1 Enkele historische beschouwingen omtrent

advertisement
Enkele historische beschouwingen
omtrent jeugdbescherming
Algemene inleiding
De huidige opvatting over kinderen is een vrij recent gegeven.
Zie boek
1 Het huidige kindbeeld: een recente sociale constructie
1.1 Inleiding
Het beschouwen van kinderen als een aparte sociale groep blijkt een
historisch maaksel te zijn dat bovendien van zeer recente datum is.
Tot einde der Middeleeuwen was er een gering onderscheid tussen kinderen
en volwassenen. Onder de druk van de Verlichting is er een mensbeeld
ontstaan dat het individu ten dienste ziet van de vooruitgang. Dit geld zeker
voor kinderen. Hierdoor worden de kinderen gezien in de nog- niet positie.
Deze zienswijze heeft grote invloed gehad op het (jeugd)recht.
1.2 Van een afwezig maatschappelijk bewustzijn t.a.v. kinderen...
Tot de 3de – 4de eeuw werden kinderen als een last, kost en waardeloos
beschouwd. Ongewenste kinderen werden vaak gedood of verwaarloosd.
Er was een grote discriminatie tussen jongens en meisjes. (bleef tot in de 19 de
eeuw bestaan)
Er was weinig aandacht voor de opvoeding van de kinderen. ( hoge
kindersterfte) Kinderen beneden de leeftijd van 6- 7 jaar waren niet van
belang gezien de hoge kindersterfte. Een die periode overleefd, werd het
kind als volwassen beschouwd en in geschakeld in het productieproces.
1.3 ... naar de ontdekking van het kind...
Vanaf de 16de eeuw komt er stilaan belangstelling voor kinderen. De jongens
uit de hogere klassen begonnen naar school te gaan. School werd niet langer
meer bekeken als een plaats om een vak te leren, maar voor een algemene
opvoeding.
Er zijn 2 stromingen in het kijken naar kinderen:
- de Moralisten:
beschouwden de kinderen als slecht en maakten ze goed via
opvoeding
- de romantici:
zagen het kind als inherent goed
Het kindbeeld veranderde tijdens de Verlichting. Er was een grote nadruk op
de vooruitgang en de toekomst. Kinderen werden meer en meer benoemd tot
de toekomst. Het grootste verschil tussen kind en volwassenen was dat
volwassenen reeds een rol hadden in de maatschappij en de kinderen hun rol
stond nog open.
-1-
Jeugdrecht
Later, na de ontdekking van de kindertijd, werd ook binnen deze
leeftijdsgroep verder gedifferentieerd.
De apartstellings- dynamieken bleef lange tijd beperkt tot de hogere klassen.
Pas veel later zal dit uitbreiden tot de lagere klassen.
Samen met het opsplitsen van kinderen van volwassen ontstond ook de
kindergeneeskunde.
De eerste kinderwetten ontstaan eind 19de eeuw, beging 20ste eeuw.
1.4 ... tot het huidige kindbeeld
Kenmerken van het huidig kindbeeld:
- kinderen
doorlopen
een
aantal
kwalitatief
verschillende
ontwikkelingsstadia
- doorheen deze diverse ontwikkelingsstadia zijn kinderen kwalitatief
verschillend van volwassenen
- tot zijn volwassen zijn dienen kinderen, gescheiden van volwassenen, te
vertoeven in plaatsen die gericht zijn op hun volwassen worden
Het kind is tot zijn burgerrechtelijke meerderjarigheid een jongvolwassenen,
die geholpen en gestimuleerd dient te worden tot volwassenheid.
2 De evolutie naar een eigen rechtssysteem voor het
kind
2.1 Oudheid, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (tot 1700)
In de zgn. primitieve gemeenschappen was er geen vorm van een
geïnstitutionaliseerde recht t.a.v. kinderen. De pater familias beschikte over
het lot van zijn kinderen.
In het Oudromeins recht (wet der XII tafelen) zijn er 2 bepalingen dat
kinderen doen ontsnappen aan de straf. Wel is het zo dat de praetor moest
bepalen of het kind onmondig was of niet (niet huwbaar).
Tijdens de Klassieke Tijd (tot 3de eeuw) wordt er steeds getracht om de wet
van de XII tafelen te nuanceren. Een belangrijk toevoegsel is malitia supplet
aetaem (de sluwheid van het kind vult de leeftijd aan). Ook het habitus corpus
(de fysiologische toestand van geslachtsrijpheid bepaalde de al of niet
huwbaarheidstatus.
Het oordeels des onderscheids: het aanvoelen van het goede heb het kwade
door de delinquent.
Na het Romeinse Rijk werden alle rechten van de kaart geveegd. Toen werd er
een uitspraak geveld door de familie (stam) vergadering.
Vanaf de 11de eeuw krijgt het Romeinse recht weer ingang.
13de
eeuw:
de
Moderne
Staten:
openbare
orde
wordt
een
staatsaangelegenheid.
De
rechter
beslist
zelf
over
het
onderscheidingsvermogen en over de schuldvraag.
In de 16de eeuw wordt het oordeel des onderscheids in de wet opgenomen.
Constitutio Criminalis Carlinea (1532) (Keizer Karel)
-2-
Jeugdrecht
In 1791 werd de notie strafrechtelijk minderjarig in gevoerd in Frankrijk met
de Code pénal de la Monarchie constitionelle française. In België gebeurt dit
in 1867.
2.2 De periode van de Verlichting en haar invloed op het 19de
eeuwse denken
2.2.1 Een zich doorzettende categoriale benadering van kinderen
Er was een geloof in de almacht van de rede waaruit de voortgangsideologie
ontstond. Kinderen werden onder invloed van dit gedachtegoed aanzien als een
aparte groep met aparte kenmerken, van wie men specifieke gedragingen
verwachtte, voor wie men specifieke wetten en instituties creëerde. Door
middel van opvoeding (socialisatie) moet het kind leren zich aan te passen aan
zijn omgeving en de toekomstige Verlichte samenleving mee vorm te geven.
2.2.2 Sociaal-economische gevolgen van de industriële revolutie
De industriële revolutie leidde tot massale volksverhuizingen naar de steden,
tot kinderverwaarlozing door langdurig en uitputtende arbeid van de ouders,
tot het inschakelen van kinderen in het arbeidsproces.
De overheid begon in te grijpen in het welzijn van de kinderen maar dit werd
door de ouders gezien als een aanval op de individuele vrijheid en op het
ouderlijk gezag.
De clerus en de burgerij stellen heel wat in het werk voor het verwaarloosde
kind. Deze aandacht heeft niet enkel te maken met de burgerlijke norm
omtrent goede opvoeding, maar ook met het zich ontwikkelde kindbeeld:
verwaarlozing houdt groeirisico’s in voor delinquentie. Hieruit ontstond de
ontzetting uit het ouderlijke gezag als burgerrechtelijke sanctie om
delinquentie te vermijden.
2.2.3 Ontwikkeling in de sociale wetenschappen, de criminologie en de
strafwetgeving
2.2.3.1 De klassieke school
In de Middeleeuwen zocht men de oorzaak van afwijkend gedrag in het werk
van de duivel of kwade geesten. M.a.w. de toenmalige strafrechtspleging
ontleende haar legitimatie aan de Goddelijke Orde. Er waren wrede straffen.
Als reactie hier op ontstond de klassieke criminologische school, welke vooral
efficiëntie en rationaliteit van de strafrechtspleging in vraag stelde.
Het begrip de rechten van de mens ontstaat en er kom humanistisch protest.
Men wou het strafrecht hervormen in een meer efficiënte, humanere,
rechtvaardigere en rationele manier.
De klassieke criminologische theorie wordt vanuit een abstract rationalisme
geformuleerd. Mensen wegen voortduren de lusten en lasten af
(wilsautonomie). Wil de strafbedeling effectief zijn dan dienen
uitdrukkelijke, wettelijke omschrijvingen van het delict te bestaan voordat
bet kan bestraft worden. Anders kan de mens niet vrij kiezen tussen lusten
en lasten. (= het legaliteitsbeginsel)
-3-
Jeugdrecht
Bovendien moeten de strafrechtelijke sancties men mate toegepast worden.
(= proportionaliteitsbeginsel) En deze zijn voor iedereen geldend.
Straf krijgt dus verschillenden functies:
- een vergelding
- een afschrikking
- morele verbetering
Centraal staat het misdrijf (de daad), er wordt geen rekening gehouden met
individuele of sociale factoren.
Van af de Code pénal de la Monarchie constitionelle française wordt het
oordeel des onderscheids officieel en de strafrechtelijke minderjarigheid
ingevoerd. Daarvoor kon in het Gewoonterecht de rechter rekening houden
met het principe van het oordeel des onderscheids. Het onderscheid tussen
volwassenen en kinderen was vooral gebaseerd op het al dan niet geslachtsrijp
zijn.
2.2.3.2 Het positivisme
Door het succes van het positivisme in de exacte wetenschappen heeft men
de wil om ook de maatschappelijke veranderingen te verklaren en te
begrijpen.
De sociale wetenschappen geraken in de ban van het positivisme en de
vooruitgangsideologie.
Voor hun is de criminaliteit een sociaal verschijnsel wat inhoud dat het
misdrijf niet enkel mag gezien worden als een abstract juridisch feit.
De aandacht gaat voornamelijk naar kinderen omdat zij de toekomst zijn.
Het denken wordt gezien als een middel om de onaangepastheid van het
individu te doen verdwijnen.
Algemeen kan men stellen dat de evolutie in de sociale wetenschappen 2 grote
aandachtsverschuivingen heeft teweeggebracht:
- aandacht voor de dader als bio-pscholochische persoonlijkheid
- twijfel in de goddelijke orde en de maakbaarheid van de maatschappij
Dit leidde toe het ontstaan van de empirische criminologie. (statistisch
onderzoeken van delinquentie) Men kwam vast te stellen dat het klassieke
strafrechtsmodel niet efficiënt functioneerde. Ze hadden vooral kritiek op
het proportionaliteitsbeginsel, er moest meer aandacht zijn voor de intentie
van de dader. In tegenstelling tot de klassieke school is er wel een verschil
tussen niet- en criminele individuen. Criminaliteit wordt gezien als een
eigenschap van een persoon en het belangrijkste doel van de straf is het
behandelen en resocialiseren van de dader.
2.2.3.3 Aanleg en milieu
Er zijn verschillende scholen die een verklaring hebben voor het ontstaan van
criminaliteit.
- de crimineel-antropologische school: (positivistische Italiaanse school)
Lombroso: door observaties kan men een geboren misdadiger beschrijven
(aanleg)
- de crimineel-sociologische school:
analyseren de invloed van het milieu op de misdadiger (Lacassagne)
-4-
Jeugdrecht
2.2.3.4 De leer van het Sociaal Verweer
3 De eerste wet op de kinderbescherming (15 mei 1912)
3.1 Het wetsontwerp Le Jeune
Het wetsontwerp Le Jeune van 1889 bevat de voornaamste inhoud die de
later wet zal bepalen. Het 1ste hoofdstuk handelt over de mogelijkheid tot
ontzetting van de ouderlijke macht. Het 2de hoofdstuk bevat de materie
aangaande de vervolging van minderjarige. En het 3de beteugeld strenger de
misdrijven tegen de zedelijkheid van de kinderen.
Deze word grondig besproken in de Kamer om dan na aanpassing op 15 mei
1912 van kracht te worden.
3.2 De wet op kinderbescherming van 15 mei 1912
Deze wet is een mijlpaal in de ontwikkeling van het recht. De wet had
belangrijke hervormingen tot gevolg.
Deze wet breekt verder met het principe van de onaantastbare en absolute
ouderlijke macht (ontzetting van de ouderlijke macht is een burgerrechtelijke
sanctie). Door de wijziging van het sanctiekarakter, van strafrechtelijk naar
burgerrechtelijk, heeft de maatregel niet tot doel de ouders te straffen,
maar wel een wijziging aan te brengen in hun juridisch statuut in het belang
van het kind.
Minderjarige werden ontrokken aan het strafrecht. Dit had tot gevolg dat er
een kinderrechtbank moest worden opgericht die maatregelen ter
bescherming uitspreekt i.p.v. straffen.
Tevens werden er strengere straffen voorzien t.a.v. misdaden of
wanbedrijven tegen de zedelijkheid of zwakheid van de minderjarige. Deze
diende voornamelijk ter bescherming van de maatschappij.
De wet van 1912 vertoont ook qua vorm deze drievoudige vernieuwing:
- het 1ste deel handelt over de ontzetting van de ouderlijke macht (de
Rechtbank van Eerste Aanleg)
- het 2de deel handelt over de maatregelen t.a.v. de in-rechten-vervolgde
minderjarige (de Jeugdrechtbank)
- het 3de deel handelt over de misdrijven tegen de zedelijkheid of zwakheid
van de kinderen
De kinderrechter is bevoegd voor kinderen tot de leeftijd van 16 jaar op het
ogenblik van de feiten. Uitzonderlijk is de kinderrechter bevoegd tot 18 jaar:
- als de minderjarige bedelend of zwervend aangetroffen wordt of zich
gewoonlijk aan landloperij of bedelarij overlevert
- ouderlijke klacht
De kinderrechter beschikt over de volgende maatregelen:
- berisping
- de minderjarige toevertrouwen aan een persoon, vereniging of openbare of
private instelling van weldadigheid of van onderwijs
-5-
Jeugdrecht
ter beschikkingstellen van de regering tot de meerderjarigheid en zelfs
tot daarna
De kinderrechter is vrij van keuze.
Besluit:
- vanaf 1912 is het categoriaal beleid op strafrechtelijk vlak ingezet
- het loskomen van het strafrecht is niet volledig gelukt
- groter interventionisme in de praktijk:
o pretoriaanse praktijk: er werd oneigenlijk gebruik gemaakt van de
ouderlijke klacht
o premie voor het delict: er diende eerst een delict plaats te vinden
vooraleer men in actie kwam. Er was te weinig aandacht voor
preventie
- er zijn enkel belangrijke tekortkomingen:
o er is een afbreuk met het legaliteitsbeginsel, een te vage
omschrijving van de notie predelinquentie
o geen handhaving van het beginsel van de tegenspraak
o er is een reëel gevaar voor het gelijkheidsbeginsel
-
4 Afzonderlijke wetten
de wet van 1919: het nationaal werk voor kinderwelzijn heeft als taak de
kinderbescherming aan te moedigen
- de wet op leerplicht (1914): kinderen moeten vanaf hun 6 jaar onderwijs
volgen en duurt 8 jaar
- K.B. van 1921: gezinshoofden zijn verantwoordelijk voor het navolgen van
de leerplicht
- Gecoördineerde Wetten op het lageronderwijs van 1957
- De Wet tot regeling van de openbare onderstand (1925)
Enkele specifieke wetten:
- de wetgeving in verband met het bioscoopbezoek van minderjarigen
- de wet van 1960 tot zedelijke bescherming van de jeugd
Tevens is er op internationaal vlak regelingen getroffen:
- het verdrag tot regeling van de voogdij van minderjarigen
- het verdrag inzake minimumleeftijd (industrie) 1919: 14 jaar
- de verklaring van Genève: (1924) men dient het kind het beste te geven
waarover de mensheid beschikt
- de verklaring over de rechten van het kind (1959)
-
5 Herzieningen van de eerste kinderbeschermingswet
Er werd geconstateerd dat er onwenselijkheden ontstonden door de wet. Er
was een stijging van ontzettingen en plaatsingen. De jeugddelinquentie bleef
hoog en er was een oneigenlijk gebruik van de ouderlijke klacht.
In 1947 werd de eerste commissie opgericht met graaf Cardon de Wiart als
voorzitter. Zij hielden zich voornamelijk bezig met een deelaspect, nl. de
verhoging van de strafrechtelijke minderjarigheid.
-6-
Jeugdrecht
In 1953 was er een officieuze commissie ter verbetering van de ontzetting
van de ouderlijke macht. Had interesse in het voorzien van een
opvoedingsbijstand.
Het verslag van de nieuwe commissie (Nossent) in 1954 leidde tot het
wetsontwerp Lilar in 1956.
En bevatte de volgende vernieuwingen:
- de oprichting van kantonnale comités: het voeren van preventieve sociale
actie
- de oprichting van provinciale Kinderrechtbanken
- beschermingsmaatregelen t.a.v. minderjarigen in gevaar om aldus ouders
opvoedingsbijstand te kunnen verzekeren
- een provinciale sociale dienst, administratief georganiseerd en
gehiërarchiseerd, met een zekere autonomie, teneinde de nieuwe
organismen te dienen
Uiteindelijk zal Justitieminister Vermeylen een nieuw wetsontwerp
neerleggen waaruit de wet van 1965 zal vloeien.
6 De wet op de jeugdbescherming van 8 april 1965
6.1 Inleiding
Het onderlinge motief om de wet van 1912 te wijzigen was het verschijnsel
van voordurende stijging van plaatsingen. Dit zou veroorzaakt zijn door de
alarmerende toenamen van de jeugddelinquentie en vooral de stijgen van het
aantal ontzettingen.
De wetsherziening deed beroep op de vooruitgang van de sociale
wetenschappen. Ook wou men de pretoriaanse praktijk officialiseren.
De wet van 1965 wou zich meer opwerpen als verdediger van de rechten van
het kind.
Er is een verschuiving in de opvatting omtrent de predelinquentie, de
gevaarsnotie, die vroeger werd aangegrepen om de maatschappij te
beschermen, wordt nu aangehaald ter bescherming van de belangen en het
recht van de minderjarige op een normale ontwikkeling te verzekeren.
6.2 De sociale bescherming
6.2.1 Doel en inhoud
De sociale bescherming omvat de belangrijkste nieuwigheid van de wet van
1965. Ze voorziet in een buitenrechtelijke bescherming en omvat al die
maatregelen die door de gemeenschap kunnen worden genomen, teneinde de
jongeren die in gevaar verkeren, te beschermen.
De bedoeling en inhoud van de sociale bescherming wordt weergegeven in het
artikel 2 van de wet van 1968. Hieruit blijkt dat deze bescherming zich op 3
vlakken situeert:
- een individuele preventieve sociale actie
- een algemene preventieve actie
- een medewerking met de bevoegde rechtelijke overheden
-7-
Jeugdrecht
De sociale bescherming geld enkel voor minderjarigen wiens gezondheid,
veiligheid of zedelijkheid gevaar loopt en als hulp gevraagd of aanvaard wordt
door de ouders.
6.2.1.1 Principes
a. De minderjarige moet in gevaar verkeren
Het jeugdbeschermingcomité heeft als doel op te treden wanneer de
gezondheid, veiligheid of de zedelijkheid van een minderjarige gevaar loopt
wegens het milieu waarin hij leeft of wegens zijn bezigheden of wanneer de
omstandigheden waarin hij wordt opgevoed door het gedrag van degenen die
hem onder hun bewaring hebben gevaar opleveren.
 Onder bedreiging van de gezondheid wordt verstaan een gebrek aan
voeding, kleding, hygiëne, het slachtoffer zijn van mishandelingen...
 De veiligheid loopt in gevaar wanneer er een gebrek aan toezicht is, en
de minderjarige aldus het slachtoffer van een ongeval kan worden.
 Onder bedreiging van de zedelijkheid begrijpt men doorgaans die
gedragingen van de ouders, die de minderjarige toe wangedrag kunnen
brengen.
Deze gevaarnotie staat zeer centraal in de hele wet. Deze is er gekomen na
een lang debat en een afweging van verschillende omschrijvingen van gevaar.
Deze materie handel in feite over de opvoeding dus was het nodig om deze
concreet te beschrijven.
b. De attitude van de ouders
Het andere criterium is de attitude van de ouders om te bepalen of het kind
in gevaar is. Het verschil ligt niet in de gevaarsituatie zelf dan wel in de
houding van de ouders daartegenover aannemen.
Er kan worden opgetreden als de ouders:
- zelf niet de gepaste middelen ter handen namen om redenen van
onbekwaamheid, onwetendheid of nalatigheid
- geen voldoend hulp hebben gevonden bij de instellingen die zich met
preventie bezighouden
6.2.1.2 Opdrachten
a. De preventieve sociale actie
Deze actie geldt ten aanzien van minderjarigen die in gevaar verkeren en mag
slechts worden ingezet nadat voldaan is aan de hierboven besproken criteria.
De maatregelen die kunnen genomen worden staan niet in de wet omdat de
instemming van de ouders vereist is. Tevens blijft men in het vage omtrent
wie of welke instelling met de uitvoering belast moet worden. Als uiterst
belangrijk principe geld wel dat de maatregel zijn uitwerking moet krijgen in
en door het gezin den dat de plaatsing buiten het gezinsmilieu moet vermeden
worden.
b. De algemene preventie
De algemene opdracht is tweedelig. Enerzijds dienen de bevoegde overheden
ingelicht te worden omtrent al de feiten die op de
c. Medewerking met de gerechtelijke bescherming;
-8-
Jeugdrecht
Het Jeugdbeschermingcomité dient mee te werken met de bevoegde
overheden zoals in de wet is bepaald.
Het Comité kan gevat worden voor diverse taken en voor verschillende
aanleidingen:
- inlichtingen verstreken aan de procureur des konings of Jeugdrechtbank
tijdens de rechtspleging strekkende tot toepassing van een maatregel
t.a.v. ouders of minderjarigen
- bij het nemen van een voorlopige bewaringsmaatregel kan door de
jeugdrechter of de jurisdictie in hoger beroep of door de
onderzoeksrechter zowel geplaatste als niet geplaatste minderjarige
onder toezicht geplaatst worden van het Jeugdbeschermingcomité
- de jeugdrechter of de jurisdictie in hoger beroep kan, in kader van de
genomen maatregelen ten aan zien van de ouders, het Comité gelasten met
de voogdij op de sociale uitkeringen , met de opvoedingsbijstand, met de
toezicht op de minderjarige en met het aanwijzen van een provoogd in
geval van ontzetting
- het uitoefenen van toezicht in openmilieu, het instaan voor het toezicht op
geplaatste minderjarigen en het aanvullend toezicht uit te oefenen ten
aanzien van de minderjarige die geplaatst geweest is en dit tot aan zijn
meerderjarigheid
- het toezicht op de ter beschikking van regering gestelde jongeren
Tevens is het Comité verplicht in kader van individuele preventieve sociale
actie, een geval, waarin de medewerking van de ouders niet kan bereikt
worden naar aanleiding van de voorgestelde maatregelen, het Parket ter
kennis brengen.
6.2.2 Institutioneel kader: het Jeugdbeschermingcomité
a. Oprichting:
In elk gerechtelijk arrondissement dient krachtens art 1 een
Jeugdbeschermingcomité opgericht te worden
b. Samenstelling:
Elk Comité bestaat uit 12 tot 24 leden die benoemd zijn door de minister
van justitie. Zij vertegenwoordigen diensten, instellingen of organisaties
die zich actief met de jeugd, de jeugdbescherming en het gezin
bezighouden.
c. Werkwijze:
Het Comité wordt vertegenwoordigd als een collegiale autoriteit en staat
onder toezicht van de minister van justitie (toezichtbevoegdheid).
d. Middelen:
Het Comité heeft geen rechtspersoonlijkheid en beschikt niet over een
eigen patrimonium. Het is de leden niet toegestaan om rechtstreeks zelf
een actie te ondernemen.
Er zijn wel 4 diensten die ter beschikking staan van het Comité:
- een afdeling van de sociale dienst:
-9-
Jeugdrecht
-
de sociale dienst, als administratieve eenheid, bestaat uit 2
afdelingen met aparte personeelsbezetting: 1 afdeling voor het
Comité en 1 voor de gerechtelijke overheden
deze is het belangrijkste orgaan of werkmiddel van het Comité
het administratief secretariaat
het medisch-psychologisch centrum
het centrum voor eerste onthaal
6.3 De gerechtelijke bescherming
6.3.1 Doel en inhoud
De gerechtelijke bescherming is gebaseerd op 2 fundamentele opties:
- waken over de essentiële rechten van het kind als persoon en als
volwaardig lid van het gezin en zijn natie (de burgerrechtelijke bepaling)
- het recht en de plicht tot dwangmaatregelen over te gaan wanneer de
sociale bescherming ontoereikend is (beschermingsmaatregelen)
6.3.1.1 De burgerrechtelijke bepaling
Zie boek
6.3.1.2 Maatregelen ter bescherming van de minderjarige
Rond de Jeugdrechtbank wordt zoveel mogelijk conflicten die te maken
hebben met het gezin waarin de minderjarige centraal staat gegroepeerd.
a. maatregelen ten aanzien van de ouders
De wet van 1965 beschouwd ontzetting als een zeer uitzonderlijke maatregel.
Hieruit ontstonden een aantal nieuwe preventieve maatregen t.a.v. de
ontzetting en haar gevolgen:
- toezicht op de gezinsbijslag en andere sociale uitkeringen
- opvoedingsbijstand
- de ontzetting van het ouderlijk gezag (herstel mogelijk na 5 jaar (voor de
facultatieve) en 10 jaar (voor verplichte)). In de wet van 1965 wordt
ontzetting slechts uitgesproken als civiele sanctie in uiterste gevallen en
uitsluiten facultatief en kan geheel of gedeeltelijk zijn.
b. maatregelen ten aanzien van de minderjarige
De bevoegdheid in deze materie werd voornamelijk vastgelegd in art 36. Deze
kan enkel ingeroepen worden na volgende aanleidingen:
- de ouderlijke klacht (art 36.1)
- de gevaarstoestand (art 36.2) = kind in gevaar
 omschrijving:
De Jeugdrechtbank neemt kennis van de vordering van het Openbaar
Ministerie betreffende minderjarigen wier gezondheid, veiligheid of
zedelijkheid gevaar loopt wegens het milieu waarin hij leeft of wegens
zijn bezigheden of wanneer de omstandigheden waarin hij wordt
opgevoed door het gedrag van degenen die hem onder hun bewaring
hebben gevaar opleveren.
Het artikel heeft wel een passe-partout-functie
 de externe wisselfunctie:
zie boek
- 10 -
Jeugdrecht
de interne wisselfunctie:
zie boek
- bedelarij en landloperij (art 36.3)
- feiten als een misdrijf omschreven (art 36.4)
- school verzuim (art 36.5)
- zedelijke bescherming (art 36.6) is afgeschaft
De rechtbank kan zich beroepen of de volgende maatregelen:
- officieuze maatregelen ( een berisping en seponering)
- gewone maatregelen:
 maatregelen ten gronde
berisping
ondertoezichtstelling
plaatsing
 navorsingen en voorlopige maatregelen
- buitengewone maatregelen:
 ter beschikking stelling
 inbewaringstelling
 verwijzen naar de gewone rechtbank
 plaatsing in een huis van arrest

6.3.2 Institutioneel kader
Geen veranderingen t.o.v. de wet van 1912.
- 11 -
Jeugdrecht
Jeugdbescherming en Bijzondere
Jeugdbijstand in België
Algemene inleiding
Met op de kinderbescherming van 1912 werd, in ons land, een categoriale
benadering van probleemkinderen geïnstitutionaliseerd.
Nota: de staatshervorming en de Jeugdbescherming en Bijzondere
Jeugdbijstand
De bevoegdheid over de jeugdbescherming behoorde lange tijd exclusief toe
aan de nationale overheid (minister van justitie). Na de staatshervormingen is
de bevoegdheid in principe overgedragen aan de Gemeenschapsoverheid.
7 Jeugdbescherming en bijzondere jeugdbijstand in
Vlaanderen
7.1 Overzicht en structuur van de van kracht zijnde regelgeving in
de Vlaamse Gemeenschap anno 1994
7.1.1 Overzicht
Zie boek
7.1.2 Jeugdbescherming: een twee-eenheid
Jeugdbescherming
Leerplicht
Zedelijke bescherming
van de Jeugd
Verbod op kinderarbeid
Jeugdbescherming
Bijzondere Jeugdbijstand
Buitenrechtelijk
Gerechtelijk
- 12 -
Jeugdrecht
7.2 De bijzondere jeugdbijstand: buitenrechtelijke
jeugdbescherming
7.2.1 Structuur
Zie boek
7.2.2 Organisatie
7.2.2.1 Per bestuurlijk arrondissement
a. Comité voor bijzondere jeugdzorg:
- Samenstelling:
12 leden door de Executieve benoemd en 2 gecoöpteerde leden
- Opdeling:
Elk Comité bestaat uit een bureau voor bijzondere jeugdbijstand en een
preventiecel
- Geografische spreiding:
Per bestuurlijk arrondissement is er een Comité
b. Sociale dienst voor bijzondere jeugdbijstand
c. Administratief secretariaat
7.2.2.2 Per gerechtelijk arrondissement
Bemiddelingscomité voor bijzondere jeugdbijstand:
- Samenstelling
6 leden door de Executieve benoemd met de nodige ervaring
- Per gerechtelijk arrondissement
Beschikt over een administratief secretariaat
7.2.2.3 Vlaamse gemeenschap
Er is op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap een hoge raad voor de
bijzondere jeugdbijstand en een erkenningscommissie.
7.2.3 Concrete werking van de buitengerechtelijke bijzondere
jeugdbijstand
7.2.3.1 Een dubbele opgave
Net als de Jeugdbeschermingswet heeft ook nu het Comité voor bijzondere
Jeugdbijstand:
- het garanderen van individuele zorg en bijstand aan jongeren en gezinnen
- algemene preventie
7.2.3.2 Individuele zorg en bijstand
De concrete aanleiding voor een tussenkomst van het Comité in individuele
gevallen, moet omschreven kunnen worden als een problematische
opvoedingssituatie (P.O.S.). En gebeurt als volgt:
- 13 -
Jeugdrecht
P.O.S.
Via jongeren, ouders of derden
Sociale dienst voor bijzondere
jeugdbijstand
Bureau voor bijzondere
jeugdbijstand
Bemiddelingscommissie
Jeugdrechtbank
a. Problematische opvoedingssituatie
- Omschrijving:
P.O.S. is een toestand waarin de fysieke integriteit, de affectieve, morele
intellectuele of sociale ontplooiingskansen van minderjarigen in het
gedrang komen , door bijzondere gebeurtenissen, door relationele
conflicten of door de omstandigheden waarin ze leven
- Doelgroep:
Minderjarigen en gezinnen. Met uitzondering ook minderjarigen als zij
reeds voor hun 18 hulp of bijstand kregen.
b. Bureau voor Bijzondere Jeugdbijstand:
- Taakomschrijving:
Het bureau heeft tot taak:
 daadwerkelijke hulp en bijstand te organiseren ten behoeve van
minderjarigen en van diegenen die over hen het ouderlijke gezag
uitoefen of heb onder bewaring hebben en dit in het belang van de
minderjarige
 aan de magistraten belast met jeugdzaken de waarborg verlenen dat
de hulp en bijstand daadwerkelijk zullen worden aangeboden
- Organisatie:
 De sociale dienst voor bijzondere jeugdbijstand:
De sociale dienst neemt kennis van P.O.S en poogt te helpen door:
Advies, doorverwijzing, overleg
Het uitwerken van een aangepast hulpverleningsprogramma
Een
concreet
hulpaanbod,
rekeninghoudend
met
de
verscheidenheid aan beschikbare voorzieningen
Zij verstrekt informatie aan de hulpvrager, de jongere en de personen
met het ouderlijke gezag.
 Tussenkomst van het bureau:
Het bureau komt enkel tussen:
In de gevallen waarin een concrete hulpvraag door de SD wordt
afgewezen
Wanneer de noodzakelijke instemming van een van de betrokken
partijen ontbreekt
Wanneer oplossingsvoorstellen financiële gevolgen hebben
- 14 -
Jeugdrecht
Bij aan vraag inzake voortgezette hulpverlening
Hulpverleningsprogramma:
Het hulpverleningsprogramma bevat minstens:
De initiële hulpvraag
Een aanduiding van de doelstellingen
Het hulpverleningsvoorstel
Als er een erkende voorziening bij betrokken is dient men e een
handelingsplan op te stellen. Bij een niet erkende voorziening moet de
consulent, die belast is met het dossier, een begeleidingsplan opstellen.
 Basisbeginselen voor de concrete hulpverlening:
Een hulpverlening dient aan de volgende principes te beantwoorden:
Eest overleg
Betrokken worden gestimuleerd om zelf een bijdrage te leveren
Bij verwijdering moet men over voldoende pedagogische
draagkracht beschikken en oog hebben voor gezinsgerichte
werking
Geraamde duur en kostprijs van de voorgestelde hulpverlening
 Maatregelen – hulpverleningsvormen (zie boek)
 Toezicht
De SD brengt minsten om de 6 maanden verslag uit aan het Bureau.
Rechtsbescherming
Een tussenkomst van het Comité is slechts mogelijk mets het akkoord van
de ouders en het akkoord van de minderjarige die 14 jaar of ouder is. Is
de minderjarige jonger dient hij/zij gehoord te worden.
Bemiddelingscommissie:
Beroepsinstantie / principe:
De bemiddelingscommissie komt in als de hulpverlening wordt afgewezen
door de ouders en de minderjarige.
Procedure: zie boek
Wangedrag en onbuigzaamheid:
Bij ouderlijke klacht wordt eerst de bemiddelingscommissie ingeschakeld.
Andere bemiddelingsverzoeken:
 Bemiddelingsverzoeken vanwege parketmagistraten belast met
jeugdzaken
 Verzoeken om advies vanwege magistraten belast met jeugdzaken
 Bemiddelingsverzoeken van hulpverleners, werkende in erkende
voorzieningen

-
c.
-
-
7.2.3.3 Algemene preventie (preventiecel)
Onder de preventieopdracht wordt begrepen:
- de omstandigheden en toestanden die negatief inwerken op de fysieke
integriteit, het psycho-sociaal welzijn en de ontplooiingskansen, ter kennis
brengen van private organisaties en van de overheid, met oog op
initiatieven om deze toestanden en omstandigheden te voorkomen en te
bestrijden
- in plaatselijk of regionaal verband met dergelijke initiatieven
samenwerken, ze ondersteunen en desgevallend coördineren
- 15 -
Jeugdrecht
7.3 De gerechtelijke jeugdbijstand en gerechtelijke
jeugdbescherming
7.3.1 Structuur
Zie boek
7.3.2 Organisatie
Zie boek
7.3.3 De gerechtelijke jeugdbijstand en gerechtelijke
jeugdbescherming: een driedelig takenpakket
De Jeugdrechtbank kan optreden:
- In burgerrechtelijke zaken
- Met maatregelen t.a.v. minderjarigen
- Met maatregelen t.a.v. de ouders
7.4 Burgerrechtelijke bepalingen betreffende de minderjarigen
7.4.1 Minderjarigheid, ouderlijk gezag, jeugdbescherming
De minderjarige is de persoon van het mannelijke of vrouwelijke geslacht die
de volle leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt.
7.4.2 De bevoegdheid van de Jeugdrechtbank in burgerrechtelijke
materies
7.4.2.1 Het huwelijk
a. Principe:
Niemand mag een huwelijk aangaan voor hij de leeftijd van 18 jaar heeft
bereikt. Mits aan 2 voorwaarden wordt voldaan, kan van deze regel worden
afgeweken:
- de ouders moeten toestemming geven
- de Jeugdrechtbank dient tot dispensatie van de leeftijdsgrens over te
gaan
b. Toestemming:
Zonder toestemming van de ouders mag een minderjarige geen huwelijk
aangaan. Als de ouders of een van hen weigeren kan de rechtbank toch nog
een toestemming verlenen als ze oordeelt dat er misbruik is of ongegrond is.
Deze procedure kan ingeleid worden door de trouwlustigen of de
instemmende ouder
c. Dispensatie:
De leeftijdsgrens opheffen
d. Procedure:
Door een verzoekschrift bij de Jeugdrechtbank in te dienen. Na 15 dagen is
er een uitspraak
7.4.2.2 Echtscheiding
Zie boek
- 16 -
Jeugdrecht
7.4.2.3 Adoptie en volle adoptie
Adoptie is het contract dat, mits toezicht van de rechtbank, wordt aangegaan
tussen de adoptant ( een volwassen persoon van min 25j en 15 jaar ouder) die
een ander persoon als zijn kind wil beschouwen.
Bij volle adoptie moet de te adopteren persoon minderjarig zijn en elke band
met de oorspronkelijke ouders verdwijnt.
Bij gewone adoptie wordt de band niet verbroken en is nog mogelijk bij
meerderjarige.
De Jeugdrechtbank beslist over het al dan niet homologeren van de akte.
7.4.2.4 Misbruiken van ouderlijk gezag
Wanneer een van de echtgenoten het oneens is met het door de andere
echtgenoot uitgeoefende ouderlijke gezag, dan kan hij/zij zich tot de
Jeugdrechtbank wenden.
7.4.2.5 Ontvoogding
Ontvoogding is een techniek in het recht waardoor de minderjarige een
zekere graad van zelfstandigheid wordt gegeven. De ontvoogde minderjarige
staat niet meer onder leergezag van zijn ouders, behoudens
enkel
uitzonderingen. Hij wordt minder handelingsonbekwaam en krijgt hulp van een
curator. Kan enkel vanaf 15 jaar.
De ontvoogding heeft enkel burgerrechtelijke gevolgen en heeft geen invloed
op de strafrechtelijke minderjarigheid.
7.4.3 De verlengde minderjarigheid
Teneinde aan ernstig mentaal gehandicapten een verdere bescherming
verlenen kunnen zij voor bepaalde aspecten gelijk gesteld worden met een
minderjarige van minder dan 15 jaar.
Voorwaarden:
- leiden aan een ernstige mentale handicap van blijvende aard
- minimum 15 jaar
- de Belgische nationaliteit hebben
Aanvraag:
Een verzoekschrift indienen bij de Rechtbank van Eerste Aanleg door bij
minderjarige de ouders of (pro)voogd, en bij meerderjarige door een
bloedverwant. Tevens beschikt de procureur des Konings ook de
bevoegdheid op een verzoekschrift in te dienen. Tevens is er altijd een
mogelijkheid tot opheffing door de Rechtbank van Eerste Aanleg
Geldt enkel op het burgerrechtelijk aspect.
7.4.4 Pro-voogdij
De provoogd is een persoon die door de Jeugdrechtbank wordt aangewezen
om (bepaalde van) de rechten van de ouders (of één van hen) werden ontzet,
op zich te nemen en tevens bepaalde overeenkomstige plichten in acht te
nemen.
- 17 -
Jeugdrecht
7.5 Maatregelen ter bescherming van minderjarigen
7.5.1 Een dubbel luik: maatregelen t.a.v. ouders en maatregelen t.a.v.
de minderjarigen
Zie boek
7.5.2 Maatregelen t.a.v. de ouders
7.5.2.1 De bevoegdheden van de Jeugdrechtbank
a. Toezicht op sociale uitkeringen
b. Ontzetting uit het ouderlijke gezag
c. Misdrijven vergemakkelijkt door gemis aan toezicht
d. Inbreuken op de leerplicht:
Het is in eerste instantie de Politierechtbank die kennis neemt van de
inbreuken op deze verplichtingen. Het Openbaar Ministerie kan de zaak
echter voorleggen aan de Jeugdrechtbank die op haar beurt dan
maatregelen kan bevelen t.o.v. de ouders
7.5.2.2 De gerechtelijke procedure
Zie boek
7.5.3 Maatregelen t.a.v. minderjarige
7.5.3.1 De bevoegdheid van de Jeugdrechtbank
a. Ouderlijke klacht:
- Omschrijving:
Het is de Bemiddelingscommissie die kennis neemt van
bemiddelingsverzoeken i.v.m. klachten van personen, die over een
minderjarige het ouderlijke gezag uitoefen of onder hun bewaring
hebben, wiens wangedrag of onbuigzaamheid tot ernstige conflicten
aanleiding geeft of psycho-sociaal welzijn van zijn leeftijdgenoten
ernstige schade berokkent, wanneer alle pogingen tot conflictoplossing
tot dusver mislukt zijn
- De Jeugdrechtbank kan dun slechts indirect tussenkomen inzake
ouderlijke klacht
b. Zedelijke bescherming van de jeugd:
- Verbod speelhuizen, ruimten voor de weddenschappen, ...
- Verbod op aanwezig te zijn zonder begeleiding onder de 16 jaar in
danszalen, drankgelegenheden
c. Als misdrijf omscherven feiten (MOF):
- Principe:
3 soorten misdrijven: overtredingen, wanbedrijven, misdaden
maar bij minderjarigen is enkel spraken van MOF
- Verkeersdelicten door 16-18 jarigen
d. Problematische opvoedingssituatie
- Een indirecte weg
De Jeugdrechtbank kan na verwijzing door de Bemiddelingscommissie
gevat worden in het dossier
- 18 -
Jeugdrecht
-
Een directe weg
De
Jeugdrechtbank
meent
kennis
van
problematische
opvoedingssituaties wanneer het Openbare Ministerie een afdwingbare
pedagogische maatregel dringend noodzakelijk acht na te hebben
aangetoond dat onmiddellijke bijstand en hulpverlening op vrijwillige
basis niet mogelijk zijn en dat de integriteit van de persoon van de
minderjarigen in gevaar loopt
7.5.3.2 De gerechtelijke procedure
Schema boek
a. Het vatten van de Jeugdrechtbank
In jeugdrechtbeschermingszaken in Vlaanderen heeft het Openbaar
Ministerie de exclusieve bevoegdheid om de Jeugdrechtbank te vatten en
dus om over de gepastheid van haar optreden te oordelen
b. De voorbereidende rechtspleging:
- Algemeen:
Heeft als bedoeling de Jeugdrechtbank toe te laten zich een degelijk
beeld te vormen over de feiten, de persoon en het milieu van de
betrokken minderjarige.
De Jeugdrechtbank treft alle maatregelen en doet alle navorsingen
verrichtingen die dienstig zijn om de persoonlijkheid van de betrokken
minderjarigen en hun milieu waarin zij worden grootgebracht, te kennen
en om uit te maken wat hun belang is en welke middelen voor hun
opvoeding of behandeling geschikt zijn.
De voorbereidende rechtspleging beidt tegelijkertijd de jeugdrechter,
of in uitzonderlijke gevallen, de onderzoeksrechter, de mogelijkheid om
op vorderingvaan het Openbaar Ministerie , voorlopige maatregelen van
bewaring te treffen.
De duur van de voorlopige rechtspleging is max. 6 manden
- Voorlopige hechtenis
Kan men doen tijdens de voorlopige rechtspleging n.a.v. als misdrijf
omschreven feiten voor max. 3 maanden. Dergelijke beslissing kan enkel
genomen worden als de betrokkene blijk geeft van aanhoudend
wangedrag of zich gevaarlijk gedraagt of indien een gerechtelijk
onderzoek dit vereist.
c. Navorsingopdrachten (de SD bij de Jeugdrechtbank)
d. De rechtspleging ten gronde:
De gerechtelijke jeugdbescherming is immers in die mate specifiek dat het
de jeugdrechter toegelaten is alsnog de zaak niet te berechten en derhalve
het Openbaar Ministerie voor te stellen de zaak te seponeren. De
jeugdrechter kan een maatregel opleggen.
e. Maatregelen:
- 19 -
Jeugdrecht
De maatregelen die door de Jeugdrechtbank kunnen opgelegd worden, zijn
dezelfde tijdens de voorbereidende rechtspleging als bij de rechtspleging
ten gronde.
- Problematische
opvoedingssituatie
via
Bemiddelingscommissie
(onrechtstreekse P.O.S.):
Er zijn 13 verschillende maartregelen die kunnen worden genomen:
 pedagogische richtlijnen verstrekken aan de ouders
 de minderjarige onder toezicht stellen van de SD (1 jaar)
 gezinsbegeleiding (1 jaar)
 opleggen van een opvoedkundig project (6 maanden)
 een semi-residentiële voorziening (1 jaar)
 de minderjarige (+17 jaar en voldoende inkomsten) begeleid
zelfstandig wonen (1 jaar)
 de minderjarige (+17 jaar) onder permanent toezicht op kamers
laten wonen (1 jaar)
 de minderjarige onder toezicht stellen van een observatiecentrum
(60 dagen)
 de minderjarige toevertrouwen aan een betrouwbaar persoon of
gezin (tot de leeftijd van 13 jaar)
 uitzonderlijk de minderjarige toevertrouwen aan een geschikte
open inrichting (1 jaar)
 uitzonderlijk de minderjarige (+14 jaar) toevertrouwen aan een
geschikte gesloten gemeenschapsinstelling (3 maanden)
 de minderjarige toevertrouwen aan een psychiatrische instelling (1
jaar)
Al deze maatregelen kunnen zowel tijdens
de voorbereidende
rechtspleging als tijdens de rechtspleging ten gronde genomen worden.
Ze kunnen ten alle tijden worden ingetrokken.
- Problematische opvoedingssituatie waarbij de Jeugdrechtbank
rechtstreeks is gevat (rechtstreekse P.O.S.):
De maatregelen duren max. 45 dagen.
In principe wordt er enkel geopteerd voor een plaatsing in een onthaalen oriëntatiecentrum of in een observatiecentrum.
Uitzonderlijk kan de Jeugdrechtbank kiezen voor:
 begeleid zelfstandig wonen
 plaatsing in een pleeg gezin, open inrichting of psychiatrie
 plaatsing in een gesloten gemeenschapsinstelling
 toevertrouwen aan een betrouwbaar gezin of persoon
- Jeugddelinquentie en andere interventiegronden:
Straf vs maatregel:
Minderjarige delinquenten kunnen niet gestraft worden.
Verschillen tussen straf en maatregel:
 straf is in rechtstreeks verband met het gepleegde feit
 straf heeft een bepaalde duur
 straf is bedoeld als leed
 straf veronderstelt verantwoordelijkheid
- 20 -
Jeugdrecht
-
-
Maatregelen:
 berisping
 de ondertoezichtstelling (O.T.S.)
 plaatsing bij een betrouwbare persoon of in een geschikte
instelling
 plaatsing in een openbare instelling
Strafregister:
De maatregelen die worden genomen, worden in een strafregister bij
gehouden. De mededelingen in het strafregister van een minderjarige,
kunnen op verzoek van diegene die er voorwerp van was, bij beslissing
van de Jeugdrechtbank geschrapt worden na verloop van 5 jaar sedert
het tijdstip waarop die maatregelen een einde hebben genomen.
Burgerlijke vordering:
De minderjarige kan moeten opdraaien voor de kosten of
schadevergoeding
De uit handen geving:
De Jeugdrechtbank kan een dossier uit handen geven met het oog op
vervolging voor het bevoegde gerecht. De voorwaarden zijn:
 enkel dossiers van delinquente jongeren
 minstens 16 jaar op het tijdstip van de feiten
 de jeugdrechter acht een maatregel van bewaring, behoeding of
opvoeding niet geschikt
 als daartoe grond bestaat
 na een maatschappelijk en medisch-psychologisch onderzoek
Mogelijke tussenkomsten van de SD bij de Jeugdrechtbank:
Zie supra
7.5.3.3 Rechtswaarborgen
Zie boek
7.6 Jeugdbescherming en bijzondere jeugdbijstand voor
meerderjarigen
Sinds kort staan jeugdbescherming en bijzonder jeugdbijstand ook open voor
meerderjarigen.
7.6.1 Via het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (bij P.O.S.)
7.6.1.1 De bevoegdheid
De voortzetting van bijzondere jeugdbijstand aan meerderjarigen kan in 2
gevallen:
- personen die voor de leeftijd van 18 deelnamen aan een opvoedend
project kunnen nadat zij meerderjarig zij geworden nog max. 6
maanden verder aan het project deelnemen
- personen t.a.v. wie het Comité en/of Jeugdrechtbank is tussengekomen,
kunnen na het beëindigen van die tussenkomst en ten vroegste na hun 18
jaar, verder hulp en bijstand krijgen onder de volgende vormen:
 onder permanent toezicht op kamer wonen (tot 20 jaar)
- 21 -
Jeugdrecht



verblijven bij een betrouwbar persoon of gezin (tot 20 jaar)
verblijven in een geschikte open inrichting (tot 20 jaar)
begeleid zelfstandig wonen (tot 21 jaar)
7.6.1.2 Procedure
Een schriftelijke aanvraag indienen bij het Bureau voor bijzondere
jeugdbijstand. De SD zal dan een onderzoek instellen naar de wenselijkheid
van een voortgezette hulpverlening. Alle partijen worden gehoord.
Er is ook een spijtprocedure voorzien. Wanneer de jongere wenst dat de
jeugdbijstand ophoud, dan heeft de jongere wel nog de mogelijkheid om na
max. 3 of 6 maanden op deze beslissing terug te komen. Tot 3 maanden kan
men nog alle hulp krijgen, na de 3 maanden (max. 6 maanden) is enkel begeleid
zelfstand wonen nog mogelijk.
7.6.2 Via de Jeugdrechtbank (bij delinquentie)
Er zijn 3 mogelijkheden voor de verlenging:
- De maatregelen kunnen bij vonnis kunnen bij vonnis voor een bepaalde
duur verlengd worden tot hun 20 jaar.
- Wanneer minderjarigen na de leeftijd van 17 jaar een M.O.F. hebben
gepleegd. Tot 20 jaar.
- Wanneer de jongere een misdrijf pleegt voor zijn meerderjarigheid
maar word pas na die meerderjarigheid gevat, blijft de Jeugdrechtbank
bevoegd voor de misdrijven voor de leeftijd van 18 jaar. De
maatregelen zijn wel beperkt:
 Berisping
 Uit handen geven
 Voorlopige maatregelen
- 22 -
Jeugdrecht
Download