Spelling Spiekblad 1 groep 7 Thema 1: ng Bij deze woorden hoor je

advertisement
Spelling Spiekblad 1 groep 7
Thema 1: ng
Bij deze woorden hoor je een n, maar je schrijft ng.
tong
goedkeuring
hervorming
overtuiging
uitdrukking
waardering
___________________________________________________________________________
Thema 1: cht
Als acht, echt, ocht, ucht of icht in een woord voorkomen, schrijf je cht.
acht
echt
zocht
zucht
zicht
___________________________________________________________________________
Thema 1: i die klinkt als ie
Als je een woord kunt verdelen in lettergrepen en de je hoort aan het einde van een
lettergeep een ie, schrijf je bijna altijd een i. Bijvoorbeeld lie-ter dus liter.
liter
bioscoop
centimeter
dominee
kabinet
___________________________________________________________________________
Thema 2: korte ei en lange ij
Bij deze woorden is er geen regel. Deze woorden moet je onthouden.
Voorbeelden van woorden met ei:
Voorbeelden van woorden met ij:
reis
ijs
bereikbaar
aanwijzing
eigendom
anderzijds
eigenschap
batterij
feitelijk
loterij
___________________________________________________________________________
Thema 2: Woorden met c die klinkt als s
Bij deze woorden is er geen regel. Deze woorden moet je onthouden.
cel
centra
decimeter
leverancier
principe
provincie
procent
Thema 2 en 3: Woorden met c die klinkt als k
Woorden met clusters als ict, ect en act schrijf je vaak met een c. Maar de meeste woorden
moet je gewoon onthouden.
actief
acteur
advocaat
categorie
conclusie
respect
plastic
____________________________________________________
Spelling Spiekblad 2 groep 7
Thema 3: Woorden met th die klinkt als t
Bij deze woorden is er geen regel. Deze woorden moet je onthouden.
thee
althans
katholiek
methode
thans
theater
theorie
___________________________________________________________________________
Thema 3: Woorden met b die klinkt als p
Woorden die eindigen op een b kun je langer maken. Je hoort dan duidelijk
de b. Bijvoorbeeld web(p) – webben. Maar de meeste woorden moet je
gewoon onthouden.
club
absoluut
eb
abstract
krab
objectief
rib
___________________________________________________________________________
Thema 3: Woorden met sz
Deze woorden bestaan uit twee woorden die samen één woord zijn geworden.
Bijvoorbeeld dans-zaal wordt danszaal, langs-zij wordt langszij.
enigszins vuilniszak geenszins raszuiver alleszins
halszaak
anderszins
___________________________________________________________________________
Thema 4: woorden met stomme e (niet in voor- of achtervoegsel)
Woorden die op het einde klinken als een u worden geschreven met een e. Woorden met
een e die klinkt als een u in het midden van een woord, moet je uit je hoofd leren.
akte apostel
datgene
degene
ergernis
gave hoogstens tevergeefs
___________________________________________________________________________
Thema 4: woorden met het voorvoegsel be, ge of ver
Je hoort een u (bu, gu, vur) maar je schrijft deze voorvoegsels altijd met een e (be, ge, ver).
bezoek
getal
verkeer
bediening
gebod
verbazing
___________________________________________________________________________
Thema 4: woorden met het achtervoegsel ig
Je hoort eg of ug maar je schrijft ig.
jarig
aandachtig
gebrekkig
nadelig
matig
rechtvaardig
regelmatig
___________________________________________________________________________
Thema 5: woorden met het achtervoegsel lijk
Alle woorden waarin je luk hoort, schrijf je dit als lijk. Behalve in woorden die
met geluk hebben te maken.
vrolijk
aanzienlijk
lichamelijk
noordelijk
verschrikkelijk
geluk
___________________________________________________________________________
Spelling Spiekblad 3 groep 7
Thema 5: woorden met het achtervoegsel heid
Alle woorden waarin je heid hoort, schrijf je met een ei en een d.
snelheid
afwezigheid
bijzonderheid
eenzaamheid
verlegenheid
___________________________________________________________________________
Thema 5: woorden met het achtervoegsel teit
Alle woorden die met tijd hebben te maken, schrijf je met een ij en een d. Alle andere
woorden schrijf je met een ei en een t.
majesteit
activiteit
kwaliteit
puberteit
universiteit
___________________________________________________________________________
Thema 5: woorden met tie die klinken als tsie
Alle woorden waarin je tsie aan het einde hoort, schrijf je als tie.
politie
combinatie
definitie
demonstratie
gratie
informatie
___________________________________________________________________________
Thema 5: woorden met ctie die klinkt als ksie
Alle woorden waarin je tsie aan het einde hoort, schrijf je als tie.
directie
actie
functie
infectie
injectie
productie
reactie
___________________________________________________________________________
Thema 6: woorden met age of oge
Je hoort aazju of oozju maar schrijft age of oge. Age of oge zijn vaak achtervoegsels.
garage
bagage
etage
horloge
lekkage
massage
percentage
___________________________________________________________________________
Thema 6: woorden met isch(e)
Bij woorden waarin je aan het eind ies hoort, schrijf je isch.
elektrisch
automatisch
communistisch fantastisch
historisch
medisch
___________________________________________________________________________
Thema 6: woorden met eind-d of midden-d die klinkt als t
Als je bij een woord niet weet of je een t of d moet schrijven, maak het woord dan langer.
Pas op, deze regel geldt niet bij werkwoorden!
hond
beschaafd
denkbeeld
gemeenteraad
indertijd
___________________________________________________________________________
Spelling Spiekblad 4 groep 7
Thema 6: meervouden met gesloten lettergreep
Luister naar de klank die aan het eind van de lettergreep voorkomt. Je hoort een
medeklinker en schrijft het woord dan zoals je het hoort.
fietsen
aanwijzingen
argumenten
aspecten
herinneringen
producten
___________________________________________________________________________
Thema 7: woorden met iaal en iale(n)
Ik hoor ieaal maar ik schrijf iaal. Ik hoor een lange klank aan het einde van de lettergreep en
schrijf dus een i in plaats van ie.
liniaal
materiaal
sociaal
speciaal
materialen
sociale speciale
___________________________________________________________________________
Thema 7: woorden met ueel of uele
Ik hoor uweel of uwele maar schrijf ueel of uele.
actueel
eventueel
seksueel
eventuele
seksuele
___________________________________________________________________________
Thema 7 en 8: woorden met open lettergreep in het midden
Lange klanken hebben pech, je haalt gewoon een letter weg.
Als je het woord in lettergrepen hakt, dan hoor je of de klank lang is.
jager
aantekening
alcohol
basis
drama
kolonel
___________________________________________________________________________
Thema 7: meervouden met open lettergreep
- Lange klanken hebben pech, je haalt gewoon een letter weg.
Als je het woord in lettergrepen hakt, dan hoor je of de klank lang is.
- Ik hoor aan het einde van meervouden -un maar ik schrijf -en.
apen
advocaten
apparaten
hoofdsteden
piloten
sigaren
___________________________________________________________________________
Thema 8: woorden met verdubbeling van de medeklinker
Bij korte klinkers zoals a, i, o, e en u, zetten wij twee medeklinker, lekker puh!
Na een woord met een korte klank, schrijf je 2 dezelfde letters. Als je het woord in
lettergrepen hakt, hoor je of de klank kort is.
bakker
beschikking
herinnering
hoeverre inmiddels klassiek
___________________________________________________________________________
Spelling Spiekblad 5 groep 7
Thema 8: meervouden met verdubbeling van de medeklinker
- Bij korte klinkers zoals a, i, o, e en u, zetten wij twee medeklinker, lekker puh!
Na een woord met een korte klank, schrijf je 2 dezelfde letters. Als je het woord in
lettergrepen hakt, hoor je of de klank kort is.
- Ik hoor aan het einde van meervouden -un maar ik schrijf -en.
ballen
begrippen
eigenschappen
gezelschappen
kanonnen
kennissen
___________________________________________________________________________
Thema 8: woorden met meervouden van ‘s
Als de laatste letter van het woord lang klinkt, dan schrijf je in het meervoud -'s.
piano’s
agenda’s
camera’s
pony’s
risico’s
schema’s
taxi’s
___________________________________________________________________________
Thema 9: woorden waarbij heid verandert in heden
Woorden die in het enkelvoud eindigen op heid veranderen in het meervoud op heden.
hoeveelheden
eenheden
gelegenheden
minderheden
moeilijkheden
___________________________________________________________________________
Thema 9: meervouden op –iën of –ieën
Verdeel het woord in lettergrepen. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, komt er
een extra e bij. Zo niet, dan komt er alleen een n achter. De trema komt op de laatste e.
oliën
bacteriën
koloniën
knieën
calorieën
drieën
___________________________________________________________________________
Thema 9: meervouden op –eeën
Verdeel het woord in lettergrepen. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, komt er
een extra e bij. Zo niet, dan komt er alleen een n achter. De trema komt op de laatste e.
tweeën
feeën
ideeën
moskeeën
reeën
weeën
___________________________________________________________________________
Thema 9: afkortingen
Deze moet je uit je hoofd leren. Let op de puntjes!
bijv. a.u.b.
ca.
dr. jl.
m.a.w. mr.
n.a.v.
nl.
nr. prof.
zgn.
___________________________________________________________________________
Spelling Spiekblad 6 groep 7
Thema 10: stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden vertellen waar een zelfstandig
naamwoord van is gemaakt. De schrijf je altijd met –en behalve bij de
volgende uitzonderingen: aluminium, rubber en plastic.
gouden
betonnen
bronzen
diamanten
fluwelen
kartonnen
metalen
___________________________________________________________________________
Thema 10: samenstellingen met –en
De tussenletters -en komen voor als het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig
naamwoord is met een meervoud op -en.
ziekenhuis
bijenkorf
brievenbus
kersenpit
kippenhok
mensenleven
___________________________________________________________________________
Thema 10: samenstellingen met –e,
Je schrijft bij een samenstelling in het midden een –e als:
- Als een samenstelling geen zelfstandig naamwoord is: reuzeleuk, boordevol.
- Als het eerste woord van de samenstelling een werkwoord is: spinnewiel.
- Als het eerste woord van de samenstelling een meervoud op zowel -n als -s heeft:
hoogtevrees (hoogten/hoogtes).
- Als het eerste woord verwijst naar iets waarvan er maar één is of naar iets dat sterk
aan één voorwerp doet denken: maneschijn, zonnebril.
- Als er sprake is van een vaste samenstelling waarbij de oorspronkelijke betekenis van
de woorden niet herkenbaar is: bolleboos, elleboog.
________________________________________________________________________
Thema 10: Hoofdletters
Ik gebruik hoofdletters bij:
- Namen van steden: Amsterdam, Brussel, Berlijn.
- Namen van landen of werelddelen: Nederland, België, Italië, Azië.
- Namen van inwoners van landen: Nederlander, Duitser, Fransman.
- Namen van inwoners van steden: Amsterdamse, Berlijnse, Brusselse.
- Bijvoeglijke naamwoorden van landen: Nederlandse, Spaanse, Zweedse.
________________________________________________________________________
Download