Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst

advertisement
GGD Amsterdam
Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering
Prestatie-indicatoren voor
de preventie van angst en
depressie
De ontwikkeling van een basisset
Auteur: T.K. van Dijk
GGD Amsterdam, Cluster Epidemiologie, Documentatie en
Gezondheidsbevordering
Contact: [email protected]
Januari 2013
EDG-reeks 2013/2
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Voorwoord
Voor u ligt het rapport ‘Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie’ waarin verslag
wordt gedaan van de ontwikkeling van een basisset indicatoren voor angst- en depressiepreventie in
Amsterdam. Hiermee wordt een eerste stap gezet in de richting van een instrument waarmee
periodiek, relatief eenvoudig en overzichtelijk de kwaliteit van het preventie-aanbod op het gebied van
angst en depressie gemeten kan worden.
Dit rapport is het resultaat van een project dat de GGD Amsterdam samen met Agis
zorgverzekeringen opgestart hebben, namelijk een instrument te ontwikkelen voor de gezamenlijke
inkoop van preventieve interventies in de GGZ. Het rapport bevat een beschrijving van geselecteerde
prestatie-indicatoren voor preventie die gericht is op angst en depressie. Daarnaast wordt het proces
en de methodiek beschreven waarmee deze indicatoren tot stand zijn gekomen.
Het eindresultaat is mogelijk gemaakt door de medewerking van de Amsterdamse GGZ-instellingen
Arkin en GGZ inGeest, die bij het hele proces betrokken zijn geweest. Daarnaast gaat een dankwoord
1
2
3
uit naar Prof. Dr. P. Cuijpers , Prof. Dr. F. Smit en S. Lauriks voor hun wetenschappelijke expertise
4
5
5
en naar de leden van de GGZ stuurgroep Jos Smeijer , Frans van Eck , Lidwien Schweitzer , Rianne
4
5
4
3
3
van Erp , Mhamed el Ouafrassi , Tense Bilgoe , Johan Osté en Stephan Cremer voor hun
medewerking en deskundig advies. Tenslotte gaat dank uit naar Walter Kamp van WZS en Paul van
Dijk en Tanja Leenen van Agis zorgverzekeringen.
Het onderzoek is financieel mogelijk gemaakt door het Research and Development Fonds van de
GGD Amsterdam en door het Agis Innovatiefonds.
1
VU Amsterdam.
VU Medisch Centrum Amsterdam, Trimbos-Instituut.
3
GGD Amsterdam.
4
Prezens / GGZ inGeest.
5
Arkin.
2
3
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Inhoud
VOORWOORD..................................................................................................................................................... 3
1 INLEIDING........................................................................................................................................................ 5
1.1 PREVENTIE VAN ANGST EN DEPRESSIE......................................................................................................... 5
2 LITERATUUR EN ACHTERGROND............................................................................................................ 7
2.1 BESTAANDE LITERATUUR ............................................................................................................................. 7
2.2 ONTWERPEISEN ............................................................................................................................................ 7
2.3 DIMENSIES VAN KWALITEIT ......................................................................................................................... 8
3 METHODIEK VOOR ONTWIKKELING VAN INDICATOREN.............................................................. 9
3.1 CONCEPTUEEL KADER ................................................................................................................................ 10
3.1.1 Gebruikersdoelen (stap 1) ................................................................................................................... 10
3.1.2 Focus (stap 2) ...................................................................................................................................... 10
3.1.3 Selectie onderwerpen (stap 3) ............................................................................................................. 12
3.2 INHOUDELIJKE SPECIFICATIE .................................................................................................................... 12
3.2.1 Definitie en relevantie (stap 4) ............................................................................................................ 12
3.2.2 Actoranalyse (stap 5) ........................................................................................................................... 14
3.2.3 Selectie kernactiviteiten (stap 6) ......................................................................................................... 15
3.3 INDICATOREN ............................................................................................................................................. 16
3.3.1 Literatuuronderzoek (stap 7)............................................................................................................... 16
3.3.2 Selectie indicatoren (stap 8 en 9) ........................................................................................................ 17
3.3.3 Operationalisatie prestatie-indicatoren (stap 10) ............................................................................... 18
3.3.4 Beoordeling (stap 11) .......................................................................................................................... 24
3.4 INGEBRUIKNAME (STAP 12-15)................................................................................................................... 24
4 REFERENTIES ............................................................................................................................................... 26
BIJLAGE 1 OUDE KOSTEN- EN PRESTATIEMATRIX ............................................................................ 28
BIJLAGE 2 LEGENDA NIEUWE MATRIX .................................................................................................. 29
BIJLAGE 3 NIEUWE MATRIX ....................................................................................................................... 32
4
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
1 Inleiding
De publieke gezondheidszorg heeft als doel de volksgezondheid te bevorderen. Om dit doel te
bereiken is inzicht in de kwaliteit van de zorg die geleverd wordt van belang. Dit biedt namelijk
mogelijkheden de zorg te verbeteren, 'best practices' te signaleren en verantwoording af te leggen.
Zogenaamde prestatie-indicatoren worden regelmatig gebruikt om inzicht te krijgen in de kwaliteit van
zorg. Een algemene definitie voor een prestatie-indicator luidt: een prestatie-indicator is een
kwantitatieve maat die een aanwijzing geeft over een achterliggend fenomeen. Binnen het zorgdomein
betreft dit fenomeen veelal de kwaliteit van zorg (De Koning et al., 2007).
In de afgelopen jaren is veel werk verricht op het gebied van kwaliteitsmetingen binnen het
zorgdomein. Inmiddels bestaan prestatie-indicatoren voor bijvoorbeeld de Ziekenhuiszorg (Inspectie
voor de Gezondheidszorg, 2011), de Geestelijke gezondheidszorg (Smolders et al., 2005; Zichtbare
Zorg, 2011a), de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (Lauriks et al., 2008; Lauriks et al., 2012),
de Publieke Gezondheidszorg (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2010), Forensische Zorg
(Zichtbare Zorg, 2011b), Jeugdzorg (Interprovinciaal Overleg, 2006) en eerstelijns depressiezorg (Van
de Ven et al., 2009). Al deze indicatoren zijn gericht op de curatieve zorg. Tot op heden bestaan nog
geen maten voor de kwaliteit van GGZ preventie. Deze studie is de eerste aanzet om tot dergelijke
kwaliteitsmaten te komen.
1.1 Preventie van angst en depressie
In de Nota Volksgezondheid voor de periodes 2008-2011 en 2012-2015 wordt angst en depressie
genoemd als één van de gezondheidsthema’s waarop de gemeente Amsterdam extra wil investeren
(Acda & Verhoeff, 2008; Osté et al., 2011). Preventieprogramma's zijn gericht op het voorkomen van
de ontwikkeling van klachten of op het verder ontwikkelen van klachten tot een (klinische) angst- of
depressiestoornis. Het aanbod van deze programma’s is breed: gericht op de gehele bevolking
(universeel), op specifieke risicogroepen (selectief) of gericht op mensen met beginnende klachten
(geïndiceerd). Daarnaast verschillen programma's in methode, lengte of intensiteit. Door deze
diversiteit is het lastig de verschillende programma’s op kwaliteit met elkaar te vergelijken. Om
kwalitatief goede preventie te kunnen bieden aan de doelgroepen die deze preventie het meest nodig
hebben, is het wel nodig om de kwaliteit te kunnen meten.
De gemeente Amsterdam en de grootste zorgverzekeraar in Amsterdam, Agis / Achmea, zijn in een
convenant overeengekomen een gezamenlijke inkoop van angst- en depressiepreventie te realiseren
(Gemeente Amsterdam et al., 2008, 2009 & 2011). Hieruit is de behoefte ontstaan een instrument te
ontwikkelen dat de kwaliteit van het aanbod in kaart kan brengen: een basisset prestatie-indicatoren.
De GGD Amsterdam is samen met zorgverzekeraar Agis / Achmea een project gestart om tot een
dergelijke set van indicatoren te komen. Dit project bestaat uit drie fasen. Allereerst worden reeds
ontwikkelde en toegepaste prestatie-indicatoren die aan vooraf bepaalde criteria voldoen geselecteerd
uit de internationale literatuur. Vervolgens wordt deze selectie voorgelegd aan experts en
stakeholders die de indicatoren beoordelen op inhoudelijke validiteit en praktische haalbaarheid. De
laatste stap betreft de toetsing op basis van de beschikbare data uit bestaande registratiesystemen.
Hieronder volgt het verslag van dit project en de presentatie van de aanzet voor een basisset
prestatie-indicatoren angst- en depressiepreventie. Twee aspecten van het project zijn echter van
belang voor de interpretatie van de bevindingen.
Ten eerste bleek bij bestudering van de literatuur al heel snel dat nauwelijks indicatoren voor angsten depressiepreventie beschreven zijn. Hierdoor kon geen selectie gemaakt worden op basis van de
literatuur, maar moesten de indicatoren samen met de betrokken partijen geformuleerd worden.
Hierdoor volgden de verschillende fasen van het onderzoek elkaar niet meer op en zullen dan ook in
samenhang met elkaar hieronder besproken worden.
Ten tweede dient hier opgemerkt te worden dat dit project heeft plaatsgevonden binnen de dynamiek
van het GGZ veld. De Basis GGZ wordt ingevoerd, Agis is gefuseerd met Achmea, inkoopcriteria zijn
gewijzigd en er is onzekerheid over de (wijze van) financiering van preventie. Dit heeft tot gevolg dat
bestaande afspraken op losse schroeven zijn komen te staan. Een van de uitkomsten van dit project
5
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
zou een betere afstemming moeten zijn in de gezamenlijke inkoop van Gemeente en zorgverzekeraar.
Dit zou moeten leiden tot uniforme beoordelingscriteria om de subsidieaanvraag voor aanbieders te
vereenvoudigen. Een basisset prestatie-indicatoren biedt een dergelijke uniformiteit. De dynamiek van
het werkveld heeft er echter toe geleid dat werkwijze uit het verleden in dit stadium van verandering
niet toepasbaar is gebleken om een gezamenlijke inkoop te realiseren. Dit neemt echter niet weg dat
de ontwikkeling van een basisset indicatoren belangrijk is. De behoefte om de kwaliteit van preventie
meetbaar te maken blijft bestaan en kan hopelijk in de nabije toekomst de stroomlijning van een
gezamenlijke inkoop faciliteren (Abspoel, 2012; Schaap & Van Tuyll, 2012).
6
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
2 Literatuur en achtergrond
De eerste fase van het project betrof een literatuuronderzoek naar de beschikbare literatuur over
prestatie-indicatoren binnen het zorgdomein. Daarnaast zijn bestaande richtlijnen, prestatie- en
kostenafspraken met betrekking tot de financiering van preventieve interventies voor angst en
depressie die door de verschillende stakeholders zijn overeengekomen in kaart gebracht. Deze
richtlijnen en afspraken vormen de eisen waaraan de indicatoren moeten voldoen. De gevonden
informatie vormt de basis tot het formuleren van prestatie-indicatoren voor angst- en
depressiepreventie.
2.1 Bestaande literatuur
Indicatoren worden veelal gekwantificeerd zodat aspecten van verschillende zorgprogramma’s
onderling vergeleken kunnen worden. Het huidige project beoogt de kwaliteit van (angst- en
depressie)preventie inzichtelijk te maken door voor dit domein indicatoren te formuleren. Voor het
preventiedomein kan de definitie van een indicator dan als volgt aangepast worden:
Een prestatie-indicator is een kwantitatief uit te drukken grootheid die (een aspect van) de kwaliteit
van een preventieprogramma reflecteert.
Met kwantitatief uit te drukken grootheid wordt bedoelt dat de informatie door middel van een getal
weergegeven wordt. Vaak wordt een prestatie-indicator uitgedrukt in een ratio: het aantal cliënten dat
aan een specifiek aspect van kwaliteitszorg voldoet (de teller) ten opzichte van het totaal aantal
cliënten dat deelneemt aan, of doelgroep is van, de interventie (de noemer). Hierdoor wordt het
mogelijk op eenduidige wijze verschillende programma's te beoordelen en met elkaar te vergelijken.
Een indicator voor de preventie van bijvoorbeeld overgewicht kan dan zijn: het percentage van de
Amsterdamse bevolking van 18 jaar en ouder dat voldoet aan de beweegnorm. De teller is het aantal
mensen (18+) dat voldoet aan de beweegnorm en de noemer het totaal aantal Amsterdammers (18+).
Kwaliteit kent vele dimensies en definities en is veelvuldig onderwerp van discussie in de
wetenschappelijke literatuur. Een indicator geeft altijd informatie over slechts één aspect van kwaliteit.
Om een volledig beeld te verkrijgen van de kwaliteit zullen meerdere indicatoren nodig zijn. Welke
indicatoren, en dus welke kwaliteitsaspecten, dat precies moeten zijn, is afhankelijk van de
gebruiksdoelen van de indicatoren. Daarnaast zal met de betrokken partijen bij de ontwikkeling van de
indicatoren consensus bereikt moeten worden welke indicatoren relevant en haalbaar zijn. Het is dus
niet mogelijk om vooraf aan te geven hoeveel indicatoren nodig zijn om kwaliteit te meten. Zowel de
visie van wat kwaliteit van zorg is (uit welke dimensies kwaliteit bestaat), als welke prestatieindicatoren haalbaar zijn en betrouwbaar gemeten kunnen worden, zijn dynamische processen. Een
set prestatie-indicatoren dient dan ook regelmatig te worden geëvalueerd. De basisset die in dit
project wordt ontwikkeld is het begin van het kwantificeren van de kwaliteit van preventie.
Met preventieprogramma wordt een interventie bedoeld die erop gericht is een alternatief te bieden
voor ongezond of risicovol gedrag, zodat latere zorg of behandeling voorkomen kan worden. Hiervoor
is het ook van belang dat ongezond gedrag tijdig gesignaleerd wordt. Daarnaast dienen de
preventieprogramma’s aangeboden te worden door erkende instellingen. In deze studie gaat het
specifiek om preventieprogramma’s die zich richten op het voorkomen van angst- en/of
depressieklachten.
2.2 Ontwerpeisen
Prestatie-indicatoren moeten aan de volgende eisen voldoen om opgenomen te worden in de basisset
prestatie-indicatoren voor de preventie van angst- en depressie: 1. De prestatie-indicator moet een
goede wetenschappelijke onderbouwing kennen. Dit houdt in dat een indicator berust op
achterliggende resultaten van wetenschappelijk onderzoek; 2. De prestatie-indicator moet begrijpelijk
en betekenisvol zijn voor degenen die er gebruik van moeten gaan maken; en 3. De prestatie-indicator
dient praktisch haalbaar te zijn. Dit houdt in dat de administratieve last van het invullen van de
prestatie-indicator niet als te hoog moet worden gezien door degenen die de prestatie-indicator
invullen (De Koning et al., 2007).
7
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
2.3 Dimensies van kwaliteit
In de bovenstaande definitie van een prestatie-indicator staat niet omschreven wat er onder kwaliteit
verstaan wordt. De kwaliteit van preventie kan op verschillende dimensies gemeten worden. Arah et
al. (2006) beschrijven op basis van uitvoerig literatuuronderzoek vijftien dimensies die in de praktijk
gangbaar zijn om de kwaliteit van zorg te meten. Vervolgens brengen zij deze terug tot drie
overkoepelende dimensies:
(i)
Effectiviteit
Inzet van bewezen effectieve interventies bij alle individuen
die ervan kunnen profiteren, maar geen inzet van interventies
bij individuen die daar niet van profiteren.
(ii)
Veiligheid
Vermijden van schadelijke effecten voor individu, aanbieder of
omgeving.
(iii)
Tijdigheid / cliëntgerichtheid
Voorkomen van wachttijden, bevorderen aansluiting keten en
rekening houden met voorkeuren van cliënten.
Deze drie dimensies worden ook gehanteerd door het Programma Zichtbare Zorg, dat in 2007 door
6
het ministerie van VWS in het leven geroepen is voor de periode tot en met 2012 . Zichtbare Zorg had
als doel de kwaliteit van geleverde zorg inzichtelijk te maken voor alle stakeholders binnen het
zorgdomein: patiënten en consumenten, zorgverzekeraars, inspectie, zorgverleners. Binnen dit
programma zijn voor elke zorgsector inmiddels één of meerdere indicatorensets ontwikkeld: voor
ziekenhuiszorg, farmacie, eerstelijnszorg, gehandicaptenzorg, verpleging / verzorging / thuiszorg en
de geestelijke gezondheidszorg.
De inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft een basisset indicatoren voor de publieke
gezondheidszorg ontwikkeld (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2007 & 2010). Het RIVM heeft
vervolgens met deze set als uitgangspunt een methodiek beschreven waarmee indicatoren voor de
publieke gezondheidszorg kunnen worden ontwikkeld of verbeterd (Gijsen et al., 2009). De
aanbevelingen van het RIVM zijn doorgevoerd in herziene basisset indicatoren publieke
gezondheidszorg (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2010) Alhoewel deze methodiek daar niet
specifiek voor bedoeld is, bevat deze toch bruikbare elementen voor de ontwikkeling van indicatoren
voor angst- en depressiepreventie.
6
In dit programma waren vertegenwoordigd: GGZ Nederland, Landelijk Platform GGz (LPGGz), Nederlandse
Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP), Nederlands Instituut
voor Psychologen (NIP), Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN), Zorgverzekeraars Nederland
(ZN), Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), Platform MEER GGZ, Ministerie van VWS. Per 1 januari 2013
gaat het programma op in het Kwaliteitsinstituut voor de zorg dat is ondergebracht bij het College voor
Zorgverzekeringen.
8
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
3 Methodiek voor ontwikkeling van indicatoren
In onderstaande figuur staat een algemeen overzicht van de methodiek voor indicatorontwikkeling die
door het RIVM beschreven is. De methodiek bestaat uit vier blokken waarin achtereenvolgens het
conceptuele kader vastgesteld wordt, een inhoudelijke specificatie wordt beschreven, een
literatuuronderzoek wordt uitgevoerd en tenslotte de ingebruikname van de set wordt uiteengezet. Elk
blok bestaat uit meerdere stappen zodat in 15 stappen in totaal een indicatorenset ontwikkeld kan
worden.
Figuur 1. Methodiek voor indicatorontwikkeling in de openbare gezondheidszorg.
Bron: Gijsen et al., 2009.
9
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
3.1 Conceptueel kader
Hier wordt het conceptuele kader van de basisset indicatoren vastgesteld. In het conceptueel kader
worden de gebruikersdoelen, de focus, en de onderwerpen die van belang zijn om indicatoren voor te
ontwikkelen bepaald.
3.1.1 Gebruikersdoelen (stap 1)
In de eerste stap van dit blok wordt het doel van de indicatorenset beschreven en de degenen die
daar gebruik van gaan maken. Prestatie-indicatoren hebben meestal als doel interne
kwaliteitsverbetering of externe verantwoording (Berg & Schellekens, 2002). Indicatoren met als doel
interne kwaliteitsverbetering worden gebruikt voor sturing en verbetering van de eigen
organisatorische zorgprocessen. Ze worden gebruikt door professionals en managers van de
zorgverlenende instantie. Indicatoren voor externe verantwoording zijn bedoeld om prestaties
transparant te maken en de prestaties van verschillende organisaties met elkaar te kunnen
vergelijken, teneinde ‘best practices’ te signaleren of verantwoording af te leggen. De
informatiebehoefte kan per gebruikersgroep verschillen. Financiers hebben vaak behoefte aan
informatie over kosteneffectiviteit en zorggebruik terwijl patiëntenorganisaties vaker geïnteresseerd
zijn in klanttevredenheid en beschikbaarheid van zorg.
De huidige werkwijze bij de inkoop van preventie biedt tot op heden onvoldoende inzicht in de kwaliteit
van het preventieaanbod van de aanbieders. Dit inzicht is nodig om programma’s zo efficiënt mogelijk
in te kopen, de regierol van de GGD verder vorm te geven en te kunnen sturen op
kwaliteitsverbetering. Het algehele gebruikersdoel van de indicatorenset is als volgt te omschrijven:
Het doel van de basisset prestatie-indicatoren angst- en depressiepreventie is het verkrijgen van
informatie over de kwaliteit en kosten van interventies om de inkoopprocedure transparant te maken
en inzicht te verkrijgen in de samenhang binnen het aanbod.
3.1.2 Focus (stap 2)
De tweede stap geeft nadere invulling aan de focus van de indicatorenset. Hiermee wordt bedoeld dat
omschreven wordt waarover de indicatoren informatie verschaffen, op welke kwaliteitsdomeinen ze
betrekking hebben en op welk niveau (bijvoorbeeld individu, instelling, regio) gemeten wordt.
Er is op dit moment onvoldoende zicht op hoe goed doelgroepen bereikt worden door bestaande
interventies en in welke mate bereikte groepen profiteren van het aanbod. Daarnaast bestaat de
behoefte aan informatie over de mate waarin cliënten tevreden zijn en programma's geheel doorlopen.
Om de focus van de basisset goed te kunnen omschrijven is het van belang eerst in kaart te brengen
welke relevante afspraken en richtlijnen reeds bestaan.
Bestaande richtlijnen, prestatie- en kostenafspraken
De grens tussen universele, selectieve en geïndiceerde preventie is niet altijd even duidelijk.
Interventies gericht op risicogroepen (selectieve preventie) bereiken namelijk vaak mensen met
beginnende of ernstige klachten (geïndiceerde preventie). Hierdoor kan onduidelijkheid ontstaan over
welke partij verantwoordelijk is voor de financiering. Bovendien dient sprake te zijn van een integrale
aanpak. De gemeente Amsterdam, de stadsregio en zorgverzekeraar Achmea (voorheen Agis) zijn in
een convenant (Gemeente Amsterdam et al., 2008, 2009 & 2011) onder andere overeengekomen
daarom een gezamenlijke inkoop van preventieprogramma’s te realiseren met een integrale inzet van
middelen. Hierbij speelt de wijze van financiering een belangrijke rol.
Inkoopprocedure
Preventieprogramma's worden gefinancierd door gemeente of zorgverzekeraar. Beide partijen
hanteren hierbij hun eigen inkoopvoorwaarden. De regels omtrent de subsidieaanvraag bij de
Gemeente staan beschreven in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam (Gemeente
Amsterdam, 2004) en de Verordening Wmo Gemeente Amsterdam (Gemeente Amsterdam, 2012). De
regels voor financiering via de zorgverzekeraar staan beschreven in hun eigen zorginkoopprocedure
(Achmea, 2011 & 2012). De inkoopvoorwaarden geven informatie over wat van belang wordt geacht.
Een gezamenlijke inkoop tussen Gemeente en verzekeraar moet door middel van betere afstemming
van de inkoopvoorwaarden leiden tot verbetering in de preventieketen. Daarnaast wordt hiermee
getracht de registratielast voor de aanbieders zo laag mogelijk te houden. In Amsterdam worden
10
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
subsidiegelden voor de uitvoering van universele en selectieve preventie verstrekt door de diensten
7
8
WZS (volwassen en ouderen) en DMO of stadsdelen (jeugd). De GGD Amsterdam voert regie in de
uitvoering en adviseert WZS en DMO op inhoud. Geïndiceerde preventie wordt gefinancierd door de
zorgverzekeraar. De grootste partij in Amsterdam is zorgverzekeraar Agis, onderdeel van Achmea.
De Stuurgroep Preventie GGZ, waarin GGD Amsterdam en GGZ aanbieders vertegenwoordigd zijn,
informeert de gemeente bij de inkoop van de GGZ-voorzieningen. Deze stuurgroep is in het leven
geroepen om een samenhangend aanbod te realiseren en de kwaliteit van preventie te bewaken. Dat
heeft inmiddels al geleid tot de formulering van een aantal criteria ter beoordeling van
subsidieaanvragen. Deze criteria zijn algemeen geformuleerd en beschrijven de volgende
(inkoop)eisen: relevantie, type preventie, doelgroep, ketensamenwerking, status, draagvlak,
deskundigheid, doelstellingen.
Bij de aanvraag dienen aanbieders hun offerte te voorzien van een ingevulde matrix waarin enkele
van deze criteria in concrete vorm opgenomen zijn. Het gaat hier om de relevantie, type preventie,
doelgroep, aantal deelnemers en status van de interventie. De overige criteria worden behandeld in
de begeleidende tekst van de offerte die meegestuurd wordt door de aanbieders. Binnen de
stuurgroep is overeengekomen de zogenaamde kosten- en prestatiematrix in elkaar te schuiven tot
één geïntegreerde matrix. Deze matrix is te vinden in Bijlage 1.
Figuur 2. Inkoopvoorwaarden geïndiceerde preventie Achmea.
Bron: Achmea, 2011.
De zorgverzekeraar hanteert voor de aanvraag van geïndiceerde preventie eigen inkoopvoorwaarden
die voor 2012 bestonden uit zorgtype, doelgroep, status, aantal deelnemers, aantal bijeenkomsten,
gebied, aantal uren en totale kosten (figuur 2).
Op basis van de geformuleerde inhoudelijke criteria en de prestatiematrix worden momenteel de
offertes van aanbieders met elkaar vergeleken en beoordeeld. Deze werkwijze biedt tot op heden
echter onvoldoende inzicht in de kwaliteit van het preventieaanbod. Voortbouwend op de reeds
aanwezige inkoopcriteria, wordt daarom de huidige matrix aangevuld met relevante indicatoren zodat
programma’s in termen van kwaliteit inzichtelijk en vergelijkbaar gepresenteerd kunnen worden. De
kwaliteit van angst- en depressiepreventieprogramma’s wordt hiervoor op een aantal relevante
7
8
Dienst Wonen, Zorg en Samenleven.
Dienst Maarschappelijke Ontwikkeling.
11
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
domeinen meetbaar gemaakt en verkregen informatie wordt op eenduidige wijze weergegeven in een
nieuwe gereviseerde prestatiematrix. De focus van de indicatorenset is als volgt te omschrijven:
De indicatoren moeten iets zeggen over de mate waarin interventies doeltreffend zijn, afgestemd zijn
op doelgroepen, in welke mate doelgroepen bereikt worden en in welke mate cliënten tevreden zijn
over de interventies. De kwaliteitsdimensies die hierbij een rol spelen zijn effectiviteit en
cliëntgerichtheid. De indicatoren meten op zowel het niveau van de interventie als op niveau van de
aanbieder.
3.1.3 Selectie onderwerpen (stap 3)
In deze stap wordt bepaald voor welke onderwerpen indicatoren ontwikkeld moeten worden.
Eventueel wordt bij de geselecteerde onderwerpen de prioriteit vastgesteld. Het is gangbaar om bij
selectie van onderwerpen een aantal selectiecriteria te hanteren. Een veelgebruikt criterium is de
impact op ziekte en/of sterfte. Hiermee worden gezondheidsproblemen bedoeld waar veel mensen
mee te maken hebben. In dit project gaat het om de preventie van angst- en depressiestoornissen. In
de inleiding is al genoemd dat in Amsterdam ruim veertig procent van de volwassen bevolking kampt
met milde klachten. De preventie van angst en depressie kan dus een grote impact hebben op de
ziektelast en is hiermee een onderwerp van belang. Angst en depressie worden hier als één
onderwerp bestempeld, omdat interventies die zich hierop richten, vaak geschikt zijn voor beide typen
problematiek.
Om angst- en depressiepreventie verder te verfijnen is gekeken naar beleidsspeerpunten zoals
omschreven in de nota’s volksgezondheid (Acda & Verhoeff, 2008; Osté et al., 2011). Dit is een
tweede selectiecriterium dat doorgaans gebruikt wordt. De gemeente Amsterdam wil graag een
doelgroepgericht preventieaanbod omdat gebleken is dat juist bij risicogroepen de prevalentie van
angst en depressie relatief hoog is, terwijl deelname aan interventies binnen deze groepen achter
blijft. Risicogroepen waaraan in de nota prioriteit gegeven dient te worden zijn migranten, mensen met
een lage SES, en ouderen. Binnen de stuurgroep GGZ is afgesproken dat groepen die in de nota
geen prioriteit hebben gekregen maar waar wel een verhoogd risico op psychische klachten voor
bestaat ook binnen het selectiecriterium vallen. Deze groepen zijn mantelzorgers en nabestaanden
van zelfdoding. Jeugd wordt in de nota ook genoemd als speerpunt. De financiering van
jeugdpreventie is echter wezenlijk anders georganiseerd. Bovendien zijn jeugdinterventies veel vaker
wetenschappelijk onderzocht waardoor doorgaans gekozen kan worden voor bewezen effectieve
interventies bij de inkoop. Daarom is besloten dat de indicatoren gericht zijn op preventie bij
volwassenen en ouderen.
Een laatste selectiecriterium voor onderwerpen is praktische haalbaarheid: bij de ontwikkeling van
indicatoren moet aangesloten worden bij bestaande registraties. Hiermee moet voorkomen worden dat
de registratielast van GGZ aanbieders te groot wordt.
Op basis van selectiecriteria is vastgesteld dat indicatoren ontwikkeld moeten worden voor
interventies gericht op de preventie van angst en depressie bij volwassenen en ouderen met name
gericht op de risicogroepen mantelzorgers, migranten, lage SES groepen en nabestaanden van
zelfdoding.
3.2 Inhoudelijke specificatie
In dit blok vindt per geselecteerd onderwerp een inhoudelijke verdieping plaats, waarbij de relevantie
beschreven wordt, een actoranalyse wordt uitgevoerd en kernactiviteiten worden vastgesteld. In de
vorige stap is duidelijk geworden dat voor het huidige project één onderwerp geselecteerd is: angsten depressiepreventie bij volwassenen. De navolgende stappen hebben dan ook telkens betrekking
op dit onderwerp.
3.2.1 Definitie en relevantie (stap 4)
De aard en omvang van het gezondheidsprobleem waarover het onderwerp gaat wordt omschreven
om de relevantie aan te geven. Knelpunten in de huidige praktijk laten zien waarom en waarop
indicatoren gewenst zijn.
12
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Definitie
Een angst- of depressiestoornis is een aandoening die gekenmerkt wordt door afwijkend gedrag en
waarbij de gemoedstoestand van de patiënt (ernstig) is verstoord. De diagnose wordt gesteld door
een arts aan de hand van de aanwezigheid van een minimaal aantal symptomen. Wanneer dit
minimum niet bereikt wordt is sprake van angst- en/of depressieklachten. De algemene bevolking
heeft vaak weinig kennis over psychische stoornissen en zoekt niet snel hulp bij klachten. Dit is echter
wel nodig omdat een stoornis zich uiteindelijk na een periode van klachten kan ontwikkelen. Om dit te
voorkomen bestaan er interventies die zich specifiek richten op het herkennen, ontstaan en
verminderen van deze klachten. Hierbij is speciale aandacht voor de groepen mensen die het meest
risico lopen op het ontstaan van klachten. Interventies bestaan uit voorlichting, adviesgesprekken,
training van vaardigheden of psycho-educatie.
Aard en omvang
Angst- en depressieklachten komen veel voor. In de NEMESIS-2 studie werd de psychische
gezondheid van de algemene bevolking van 18 tot 65 jaar in Nederland onderzocht. Hieruit bleek dat
10,1% van de mensen in de voorafgaande 12 maanden kampten met een angststoornis. Voor een
depressiestoornis was dit percentage 5,2%. Dit komt overeen met ruim een half miljoen personen (De
graaf et al., 2010). De percentages voor mensen die kampen met preklinische angst- of
depressieklachten liggen hoger. Uit de Amsterdamse gezondheidsmonitor blijkt dat meer dan veertig
procent van de Amsterdammers van 19 jaar of ouder in het voorafgaande jaar te maken heeft gehad
met milde klachten. Bij bijna zeven procent van de Amsterdammers zijn deze klachten ernstig.
Klachten komen vaker voor bij vrouwen, ouderen, lager opgeleiden en Amsterdammers van nietwesterse afkomst, met name onder Turkse en Marokkaanse Amsterdammers. Bij één op de zeven
Marokkaanse en één op de vier Turkse Amsterdammers waren angst- en/of depressieklachten ernstig
(Dijkshoorn et al., 2009).
De ziektelast van angst- en depressiestoornissen is groot: in 2007 ging in Nederland ruim 800 miljoen
euro naar de behandeling van depressie en angststoornissen (Post et al., 2010; Slobbe et al., 2011).
Psychische problemen zijn een belangrijke oorzaak voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
(Meijer et al., 2006). Hierdoor liggen de economische kosten nog hoger: naar schatting 1,5 miljard
euro in de leeftijdsgroep 18-65 jaar (Trimbos-instituut, 2011).
Knelpunten preventieketen
Ondanks de hoge prevalenties van angst- en depressieklachten worden relatief weinig mensen bereikt
met interventies. In 2006 werden met depressiepreventie naar schatting 4.000 mensen bereikt. Dit
komt overeen met slechts 1% van het aantal mensen dat een depressiestoornis ontwikkelt (Meijer et
al., 2006). De schattingen van het bereik van interventies gericht op preventie van psychische
stoornissen lopen uiteen van 5% tot 25% van de doelgroep. Deze schattingen worden bemoeilijkt door
het ontbreken van volledige cijfers over het aantal interventies en hoeveel mensen hiermee bereikt
worden. In 2011 werden per GGZ-instelling gemiddeld iets meer dan 400 personen bereikt met angst
en depressie interventies (Dijkstra et al., 2012).
Er valt veel gezondheidswinst te behalen met de preventie van angst en depressie wanneer deze
preventie effectief is. Hiervoor is het nodig dat klachten tijdig herkend worden en dat interventies de
personen bereiken die deze het meest nodig hebben. De preventieketen begint bij vroegsignalering
om hierop aan te sluiten. Vanwege gebrek aan kennis, schaamte over eigen klachten en een
maatschappelijk taboe op het hebben van psychische klachten, komt een groot deel van de
risicogroepen niet uit zichzelf bij de GGZ terecht. Risicogroepen moeten dus actief benaderd worden.
Daarnaast zullen interventies gericht op het verminderen van klachten goed moeten aansluiten op
interventies gericht op toeleiding en screening. Hierbij is het van belang dat verschillende partijen in
de keten met elkaar samenwerken en interventies in samenhang aangeboden worden.
De kenmerken van interventies zijn van belang om producten van elkaar te kunnen onderscheiden. In
de gesprekken met de aanbieders kwam naar voren dat hier rekening mee gehouden moet worden
omdat bijvoorbeeld universele preventie niet (goed) te vergelijken is met selectieve preventie.
Overige kenmerken die van belang zijn om producten met elkaar te kunnen vergelijken zijn
bijvoorbeeld de typen problematiek, de doelgroep en de leeftijdsgroep waarop interventies zich
richten. Producten kunnen vervolgens ook van elkaar onderscheiden worden op kenmerken van de
13
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
interne structuur: aantal bijeenkomsten, individuele of groepsbijeenkomsten, online of face to face
interventies.
3.2.2 Actoranalyse (stap 5)
In een actoranalyse worden de relevante partijen (actoren) beschreven aan de hand van de
verantwoordelijkheden, taken en onderlinge relaties. Betrokken partijen hebben vaak verschillende
belangen. Deze kunnen hier ook in kaart gebracht worden.
De wijze waarop interventies gefinancierd worden is afhankelijk van het type preventie. De financiering
van universele en selectieve preventie is geregeld in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo)
en Wet Publieke Gezondheid (WPG). De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering en beheert
de subsidiegelden. Geïndiceerde preventie is geregeld in de zorgverzekeringswet (Zvw) en valt onder
de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar.
Figuur 3. Preventie- zorgketen Amsterdam.
GGZ preventie
GGZ Zorg
Keten van angst- en depressiepreventie
Behandeling
(DBC)
Universele preventie
Zorggerelateerde
preventie
Selectieve preventie
Geïndiceerde preventie
Preventiezorgketen
Financiering
Bevolking
Bevolkingsgroepen
met risico
Mensen met verhoogd
risico +
mensen met
beginnende klachten
Gediagnosticeerde
aandoening
Algemene
publieksinformatie
voorlichting,
screening
Informatie/advies,
voorlichting,
toeleiding, toerusten
intermediairen
Psycho-educatie,
adviesgesprek +
preventieve interventie
naar behoefte
(zelfhulp, individueel,
groep)
Terugvalpreventie
Wpg, AWBZ, Wmo
(Gemeente)
WPG, Wmo
(Gemeente)
Zvw
(Zorgverzekeraar)
Zvw
(Zorgverzekeraar)
Figuur 3 geeft een weergave van de verschillende typen preventie en de wijze waarop de financiering
hiervan is geregeld. In de figuur is te zien dat universele, selectieve en geïndiceerde preventie
overlappen. Sommige interventies zijn namelijk niet goed in één categorie onder te brengen. Dit geeft
soms onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor de financiering van dergelijke interventies. Om
deze reden is een gezamenlijke inkoop of afstemming bij de inkoop van belang.
Terugvalpreventie en zorggerelateerde preventie worden door de zorgverzekeraar gezien als
onderdeel van behandeling en worden ook als zodanig geoffreerd, binnen de DBC-systematiek. Uit de
figuur is ook op te maken dat sommige interventies eigenlijk niet als op zichzelf staande producten
gezien kunnen worden. Het doel van toeleiding is bijvoorbeeld om mensen met psychische
problematiek of klachten te signaleren en (door) te verwijzen naar selectieve of geïndiceerde
preventie. Een aanvraag voor een dergelijk product is enkel zinvol wanneer ook vervolgaanbod
beschikbaar is. Toeleiding dient dan bij voorkeur in samenhang met aansluitende producten ingekocht
te worden, waarbij de gemeente zorg draagt voor de financiering.
14
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
De belangrijkste partijen die betrokken zijn bij angst- en depressiepreventie zijn dus de dienst WZS
(financiering), zorgverzekeraar (financiering), GGD Amsterdam (advies en regie) en de GGZ
aanbieders (uitvoering).
Andere partijen betrokken in de preventieketen (zorgproces) zijn: huisarts (inclusief
praktijkondersteuner, POH), Dienst Werk en Inkomen (DWI), Maatschappelijk werk, zelforganisaties,
buurtcentra, Jeugdnetwerk, Ouderenzorg, Thuiszorg, Beter Samen (zorg- en welzijnsprogramma in
Amsterdam-Noord), Eerstelijnszorg.
3.2.3 Selectie kernactiviteiten (stap 6)
Nadat inzichtelijk is gemaakt welke partijen met welke verantwoordelijkheid een rol spelen binnen de
preventieketen in Amsterdam, kunnen de kernactiviteiten waarvoor indicatoren ontwikkeld moeten
worden bepaald worden. In dit project richten we ons op preventie van angst en depressie, hiervoor
zijn twee activiteiten van belang.
(i)
(ii)
Vaststellen prevalenties
Interventies
Deze twee activiteiten worden hieronder nader uitgewerkt.
(i) Vaststellen prevalenties
Rationale
Om het preventieaanbod af te kunnen stemmen op de behoefte is het
noodzakelijk om informatie te hebben over de omvang van deze behoefte.
Deze omvang komt overeen met het aantal mensen dat tot de doelgroep van
de interventie behoort in het gebied waar de interventie wordt aangeboden.
Met behulp van deze informatie kan bepaald worden of het aanbod te groot is
of juist te kort schiet in een bepaalde regio.
Kanttekeningen
De mate waarin een bepaald gezondheidsprobleem zich voordoet is in het
algemeen afhankelijk van allerlei factoren. Dit geldt met name voor preventie,
omdat hiertoe ook mensen voor in aanmerking komen die in beginsel nog
geen ziektebeeld vertonen. De prevalentie komt veelal overeen met een
risicogroep en wordt bepaald door voornamelijk (socio-)demografische
factoren. Een aanbieder heeft over het algemeen geen invloed op deze
factoren. Hierdoor is de prevalentie strikt genomen ook geen prestatieindicator, maar een context-indicator. Daarnaast is er onvoldoende
wetenschappelijke evidentie voor een positief effect van interventies op het
voorkomen van psychische problematiek.
Besluit
Ondanks dat de prevalentiecijfers ongeschikt zijn om direct informatie te
verschaffen over de kwaliteit van afzonderlijke interventies, zijn ze wel op een
indirecte manier geschikt. De cijfers kunnen namelijk als basis dienen (de
noemer) om prestatie-indicatoren te operationaliseren. Daarom is besloten om
de prevalenties op te nemen als context-indicatoren.
(ii) Interventies
Rationale
De preventie van angst en depressie wordt gerealiseerd door middel van
interventies. Hoe hoger de kwaliteit van deze interventies, hoe effectiever ze
zullen zijn in het voorkomen of verminderen van klachten. Met
interventieprogramma’s is dus gezondheidswinst te behalen.
Kanttekeningen
Het aanbod van interventies is divers: ze verschillen in de doelgroepen die ze
bereiken en in de wijze waarop ze uitgevoerd worden (groepscursus,
voorlichting, individuele adviesgesprekken, etc.). Er bestaan bovendien
nauwelijks bewezen effectieve interventies voor de preventie van angst en
depressie. Hierdoor blijft een relatie tussen het inzetten van dit soort
interventies en het effect op gezondheidswinst onduidelijk.
15
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Besluit
Het is van belang iets te kunnen zeggen over de wijze waarop verschillende
interventies kwalitatief verschillen. De indicatoren worden ontwikkeld voor
universele, selectieve en geïndiceerde preventie. Interventies op het gebied
van zorggerelateerde en terugvalpreventie, valt onder zorg en wordt derhalve
buiten beschouwing gelaten.
Samenvattend zullen twee type indicatoren ontwikkeld worden: context-indicatoren die informatie
verschaffen over de prevalentie van de risicogroepen en prestatie-indicatoren die iets zeggen over de
kwaliteit van de verschillende interventies.
3.3 Indicatoren
Het volgende blok beschrijft de stappen die nodig zijn voor de daadwerkelijke indicatorontwikkeling.
Hieronder vallen achtereenvolgens literatuuronderzoek, het formuleren, beschrijven en beoordelen
van de indicatoren.
3.3.1 Literatuuronderzoek (stap 7)
Door middel van literatuuronderzoek wordt in kaart gebracht welke indicatoren reeds in gebruik of
onderzocht zijn in binnen- en buitenland. Daarnaast kunnen in de literatuur protocollen, richtlijnen en
standaarden gevonden worden waarin indicatoren beschreven staan. Tenslotte kunnen aanwijzingen
gevonden worden die van pas komen bij de formulering van indicatoren. Onderdeel van deze stap is
ook eventuele consultatie van experts op het gebied van kwaliteit van zorg en op het gebied van
prestatie-indicatoren.
Voor een groot aantal angst- en depressie-interventies ontbreekt een wetenschappelijke
onderbouwing. De effectiviteit van dit soort interventies is vaak moeilijk wetenschappelijk aan te tonen,
waardoor maar weinig studies opgezet worden. In de wetenschappelijke literatuur is daarom weinig
relevante informatie te vinden over indicatoren voor angst- of depressiepreventie. Voor preventie en
gezondheidsbevordering in algemene zin bestaan enkele overzichtstudies naar
indicatorenontwikkeling. Deze studies beperken zich echter tot een beschrijving van de methodiek
voor ontwikkeling of tot context-indicatoren die informatie verschaffen over de prevalenties, screening
en diagnosticering van ziekten (Marshall et al., 2004; Bauer et al., 2003).
Het Centrum Gezond Leven (CGL) van het RIVM beheert een landelijke database van
leefstijlinterventies en voorziet deze interventies van een kwaliteitsbeoordeling. Wanneer door middel
van wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat een interventie effectief is, wordt deze door het
CGL gekwalificeerd als 'bewezen effectief', de hoogste beoordeling. Binnen het GGZ-domein zijn op
het moment van schrijven slechts drie interventies als zodanig beoordeeld. Door het ontbreken van
wetenschappelijk bewijs zijn nog nauwelijks indicatoren voor de effectiviteit ontwikkeld.
Bronnen
Het literatuuronderzoek leverde een relevante studie op naar de kwaliteit van eerstelijnszorg (Van de
Ven et al., 2009). In deze studie hebben de onderzoekers indicatoren voor de eerstelijns
depressiezorg geïdentificeerd. Het gaat hier echter om indicatoren voor geleverde zorg of behandeling
waarbij kwaliteit wordt gemeten op aspecten als diagnostiek en medicatie. Een belangrijke uitkomst
van deze studie voor het huidige project was dat de onderzoekers voor depressiepreventie in de
wetenschappelijk literatuur geen enkele indicator konden vinden.
Omdat er geen indicatoren voor preventie beschreven zijn in de wetenschappelijke literatuur, is
besloten de meeste indicatoren zelf te ontwikkelen. Hiervoor is voornamelijk gebruik gemaakt van
bestaande richtlijnen en bronnen die indicatoren beschrijven voor gezondheidsproblematiek binnen
zorgdomeinen die overeenkomsten vertonen met angst- en depressiepreventie.
Voor deze aangrenzende zorgdomeinen is veel te vinden over kwaliteitsmetingen. Relevante
publicaties met betrekking tot indicatoren zijn dan ook gebruikt als startpunt. Eén van de bronnen is de
Kernset prestatie-indicatoren 2012 voor de Geestelijke Gezondheidszorg en Verslavingszorg
(Zichtbare Zorg, 2011a). Deze set bestaat uit indicatoren die voornamelijk gericht zijn op geleverde
zorg en behandeling. Indicatoren verschaffen bijvoorbeeld informatie over de ernst van de
problematiek, kwaliteit van leven, medicatie en diagnose. Dit zijn allemaal aspecten die niet van
toepassing zijn voor preventie. Bij preventie gaat het immers niet om behandeling, is geen diagnose
16
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
gesteld en is geen sprake van medicatie. In de ontwikkelfase bevatte een eerdere versie van de
kernset echter een indicator voor preventie die later uit de set is verwijderd. Deze indicator verschafte
informatie over het aantal mensen dat met een interventieprogramma bereikt kan worden.
Een tweede bron komt van de inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en betreft een basisset
indicatoren voor de publieke gezondheidszorg (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2007 & 2010).
Hierin worden voor verschillende publieke zorgdomeinen indicatoren beschreven zoals epidemiologie,
infectieziekten en medische milieukunde. Op het gebied van preventie beperkt de IGZ zich tot een
indicator die inzicht geeft in het preventie-aanbod. Deze indicator geeft weer welke interventies in een
bepaalde regio aangeboden worden en hoeveel mensen hiermee worden bereikt.
Een derde bron is de Minimale Preventie Gegevens Set (GGZ Nederland, 2005). Deze set bevat
algemene kenmerken van preventieprogramma’s. Het doel van de gegevensset is een uniforme
registratie zodat interventies onderling op eenduidige wijze op algemene kenmerken te vergelijken
zijn. Algemene kenmerken zijn zeker van belang, maar strikt genomen geen prestatie-indicatoren
omdat ze op zichzelf vaak geen kwaliteitsaspect kwantificeren. In samenhang kunnen deze
kenmerken echter wel iets over de kwaliteit van een programma zeggen.
Naast een literatuuronderzoek zijn voor de ontwikkeling van de indicatoren twee onafhankelijke
9
experts op het gebied van kwaliteit van zorg geconsulteerd . Zij hebben input geleverd voor mogelijke
kwaliteitsdimensies waarvoor indicatoren ontwikkeld kunnen worden. Uit de gesprekken met de
experts kwam naar voren dat het lastig is voor angst- en depressiepreventie indicatoren te
ontwikkelen. Beide experts adviseerden het aantal indicatoren zo laag mogelijk te houden en rekening
te houden met de praktische haalbaarheid.
Een veelgebruikte kwaliteitsindicator is cliënt- of patiënttevredenheid over de geleverde zorg.
Aanbieders zijn binnen het zorgdomein wettelijk verplicht om op een uniforme wijze klanttevredenheid
te meten. Voor preventie bestaat echter nog geen wettelijke verplichting om klanttevredenheid te
meten. Desondanks wordt de klanttevredenheid vaak al wel door de aanbieders gemeten. Beide
experts adviseerden indien mogelijk de klanttevredenheid op te nemen in de basisset. Zij hadden
daarbij echter wel de aantekening dat deze inhoudelijk weinig kwaliteitsinformatie biedt, omdat
waarderingen door klanten doorgaans weinig differentiëren en gemiddelde cijfers vaak hoog zijn.
Klantwaardering is een instrument om de cliënt een stem te geven in de evaluatie van een programma
en hiermee een vorm van doelgroepparticipatie. Doelgroepparticipatie is één van de
beoordelingscriteria van de GGZ
stuurgroep.
3.3.2 Selectie indicatoren (stap 8 en 9)
De volgende twee stappen worden hier samen beschreven. Volgens de methodiek van het RIVM
wordt in de achtste stap een overzicht gegeven van potentiële indicatoren waarna in stap negen op
basis van een aantal criteria een selectie gemaakt wordt. Deze selectie wordt vervolgens in stap tien
verder uitgewerkt.
Op basis van de beschikbare bronnen, kernactiviteiten, bestaande richtlijnen, de inkoopvoorwaarden
van de verzekeraar en Gemeente, en de bestaande kosten- en prestatiematrix zijn indicatoren
ontwikkeld. Gedurende dit proces is meerdere malen overleg gevoerd met de GGZ aanbieders om de
voorgestelde indicatoren te toetsen op de volgende criteria:
(i)
Haalbaarheid
De indicatoren dienen praktisch haalbaar te zijn. Hiervoor zal
de benodigde informatie zoveel mogelijk moeten aansluiten
op bestaande registraties.
9
Prof. Dr. P. Cuijpers: Hoogleraar Klinische Psychologie, verbonden aan de Faculteit der psychologie en
pedagogiek van de Vrije Universiteit Amsterdam. Gespecialiseerd in onderzoek naar preventie en behandeling
psychische gedragsproblematiek, met name angst en depressie; Prof. Dr. F. Smit: Hoogleraar Evidence-Based
Public Mental Health, verbonden aan het departement van epidemiologie en biostatistiek van het VUMC
Amsterdam. Daarnaast wetenschappelijk directeur bij het Trimbos Instituut. Gespecialiseerd in evidence-based
interventies voor de publieke GGZ.
17
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
(ii)
Relevantie
Relevante indicatoren sluiten aan op speerpunten van het
beleid.
(iii)
Bruikbaarheid
Indicatoren dienen begrijpelijk te zijn voor de eindgebruikers.
Deze criteria komen voort uit de algemene ontwerpeisen die in de inleiding besproken zijn. Eén van
die ontwerpeisen stelt bovendien dat indicatoren een wetenschappelijk onderbouwing dienen te
kennen en te berusten op resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Uit de consultatie van beide
experts kwam naar voren dat dit voor het veld van angst- en depressiepreventie niet haalbaar is,
omdat wetenschappelijk onderzoek ontbreekt.
De drie criteria zijn leidend geweest bij de selectie van indicatoren. Het overleg met de aanbieders is
daarnaast van belang geweest voor het creëren en behouden van draagvlak. De haalbaarheid en
bruikbaarheid van de indicatoren hangt immers voor een groot deel af van de informatie die door hen
aangeleverd dient te worden.
Een aantal indicatoren is niet in de selectie terechtgekomen omdat deze in de huidige praktijk niet
haalbaar bleken. Informatie over therapietrouw, aantal cliënten dat een cursus vroegtijdig verlaat,
bekendheid van interventies bij verwijzers, wachttijd tussen verwijzing en start interventie, verandering
ervaren kwaliteit van leven na interventie zijn allemaal voorbeelden van mogelijke kwaliteitsindicatoren. Dit soort indicatoren vergt echter een gedetailleerde en kostbare registratie die
aanbieders momenteel niet voorhanden hebben.
Indicatoren zijn ontwikkeld voor de twee kernactiviteiten uit stap zes: vaststellen prevalenties en
interventies. Het selectieproces heeft uiteindelijk geresulteerd in het formuleren van indicatoren op de
dimensies algemene kenmerken, effectiviteit, bereik, financieel, en waardering. In de volgende stap
volgt een weergave van de uiteindelijke selectie van prestatie-indicatoren die op deze dimensies als
geschikt naar voren zijn gekomen.
3.3.3 Operationalisatie prestatie-indicatoren (stap 10)
Op basis van de voorgaande stappen zijn twintig indicatoren ontwikkeld, waarvan elf betrekking
hebben op algemene kenmerken van interventies. Daarnaast zijn vier indicatoren opgenomen die
samenvattende informatie weergeven over interventies uit voorgaande jaren. Ten slotte zijn met
gebruikmaking van de context-indicatoren (prevalenties, demografische data) drie gestandaardiseerde
prestatie-indicatoren ontwikkeld.
De nieuwe matrix
Het uitgangspunt bij dit project is steeds de bestaande kosten- en prestatiematrix geweest, plus de
bestaande inkoopcriteria van de gemeente en zorgverzekeraar. Hieraan zijn indicatoren toegevoegd
en sommige indicatoren zijn gewijzigd zodat deze meer in overeenstemming zijn met al bestaande
inkoopeisen. De oorspronkelijke matrix is te vinden in Bijlage 1.
Alle indicatoren die opgenomen zijn in de uiteindelijke nieuwe matrix worden hieronder per dimensie
beschreven. Sommige indicatoren kunnen gevuld worden met vrije tekst, de meesten hebben echter
een vast antwoord format met vooraf gedefinieerde antwoordcategorieën. Een gedetailleerde
omschrijving van de antwoordcategorieën is te vinden in Bijlage 2.
Kenmerken
Definitie
Relevante specificaties van interventieprogramma.
Onderbouwing
De kenmerken van interventies zijn van belang om de producten van
elkaar te kunnen onderscheiden.
Naam
De naam van de interventie is nodig om de verschillende producten te
onderscheiden en in de tijd te volgen.
Zorgtype
Geeft aan om welk type preventie het gaat. Hierbij wordt onderscheid
gemaakt tussen toeleiding, screening, selectieve, geïndiceerde,
zorggerelateerde of terugvalpreventie.
18
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Setting
Geeft informatie over de setting waarin de interventie geboden wordt.
De onderscheiden settings zijn online onbegeleid (bijvoorbeeld een
online screeningsinstrument, informatiewebsite), online begeleid
(begeleiding via bijvoorbeeld chatfunctie), individuele face to face
begeleiding, groepscursus of voorlichting.
Doel
Omschrijving van het preventiedoel. Op welke psychische
problematiek is de interventie gericht?
Doelgroep
Omschrijving van de doelgroep of risicogroep waarop de interventie
zich richt.
Leeftijd
De leeftijdsgroep(en) waarvoor de interventie bedoeld is.
Aantal bijeenkomsten
Aantal bijeenkomsten waaruit de interventie bestaat. Bij online
producten zoals een online screening is sprake van eenmalig contact
dus is het aantal bijeenkomsten ook één.
Tijdsduur
Tijdsduur per bijeenkomst. Bij een (online)screening wordt de
gemiddelde tijdsduur om de vragenlijst in te vullen vermeld.
Minimum
Het minimum aantal bijeenkomsten dat bijgewoond dient te worden.
Eenmalige voorlichting of online screening bestaat uit één
bijeenkomst.
Format
Alleen voor interventies die uit meerdere bijeenkomsten bestaan.
Geeft aan of de interventie volgens een vast format gegeven wordt.
Dienen de bijeenkomsten in een vaste volgorde gevolgd te worden
(serieel) of is de volgorde (naar wens van de cursisten) vrij te bepalen
(modulair)?
Ketenaansluiting
Geeft aan of de interventie onderdeel uitmaakt van een ketenaanbod.
De verschillende ketenpartners worden hier ook aangegeven.
Bereik
Definitie
De mate waarin de doelgroep met het preventieprogramma bereikt
wordt in het gebied waar de interventie uitgevoerd wordt.
Onderbouwing
Het bereik van preventieprogramma's is van belang om vast te
kunnen stellen in welke mate de preventie geboden wordt aan
mensen uit de doelgroep op plekken waar dat nodig is.
Deelnemers (min-max)
Informatie over het aantal deelnemers dat kan deelnemen aan de
interventie. Bij groepscursussen wordt onderscheid gemaakt tussen
het minimum aantal deelnemers en het maximum aantal deelnemers
dat kan deelnemen. Het bereik bij individuele cursussen is altijd één
(deelnemer).
Productie
Dit is het aantal keer dat een interventie in een jaar uitgevoerd gaat
worden.
Gebied
Het gebied geeft informatie over het gedeelte van de stad waar de
interventie wordt uitgevoerd. Dit kan de gehele stad zijn of in één of
meerdere stadsdelen.
Effectiviteit
19
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Definitie
De mate waarin de gewenste uitkomsten behaald worden voor
degenen die daar baat bij hebben.
Onderbouwing
De effectiviteit van een programma meet of de preventie gegeven
wordt aan de mensen waarvoor deze bedoeld is, op de wijze waarop
dit bedoeld is, cliënten daar baat bij hebben en cliënten dat zelf ook
zodanig ervaren.
Status
De effectiviteit volgens de criteria van het CGL (volwassenen en
ouderen) of het NJI (jeugd). Deze bestaan uit drie niveau’s:
theoretsich goed onderbouwd, waarschijnlijk effectief en bewezen
effectief. Universele en selectieve preventie hebben vaak (nog) geen
beoordeling verkregen van het CGL. Als opstap naar een beoordeling
kunnen interventies door praktijkprofessionals als goed beschreven
beoordeeld worden. Dit houdt in dat de interventie naast een goede
beschrijving ook een bruikbare handleiding / protocol bevat en een
procesevaluatie uitgevoerd is. Nieuwe producten zijn vaak in
ontwikkeling en worden uitgevoerd op basis van 'best practice'.
Daarom zijn nog twee criteria toegevoegd. Nieuw ontwikkelde
interventies krijgen de status innovatief en interventies waarmee de
praktijk goede ervaringen heeft maar waar nog geen goede
beschrijving voor bestaat (bijv. een protocol), krijgen de status
veelbelovend.
Aanpassing
Geeft aan of de interventie gebaseerd is op een bestaande evidencebased interventie en of er sprake is van een aanpassing in de
uitvoering. Wanneer het een nieuw product betreft wordt hier niet van
toepassing opgegeven.
Instructie
Informatie over de eisen die gesteld worden aan de begeleiding van
de interventie. Hierbij worden drie niveaus onderscheiden: (i) er is een
protocol of handleiding aanwezig, (ii) de interventie kan gegeven
worden nadat begeleiders een training doorlopen hebben, (iii) de
interventie kan alleen gegeven worden door gecertificeerde
begeleiders / professionals.
Waardering
Definitie
De mate waarin het preventieprogramma en de ketensamenwerking
overeenkomt met de wensen en verwachtingen van de gebruikers.
Onderbouwing
De kwaliteit van het preventieprogramma zoals deze wordt
waargenomen door de cliënten in termen van algehele tevredenheid
over het programma, de resultaten, keuzevrijheid, bejegening.
Klanttevredenheid
Geeft aan of klanttevredenheid gemeten is na afloop van de
interventie. Indien dit het geval is, wordt ook gemiddelde waardering
(rapportcijfer) van voorafgaande jaren opgegeven. Bij eenmalige
voorlichtingsbijeenkomsten of online screening is meten van
klanttevredenheid soms praktisch niet haalbaar of relevant. In dat
geval is waardering niet van toepassing.
Financieel
Definitie
De kosten van het preventieprogramma.
Onderbouwing
De kosten van een interventie moeten in redelijke verhouding staan
tot de effectiviteit van dit programma. Bij kwalitatief gelijkwaardige
interventies heeft de interventie met de minste kosten de voorkeur.
20
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Kosten product
Geeft de kosten per product in euro’s.
Kosten Volume
Geeft de kosten van het productievolume. Dit zijn de
kosten per product maal het aantal keer dat het product in een jaar
uitgevoerd gaat worden.
Voorgaande jaren
De matrix biedt ruimte om informatie op te geven over interventies die in voorgaande jaren ook
uitgevoerd zijn. Zo kunnen interventies in de tijd gevolgd worden. Het gaat om de volgende
indicatoren:
Behaalde productie
Dit is het aantal gerealiseerde producten: het aantal keer dat een
interventie in een voorgaand jaar uitgevoerd is.
Behaald bereik
Dit is het totaal aantal unieke deelnemers in het totaal aantal
gerealiseerde producten dat met de interventie bereikt is.
Kosten Volume
Geeft de kosten van het productievolume. Dit zijn de kosten per
product maal het aantal keer dat het product in een jaar uitgevoerd is.
Klanttevredenheid
Gemiddelde waardering (rapportcijfer) van interventie in voorafgaande
jaren.
Het maximale en relatieve bereik
De indicatoren in de matrix leveren informatie over de afzonderlijke interventies. Per interventie is
bijvoorbeeld te zien hoeveel mensen met die interventie bereikt kunnen worden. Jaarlijks worden
interventies vaak meerdere malen uitgevoerd, veelal gericht op specifieke doelgroepen. We willen
daarom inzicht krijgen in het totale aantal mensen dat met een programma jaarlijks maximaal bereikt
kan worden: het maximale bereik. In de matrix staat per product het aantal mensen aangegeven dat
maximaal bereikt kan worden(deelnemers max.) in welk gebied (gebied). De indicator maximale bereik
geeft informatie over het aantal mensen dat met de totale productie in theorie bereikt kan worden.
Definitie
Het aantal mensen dat jaarlijks met het preventieprogramma
maximaal bereikt kan worden in het gebied waar de interventie
uitgevoerd wordt.
Onderbouwing
Het maximale bereik is van belang om per interventie vast te kunnen
stellen hoeveel mensen in theorie jaarlijks bereikt kunnen worden met
het productievolume. Hiervoor wordt het maximale aantal deelnemers
van de interventie (deelnemers max.) vermenigvuldigt met het aantal
keer dat de interventie uitgevoerd wordt (Productie).
Wanneer bijvoorbeeld aan een interventie maximaal 12 mensen per groep kunnen deelnemen en de
interventie wordt 10 maal uitgevoerd, is het maximale bereik 120 individuele deelnemers.
Het relatieve bereik (% bereik) van een product geeft informatie over hoe het maximale bereik zich
verhoudt tot de omvang van de doelgroep die in aanmerking komt voor de interventie. Het relatieve
bereik is als volgt gedefinieerd:
Definitie
Het percentage mensen van de doelgroeppopulatie uit het gebied
waar de interventie uitgevoerd wordt dat jaarlijks bereikt kan worden.
Onderbouwing
Het relatieve bereik plaatst het aantal mensen dat met een interventie
bereikt kan worden in de context van het aantal mensen dat in
aanmerking komt voor de interventie. Op deze wijze wordt inzichtelijk
welk deel van de doelgroeppopulatie bediend kan worden.
Het relatieve bereik is geoperationaliseerd door de definiëring van een teller en noemer. Hierdoor
ontstaat een proportie waarmee de indicator gestandaardiseerd wordt. Zo worden de interventies
onderling vergelijkbaar, onafhankelijk van de risicogroep waarop een interventie zich richt:
21
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Teller:
Maximaal aantal cliënten in het preventieprogramma (jaarlijks).
Noemer:
Aantal mensen dat behoort tot de doelgroep in het verzorgingsgebied.
Risicogroepen
Preventieprogramma's richten zich op specifieke doelgroepen. Bij universele preventie zijn dit vaak
bepaalde leeftijdsgroepen. Selectieve preventie richt zich op bevolkingsgroepen met een verhoogd
risico en geïndiceerde preventie is gericht op mensen met beginnende klachten. Voor het gemak
gebruiken we hierna voor deze doelgroepen de term risicogroepen. Om vast te stellen hoeveel
mensen uit een risicogroep bereikt worden met een bepaalde interventie, hebben we informatie nodig
over (i) de omvang van de risicogroep in (ii) het gebied waar de interventie aangeboden wordt, het
verzorgingsgebied.
Hiervoor hebben we gegevens nodig over de omvang van de risicogroep. Dit zijn de prevalenties,
oftewel de context-indicatoren die eerder besproken zijn bij de selectie van de kernactiviteiten (stap 6).
De gegevens kunnen uit de volgende bronnen gehaald worden:
(i)
O + S Amsterdam
Bureau onderzoek en statistiek Gemeente Amsterdam.
(ii)
AGM
Amsterdamse gezondheidsmonitor.
(iii)
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek.
Omdat elk product gericht is op een specifieke risicogroep en uitgevoerd wordt in een specifiek
gebied, wordt de noemer van het relatieve bereik voor elk product apart vastgesteld. Een aantal
risicogroepen (volwassenen, ouderen, lage ses, migranten) bestaan uit mensen die milde of ernstige
angst- of depressieklachten vertonen. Voor deze groepen zijn twee indicatoren voor het relatieve
bereik opgenomen in de matrix: het percentage mensen met milde klachten (% Bereik) en het
percentage mensen met ernstige klachten (% Bereik ernstig).
Hieronder volgt een beschrijving van de inclusiecriteria die gehanteerd zijn voor de risicogroepen waar
de angst- en depressiepreventie zich in Amsterdam in 2012 op richt. Zodra nieuwe brongegevens
bekend worden, kunnen deze de oude cijfers in de matrix vervangen. Bovendien kan de toevoeging
van nieuwe preventieprogramma’s ertoe leiden dat risicogroepen ook aangepast moeten worden. Een
interventie die zich bijvoorbeeld richt op Amsterdammers met een Surinaamse of Antilliaanse culturele
achtergrond zal hiervoor onder ‘Migranten’ aangepaste inclusiecriteria omschreven moeten krijgen.
Volwassenen
Amsterdammers van 18 jaar en ouder die milde of ernstige
psychische klachten vertonen. Psychische klachten zijn gemeten met
de K10 (score >16: milde klachten; score >30: ernstige klachten).
Bron: AGM 2008
Ouderen
Amsterdammers van 55 jaar of ouder die milde of ernstige psychische
klachten vertonen. Indien een interventie een andere leeftijdsgrens
hanteert (bijv. 65+), dient de risicogroep hierop aangepast te worden.
Psychische klachten zijn gemeten met de K10 (score >16: milde
klachten; sore >30: ernstige klachten).
Bron: AGM 2008
Migranten
Amsterdammers met een Turks of Marokkaanse culturele achtergrond
die milde of ernstige psychische klachten vertonen. Inclusie-criterium
is minimaal één van de ouders in geboren in Turkije of Marokko (CBSdefinitie) en een score van minimaal 16 op de K10 (milde klachten) of
minimaal 30 (ernstige klachten).
Bron: O+S voor aantal migranten; AGM 2008 voor percentage
migranten met klachten
22
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Professionals
Mensen werkzaam in de Amsterdamse gezondheids- of welzijnszorg.
Bron: O+S
Lage SES
Amsterdammers met als hoogst voltooide opleiding lager onderwijs
(LO) of Mavo/LBO/VMBO.
Bron: AGM 2008
Mantelzorgers
Amsterdammers van 18 jaar en ouder die in 2008 minstens 16 uur per
week mantelzorg hebben gegeven.
Bron: AGM 2008
Nabestaanden
Nabestaanden na zelfdoding. Het aantal nabestaanden wordt geschat
op gemiddeld drie nabestaanden per zelfdoding. Dit is gebaseerd op
de aanname van twee ouders en één broer of zus voor mensen onder
de 40; één partner en twee kinderen voor mensen boven de 40 jaar.
De helft van alle suïcidanten is ongehuwd of verweduwd.
Bron: CBS Statline voor aantal zelfdodingen.
De capaciteit
De capaciteit geeft inzicht in het aantal mensen dat met een interventie daadwerkelijk bereikt is. De
bezettingsgraad van groepsbijeenkomsten is vaak niet maximaal. Het aantal mensen dat met een
interventie in theorie bereikt kan worden, komt daarom meestal niet overeen met het aantal mensen
dat bereikt is. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn: er is een lagere inschrijving, cliënten
worden tijdens de interventie vanwege de ernst van de problematiek doorgeleid naar een
behandelingprogramma, of deelnemers verlaten uit eigen overwegingen de interventie. Het vergt een
gedetailleerde registratie om al deze redenen vast te leggen. Dit soort informatie is dan ook vaak niet
voorhanden. Wel kan na afloop van een jaar gekeken worden naar het gerealiseerde bereik van een
programma: het aantal mensen dat de interventie in zijn geheel doorlopen heeft. Door dit te delen
door het theoretische bereik van dat jaar verkrijgen we inzicht in de capaciteit van een interventie:
Definitie
Het percentage mensen van het in theorie bereikbare totaal, dat
daadwerkelijk bereikt is.
Onderbouwing
Het is van belang om inzicht te hebben in hoe groot de deelname aan
een interventie is. Met behulp van de capaciteit kunnen verschillen in
de bezettingsgraad gesignaleerd worden.
Teller:
Aantal cliënten dat het preventieprogramma volledig doorlopen heeft (jaarlijks).
Noemer:
Aantal cliënten dat theoretisch met de interventie maximaal bereikt kan
worden.
Het aantal cliënten uit de teller komt overeen met het behaald bereik per product: het totaal aantal
unieke deelnemers in het totaal aantal gerealiseerde producten dat met de interventie bereikt is (zie
beschrijving hierboven onder voorgaande jaren). Door het aantal gerealiseerde producten (behaalde
productie) te vermenigvuldigen met het maximale aantal deelnemers per groep / bijeenkomst
(deelnemers max.) verkrijgen we de noemer: aantal cliënten dat maximaal bereikt kan worden
(theoretisch).
Een rekenvoorbeeld maakt de rationale van de indicator inzichtelijker: aan een interventie kunnen
bijvoorbeeld maximaal 12 mensen per groep deelnemen (deelnemers max.). In het voorgaande jaar
zijn in totaal 126 mensen bereikt (behaald bereik) met 14 producten (behaalde productie). Het aantal
cliënten dat in theorie maximaal bereikt had kunnen worden is 14 x 12 = 168 mensen. De capaciteit is
dan dus 126 / 168 = 0,75 oftewel 75%.
23
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
3.3.4 Beoordeling (stap 11)
De methodiek van het RIVM voorziet in deze stap dat de uiteindelijke selectie van
geoperationaliseerde indicatoren beoordeeld wordt door relevante stakeholders en
deskundigen. Omdat dit in voorgaande stappen al grotendeels besproken is, wordt deze stap
hier verder niet uitgewerkt.
3.4 Ingebruikname (stap 12-15)
In het laatste blok van de RIVM-methodiek wordt de indicatorenset door middel van een
pilotonderzoek uitgetest in de praktijk. Hiervoor wordt de benodigde data verzameld, zodat indicatoren
definitief kunnen worden vastgesteld, geïmplementeerd, beoordeeld en eventueel aangepast. In feite
gaat het hier om een cyclus die herhaaldelijk uitgevoerd kan worden om zodoende de basisset te
verfijnen. Het blok van ingebruikname bestaat achtereenvolgens uit de stappen:
12.
13.
14.
15.
Pilotonderzoek.
Formele vaststelling.
Implementatie.
Beoordeling / evaluatie.
De ingebruikname beslaat vaak een proces van jaren waarbij het veld (de aanbieders) voldoende tijd
nodig heeft om het instrument eigen te maken. Dit blok is daarom geen onderdeel van het huidige
project. Toch zijn er met betrekking tot bovenstaande stappen gedurende het project afspraken
gemaakt omtrent de implementatie van de basisset indicatoren. Deze worden hier kort beschreven.
Alle hierboven beschreven indicatoren zijn opgenomen in de nieuwe matrix die als apart excelbestand opgeleverd is. Op het eerste tabblad van dit bestand kunnen de aanbieders per interventie de
benodigde informatie invullen. Hierbij kan gebruik genaakt worden van legenda die op een tweede
tabblad is opgenomen. Dit is de legenda die weergegeven is in Bijlage 2. Overigens zijn op verzoek
van de aanbieders antwoordcategorieën voorgeprogrammeerd. En derde tabblad bevat de benodigde
prevalenties van risicogroepen die nodig zijn voor de berekening van het relatieve bereik en de
capaciteit. De indicatoren die gebruik maken van de prevalenties hoeven niet ingevuld te worden.
Deze worden automatisch berekend.
Om de gegevens over waardering vergelijkbaar te maken zijn de twee grootste GGZ
aanbieders overeengekomen de klanttevredenheid op eenzelfde wijze te gaan meten. De
belangrijkste indicator voor klanttevredenheid wordt daarmee gemeten als een algemeen
rapportcijfer.
De prestatiematrix is inmiddels opgenomen in de aanvraagprocedure voor subsidie van collectieve
(universeel en selectief) preventie van de Gemeente Amsterdam. Dit betekent dat aanbieders als
onderdeel van de subsidieaanvraag de matrix moeten invullen en daarmee voor elke interventie
indicatorgegevens aanleveren. Dit geldt voor de collectieve preventie vanaf de aanvraag voor 2014.
Voor dit gedeelte van het preventieaanbod kan de komende jaren de set verder doorontwikkeld
worden.
Voor de geïndiceerde preventie is dit echter nog onduidelijk, omdat nog geen afspraken gemaakt
konden worden met de zorgverzekeraar. Op het moment van schrijven waren de inkoopgesprekken
tussen de zorgverzekeraar en de aanbieders nog niet afgerond. Hierdoor kon er nog niet beschikt
worden over de aanvraag voor geïndiceerde preventie.
De komende jaren zal moeten blijken welke indicatoren uit de matrix het best differentiëren en/of
meest geschikt zijn. De matrix blijft in ontwikkeling en zal tussentijds aangepast, uitgebreid of
gewijzigd kunnen worden. Zo kunnen de antwoordcategorieën in de loop der tijd aangepast of
aangevuld worden. Deze wijzigingen dienen dan in het legenda-tabblad van de matrix doorgevoerd te
worden. Tevens kan het nodig zijn indicatoren uit de set te verwijderen als blijkt dat ze onvoldoende
informatie verschaffen. Ten slotte kan het nodig zijn indicatoren toe te voegen die eerder afgevallen
waren vanwege de haalbaarheid. Dit kan echter betekenen dat de registratielast van aanbieders
toeneemt. Toevoeging van dergelijke indicatoren zal bij voorkeur in samenspraak met de aanbieders
gebeuren.
24
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
In stap drie is vastgesteld dat indicatoren moeten aansluiten op de beleidsspeerpunten uit de
gezondheidsnota van de gemeente. Beleid kan veranderen en leiden tot andere speerpunten.
Als gevolg hiervan kunnen nieuwe risicogroepen in beeld komen waarvoor tevens nieuwe
prevalentiecijfers nodig zijn. Deze kunnen aan het daarvoor bestemde tabblad van de matrix
toegevoegd worden. De formules die gebruikt worden voor de berekening van het relatieve
bereik moeten overeenkomstig deze prevalenties gewijzigd worden. Overigens zullen in het
algemeen de prevalentiecijfers vervangen moeten worden op het moment dat recentere cijfers
beschikbaar komen.
Het beoogde resultaat van dit project was te komen tot een basisset prestatie-indicatoren voor angsten depressiepreventie waarmee periodiek, relatief eenvoudig en overzichtelijk de kwaliteit van de
preventie in kaart kan worden gebracht. De hier gepresenteerde set is hopelijk een eerste stap in deze
richting.
25
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
4 Referenties
Abspoel M. Business-case depressiepreventie: methode en uitwerking voor regio Zuid-Holland-Noord.
Utrecht: Trimbos-instituut, 2012.
Acda AE, Verhoeff AP. Alle Amsterdammers gezond: signalen voor een vitale stad: kadernota
Volksgezondheidsbeleid Amsterdam 2008-2011. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2008.
Achmea. Naar een toekomstbestendige GGZ: zorginkoopprocedure 2012 curatieve GGZ-aanbieders
binnen representatie. S.l.: Achmea, 2011.
Achmea. Naar een toekomstbestendige GGZ: zorginkoopprocedure curatieve GGZ 2013: voor
instellingen en grote groepspraktijken met ondersteuners. S.l: Achmea, 2012.
Arah OA, Westert GP, Hurst J, Klazinga NS. A conceptual framework for the OECD Health Care
Quality Indicators Project. International Journal for Quality in Health Care 2006:18(Suppl 1),5-13.
Bauer G, Davies JK, Pelikan J, Noack H, Broesskamp U, Hill C. Advancing a theoretical model for
public health and health promotion indicator development. European Journal of Public Health
2003:13(Suppl 3),107-113.
Berg M, Schellekens W. Paradigma’s van kwaliteit: de verschillen tussen externe en interne
kwaliteitsindicatoren. Medisch Contact 2002:57;1203-1205. .
Dijkshoorn H, Dijk TK van, Janssen AP. Zo gezond is Amsterdam!: eindrapport Amsterdamse
Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2009.
Dijkstra M, Ruiter M, Poel A van der, Boon B. Aard en omvang GGZ-preventie 2011: ontwikkelingen in
de inhoud, organisatie en omvang van de GGZ-preventie. Utrecht: Trimbos-instituut, 2012.
Gemeente Amsterdam. Algemene subsidieverordening Amsterdam 2004 (ASA 2004). Amsterdam:
Gemeente Amsterdam, 2004.
Gemeente Amsterdam, Stadsregio Amsterdam, Agis Zorgverzekeringen. Naar een vitaal en gezond
Amsterdam: convenant voor een intensievere samenwerking tussen de gemeente Amsterdam,
Stadsregio Amsterdam en Agis Zorgverzekeringen. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, 2008.
Gemeente Amsterdam, Stadsregio Amsterdam, Agis Zorgverzekeringen. Amsterdam en Agis
Zorgverzekering werken samen aan gezondheid : 2009-2011. Amsterdam: Gemeente Amsterdam,
2009.
Gemeente Amsterdam, Stadsregio Amsterdam, Achmea. Amsterdam samen gezonder: vastberaden
samen de gezondheid van Amsterdammers verbeteren: convenant tussen de gemeente Amsterdam,
Stadsregio Amsterdam en Achmea 2011-2015. Amsterdam, Gemeente Amsterdam, 2011.
Gemeente Amsterdam. Wet maatschappelijke ondersteuning verordening. Amsterdam: Gemeente
Amsterdam, 2012.
GGZ Nederland. Minimale preventie gegevens set (PGS) 2005. Amersfoort: GGZ Nederland, 2005.
Gijsen R, Post NAM, Witte KE, Bovendeur I, Kommer GJ, Koning JS de. Indicatoren voor de openbare
gezondheidszorg: ontwikkeling van indicatoren uit de IGZ-basisset 2007. Bilthoven: RIVM, 2009.
Graaf R de, Have M ten, Dorsselaer S van. De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking:
NEMESIS-2: opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos, 2010.
Inspectie voor de Gezondheidszorg. Indicatoren openbare gezondheidszorg: basisset 2007. Utrecht:
IGZ, 2007.
26
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Inspectie voor de Gezondheidszorg. Indicatoren 2010: basisset publieke gezondheidszorg. Utrecht:
IGZ, 2010.
Inspectie voor de Gezondheidszorg. Kwaliteitsindicatoren 2012: basisset ziekenhuizen. Utrecht: IGZ,
2011.
Interprovinciaal Overleg. Prestatie-indicatoren jeugdzorg: naar een gezamenlijke integrale visie en
implementatie. S.l.: IPO, 2006.
Koning J de, Smulders A, Klazinga N. Appraisal of Indicators through Research and Evaluation (AIRE)
[versie 2.0]. Amsterdam: Academisch Medisch Centrum, 2007.
Lauriks S, Wit MAS de, Buster MCA, Asbroek AHA ten, Arah OA, Klazinga NS. Prestatie-indicatoren
voor de openbare geestelijke gezondheidszorg: een conceptueel kader. TSG Tijdschrift voor
Gezondheidswetenschappen 2008:86;328-336.
Lauriks S, Wit MAS de, Buster MCA, Arah OA, Klazinga NS. Performance indicators for public mental
health care: a systematic international inventory. BMC Public Health 2012:12;214.
Marshall M, Leatherman S, Mattke S. Selecting indicators for the quality of health promotion,
prevention and primary care at the health systems level in OECD countries. Paris: OECD, 2004.
Meijer SA, Smit F, Schoemaker CG, Cuijpers P. Gezond verstand: evidence-based preventie van
psychische stoornissen. Bilthoven: RIVM, 2006.
Osté JP, Acda AE, Verhoeff AP. Preventief verbinden: kadernota Volksgezondheid Amsterdam 20122015. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2011.
Post NAM, Bekker-Grob EW de, Mackenbach JP, Slobbe LCJ. Kosten van preventie in Nederland
2007. Bilthoven: RIVM, 2010.
Schaap F, Tuyll L van. Handboek voor ervaringsdeskundigen betrokken bij GGz-zorginkoop. Utrecht:
LPGGz, 2012.
Slobbe LCJ, Smit JM, Groen J, Poos MJJC, Kommer GJ. Kosten van ziekten in Nederland 2007:
trends in de Nederlandse zorguitgaven 1999-2010. Bilthoven: RIVM, 2011.
Smolders M, Laurant M, Wensing M, Grol R. Kwaliteitsindicatoren op basis van de multidisciplinaire
richtlijnen depressie en angststoornissen: factoren die het handelen volgens de multidisciplinaire
richtlijnen depressie en angststoornissen beïnvloeden. Nijmegen: UMC Radboud, 2005.
Trimbos-instituut. Preventie van depressie: factsheet preventie 2011. Utrecht:Trimbos-instituut, 2011.
Ven G van de, Smolders M, Calsbeek H, Braspenning J. Publieke indicatoren eerstelijns
depressiezorg. Nijmegen: UMC Radboud. Scientific Institute for Quality of Healthcare, 2009.
Zichtbare Zorg. Kernset prestatie-indicatoren 2012 geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg.
Den Haag: Zichtbare Zorg GGZ/VZ, 2011(a).
Zichtbare Zorg.Subset prestatie-indicatoren verslagjaar 2012 forensische psychiatrie. Den Haag:
Zichtbare Zorg GGZ/VZ, 2011(b).
27
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Bijlage 1 Oude kosten- en prestatiematrix
Zorgtype Activiteit
Bijeenkomsten
Max deelnemers
Status Doel Doelgroep Aanbod in Financiële Productie Kosten per Totaal
Behaalde Totaal
Verschil Prestatie
welk
Teleenheid 2011
financiële aanvraag productie aanvraag aanvraag teleenheid
gebied
teleenheid
2009
2010
t.o.v.
2010
28
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Bijlage 2 Legenda nieuwe matrix
LEGENDA
Categorieën
Naam
Toelichting
Productnaam
*vrije tekst*
Zorgtype
1. Toeleiding
2.
3.
4.
5.
6.
Screening
Selectief
Geïndiceerd
Zorggerelateerd
Terugvalpreventie
1.
2.
3.
4.
Online onbegeleid
Online begeleid
Face to face individueel
Face to face groep
1.
2.
3.
4.
Alcohol / Verslaving
Depressie
Angst
Psychische problematiek
Universeel / consultatie contact 1-3 bijeenkomsten
Setting
Doel
E-health
E-health / Telefonisch / Chat
Cursus of voorlichtingsbijeenkomst
Preventiedoel van het product
Stress / somberheid
Paniek
Angst / Depressie / Soc. Vaardigh.
Doelgroep
1. Jeugd
2. Volwassenen
3. Ouderen
4. Migranten Jeugd
5. Migranten Volwassenen
6. Migranten Ouderen
7. Mantelzorgers
8. Lage sociale status
9. Professionals
10. Nabestaanden
Leeftijd
Omschrijving leeftijdsgroep
1.
2.
3.
4.
5.
Leeftijd 2
18+
50+
55+
18-54
Anders, nl
*vrij getal*
Omschrijving leeftijdgroep indien 'anders, nl' vorige kolom
*vrij getal*
Totaal aantal bijeenkomsten
Bij eenmalig contact 1 invullen
*vrij getal*
Tijd per bijeenkomst in minuten
Bij online screening gem. tijdsduur invullen
*vrij getal*
Minimum aantal bijeenkomsten
dat bijgewoond moet worden
1. Serieel
2. Modulair
3. Nvt
Volgorde van bijwonen
Volgorde bijeenkomsten staat vast
Volgorde bijeenkomsten is vrij
Niet van toepassing
Aantal bijeenkomsten
Tijdsduur
Minimum
Format
Indien van toepassing
Opleidingsniveau / Inkomen
Intermediairs, huisarts, POH, etc.
Nabestaanden van suïcidanten
29
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Ketenaansluiting
Meerdere antwoorden
mogelijk
1. Huisarts
2. DWI
3. AMW
4. Zelforganisaties
5. Buurtcentra
6. Jeugdnetwerk
7. Ouderenzorg
8. Thuiszorg
9. Beter Samen
10. Anders, nl *vrije tekst*
11. Nvt
Deelnemers min.
Alleen indien face
to face groep
*vrij getal*
Min. aantal deelnemers per groep
of per bijeenkomst
*vrij getal*
Max. aantal deelnemers per groep
of per bijeenkomst
1. Centraal
2. Stadsdeel
Waar wordt product aangeboden
Geheel Amsterdam
In 1 of meerdere stadsdelen
Deelnemers max.
Alleen indien face
to face groep
Onderdeel van een keten aanbod / samenwerking
Of POH
Gebied
Gebied 2
Indien Gebied = 2.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Centrum
Noord
West
Zuid
Oost
Zuidoost
Nieuw-West
Status
1. Innovatief
2. Veelbelovend
3. Goed beschreven
4. Theoretisch goed
onderbouwd
5. Waarschijnlijk effectief
6. Bewezen effectief
Aanpassing
In ontwikkeling / best practice
Goede ervaring in praktijk
Goed beschreven, handleiding, proces-evaluatie
Erkenning CGL / NJI
Erkenning CGL / NJI
Erkenning CGL / NJI
Aanpassing op evidence-based?
1. Ja
2. Nee
3. Nvt
Instructie
1.
2.
3.
4.
5.
Protocol
Training voor begeleiders
Training met certificaat
Professional
Cursus of advies op maat
Klanttevredenheid
Niet gebaseerd op bestaande interventie
Wijze van instructie
Er is een handleiding / draaiboek / protocol
Er is een training voor begeleiders
Begeleiders moet certificaat behaald hebben
Cursus wordt gegeven door professional
Wordt klanttevredenheid gemeten
1. Ja
2. Nee
Productie
Aanvraag aantal producten
*vrij getal*
Kosten product
*vrij getal*
Kosten per product
In euro's
30
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Kosten volume
*vrij getal*
Kosten per productvolume
In euro's
2012
Behaalde productie
Aantal gerealiseerde producten
*vrij getal*
Behaald bereik
Kosten volume
*vrij getal*
Totaal aantal unieke deelnemers in
totaal gerealiseerde producten dat
interventie doorlopen heeft
*vrij getal*
Kosten per productvolume
Klanttevredenheid
resultaat
Gerealiseerde klanttvredenheid
*vrij getal*
voorgaand jaar
2011
Behaalde productie
Aantal gerealiseerde producten
*vrij getal*
Behaald bereik
Kosten volume
*vrij getal*
Totaal aantal unieke deelnemers in
totaal gerealiseerde producten dat
interventie doorlopen heeft
*vrij getal*
Kosten per productvolume
Klanttevredenheid
resultaat
Gerealiseerde klanttvredenheid
*vrij getal*
voorgaand jaar
*berekend getal*
Aantal mensen dat max. bereikt kan worden
Productie x Deelnemers max.
*berekend getal*
% mensen van doelgroep dat bereikt kan worden
Max. bereik (n) / Prevalenties
*berekend getal*
% mensen van doelgroep met ernstige klachten dat bereikt
kan worden
Max. bereik (n) / Prevalenties
*berekend getal*
% mensen van in theorie bereikbare totaal dat daadwerkelijk
bereikt is
Behaald bereik / (Deelnemers max. * Behaalde productie)
2013
Max. bereik (n)
% Bereik
% Bereik ernstig
Capaciteit
31
Prestatie-indicatoren voor de preventie van angst en depressie
Bijlage 3 Nieuwe matrix
Naam
Zorgtype
Setting
Doel Doelgroep
Doelgroep 2
Leeftijd
Leeftijd 2
Aantal
Tijdsbijeen
duur
komsten
Minimum
Format
Ketenaansluiting
Deelnemers
min.
Deelnemers
max.
Gebied
Gebied 2
Status
2013
Max. bereik
(n)
% bereik
% bereik
ernstig
Aanpassing
Instructie
Klanttevreden
heid
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
totaal
2013
Productie
Kosten
product
Kosten
volume
2012
Behaalde
productie
0
0
0
Behaald
bereik
Kosten
volume
0
0
Klanttevreden
heid
2011
Behaalde
productie
Behaald
bereik
Kosten
volume
0
0
0
Klanttevreden
heid
capaciteit
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
totaal
0
0
32
Download