijs opbrengsten: beter opgeleide mensen zijn gezonder, hebben meer vertrouwen in de samenleving en zijn beter in staat tot relaties. Dat blijkt uit een vorig jaar gepubliceerde studie van Philip Oreopoulos en Kjell G. Salvanes. Eerder al betoogden de Nederlandse hoogleraren Henriëtte Maassen van den Brink en Wim Groot (2003) dat onderwijsinvesteringen van grote waarde zijn voor de gezondheidszorg, sociale zekerheid, criminaliteit en burgerschap. 5. WONEN Wonen is een merit good. Goed wonen in een goede woonomgeving moet de maximale ontplooiing van menselijke waardigheden mogelijk maken. Aan goed wonen zijn externe effecten verbonden: niet alleen gebruikers van de woonvoorzieningen ondervinden van het woonpeil positieve gevolgen voor welvaart en welzijn. Het omgekeerde is ook waar: slecht wonen heeft niet alleen gevolgen voor mensen die er direct slachtoffer van zijn, maar ook voor anderen. Het wonen in Nederland wordt steeds meer bepaald door inkomen, kleur, leeftijd. Wij zien wijken ontstaan die fungeren als ‘afvalput’ voor de achterblijvers van de samenleving. Daar kun je zien hoe mensen die het niet hebben gemaakt, verzeild raken in een kluwen van problemen: geen of te lage 10 opleiding, werkloosheid, slechte gezondheid, echtscheidingen, drugsverslaving, criminaliteit, verloedering. Als we geen actie ondernemen, wordt die concentratie van problemen overgedragen van ouders op kinderen. Door de economische crisis dreigt de armoede nog groter te worden. De mensen met de laagste inkomens en de laagste opleiding voelen zich in de steek gelaten. Zij woonden in de oude wijken en werden direct geconfronteerd met de gevolgen van het immigratiebeleid. Veel immigranten voegden zich via gezinshereniging bij hun familie in de oudste en slechtste wijken van de grote steden. Deze concentratie leidde ertoe dat de meer welgestelde en beter opgeleide autochtone bewoners de vlucht namen naar andere wijken. De autochtone achterblijvers voelden zich vreemdelingen in eigen land. Wij kennen die problemen want onze restaurants staan in die wijken. Het zijn vaak de zogenoemde krachtwijken van oud-minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie. Een jaar geleden verscheen een eerste evaluatie van de aanpak van deze wijken. Het rapport, De Baat op Straat, concludeerde dat de effectiviteit van sociale investeringen niet aantoonbaar was, deze investeringen hadden geen meetbaar effect. Bij fysieke maatregelen, zoals het opknappen van huizen en straten, waren positieve effecten wel aantoonbaar. Ook nieuwbouw (duurdere huurwoningen en koopwoningen) in bestaande buurten met vooral sociale huurwoningen had een gunstig effect op de leefbaarheid; volgens het onderzoek een gevolg van de verandering in de samenstelling van de bevolking. Uit het onderzoek bleek verder dat onderhoud van woningen probleemwijken leidde tot een meetbare afname van problemen in de wijk. Dat is mooi, maar wij vinden dat het onderzoek eenzijdig gericht was op de fysieke activiteiten; de investeringen in de sociale infrastructuur komen er bekaaid af. Door de economische crisis loopt de aanpak van veel krachtwijken vertraging op. De doelen zullen pas over vijf tot tien jaar worden bereikt. Nieuwbouw van koopwoningen wordt uitgesteld omdat de huizenmarkt stagneert. Daarnaast hebben diverse woningbouwcorporaties aangegeven in de problemen te komen als subsidies uit Brussel pas achteraf worden verstrekt. Wij vinden vijf tot tien jaar wachten te lang. De urgentie is hoog. De segregatie tussen autochtonen en allochtonen is de afgelopen jaren sterker geworden, constateert het Jaarrapport integratie 2009 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Droogjes merken de auteurs op dat ‘de statistische ontmoetingskansen’ over de hele linie zijn afgenomen. Het SCP verwacht dat deze trend van segregatie zal doorzetten. Wij willen ‘de statistische ontmoetingskansen’ vergroten. Contact is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Wij willen de buurtbewoners aan één tafel brengen. 11 6. BURGERSCHAP Burgerschap is voor ons actief participeren in de samenleving. Op 5 maart hield Herman van Gunsteren, emeritus hoogleraar Rechtsfilosofie in Leiden, de Burgerschapslezing. Van Gunsteren stelt dat in een vitale democratie gezagsdragers de storende stem van de eigenzinnige burger in ere moeten houden. De eigenzinnige burger is een bondgenoot, lastig, maar soms ook een redder in de nood. Die rol ziet Resto VanHarte voor zichzelf weggelegd. De eigenzinnige burger is onmisbaar voor de veerkracht van democratie. Veerkracht is het vermogen om met verrassingen en storingen om te gaan, zodanig dat kernwaarden behouden blijven. De veerkracht van een vrije samenleving schuilt niet zozeer in eenheid als wel in de manier waarop daar met conflicten wordt omgegaan. De mogelijkheid om diversiteit, lokale informatie en eigenzinnigheid te presenteren is essentieel. Resto VanHarte krijgt mensen aan tafel die een mensonwaardig bestaan leiden. Ze leven geïsoleerd, ze zijn eenzaam, het maatschappelijk leven gaat aan hen voorbij. Wij streven naar een burgerschap waarin deze mensen weer deel uitmaken van een doorgaande geschiedenis. Geen moraliserend burgerschap, maar tolerantie in de ware zin van het woord, namelijk een samenleving die kan omgaan met pluriformiteit. 7. INTEGRATIE De term burgerschap wordt in het kader van het integratiebeleid voor het eerst officieel genoemd in de Contourennota 1994. Vanaf dat moment is burgerschap hét leidende beginsel binnen de integratiediscussie. In 1994 is ‘actief burgerschap van personen uit etnische minderheidgroepen’ voldoende. Ze moeten de taal spreken en actief meedoen aan de maatschappij. Vanaf 2004 worden er meer eisen gesteld - sindsdien wordt van allochtonen ook betrokkenheid verwacht. De verantwoordelijkheid voor inburgering komt ook meer bij de immigranten zelf te liggen. Niet langer neemt de overheid ze bij de hand, ze moeten zichzelf actief opstellen: de taal leren, meer weten van normen en waarden, zich actief op de arbeidsmarkt begeven. Zo energiek als Nederland ‘de sociale kwestie’ van weleer te lijf ging, zo gelaten wordt gereageerd op het achterblijven van hele generaties allochtonen en op de vorming van een etnische onderklasse, schreef Paul Scheffer in zijn essay Het multiculturele drama (2000). ‘De tolerantie kreunt onder de last van achterstallig onderhoud. Het multiculturele drama dat zich voltrekt is dan ook de grootste bedreiging voor de maatschappelijke vrede.’ Een decennium later zien wij nog steeds dat veel allochtonen buitengesloten zijn. Ze nemen niet deel aan de Nederlandse samenleving. De bijdrage die Resto VanHarte aan integratie kan leveren is beperkt: wij willen mensen bij elkaar brengen. Elkaar niet uitsluiten, maar samen eten en 12 activiteiten ontplooien. Het vertellen van verhalen over de eigen achtergrond, de religie, de cultuur. Wij willen mensen stimuleren om hun leven in eigen hand te nemen met als basis wederzijds respect. ‘Het verdriet mij dat mijn stad, mijn land, verleerd heeft samen te leven met mensen die van elders zijn gekomen. Nederland is in een kramp geraakt: we zijn bang geworden voor de vreemdeling en hebben de neiging alles wat anders is uit te sluiten’, schreef oud-premier Ruud Lubbers in 2007 in zijn boek De vrees voorbij. Een hartenkreet. Resto VanHarte wil die angst wegnemen. 8. EENZAAMHEID Erbij horen of niet erbij horen, daar draait het om. Psychoanalyticus Paul Verhaeghe signaleert de opkomst van een ‘nieuw anonymaat’; mensen die geen deel uitmaken van een richtinggevende stabiele groep. Instituties als gezin, familie, kerk, school boden hun leden traditioneel een kader en legden normen op voor levensterreinen als hygiëne, eten, drinken, seks. Maar al deze verbanden zijn losser geworden. In de huidige maatschappij is het principe van deugd omwille van de deugd vervangen door het minimale voorschrift om geen anderen te schaden, terwijl er hooguit beperkingen gelden qua financiën en gezondheid. Het gevolg van deze ‘giftige cocktail van moreel en cultureel relativisme’ is volgens Verheghe, een groeiende groep patiënten met een psychische leegte daar waar een identiteit zou moeten zijn. Eenzaamheid wordt vaak ontkend. Mensen die eenzaam zijn, lopen er niet graag mee te koop. Nederland telt ongeveer 600.000 eenzame 65-plussers, van wie ruim 200.000 extreem eenzaam; zij krijgen één keer in de maand bezoek. Alleenstaanden vormen de grootste risicogroep. Jongere mensen blijven langer en vaker alleen, echtscheidingen zijn aan de orde van de dag. Hun aantal alleen zegt niet zoveel. Bepalend is het sociale netwerk. Hoe meer vrienden en kennissen, des te kleiner de kans dat iemand zich eenzaam voelt. Jongere singles hebben verhoudingsgewijs grote netwerken; voor oudere alleenstaanden zijn de risico’s groter. Wij zien die eenzaamheid - en de bijbehorende symptomen - niet alleen bij ouderen die bijvoorbeeld hun partner verliezen, maar ook bij jongeren. Uit een onderzoek in Groot-Brittannië blijkt dat ruim twintig procent van de jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 24 jaar - zich zorgen maakt over eenzaamheid. Na geldzorgen, is het het grootste probleem. Mensen leven langs elkaar heen. We weten niet meer hoe we aardig moeten zijn. SIRE liet een onderzoek uitvoeren onder Nederlanders van 18 tot 65 jaar. Daaruit kwam naar voren dat bijna tachtig procent van de Nederlanders vindt dat we aardiger voor elkaar zouden moeten zijn. Tegelijkertijd blijkt echter dat ruim twee miljoen Nederlanders er niet goed raad mee weten als een onbekende een aardig gebaar maakt. De helft daarvan is zelfs achterdochtig als een onbekende 13 aardig doet. Terwijl we aardig gedrag eigenlijk zouden moeten aanmoedigen. Immers, een aardiger Nederland begint met je openstellen voor de vriendelijkheid van anderen. Reden voor SIRE om aardige mensen een hart onder de riem te steken. Onder het motto Aardige mensen. Hoe gaan we ermee om? zette SIRE ‘gewoon aardig zijn’ in, als wapen in de strijd tegen de eenzaamheid. Voormalig staatssecretaris van volksgezondheid Jet Bussemaker (PvdA) voorspelde dat eenzaamheid volksziekte nummer één gaat worden, onder meer veroorzaakt door de vergrijzende bevolking. Met wat meer oprechte menselijke belangstelling gaat ze ongelijk krijgen. Mensen zijn sociale wezens. Je hebt elkaar nodig, om praktische én emotionele redenen: het is belangrijk dat je problemen kan bespreken. Dat je een gesprek kan hebben, gewoon aan tafel. 9. VERGRIJZING Nederland vergrijst dubbel: ouderen worden gemiddeld ouder, daarnaast worden er ook meer mensen ouder. Ouderen worden vaak gezien als een kwetsbare groep. Toch blijken zij een lagere score op de index voor sociale uitsluiting te hebben dan jongeren. Zij ervaren veel minder financiële en materiële problemen, en hebben beter toegang tot de verschillende aspecten van sociaal burgerschap. Niettemin voelen 1,5 miljoen ouderen (circa 45 procent van de 65-plussers) zich eenzaam, waarvan er meer dan 310.000 extreem eenzaam zijn. Eenzaamheid kan lijden tot hartkwalen, het verhoogt de bloeddruk, stressniveau en het risico op een depressie, zo blijkt uit onderzoek (2009) van professor John Cacioppo van de Universiteit van Chicago. Daarmee zijn deze gevoelens even slecht voor je gezondheid als roken of overgewicht. Vooral bij ouderen kan eenzaamheid gevaarlijk zijn, omdat zij meestal een zwakker gestel hebben. Ouderen schuiven graag aan in onze restaurants. Dat vinden wij fijn. Wij vinden ouderdom geen tragedie. De samenleving is geobsedeerd door jeugd en productiviteit. Maar wij zien oude mensen die genieten. Genieten van het samenzijn, genieten van de aandacht. Weg uit het isolement. Bijna twintig procent van de 65-plussers voelt zich, volgens de Veiligheidsmonitor Rijk (2008), onveilig in de eigen buurt. 92 procent van de vrouwen en 71 procent van de mannen boven de 65 jaar is ‘s avonds bang om de deur open te doen. De helft van hen gaat - door gevoelens van onveiligheid - minder vaak naar buiten. Wij willen met onze Resto VanHarte een bijdrage leveren aan een wijk waar ouderen zich thuisvoelen. Geborgenheid. Door onderling begrip, een veilige buurt, waar je ook gewoon ’s avonds over straat kan gaan ook als je oud bent. 10. KINDEREN In Nederland is drie procent van de kinderen tussen de vijf en zeventien jaar sociaal uitgesloten: zij hebben te maken met een combinatie van weinig sociale participatie, materiële achterstelling en wonen in een onveilige of onprettige 14 buurt. Als de groep waarbij sprake is van een lichtere problematiek wordt meegerekend, is zelfs bij elf procent van de kinderen sprake van sociale uitsluiting. Van de kinderen die opgroeien in een bijstandsgezin is ruim 25 procent sociaal uitgesloten. Dat zijn een paar conclusies uit het SCP-rapport Sociale uitsluiting bij kinderen: omvang en achtergronden dat onlangs werd gepubliceerd. Kinderen kampen met een gebrek aan sociale participatie als ze niet op een sport of hobbyclub zitten, vrijwel nooit uitstapjes maken of op vakantie gaan, weinig met vrienden thuis afspreken of geen verjaardagen vieren. Er is sprake van materiële achterstelling als zij bijvoorbeeld om financiële redenen geen nieuwe kleding of schoenen krijgen en geen verjaardagsfeestje vieren. Op afzonderlijke aspecten van sociale uitsluiting zijn de percentages, volgens de SCP-onderzoekers, hoger. Vier procent van de kinderen participeert weinig, vijf procent ervaart materiële achterstelling, vijf procent woont in een onveilige of onprettige buurt, en bij negen procent is sprake van een gebrekkige normatieve integratie. Een gebrek aan normatieve integratie heeft betrekking op het overtreden van regels van de school (spijbelen, geschorst worden) of de samenleving (plegen van diefstal, openbare vernieling). De belangrijkste verklaring voor sociale uitsluiting is van financieeleconomische aard. Als de ouders schulden hebben of bepaalde uitgaven niet kunnen doen, verhoogt dit de kans op sociale uitsluiting bij hun kinderen. Armoede (opgevat als een inkomen beneden 120 procent van het sociaal minimum) is één van de schakels in een keten die naar sociale uitsluiting leidt. Daarachter gaat weer een aantal andere factoren schuil: het ontbreken van betaald werk, het leven in een eenoudergezin, een niet-westerse herkomst, een geringe beheersing van de Nederlandse taal en een slechte gezondheid. De kloof tussen kinderen die opgroeien in een achterstandswijk en hun leeftijdsgenoten in betere buurten wordt steeds groter. Terwijl het vergeleken met vijf jaar geleden gemiddeld beter gaat met de Nederlandse jeugd op punten als armoede, speelruimte en schooluitval, is de situatie van kinderen aan de onderkant van de samenleving nauwelijks veranderd. Dat constateert het Verwey-Jonker Instituut in het rapport Kinderen in Tel. Al vanaf 2006 onderzoekt dit instituut de leefsituatie van de Nederlandse jeugd. De algehele tendens over vijf jaar is dat er voor de meeste indicatoren sprake is van een verbetering voor kinderen. Dit is mede het gevolg van een aantal veranderingen in het jeugdbeleid waarvoor vanuit ‘Kinderen in Tel’ is gepleit: er is een minister voor Jeugd en Gezin, er zijn steeds meer wethouders jeugd aangesteld en in het lokale jeugdbeleid is meer aandacht voor kinderrechten. Het onderzoek maakt ook zichtbaar dat, ondanks de verbeteringen, de verschillen binnen gemeenten soms groter worden. Zo is in de minst scorende wijken van Nederland de situatie juist verslechterd; kinderen in gemeenten in 15 Noord-Nederland en bepaalde wijken in de grote steden profiteren niet van de verbeteringen; in Nederland leven nog steeds bijna 200.000 kinderen in een achterstandspositie; vanwege de kredietcrisis zal de jeugdwerkeloosheid in Nederland de aankomende jaren alleen maar stijgen. Kortom, de verbeteringen komen vooral ten goede aan kinderen in de best scorende wijken, in de minst scorende wijken gaat het nog steeds slecht. Armoede is een belangrijke schakel in de causale keten, maar sociale uitsluiting doet zich ook bij niet-arme kinderen voor. Armoedebestrijding alleen is daarom niet voldoende om sociale uitsluiting bij kinderen tegen te gaan. Het beleid zou zich tevens moeten richten op andere factoren, zoals de schulden van ouders of hun geringe deelname in de samenleving. Daarnaast is het huidige beleid nogal smal, concludeert het SCP. Het richt zich nu vooral op het vergroten van deelname aan sport, cultuur en vrijetijdsactiviteiten bij arme kinderen. De andere aspecten van sociale uitsluiting verdienen in het beleid ook aandacht. Wij richten onze aandacht ook op kinderen. We organiseren speciale middagen, waarbij wij met deze kinderen gaan eten en vervolgens bijvoorbeeld naar het museum gaan. Wij geven de kinderen - en hun ouders - voorlichting over gezonde voeding. En wanneer er problemen zijn, proberen wij de ouders in contact te brengen met instanties die hun kinderen verder vooruit kunnen helpen. Netwerken om kinderen een betere kans te geven. HET POLITIEKE KLIMAAT Het tegengaan van sociale uitsluiting is een thema dat geen vijanden kent, maar nog te weinig echte vrienden heeft. Alle politieke partijen in Nederland zijn tegen sociale uitsluiting, maar wij treffen het niet aan op het lijstje van prioriteiten. De ‘Vogelaarwijken’ worden fysiek aangepakt, maar de sociale aanpak is onvoldoende. 9/11 en de financiële crisis maakte een einde aan een uitzonderlijke tijd, waarin een ontspannen en welvarende samenleving de teugels liet vieren. In Nederland leidde de aanslagen tot het oplopen van de spanning tussen allochtone en autochtone Nederlanders. De kredietcrisis haalde een streep door het economisch optimisme dat in 2007 en 2008 nog leefde. Die jaren zijn voorbij. Nederland wordt grimmiger. Burgers ontlenen minder sociale bescherming, culturele bevestiging, en rechtszekerheid aan de staat. De autonomie van de burger staat onder druk. Veel burgers keren zich af van de politiek. In een dergelijk klimaat kunnen denkbeelden van populisten gedijen. In 2006 riep de Amsterdamse burgemeester Job Cohen op tot actie om armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan. “Zodra mensen niet alleen arm zijn maar ook structureel kansarm, dan moeten wij als samenleving ingrijpen”, zei hij tijdens zijn nieuwjaarstoespraak. Volgens Cohen kunnen veel Amsterdammers de 16 eindjes met moeite aan elkaar knopen. Onbegonnen werk, om na aftrek van de vaste lasten jezelf en twee kinderen te voeden en te kleden voor zeventig euro in de maand, meent Cohen. “Mensen worden door vele plagen tegelijk getroffen. Slechte huisvesting, slechte gezondheid, psychische problemen en slechte toegang tot voorzieningen gaan vaak samen. Daarbij nemen de problemen exponentieel toe naarmate de armoede langer duurt. Met alle consequenties van dien: minder kansen op een goede opleiding of baan.” Wat Resto VanHarte zorgen baart, is de sociale uitsluiting die met armoede gepaard gaat. Iemand die zich buitengesloten voelt, gaat op zoek naar andere ideeën en idealen die soms radicaal zijn en fundamenteel strijdig met de beginselen van de democratische Nederlandse rechtsstaat. Wij willen daar tegenwicht aan bieden. De oplossing om armoede en uitsluiting tegen te gaan, moet volgens Resto VanHarte van twee kanten komen. Onderwijs volgen, een betaalde baan vinden en kansen grijpen. Maar ook kansen bieden en discriminatie tegengaan. Voor mensen van 18 tot 65 jaar is werk is hét middel tot integratie en het voorkomen van sociale uitsluiting. Om eenzaamheid bij ouderen te voorkomen, streven wij naar de actieve wijk. Een wijk waar mensen elkaar ontmoeten, respect voor elkaar hebben en zich geborgen voelen. URGENTIE Een land waarin tien procent van de bevolking als ‘arm’ kan worden gedefinieerd is onvolkomen. De armoede in Nederland ontgrijst (minder ouderen), vergroent (meer jongeren), feminiseert (meer vrouwen), verkleurt (meer allochtonen) en clustert zich (meer ruimtelijke segregatie). Wij zien een toenemende segregatie en concentratie van armoede. Dat kan de kiem vormen voor sociale problemen in de toekomst. Wil Nederland niet verrast worden door getto-achtige ontwikkelingen waarbij een cultuur van de armoede ontstaat die overgedragen wordt van generatie op generatie, dan moet actie worden ondernomen. De toekomst is van iedereen. Een citaat: “We willen de menselijke maat weer in ons leven brengen. Er is meer aandacht voor elkaar. De overheid staat dichter bij de mensen. Het hoeft allemaal niet verder, hoger, meer en sneller. We zijn meer op elkaar betrokken en vrijwilligerswerk is ook belangrijk. We hebben behoefte aan meer gemeenschapszin. We moeten niet meer zo langs elkaar heen leven; we moeten iets voor een ander overhebben zonder dat je daar iets voor terugvraagt.” Een passage uit het verkiezingsprogramma van CDA, SP, PvdA of ChristenUnie? Nee, het is afkomstig uit een toekomstscenario van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu uit 2004. Zes jaar later spreekt het ons nog steeds erg aan, maar is het nog altijd toekomstmuziek. 17 DE OPLOSSING Wij zijn ongerust, maar zien ook kansen, in dit Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. In dit jaar waarin politieke partijen hun inzet voor de Tweede Kamerverkiezingen op 9 juni moeten bepalen en programma’s voor de volgende kabinetsperiode 2011-2015 worden vastgesteld. De politiek moet kleur bekennen en wij verwachten dat de politici kiezen voor een Nederland waarin geen plaats is voor sociale uitsluiting. Om dit doel - in een decennium - te realiseren pleiten wij voor een interdepartementale Taskforce Sociale Cohesie onder het motto Niemand aan de kant. Ons overzicht van de tien probleemgebieden laat zien dat sociale uitsluiting een complex vraagstuk is, dat vraagt om een integrale aanpak. Het is een probleem dat bij verschillende ministeries ‘thuishoort’: VROM (wijken, integratie, spreiding), VWS (volksgezondheid, welzijn en sport), SZW (werkgelegenheid en sociale zekerheid), OCW (onderwijs), Economische Zaken (ondernemerschap), Justitie (criminaliteit, veiligheid), Binnenlandse Zaken (gemeentelijk beleid, burgerschap), Algemene Zaken (coördinatie). Het risico daarvan is versnippering en een gebrek aan slagvaardigheid. Daarom is een interdepartementaal werkende taskforce noodzakelijk. We willen in dat licht ook pleiten voor een minister van Sociale Cohesie. Pieter Winsemius riep als lid van de Wetenschappelijk Raad voor Regeringsbeleid op om te vertrouwen in de kracht van mensen. Hij pleitte voor het versterken van kleinschalige verbanden, voor plekken waar mensen elkaar ontmoeten en iets met elkaar kunnen delen. Niet meedoen leidt tot sociale uitsluiting en tast het gevoel van eigenwaarde en het zelfvertrouwen aan. Het bestrijden van sociale uitsluiting vergt geduld, discipline en scherp maatschappelijk inzicht. We mogen verwachten dat politici daarover beschikken en het net als wij onverdraaglijk vinden dat alle tekortkomingen in de samenleving zich concentreren bij groepen waar ze eenzijdig zwaar drukken. Mensen die een helling moeten beklimmen, vinden die helling minder stijl als ze die kunnen beklimmen met een vriend, zo hebben Amerikaanse psychologen ontdekt. Resto VanHarte wil die vriend zijn, maar op weg naar een samenleving waarin niemand aan de kant staat, is één vriend is niet genoeg. Resto VanHarte Fred Beekers Jop Hamelynck (21 april 2010) 18 Geraadpleegde literatuur: Botton, Alain de, Ode aan de arbeid (2009) CPB, Centraal Economisch Plan 2009 (2009) Dam, Marcel van, Niemandsland, biografie van een ideaal (2009) Harchaoui, Sadik en Jelle van der Meer, Crisis. Risico’s voor de multiculturele samenleving (2009) Forum, Werken aan jeugdwerkloosheid Verslag van conferentie in samenwerking met OECD (2009) Gunsteren, Herman van, Bouwen op burgers (2008) KIA, Bouw op talent (2010) Lubbers, Ruud, De vrees voorbij. Een hartenkreet (2007) Oreopoulos, Philip en Kjell G. Salvanes, How large are returns to schooling? Hint: Money isn't everything (2009) Matthys, Mick Doorzetters. Een onderzoek naar de betekenis van de arbeidersafkomst voor de levensloop en loopbaan van universitair afgestudeerden (2010) Scheffer, Paul, Het multiculturele drama (2000) Scheffer, Paul, Het land van aankomst (2007) SCP, Sociale uitsluiting in Nederland (2004) SCP, Kinderen van Nederland (2005) SCP, Jaarrapport integratie (2009) SCP, Sociale uitsluiting bij kinderen: omvang en achtergronden (2010) SEO, De baat op straat (2009) Vries, Bert de, Overmoed en onbehagen (2005) WRR, Vertrouwen in de buurt (2005) 19 Bijlage: Bedrijven die het werk van Resto VanHarte ondersteunen Werknemers van particuliere bedrijven zetten zich in toenemende mate in voor Resto VanHarte. Samenwerking vindt plaats met onder andere de Rabobank, Achmea, KPN, Aedes, C&A en Delta Lloyd in strategisch filantropische samenwerkingsverbanden waarin naast financiële sponsoring, personeel, diensten en trainingen worden ingezet binnen onze organisatie. Enkele voorbeelden: het coachen van Resto VanHarte managers door Achmea, het financieren van en het meewerken van de C&A hoofddirectie aan het VanHarte Ondernemingsplan 2009-2014, het trainen van Resto VanHarte medewerkers op het gebied van hygiëne door Sodexo, het beschrijven van alle administratieve financiële procedures binnen Resto VanHarte door PricewaterhouseCoopers, het geven van de cursus financiële administratie ‘Hoe haal ik meer geld uit mijn inkomen’ door medewerkers van Delta Lloyd in samenwerking met het Nibud, het koken door medewerkers van Aedes (koepel woningcorporaties) in Resto VanHarte, helpen met het invullen van belastingformulieren door mensen van de Rotary, het organiseren door KPN’ers van contactavonden tussen buurtbewoners in de Resto VanHarte. 20