Het meervoud van substantieven (zelfstandige naamwoorden) Meervoud = meer dan één Substantief = - een ding, mens of dier. Je kunt er ‘de’, ‘ het’ of ‘een’ voor zetten je kan er een verkleinwoord van maken Meervoud – spellingmodule – w@lter Klinker = a, e, i, o, u Medeklinker = b, c, d, f……..w, x, z 1 A. Meervoud met –en A.0. De meeste substantieven hebben in het meervoud -en Kast – kasten Stoel – stoelen Woord – woorden Vloer – vloeren Pin – pinnen Klas – klassen A.1. Als een woord een korte klank heeft en eindigt op één medeklinker, krijgt het in het meervoud twee medeklinkers Tas – tassen Fles – flessen Pin – pinnen Tros – trossen Bus – bussen A.2. Als het woord eindigt op twee medeklinkers, komt er alleen -en achter, verder verandert er niets Mond – monden Klink – klinken Vat – vaten Dag – dagen Dak – daken Pad – paden Dal – dalen Slot - sloten Weg – wegen ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. Meervoud – spellingmodule – w@lter Er zijn enkele uitzonderingen 2 Woorden op -or Transformator – transformatoren Isolator – isolatoren A.3. Als een woord een lange klank heeft (twee dezelfde klinkers) en eindigt op één medeklinker, krijgt het in het meervoud één klinker, en één medeklinker Raam – ramen Teen – tenen Brood – broden Kuur – kuren A.4. Als het woord eindigt op twee medeklinkers, komt er alleen -en achter, verder verandert er niets Kaart – kaarten Baard – baarden A.5. Woorden die in het enkelvoud op een f eindigen, krijgen in het meervoud meestal een v, woorden die op een s eindigen krijgen meestal een z Brief – brieven Huis – huizen ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. ……………………………. Meervoud – spellingmodule – w@lter Er zijn toch uitzonderingen: 3 B. Veel substantieven hebben in het meervoud –s B.1. Woorden die eindigen op, -e, -em, -el, -er, -en en -ie, krijgen in het meervoud –s Dopje – dopjes Broer – broers Takel – takels Natie – naties Gieter – gieters Modem – modems Jongen – jongens B.2. Woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u, en -y, krijgen in het meervoud ’s Auto – auto’s Opa – opa’s Taxi – taxi’s Paraplu – paraplu’s Baby – baby’s Meervoud – spellingmodule – w@lter 4 C. Er zijn uitzonderingen op de regels voor meervoud op -en en -s C.1. De volgende woorden hebben als meervoud -eren Ei – eieren gemoed – gemoederen (Goed) – goederen (wordt alleen in meervoud gebruikt) Kalf – kalveren Kind – kinderen Lam – lammeren Lied – liederen Rund – runderen C.2. Met toevoeging van de letter d been – beenderen (in de betekenis van ‘bot’) Hoen – hoenderen C.3. Met verandering van korte klank naar lange klank Blad – bladeren Rad – raderen Gelid – gelederen Aardappel – aardappelen / aardappels Ziekte – ziektes / ziekten C.5. Sommige woorden die zijn overgenomen uit het Grieks of Latijn kunnen een Grieks of Latijns meervoud krijgen Museum – museums / musea Collega – collega’s / collegae Catalogus – catalogussen / catalogi Crisis – crisissen / crises Meervoud – spellingmodule – w@lter C.4. Sommige woorden kunnen in het meervoud -en én -s krijgen 5 OEFENINGEN 1: woordenboek 2: paard 3: mens 4: ei 5: eend 6: ezel 7: koek 8: schrift 9: beker 10: stift 11: lift 12: tafel - 14: vijg 15: leerling 16: kind 17: tafel 18: appel 19: staart - Meervoud – spellingmodule – w@lter 13: hond - 6 20: meisje 1: concert 2: prikkel 3: machine 4: tasje 5: winterkoninkje 6: feest 7: dennenappel 8: doopkaars 9: paardenbloem 10: vier 11: buik 12: trend - 14: dadel 15: park 16: nacht 17: arm 18: tien 19: deur - Meervoud – spellingmodule – w@lter 13: vinger - 7 20: wang 1: kop 2: fles 3: bak 4: pakket 5: ring 6: pak 7: pet 8: vader 9: dokter 10: pen 11: hart 12: arts - 14: kar 15: kast 16: baard 17: vogel 18: kin 19: klas - Meervoud – spellingmodule – w@lter 13: bord - 8 20: konijn 1: zes 2: meeuw 3: koopje 4: bes 5: beest 6: dier 7: kat 8: bed 9: kanarie 10: winkel 11: laptop 12: krokodil - 14: fruitteler 15: toets 16: lamp 17: kers 18: peuter 19: deur - Meervoud – spellingmodule – w@lter 13: bek - 9 20: sok 1: dommerik 2: neef 3: havik 4: kreeft 5: rund 6: vuist 7: leeuwerik 8: roos 9: juffrouw 10: lomperik 11: gordijn - 13: tube 14: perzik 15: trompet 16: viezerik 17: dreumes 18: balk 19: luiwammes - Meervoud – spellingmodule – w@lter 12: monnik - 1 0 20: lemmet 1: toffee 2: dommerik 3: lychee 4: dragee 5: slee 6: dreumes 7: plee 8: dominee 9: dictee 10: moskee 11: abonnee - 13: tournee 14: snee 15: lemmet 16: fee 17: frisbee 18: elpee 19: monnik - Meervoud – spellingmodule – w@lter 12: luiwammes - 1 1 20: afspraak 1: salto 2: ree 3: zee 4: cadeau 5: havik 6: operatie 7: observatie 8: leeuwerik 9: lomperik 10: neusspray 11: viezerik - 13: instructie 14: crisis 15: pinguïn 16: logo 17: principe 18: ski 19: idee - Meervoud – spellingmodule – w@lter 12: trofee - 1 2 20: dame 1: melodie 2: kleur 3: school 4: schol 5: dromedaris 6: paprika 7: lamineerapparaat 8: mango 9: hoofdstuk 10: piano 11: programma - 13: surveillancewagen 14: parfumerie 15: televisie 16: therapie 17: executie 18: budget 19: portemonnee - Meervoud – spellingmodule – w@lter 12: kous - 1 3 20: twee - Meervoud (znw) - beginner Het meervoud van zelfstandig naamwoorden Algemeen De meeste zelfstandige naamwoorden (znw) hebben een enkelvoud en een meervoud. Er zijn ook zelfstandig naamwoorden die alleen maar in het meervoud voorkomen (hersenen/hersens) of alleen in het enkelvoud (zand, politie). De meervoudsuitgangen van de meeste zelfstandige naamwoorden zijn: -(e)n –s -eren paard - paarden beker - bekers ei - eieren Soms moet je de laatste letter van het enkelvoud verdubbelen, anders krijg je een verkeerde uitspraak: pak - pakken les - lessen pet - petten Soms moet je een klinker weglaten: paal - palen beer - beren Meervoud – spellingmodule – w@lter Voorbeelden: 1 4 boom - bomen Soms verandert de laatste letter bij de -s of de -f: huis - huizen neef - neven Meervoud (znw) - gevorderden Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een wat lastiger meervoud. De belangrijkste zal ik hieronder noemen. Dommeriken dommeriken haviken leeuweriken lomperiken monniken perziken viezeriken dreumesen luiwammesen lemmeten Zeeën Woorden op –ee kunnen zowel op –s eindigen als op –ën zee - zeeën Meervoud – spellingmodule – w@lter Als het woord uit meerdere lettergrepen bestaat en de klemtoon valt niet op het laatste gedeelte van het woord, dan moet je de laatste lettergreep niet verdubbelen. Hieronder staan zulke woorden (dit zijn ook direct de woorden die vaak voorkomen!). 1 5 fee - feeën Lama's Soms schrijf je bij het meervoud een –'s. Dat doe je dan om een verkeerde uitspraak te voorkomen. Bij woorden die eindigen op een heldere klinker: a, -i, -o, -u of –y schrijf je een –'s. lama - lama's ski - ski's auto - auto's accu - accu's baby - baby's Cadeaus Let op: woorden die eindigen op –ay, -ey of oy of –eau schrijf je wel met een -s aan het woord vast. Je kunt het namelijk niet verkeerd uitspreken. sprays jockeys cowboys cadeaus Industrieën Woorden op een –ie zijn een beetje lastig. Ze kunnen zowel op –s eindigen als op –(ë)n. Als de klemtoon wèl op de laatste lettergreep valt, krijg je wèl –en aan het woord vast: industrie - industrieën knie - knieën Meervoud – spellingmodule – w@lter 1 6 Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, krijg je geen extra -e, maar komt het trema op de laatste -e. Dus: porie - poriën bacterie - bacteriën Afkortingen Bij het meervoud van een afkorting krijg je -'s. cd - cd's dvd - dvd’s Meervoud – spellingmodule – w@lter 1 7