Tijdschr. voor Geneeskunde, 63, nr. 12, 2007 595 doi: 10.2143/TVG.63.12.2000112 Maternale oncologische problemen tijdens de zwangerschap: neonatale en langetermijnuitkomst van kinderen1 K. VAN CALSTEREN2, 4, L. LAGAE3, L. MERTENS3, I. VERGOTE2, F. AMANT2 Samenvatting Wanneer tijdens de zwangerschap een oncologisch probleem wordt gediagnosticeerd, dient in het beleid ook rekening gehouden te worden met de potentiële gevolgen voor het ongeboren kind. De huidige literatuurgegevens tonen dat chirurgie veilig kan worden uitgevoerd tijdens de zwangerschap. Maar ook radio- en chemotherapie bieden dan behandelingsmogelijkheden. Er treedt schade op in de foetus vanaf een bestralingsdosis van 0,1-0,2 Gy. Deze grensdosis is hoger dan de foetale bestraling bij de gebruikelijke curatieve radiotherapie als de tumor voldoende ver van de foetus ligt en er bescherming tegen lekkagestraling wordt gebruikt. Over de chemotherapie weten we dat toediening ervan tijdens het eerste trimester tot majeure malformaties kan leiden. Later in de zwangerschap is er geen toename van anomalieën en de uitkomst van de kinderen op korte termijn lijkt geruststellend. Evenwel zijn studies met grotere aantallen en langere opvolgingsperioden noodzakelijk vooraleer een definitieve uitspraak kan worden gedaan over de veiligheid voor de foetus. In dit overzicht wordt achtereenvolgens de uitkomst van kinderen na chirurgie, radio- en chemotherapie tijdens de zwangerschap overlopen. Tot slot worden de resultaten van een pilootonderzoek in Vlaanderen voorgesteld. Uitkomst na chirurgie Tijdens 0,75 tot 2% van de zwangerschappen stelt zich een medisch probleem waarvoor een operatie moet worden uitgevoerd. De meest voorkomende indicaties zijn cholecystectomie, appendectomie en ovariale cysten. Uit de literatuurgegevens blijkt dat anesthesie veilig kan worden gebruikt tijdens de zwangerschap, mits rekening gehouden wordt met de fysiologische veranderingen eigen aan de zwangerschap (1). Teratogene effecten van narcose zouden eerder te wijten zijn aan maternale 1 2 3 4 Interactief Postgraduaat Onderwijs in het kader van het „Pentalfa”-project georganiseerd door de Faculteit Geneeskunde K.U.Leuven (http://www.med.kuleuven.be/pentalfa); centrale moderator van deze sessie: prof. dr. F. Amant. Gynaecologische Oncologie, Dienst Verloskunde-Gynaecologie, Dienst Pediatrie, Universitaire Ziekenhuizen Leuven. Correspondentieadres: dr. K. Van Calsteren, Dienst VerloskundeGynaecologie, Universitaire Ziekenhuizen Leuven, Herestraat 49, 3000 Leuven; e-mail: [email protected] hypotensie of hypoxemie, een gestoord suikermetabolisme of hyperthermie, dan aan het gebruik van anesthetica. Postoperatief is een adequate analgesie belangrijk aangezien pijn een uitlokkende factor is voor premature contracties. Daarnaast dient ook gelet te worden op een voldoende koolhydraatinname en moet tromboseprofylaxe worden voorzien. Cohen-Kerem et al. maakten een overzicht van meer dan 12.000 gevallen van chirurgie tijdens de zwangerschap (2). Hieruit bleek dat de kans op een miskraam na chirurgie 6% bedroegen, na chirurgie in het eerste trimester 10,5%, wat niet verschilt van het miskraamrisico in een normale populatie. Er is geen toename van de congenitale anomalieën. In 3,5% van de gevallen wordt een premature partus uitgelokt door de chirurgie, en dan vooral na peritonitis en buikchirurgie in het derde trimester. 8,2% van de vrouwen die heelkunde ondergaan tijdens de zwangerschap zal uiteindelijk voortijdig bevallen. Laparoscopische chirurgie biedt vele voordelen, zoals een sneller herstel en minder pijn (medicatie), maar over het gebruik ervan bij zwangere vrouwen ontbreken gerandomiseerde studies. Rizzo et al. beschreven 11 gevallen van laparoscopische chirurgie op een zwangerschapsduur tussen 16 en 28 weken (3). De kinderen werden opgevolgd over een periode van 1 tot 6 jaar, via telefonisch afgenomen vragenlijsten of verslagen van doktersbezoeken; hieruit bleek dat alle kinderen à terme 596 K. Van Calsteren, L. Lagae, L. Mertens, et al. geboren waren, gezond waren en een normale groei kenden. Op basis van een review van 150 gevallen van laparoscopie tijdens de zwangerschap besloten deze onderzoekers dat laparoscopie veilig kan in de zwangerschap (3). Het CO2-pneumoperitoneum dat wordt gecreëerd bij laparoscopie en de CO-productie bij elektrocoagulatie oefenen geen schadelijke effecten uit zolang de maximale druk (10 mmHg) en operatietijd (25 tot 90 min) worden geërbiedigd. Uitkomst na radiotherapie De uitkomst na radiotherapie werd reeds uitgebreid in dit tijdschrift besproken (4). De zwangerschapsduur en de stralingsdosis op de foetus zullen hier bepalen of de foetus al dan niet schade ondervindt. In de periode van bevruchting en innesteling geldt een alles-of-nietsfenomeen. Op dat ogenblik zijn de cellen multipotent: als er een kritieke drempel in het aantal overblijvende cellen wordt overschreden, zal het vruchtje afsterven. Zo dit niet het geval is, ontwikkelen de overblijvende cellen zich verder tot een normale vrucht. Tijdens de periode van de organogenese zullen na schade misvormingen ontstaan. In de foetale fase kunnen intra-uteriene groeirestrictie, mentale retardatie en kankerinductie worden veroorzaakt (5, 6). De grensdosis voor radiatieschade op de foetus bedraagt 0,1-0,2 Gy, wat hoger is dan de dosis die vrijkomt bij de gebruikelijke curatieve radiotherapie, indien de tumor voldoende ver van de foetus ligt en bescherming tegen lekkagestraling wordt gebruikt. In de literatuur zijn 52 gevallen beschreven waarbij tijdens de zwangerschap bestraald werd voor borstkanker, ziekte van Hodgkin en hersen-, hoofd- of nektumoren (tabel 1) (7-20). Bij de kinderen stellen zich geen majeure problemen, maar de opvolging is nog relatief kort en de beschrijving van de uitkomst is minimaal. Uitkomst na chemotherapie Uitkomst op korte termijn De uitkomst na in-uteroblootstelling aan chemotherapie werd ook reeds behandeld in dit tijdschrift (21). De potentiële schade is afhankelijk van het type (en eventuele combinaties), de dosis, de farmacokinetiek, de duur en de zwangerschapsduur bij blootstelling aan chemotherapeutica. Het gebruik van chemotherapie tijdens het eerste trimester, de periode van de organogenese, veroorzaakt een toename van het aantal miskramen en majeure congenitale misvormingen. Bij toediening van chemotherapie tijdens het tweede en derde trimester is er geen toegenomen risico op anomalieën (1-3%), maar wel op intra-uteriene groeivertraging en laag geboortegewicht, mors in utero, preterme arbeid en bevalling. De zwangerschap moet daarom worden opgevolgd op een eenheid voor hoogrisicoverloskunde (22-31). In de literatuur vonden we één belangrijke review: Cardonick en Iacobucci beschreven 376 gevallen van in-uteroblootstelling aan chemotherapie voor maternale maligniteiten (30). In deze serie werden 5% intra-uteriene sterfte, 1% neonatale sterfte, 5% prematuriteit (zonder iatrogene gevallen) en 4% neonatale transiënte myelosuppressie geregistreerd. Er waren 11 gevallen met misvormingen, waarvan 9 na blootstelling in het eerste TABEL 1 Uitkomst van kinderen na in uteroblootstelling aan radiotherapie: literatuurreview Tumortype (aantal) Studie Borstkanker (4) 7 8 9 10 1 1 1 1 11 Ziekte van Hodgkin (41) Hersen-, hoofd-, of nektumoren (7) # Ptn Trim Maternale dosis (Gy) 3 3 1 2 50 0,160 50 0,14-0,18 46 0,039 28 (thoracolumbaal) 16 1-3 35-40 12 13 14 15 1 7 16 1 3 2-3 19 15-20 0,014-0,055 0,100-0,136 0,09-0,42 0,020-0,50 2 35 < 0,1 12 16 17 18 19 1 1 1 1 2 20 1 2 1 3 2 3 3 3 64 45 25 30 68 78 66 0,027-0,086 0,020 0,0015-0,0031 0,0003 0,06 0,030 0,033-0,086 (# Ptn: aantal patiënten; Trim: zwangerschapstrimester) Foetale dosis (Gy) Uitkomst kinderen Gezond Gezond Normaal (1 j.) Terme partus, normale kinderen Gezond (8 j.) Gezond (11 j.) Gezond Gezond Gezond Gezond (3 j.) Gezond (2,5 j.) Gezond (1,5 j.) Maternale oncologische problemen tijdens de zwangerschap trimester. Recentere publicaties beschrijven geen bijzondere problemen (32-33). Er is één prospectieve studie met kortetermijnopvolging (32). Hahn et al. beschrijven 57 patiënten die tijdens de zwangerschap werden behandeld voor borstkanker. De uitkomst werd nagegaan via telefonisch contact of e-mail met de ouders of de leraars van de kinderen. Van de neonatale verwikkelingen bleken ademhalingsproblemen de belangrijkste (n = 10); verder werd één subarachnoïdale bloeding gemeld, waarvoor geen duidelijke etiologie werd gevonden, en drie congenitale anomalieën. Veertig kinderen werden opgevolgd tot de leeftijd van 2 tot 157 maanden. 43% van hen had geen medische problemen; bij de overige werden onder andere allergie/eczeem (20%), astma (10%) en bovensteluchtweginfecties (13%) genoteerd. Twee van de 18 schoolgaande kinderen hadden speciale aandacht nodig. Eén had een downsyndroom, het andere een aandachtsstoornis. Hierbij willen we benadrukken dat veel van de in deze stadia beschreven problemen op korte termijn sterk geassocieerd zijn met prematuriteit. Het risico op mortaliteit, hersenbloedingen en hyalienemembraanziekte neemt af met de zwangerschapsduur. Men zou dus ook bij deze zwangeren moeten streven naar een partus na 35 weken. Uitkomst op lange termijn De beschikbare literatuur over de uitkomst op lange termijn is beperkt door de heterogeniteit van de beschreven gevallen, de meestal retrospectieve opzet van de studie, de korte opvolgperiode en de beperkte evaluatie van de uitkomst van de kinderen. Daarentegen zijn er wel al duidelijke gegevens beschikbaar over de uitkomst van overlevenden van kanker tijdens de kinderjaren. Deze reeksen kunnen ons leren wat de potentiële problemen zijn van hen die in utero werden blootgesteld. Er worden hogere cijfers beschreven van sterfte door secundaire kankers, hart- en longaandoeningen (35). Anderzijds is er ook een hogere morbiditeit. Oeffinger et al. publiceerden een retrospectieve cohortstudie waarin de gezondheid van 10.397 volwassenen, bij wie in de kinderleeftijd kanker werd vastgesteld, wordt vergeleken met de gezondheid van 3.034 verwanten (36). Hieruit bleek dat het risico om te lijden aan minstens één chronische aandoening driemaal hoger is dan bij controlepersonen, en dat het cumulatieve risico om op 30-jarige leeftijd aan een chronische aandoening te lijden 73% bedraagt. Het risico om aan een ernstige tot levensbedreigende aandoening te lijden is achtmaal hoger, en het cumulatieve risico over 30 jaar bedraagt 42%. We merken hier op dat orgaanschade door radio- of chemotherapie jaren klinisch onopgemerkt kan blijven, en er dus absoluut noodzaak is aan gegevens over lange termijn. De bescheven chronische aandoeningen betreffen secundaire maligniteiten, cardiovasculair lijden, nierdisfunctie, musculoskeletale problemen, endocrinopathieën (zoals prematuur gonadaal falen, osteoporose, 597 hypothalamohypofysaire disfunctie), cognitieve disfunctie en cardiovasculair lijden (coronair lijden, antracyclinegeïnduceerde cardiomyopathie). Avilés en Neri beschreven 84 gevallen van in-uteroblootstelling aan chemotherapie voor hematologische maligniteiten in de zwangerschap (37). De follow-up bedroeg 18,7 jaar (range: 6-29 jaar), en ze besloten dat de 84 kinderen en 12 kinderen uit de tweede generatie een normale ontwikkeling (fysiek, psychologisch, hematologisch en immunologisch) hadden; er werden tevens geen secundaire maligniteiten genoteerd. Reynoso et al. beschreven één tweelingzwangerschap die werd blootgesteld aan cyclofosfamide (38). Eén lid werd geboren met congenitale malformaties, ontwikkelde op 11 jaar een schildkliercarcinoom en op 14 jaar een neuroblastoom. Zijn tweelingzus was gezond. Er is één prospectief opgezette monocentrische studie waarin Avilés et al. 81 gevallen beschrijven van in-uteroblootstelling (39). De kinderen werden om de 5 jaar klinisch en echocardiografisch onderzocht. In een follow-up van 17,1 jaar (9,3-29,5 jaar) werden normale echocardiografische bevindingen en ejectiefractie beschreven. Uit de huidige literatuurgegevens kunnen we besluiten dat de beschikbare studies beperkt zijn in methodologie, dat de resultaten van de intelligentieonderzoeken en de schoolprestaties vergelijkbaar zijn met deze van controlekinderen en dat er een normale fysieke ontwikkeling en groei worden beschreven. Verder benadrukken we het belang van het plannen van de partus in overleg met een oncoloog, verloskundige en neonatoloog met het oog op het vermijden van de maternale en foetale verwikkelingen van de toxiciteit (beenmergsuppressie) van chemotherapie en de neonatale problemen door prematuriteit. Ons onderzoek Vanuit een vraag naar een meer gestandaardiseerde opvolging van kinderen die in utero zijn blootgesteld aan chemotherapie, zijn wij gestart met een prospectieve, multicentrische en multidisciplinaire, klinische studie. Hierbij plannen we een strikte echografische opvolging tijdens de zwangerschap. Bij de geboorte worden een algemeen klinisch onderzoek, een klinisch neurologisch en cardiologisch onderzoek en een echocardiografie uitgevoerd. Verder plannen we controles van de hartfunctie en de neurologische ontwikkeling op de leeftijden van 18 maanden, 5-6 jaar, en verder om de 3 jaar. Analyse van de eerste 14 patiënten, waarbij 1 tweelingzwangerschap, toont dat 10 van de 15 kinderen preterm geboren zijn; in de meeste gevallen betreft het een iatrogene prematuriteit (40). Drie van die kinderen hadden ademhalingsondersteuning nodig na de geboorte. Verdere opvolging van de kinderen toont een leeftijdsadequate ontwikkeling bij 13 kinderen. Eén kind, geboren op 28 weken, had op de leeftijd van 21 maanden een lichte achterstand in taalontwikkeling. Een ander kind, lid van een tweeling die verlost werd op 33 weken, heeft een polymicrogyrie met autistische stoornis met mentale 598 K. Van Calsteren, L. Lagae, L. Mertens, et al. en motorische retardatie. Een polymicrogyrie kan toe te schrijven zijn aan een vasculair event (41). Of dit chemotherapiegelinkt is of niet, is niet geweten. De echocardiografische onderzoeken tonen een normale hartfunctie, maar we noteren een tendens naar een dunnere linkerventrikelwand, wat verder zal worden opgevolgd (40). We streven dan ook naar grotere aantallen en werken aan een langere opvolging. Besluit Wanneer tijdens de zwangerschap een oncologisch probleem wordt gediagnosticeerd, moet bij de bepaling van het beleid ook rekening gehouden worden met de potentiële gevolgen voor het ongeboren kind. Uit de casuïstische mededelingen en studies die tot hiertoe beschreven werden, mogen we besluiten dat zowel chirurgie als radio- en chemotherapie succesvol kunnen worden toegepast, maar opvolging van de kinderen over een lange termijn is nodig vooraleer een definitieve uitspraak kan worden gedaan over de veiligheid ervan voor de foetus. Mededelingen Abstract Maternal oncological problems during pregnancy: neonatal and long-term follow-up of the offspring When an oncological problem is diagnosed during pregnancy, also the potential effects of the planned treatment on the fetus have to be considered. According to the current literature, surgery can be executed safely; still, radio- and chemotherapy offer therapeutic options as well. No fetal toxicity is described when the fetal radiation dose does not exceed the maximum dose of 0.1-0.2 Gy, a dose which is not reached in the currently applied radiotherapy if the tumor is localised within a safe distance from the fetus and if proper shielding is performed. Concerning chemotherapy, its administration during the first trimester of pregnancy can be associated with major congenital malformations, whereas exposures at increasing gestational ages seems reassuring, based on the good short term outcome of the children. Still, studies with larger numbers of patients and a longer follow up period are needed before definitive safety conclusions can be drawn. Geen belangenconflict gemeld. F. Amant en L. Mertens zijn fundamenteel klinisch vorser bij het Literatuur Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO). K. Van Calsteren is aspirant van het FWO. Het prospectief luik van het onderzoek was mogelijk dankzij de financiële steun van de Wetenschappelijke Raad van de Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (VVOG) en het Onderzoeksfonds van het FWO. Addendum Medewerking onderzoeksproject „Kanker en zwangerschap” In het kader van deze weinig voorkomende situatie willen we u uitnodigen om deel te nemen aan een multicentrisch onderzoek. Het doel van dit project is tweeledig: enerzijds het registreren van alle gevallen waarbij een maligniteit gediagnosticeerd wordt tijdens de zwangerschap, anderzijds het opvolgen van de gezondheid en de ontwikkeling van kinderen na prenatale blootstelling aan chemotherapeutica. Het project is goedgekeurd door de ethische commissie en geniet de steun van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). Tot nog toe werden reeds 70 casussen geregistreerd, en op dit moment worden 23 kinderen neurologisch en cardiologisch opgevolgd. We zouden u willen vragen om met ons contact op te nemen als u in de laatste 10 jaar in uw praktijk met deze problematiek werd geconfronteerd. Meer informatie over de problematiek van „kanker en zwangerschap” kunt u vinden op de website www.cancerinpregnancy.org. Contactpersoon: prof. dr. F. Amant, Dienst Verloskunde-Gynaecologie, Universitaire Ziekenhuizen Leuven, Herestraat 49, 3000 Leuven; tel. 016 34 46 34/5; e-mail [email protected] 1. NI MHUIREACHTAIGH R, O’GORMAN DA. Anesthesia in pregnant patients for nonobstetric surgery. J Clin Anesth 2006; 18: 60-66. 2. COHEN-KEREM R, RAILTON C, OREN D, LISHNER M, KOREN G. Pregnancy outcome following non-obstetric surgical intervention. Am J Surgery 2005; 190: 467-473. 3. RIZZO AG. Laparoscopic surgery in pregnancy: long-term follow-up. J Laparoendosc Adv Surg Tech 2003; 13: 11-15. 4. KAL HB, STRUIKMANS H. Radiotherapie tijdens de zwangerschap. Tijdschr Geneesk 2007; 63: 587-590. 5. DE SANTIS M, DI GIANANTONIO E, STRAFACE G, et al. Ionizing radiations in pregnancy and teratogenesis: a review of literature. Reprod Toxicol 2005; 20: 323-329. 6. KAL HB, STRUIKMANS H. Radiotherapy during pregnancy: fact and fiction. Lancet Oncol 2005; 6: 328-333. 7. VAN DER GIESSEN PH. Measurement of the peripheral dose for the tangential breast treatment technique with Co-60 gamma radiation and high energy X-rays. Radiother Oncol 1997; 42: 257-264. 8. NGU SL, DUVAL P, COLLINS C. Foetal radiation dose in radiotherapy for breast cancer. Australas Radiol 1992; 36: 321-322. 9. ANTYPAS C, SANDILOS P, KOUVARIS J, et al. Fetal dose evaluation during breast cancer radiotherapy. Int J Radiat Oncol Biol Phys 1998; 40: 995-999. 10. ANDREADIS C, CHARALAMPIDOU M, DIAMANTOPOULOS N, CHOUCHOS N, MOURATIDOU D. Combined chemotherapy and radiotherapy during conception and first two trimesters of gestation in a woman with metastatic breast cancer. Gynecol Oncol 2004; 95: 252255. 11. WOO SY, FULLER LM, CUNDIFF JH, et al. Radiotherapy during pregnancy for clinical stages IA-IIA Hodgkin's disease. Int J Radiat Oncol Biol Phys 1992; 23: 407-412. 12. NUYTTENS JJ, PRADO KL, JENRETTE JM, WILLIAMS TE. Fetal dose during radiotherapy: clinical implementation and review of the literature. Cancer Radiother 2002; 6: 352-357. 13. NISCE LZ, TOME MA, HE S, LEE BJ 3rd, KUTCHER GJ. Management of coexisting Hodgkin's disease and pregnancy. Am J Clin Oncol 1986; 9: 146-151. Maternale oncologische problemen tijdens de zwangerschap 14. LISHNER M, ZEMLICKIS D, DEGENDORFER P, PANZARELLA T, SUTCLIFFE SB, KOREN G. Maternal and foetal outcome following Hodgkin's disease in pregnancy. Br J Cancer 1992; 65: 114-117. 15. CYGLER J, DING GX, KENDAL W, CROSS P. Fetal dose for a patient undergoing mantle field irradiation for Hodgkin's disease. Med Dosim 1997; 22: 135-137. 16. SHARMA DS, JALALI R, TAMBE CM, ANIMESH, DESHPANDE DD. Effect of tertiary multileaf collimator (MLC) on foetal dose during threedimensional conformal radiation therapy (3DCRT) of a brain tumour during pregnancy. Radiother Oncol 2004; 70: 49-54. 17. YU C, JOZSEF G, APUZZO ML, MACPHERSON DM, PETROVICH Z. Fetal radiation doses for model C gamma knife radiosurgery. Neurosurgery 2003; 52: 687-693. 18. MAGNE N, MARCIE S, PIGNOL JP, CASAGRANDE F, LAGRANGE JL. Radiotherapy for a solitary brain metastasis during pregnancy: a method for reducing fetal dose. Br J Radiol 2001; 74: 638-641. 19. SNEED PK, ALBRIGHT NW, WARA WM, PRADOS MD, WILSON CB. Fetal dose estimates for radiotherapy of brain tumors during pregnancy. Int J Radiat Oncol Biol Phys 1995; 32: 823-830. 20. PODGORSAK MB, MEILER RJ, KOWAL H, KISHEL SP, ORNER JB. Technical management of a pregnant patient undergoing radiation therapy to the head and neck. Med Dosim 1999; 24: 121-128. 21. OTTEVANGER PB. Chemotherapie tijdens de zwangerschap. Tijdschr Geneesk 2007; 63: 591-594. 22. DOLL DC, RINGENBERG OS, YARBRO JW. Management of cancer during pregnancy. Arch Intern Med 1988; 148: 2058-2064. 23. ZEMLICKIS D, LISHNER M, DEGENDORFER P, PANZARELLA T, SUTCLIFFE SB, KOREN G. Fetal outcome after in utero exposure to cancer chemotherapy. Arch Intern Med 1992; 152: 573-576. 24. EBERT U, LOFFLER H, KIRCH W. Cytotoxic therapy and pregnancy. Pharmacol Ther 1997; 74: 207-220. 25. PARTRIDGE AH, GARBER JE. Long-term outcomes of children exposed to antineoplastic agents in utero. Semin Oncol 2000; 27: 712-726. 26. PERES RM, SANSEVERINO MT, GUIMARAES JL, ET AL. Assessment of fetal risk associated with exposure to cancer chemotherapy during pregnancy: a multicenter study. Braz J Med Biol Res. 2001; 34: 1551-1559. 27. WEISZ B, SCHIFF E, LISHNER M. Cancer in pregnancy: maternal and fetal implications. Hum Reprod Update 2001; 7: 384-393. 599 28. PAVLIDIS NA. Coexistence of pregnancy and malignancy. Oncologist 2002; 7: 279-287. 29. WARD RM, BRISTOW RE. Cancer and pregnancy: recent developments. Curr Opin Obstet Gynecol 2002; 14: 613-617. 30. CARDONICK E, IACOBUCCI A. Use of chemotherapy during human pregnancy. Lancet Oncol 2004; 5: 283-291. 31. PASKULIN GA, GAZZOLA ZEN PR, DE CAMARGO PINTO LL, ROSA R, GRAZIADIO C. Combined chemotherapy and teratogenicity. Birth Defects Res A Clin Mol Teratol 2005; 73: 634-637. 32. CHELGHOUM Y, VEY N, RAFFOUX E, et al. Acute leukemia during pregnancy: a report on 37 patients and a review of the literature. Cancer 2005; 104: 110-117. 33. RING AE, SMITH IE, JONES A, SHANNON C, GALANI E, ELLIS PA. Chemotherapy for breast cancer during pregnancy: an 18-year experience from five London teaching hospitals. J Clin Oncol 2005; 23: 4192-4197. 34. HAHN KM, JOHNSON PH, GORDON N, ET AL. Treatment of pregnant breast cancer patients and outcomes of children exposed to chemotherapy in utero. Cancer 2006; 107: 1219-1226. 35. MERTENS AC, YASUI Y, NEGLIA JP, et al. Late mortality experience in five-year survivors of childhood and adolescent cancer: the Childhood Cancer Survivor Study. J Clin Oncol 2001; 19: 3163-3171. 36. OEFFINGER KC, MERTENS AC, SKLAR CA, et al. Chronic health conditions in adult survivors of childhood cancer. Childhood Cancer Survivor Study. N Engl J Med 2006; 355: 1572-1582. 37. AVILES A, NERI N. Hematological malignancies and pregnancy: a final report of 84 children who received chemotherapy in utero. Clin Lymphoma 2001; 2: 173-177. 38. REYNOSO EE, KEATING A, BAKER MA. Acute leukemia occurring 19 years after treatment of acute lymphoblastic leukemia. Cancer 1987; 59: 1963-1965. 39. AVILES A, NERI N, NAMBO MJ. Long-term evaluation of cardiac function in children who received anthracyclines during pregnancy. Ann Oncol 2006; 17: 286-288. 40. VAN CALSTEREN K, BERTELOOT P, HANSSENS M, et al. In utero exposure to chemotherapy: effect on cardiac and neurologic outcome. J Clin Oncol 2006; 24: e16-e17. 41. LAGAE L. Cortical malformations: a frequent cause of epilepsy in children. Eur J Pediatr 2000; 159: 555-562.