Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij de arbeid Rechtsvergelijking tussen de EU, Nederland en België Asli Gülcan Bahadir Universiteit van Tilburg Juni 2011 1 Titel scriptie: Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid Naam: Asli Gülcan Bahadir Studentnummer: 685988 Instelling: Universiteit van Tilburg Faculteit: Rechtsgeleerdheid Departement: Sociaal Recht Opleiding: Master Sociaal Recht en Sociale Politiek Begeleider: Prof. Dr. R. Blanpain Tweede Begeleider: Prof. Dr. M. Colucci Datum afronding: 1 juni 2011 2 Inhoudsopgave Lijst van Afkortingen blz. 6 Voorwoord blz. 8 Inleiding blz. 9 Hoofdstuk 1 Discriminatie naar leeftijd bij de arbeid op Europees niveau 1.1. Richtlijn 1.1.1. Discriminatie 1.2. Jurisprudentie van het Hof van Justitie blz. 11 blz. 12 blz. 16 Jurisprudentie betreffende Pensioen 1.2.1. Palacio De La Villa arrest blz. 16 1.2.2. Vasil Ivanov Georgiev arrest blz. 18 1.2.3. Rosenbladt arrest blz. 19 Jurisprudentie betreffende Anciënniteit 1.2.4. Danfoss en Cadman arrest blz. 20 Jurisprudentie betreffende Functioneel Leeftijdsontslag 1.2.5 Barber arrest blz. 22 Jurisprudentie betreffende Werving en Selectie 1.2.6. Kalanke arrest blz. 23 1.2.7. Marshall arrest blz. 24 Jurisprudentie betreffende Algemeen beginsel van gemeenschapsrecht/Algemeen Beginsel van Non-Discriminatie 1.2.8. Mangold arrest blz. 24 1.2.8. Sevda Kücükdeveci arrest blz. 26 1.3. Tussenconclusie blz. 29 3 Hoofdstuk 2 Discriminatie naar leeftijd bij de arbeid in Nederland 2.1. Algemeen blz. 30 2.2. Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid blz. 32 2.2.1. Leeftijdscriteria bij Pensioen blz. 35 2.2.2. Leeftijdscriteria bij Anciënniteit blz. 37 2.2.3. Leeftijdscriteria bij (functioneel) Leeftijdsontslag blz. 38 2.2.4. Leeftijdscriteria bij Werving en Selectie blz. 40 2.3. Maatregelen ter bevordering en stimulering blz. 41 van de positie van ouderen op de arbeidsmarkt 2.4. Tussenconclusie blz. 44 Hoofdstuk 3 Discriminatie naar leeftijd bij de arbeid in België 3.1. Algemeen blz. 45 3.2. De Wet van 10 mei 2007 ter bestijding van blz. 48 bepaalde vormen van discriminatie 3.2.1. Leeftijdscriteria bij Pensioen blz. 52 3.2.2. Leeftijdscriteria bij Anciënniteit blz. 53 3.2.3. Leeftijdscriteria bij (functioneel) Leeftijdsontslag blz. 53 3.2.4. Leeftijdscriteria bij Werving en Selectie blz. 55 3.3. Maatregelen ter bevordering en stimulering blz. 56 van de positie van ouderen op de arbeidsmarkt 3.4. Tussenconclusie blz. 59 Hoofdstuk 4 4.1. Conclusie blz. 61 4.1.1. Definitie Leeftijdscriteria blz. 61 4.1.2. Handhaving blz. 64 4.1.3. Leeftijdscriteria bij Pensioen blz. 64 4.1.4. Leeftijdscriteria bij Anciënniteit blz. 65 4.1.5. Leeftijdscriteria bij (functioneel) Leeftijdsontslag blz. 66 4.1.6. Leeftijdscriteria bij Werving en Selectie blz. 67 4.1.7. Maatregelen ter bevordering en stimulering blz. 67 van de positie van ouderen op de arbeidsmarkt 4.2. Aanbevelingen Handhaving en melding leeftijdsdiscriminatie blz. 70 blz. 70 4 Literatuurlijst Gedwongen Pensionering of langer doorwerken? blz.71 Heeft Anciënniteit toegevoegde waarde? blz. 71 Restrictieve of ruime interpretatie Objectieve rechtvaardiging? blz. 73 Slotopmerking blz. 74 blz. 75 5 Lijst van Gebruikte Afkortingen AOW Algemene Ouderdomswet Antidiscriminatiewet Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie Art. Artikel Arbrb Arbeidsrechtbank AWGB Algemene Wet Gelijke Behandeling Blz. Bladzijde(n) Cao Collectieve Arbeidsovereenkomst CGB Commissie Gelijke Behandeling CGKR Wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor Gelijke Kansen en voor Racismebestrijding CRvB Centrale Raad van Beroep e.a. Een en ander EG Europese Gemeenschap EG-verdrag Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (tot het verdrag van Amsterdam) EU Europese Unie Gw Grondwet HR Hoge Raad der Nederlanden HvJ Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap JAR Jurisprudentie Arbeidsrecht Kaderrichtlijn Richtlijn tot het instellen van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 Kamerstukken I Kamerstukken van de Eerste Kamer Kamerstukken II Kamerstukken van de Tweede Kamer KB Koninklijk Besluit Ktr. Kantonrechter NJ Nederlandse Jurisprudentie Nr. Nummer Rb. Rechtbank r.o. Rechtsoverweging RvS. Raad van State Stb. Staatsblad 6 TAR Tijdschrift voor Ambtenarenrecht VUT Vervroegde uittreding uit dienstverband WGBL Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij de arbeid 7 Voorwoord Voor mijn opleiding Sociaal Recht en Sociale Politiek vormt deze scriptie het sluitstuk. Nadat ik het artikel1 van Prof. Dr. R. Blanpain in De Standaard over oudere werknemers die duurder zijn dan jongere werknemers had gelezen was mijn keus snel gemaakt. Ik besloot om een rechtsvergelijking te maken tussen de EU, Nederland en België. Voor het onderwerp ging mijn voorkeur uit naar gelijke behandeling op grond van leeftijd. Dit omdat zowel in Nederland als in België de vergrijzing en de participatie van oudere werknemers binnen in de arbeidsmarkt erg actueel is. Na overleg en goedkeuring van mijn onderwerp door mijn scriptiebegeleider ben ik ook gelijk aan de slag gegaan. Graag wil ik hierbij mijn scriptiegeleider Prof. Dr. R. Blanpain bedanken voor de begeleiding tijdens mijn scriptie. Tevens wil ik ook graag Prof. Dr. M. Colucci bedanken voor zijn tijd en inspanning om mijn scriptie te lezen als mijn tweede examinator/begeleider. Ook wil ik mijn familie en vrienden bedanken die mij door dik en dun hebben gesteund tijdens het schrijven van mijn scriptie en uiteraard ook voor hun steun tijdens mijn opleiding. Asli Gülcan Bahadir 1 De Standaard van 4 augustus 2010, “te oud of te duur” 8 Inleiding Nederland vergrijst!. Uit een onderzoek van het Centraal Bureau voor de statistiek is gebleken dat ruim 15% van de bevolking in 2010 65 jaar of ouder is. 2 Maar als de vergrijzing blijft stijgen hoe moet de overheid de vergrijzing dan opvangen? De overheid heeft de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen om de problematiek van vergrijzing aan te pakken en de participatie van oudere werknemers in de arbeidsmarkt te bevorderen. Een van de belangrijkste maatregelen was het invoeren van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) in 2004. Deze wet verbiedt het om onderscheid te maken op grond van leeftijd bij de arbeid. Niet alleen leeftijd, maar ook andere hoedanigheden of gedragingen die leiden tot een onderscheid op grond van leeftijd zijn evenwel verboden. Er is dus geen onderscheid tussen directe en indirecte onderscheid waardoor voor beide vormen van onderscheid een objectieve rechtvaardiging kan bestaan. Door onderscheid naar leeftijd bij de arbeid te verbieden werd geacht de maatschappij te dwingen om kritisch om te gaan met o.a. leeftijdsgrenzen in het kader van de arbeid. Ondanks het feit dat de wet in Nederland al 6 jaar bestaat, is het maken van onderscheid naar leeftijd nog steeds ter sprake. Net als in Nederland is in België vergrijzing en arbeidsparticipatie ook een problematiek van de overheid en daar zijn er ook verschillende wetten vastgesteld die het beginsel van gelijke behandeling moeten beschermen en bevorderen. Maar ook hier, ondanks verschillende wetten die zijn vastgesteld, wordt er nog steeds onderscheid gemaakt naar leeftijd. In zijn artikel van 4 augustus in de Standaard geeft Prof. Dr. R. Blanpain aan dat oudere werknemers zonder werk in België met 15.1% is gestegen binnen een jaar en dat dit te wijten is aan het feit dat de oudere werknemers duurder zijn dan jongere werknemers. Dus er wordt onderscheid gemaakt omdat ouderen duurder zijn. Niet alleen nationaal, maar ook op Europees niveau is sinds 2000 leeftijdsdiscriminatie in beginsel verboden en ondanks het feit dat Nederland en België hun eigen nationale wetgeving hebben aangepast en maatregelen hebben genomen is er in de praktijk toch nog sprake van onderscheid op grond van leeftijd bij de arbeid, met name door de werkgevers. Bovenstaande was voldoende aanleiding om mij tot nadenken te zetten en om te onderzoeken wat de overeenkomsten en verschillen zijn wat betreft leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid tussen België en Nederland en in hoeverre onderscheid naar de leeftijd bij de 2 http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/06B75497-072B-41E2-AD9D-E6E723A91FBD/0/2010k2v4p31art.pdf 9 arbeid toelaatbaar is, dus wanneer is onderscheid naar leeftijd geoorloofd en wanneer niet en wat zegt de EU hierover? Plan van aanpak Om bovenstaande onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden heb ik mijn onderzoek onderverdeeld is 3 hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zal ik discriminatie naar leeftijd bij de arbeid op Europees niveau bespreken. Hierin zal ik ingaan op de richtlijn 2000/78/EG en daarna enkele belangrijke arresten van het Hof van Justitie weergeven en aan het slot een conclusie over hoofdstuk 1. Hoofdstuk 2 behandel ik de Nederlandse wetgeving. In dit hoofdstuk zal de discriminatie naar leeftijd bij de arbeid in Nederland weergegeven worden. Als eerste zal in paragraaf 1 in het algemeen worden ingegaan op de regelingen die voor Nederland gelden en hoe ze eventueel zijn ontstaan. In paragraaf 2 zal specifiek op de wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid worden ingegaan. Hier zal worden behandeld hoe men in Nederland omgaat met o.a. pensioen, anciënniteit, functioneel leeftijdsontslag, werving en selectie,. Voorts zal in paragraaf 3 ingegaan worden op de maatregelen die de Nederlandse overheid heeft genomen om arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen in het kader van o.a. de vergrijzing. Tenslotte zal in paragraaf 4 de tussenconclusie worden weergegeven. Hoofdstuk 3 bespreek ik de Belgische wetgeving. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op discriminatie naar leeftijd bij de arbeid in België. Alvorens hier dieper op in te gaan zal eerst in paragraaf 3.1. in het algemeen worden ingegaan op de regelingen die voor België gelden en hoe ze zijn ontstaan. In paragraaf 3.2. zal specifiek worden ingegaan op de Antidiscriminatiewet. Hier zal worden weergegeven hoe België omgaat met o.a. pensioen, anciënniteit, functioneel ontslag, werving en selectie. In paragraaf 3.3. zal ingegaan worden op de maatregelen die de Belgische overheid heeft genomen om arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen en te stimuleren, dit in het kader van o.a. vergrijzing. In de laatste paragraaf 3.4. zal wederom een (tussen) conclusie worden weergegeven. Hoofdstuk 4, in dit hoofdstuk zullen mijn conclusie en aanbevelingen worden weergegeven. 10 Hoofdstuk 1 Discriminatie naar leeftijd bij de arbeid op Europees niveau Zoals bij de inleiding en opzet aangegeven wordt onderzocht hoe discriminatie in het algemeen, en in het bijzonder leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid, in België en Nederland worden aangepakt. Beide landen bestrijden namelijk discriminatie op de werkvloer. Maar voordat daarnaar wordt overgegaan zal niet voorbijgegaan worden aan het wettelijke kader, wat voor een groot deel voortspuit uit gemeenschappelijke bepalingen op Europees niveau. In paragraaf 1 zal worden stilgestaan bij de richtlijn 2000/78/EG en vervolgens komen in paragraaf 2 enkele arresten van het Europese Hof van Justitie en tot slot zal ik in paragraaf 3 mijn onderzoeksvraag toepassen op de Europese wetgeving. Paragraaf 1.1. Richtlijn 2000/78/EG Europees niveau Voor de Europese Unie (hierna te noemen EU) is het een grote uitdaging om discriminatie te bestrijden. Met name omdat de EU gegrondvest is op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiedigen van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden, en van de rechtstaat.3 In 1997 zijn door de toenmalige lidstaten bovenstaande principes ook bekrachtigd door de invoering van het artikel 13 van het EG verdrag dat bepaalt dat: “Onverminderd de andere bepalingen van dit Verdrag, kan de Raad, binnen de grenzen van de door dit Verdrag aan de Gemeenschap verleende bevoegdheden, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, passende maatregelen nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden” Dus de EU dient alle passende maatregelen te nemen om alle vormen van discriminatie te bestrijden. Dit komt tevens erop neer dat artikel 13 EG geen rechtstreeks werkend verbod schept, het schept alleen de bevoegdheid voor de Eu wetgever om de nodige maatregelen te treffen ter bestrijding van de voorgenoemde vormen van discriminatie (hierover meer bij paragraaf 1.2, zie onder Mangold en Sevda Kücükdeveci ).4 Op basis van artikel 13 EG zijn twee richtlijnen aangenomen, te weten 3 Artikel 6 EU verdrag Prof.mr. F.M. Noordam, “Sociale zekerheid voor het oog van de meester”, Kluwer-Deventer 2006, blz. 116117 4 11 -Richtlijn 2000/43/EG van 29 juni 2000 (Rasrichtlijn) -Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 (Kaderrichtlijn) Richtlijn 2000/43/EG laat ik buiten beschouwing, omdat het bestrijding van discriminatie op grond van ras of etnische afstamming betreft en dit onderzoek heeft betrekking heeft op discriminatie op grond van de leeftijd. De Kaderrichtlijn is in het leven geroepen om een algemeen kader te scheppen voor een verbod op discriminatie met betrekking tot arbeid of beroep en heeft betrekking op de volgende gronden: leeftijd, handicap, godsdienst of overtuiging en seksuele geaardheid5. Verder is de kaderrichtlijn van toepassing op alle personen, dus zowel private als publieke sector en heeft betrekking op volgende gebieden: toegang tot arbeid in loondienst of als zelfstandige, en tot een beroep, met inbegrip van de selectie-en aanstellingscriteria, ongeacht de tak van activiteiten, en op alle niveaus van de beroepshiërarchie, met inbegrip van bevorderingskansen toegang tot alle vormen en alle niveaus van beroepskeuzevoorlichting, beroepsopleiding en omscholing, met inbegrip van praktijkervaring werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van ontslag en beloning lidmaatschap van en betrokkenheid bij organisaties van werkgevers of werknemers of andere beroepsorganisaties. 6 1.1.1. Discriminatie7 De kaderrichtlijn verbiedt zowel directe (discriminatie op grond van een specifiek kenmerk) als indirecte (discriminatie wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, criterium of praktijk een schadelijke weerslag heeft op bepaalde personen, of aanzetten tot discriminatie) discriminatie op één van de bovengenoemde gronden. Ook is verboden: intimidatie die een vijandige werkomgeving creëert evenals opdracht geven om een ander te discrimineren, of het nadelig behandelen van personen die een klacht indienen wegens discriminatie.8 5 Artikel 1 richtlijn 2000/78/EG S. Bollen en I. Joosten, P&O april 2004, nummer 4. Artikel : “Leeftijdsdiscriminatie in arbeidsbetrekkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief”. www. europa.eu. Artikel 3 richtlijn 2000/78/EG 7 Onder discriminatie wordt in het algemeen verstaan : een nadeel betrokkenen door het maken van onderscheid ten aanzien van individuen of groepen van kenmerken (bijvoorbeeld leeftijd) die in die situatie geen aanvaardbaar motief vormen. Volgens Van Dale betekent discriminatie letterlijk : het maken van onderscheid. 8 Artikel 2 lid 2 sub a en b, artikel 2 lid 3, artikel 2 lid 4 van de richtlijn 2000/78/EG. Artikel S. Bollen en I. Joosten, P&O april 2004, nummer 4: “Leeftijdsdiscriminatie in arbeidsbetrekkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief”.blz. 16. www.europa.eu (besluit Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 tot instellen van een algemeen kader voor gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep) 6 12 Ondanks het feit dat zowel directe als indirecte discriminatie op grond van artikel 2 lid 2 sub a en b van de richtlijn 2000/78/EG verboden is zijn er toch gevallen waarin ongelijke behandeling wel is toegelaten. De genoemde gevallen zijn: als er wezenlijke beroepskwalificaties zijn vereist. In dit soort gevallen is verschil in behandeling gerechtvaardigd door de aard van het werk of wegens de context waarbinnen de functie wordt uitgeoefend. Verschillen in behandeling op grond van leeftijd. Dit is geoorloofd op voorwaarde dat zij objectief gerechtvaardigd zijn en dat zij gepast en nodig zijn voor het bereiken van een legitiem doel en op de arbeidsmarkt (hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bescherming van jongere of oudere werknemers). 9 De richtlijn laat dus aan de lidstaten van de EU om te bepalen of er verschillen zijn in behandeling. Bovenstaande gevallen zijn gebaseerd op artikel 6 van de betreffende richtlijn die bepaalt dat deze verschillen geen discriminatie vormen indien zij in het kader van de nationale wetgeving objectief en redelijk worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstelling op het gebied van werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding. Ook geeft lid 1 sub a, b en c, van het bovengenoemde artikel voorbeelden van maatregelen die de lidstaten mogen nemen voor de toelaatbaarheid vanwege bescherming of vanwege bevorderen van de arbeidsparticipatie. 10 Na bovenstaande gelezen te hebben kan men de vraag stellen; “of het algemene beginsel van gelijke behandeling mede door de kaderrichtlijn enigszins beperkt wordt ” Artikel 13 van het EG verdrag (algemeen beginsel) geeft een verbod op leeftijdsdiscriminatie en daarin wordt gezegd dat de EU-wetgever passende maatregelen moet nemen om discriminatie op grond van o.a. leeftijd te bestrijden. Daarentegen geeft artikel 6 van de kaderrichtlijn juist aan dat de lidstaten zelf mogen bepalen dat verschillen in behandeling geen discriminatie vormen indien zij van mening zijn dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat.. Dus een algemeen beginsel van de EU, een discriminatieverbod, maar daarentegen een richtlijn die aangeeft dat in sommige gevallen discriminatie op grond van leeftijd geoorloofd is. Aangezien dit een belangrijk en een net zo interessant onderwerp is zal in paragraaf 1.2. na de behandeling van de arresten van Mangold en Sevda Kücükdeveci verder op ingaan worden. Het begrip leeftijd wordt niet in de kaderrichtlijn gedefinieerd, omdat het niet de bedoeling van de Europese wetgever was om leeftijd te beperken tot personen die een bepaalde leeftijd hebben bereikt. Het moet zodanig opgevat worden dat de richtlijn alle slachtoffers van 9 www.europa.eu (besluit Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 tot instellen van een algemeen kader voor gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep) 10 Mr. E. Cremers-Hartman: “gelijke behandeling bij de arbeid in zes wetten”,Kluwer 2004, blz. 117 13 leeftijdsdiscriminatie beschermd. Hierbij behoeft dus niet alleen gedacht te worden aan ouderen, zoals 55+, want ook jongeren kunnen eventueel buitengesloten worden. Dus discriminatie is niet leeftijdgebonden en kan te allen tijde. Wat betreft leeftijd dient wel opgemerkt te worden dat de kaderrichtlijn aangeeft dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om te bepalen dat verschillen in behandeling op grond van leeftijd geen discriminatie is indien zij in het kader van de nationale wetgeving objectief en redelijk worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstelling van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding en de middelen die voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.11 Hierop volgend geeft de richtlijn ook aan om welke verschillen in behandeling12 het kan gaan, zoals bijvoorbeeld vaststelling van minimumvoorwaarden met betrekking tot leeftijd, beroepservaring of anciënniteit in een functie voor toegang tot de arbeid of bepaalde daaraan verbonden voordelen. 13 Hier dient opgemerkt te worden dat artikel 6 lid 1 van de Kaderrichtlijn aangeeft wanneer er sprake is van objectieve rechtvaardiging; namelijk; dat er sprake moet zijn van een legitiem doel en de gehanteerde middelen voor het bereiken van dat doel dienen passend en noodzakelijk te zijn. De Kaderrichtlijn geeft zelf niet aan wat men onder “objectieve rechtvaardiging” moet verstaan, maar sluit hiermee aan bij de hieronder vermelde criteria die zijn ontwikkeld in de rechtspraak van de EG-Hof inzake objectieve rechtvaardiging van indirect onderscheid naar geslacht. 14 Bij de beoordeling van een objectieve rechtvaardiging van leeftijdsdiscriminatie dient men twee onderdelen te toetsen, te weten toetsing van het doel en toetsing van het middel. In de loop der jaren is deze toets in de praktijk meer uitgebreid. 15 De criteria die ontwikkeld zijn om tot een objectieve rechtvaardiging te komen: 1) Legitiem doel;. 2) Passend middel; 3) Noodzakelijk middel. Ad 1) legitiem doel Er moet sprake zijn van een legitiem doel en hiervan is sprake indien de volgende deelvragen positief worden beantwoord; 11 Artikel 6 lid 1 Richtlijn 2000/78/EG Zie sub a, b en c artikel 6 van de richtlijn 2000/78/EG 13 Artikel 6 lid 1 sub b Richtlijn 2000/78/EG 14 HvJ 13 juli 1989, zaak C-171/88, HvJ 13 juli 1989, C-170/84. Kamerstukken II, 2001/2001, 28 170, nr. 3 15 Mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit Sociaal Recht; Rechtspraak Arbeid en leeftijd, Deventer 2008, blz. 46 12 14 - wordt met het doel voldaan aan een werkelijke behoefte van een onderneming of is het doel voldoende zwaarwegend, bijvoorbeeld een noodzakelijke doelstelling van sociaal beleid van de overheid? - Is het nagestreefde doel niet in strijd met andere wetgeving, het recht en de maatschappelijke betamelijkheid? - Ontbreekt aan het nagestreefde doel ieder oogmerk van discriminatie?16 Ad 2) passend middel Het middel (dus bijvoorbeeld een regeling of handeling) moet passend zijn. Hiervan is sprake indien onderstaande vraag positief wordt beantwoord: - is het middel geschikt om het doel te bereiken? Dus staat de gerechtvaardigde verwachting dat met dit middel het doel zal worden gerealiseerd (doelmatigheidsvereiste)?17 Ad 3) noodzakelijk middel Het gebruik van het naar leeftijd discriminerend middel of middelen moet ook noodzakelijk zijn om het doel te bereiken. Het middel is noodzakelijk indien onderstaande vragen positief beantwoord kunnen worden: - kan het doel niet worden bereikt met (een) ander(e)) middel(len) waarmee geen onderscheid naar leeftijd wordt gemaakt of waarmee het onderscheid minder bezwaarlijk is (subsidiariteittoets)? - Staat het naar leeftijd onderscheidend middel(len) in een redelijke verhouding tot het doel dat wordt beoogd (proportionaliteitstoets)?18 Tot slot op grond van artikel 16 van de kaderrichtlijn moeten de lidstaten van de EU de nodige maatregelen treffen die ervoor zorgen dat alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die met het beginsel van gelijke behandeling in strijd zijn, worden afgeschaft. In dit verband speelt ook de zaak Mangold (zie hieronder). 16 17 18 Mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit Sociaal Recht; Rechtspraak Arbeid en leeftijd, Deventer 2008, blz. 46/47 Mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit Sociaal Recht; Rechtspraak Arbeid en leeftijd, Deventer 2008, blz. 47 Mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit Sociaal Recht; Rechtspraak Arbeid en leeftijd, Deventer 2008, blz. 47 15 Paragraaf 1.2. Jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie Zoals bij de inleiding aangegeven zal in deze paragraaf enkele belangrijke uitspraken van het Europese Hof van Justitie weergegeven worden in het kader van gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid. Als eerst zal een drietal belangrijke arresten van het Hof die betrekking hebben op gelijke behandeling op grond van leeftijd besproken worden. In deze arresten gaat het met name om de vraag of de arbeidsovereenkomst van een werknemer automatisch beëindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en of dat discriminatie vormt op grond van leeftijd bij de arbeid. Als eerst zal Palacios De La Villa van 16 oktober 2007, C-411/05, besproken worden. 1.2.1. Palacios De La Villa : Betreffende Pensioen Palacios De La Villa was sinds 1981 werkzaam als organisatiemanager bij Cortefiel. Cortefiel heeft in 2005 Palacios meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst van rechtswege was ontbonden omdat hij de leeftijd van pensionering had bereikt. Hier dient opgemerkt te worden dat Spanje een regeling had die de geldigheid erkend van in collectieve arbeidsovereenkomsten voorkomende clausules wat betreft gedwongen pensionering en stelde als enige voorwaarde dat de werknemer op 65 jarige leeftijd de grens voor pensioengerechtigdheid heeft bereikt en dat hij of zij ook voldoet aan de overige in de sociale zekerheidswetgeving gestelde voorwaarde om eventueel aanspraak te maken op premie of bijdragebetalingen van ouderdomspensioen. 19 Palacios was niet mee eens met zijn gedwongen pensionering en was van mening dat gedwongen pensionering hetzelfde was als een ontslag en hierdoor heeft hij beroep ingesteld bij de Spaanse rechter. Hierop heeft de Spaanse rechter prejudiciële vragen, wat betreft kaderrichtlijn, gesteld aan het Hof. Het Hof van Justitie geeft als eerst aan dat de Spaanse regeling wat betreft gedwongen pensionering, van invloed is op de duur van de arbeidsverhouding tussen de werkgever en de werknemer en in het bijzonder op de uitoefening door de betrokken werknemer van zijn beroepsactiviteit, door hem te beletten om in de toekomst deel te nemen aan het arbeidsproces. Omdat zo’n regeling van een lidstaat regels schept betreffende “werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden” inclusief dus ook regels voor ontslag en beloning, in de zin van de kaderrichtlijn en daarom valt het binnen de werkingssfeer van de kaderrichtlijn. Volgens het Hof was een dergelijke regeling een ongunstige regeling voor de 19 http://curia.europa.eu/nl/actu/communiques/cp07/aff/cp070073nl.pdf. HvJ 16 oktober 2007, C-411/05 16 werknemers die deze leeftijd hebben bereikt en schiep het een direct onderscheid op grond van leeftijd. Na bovenstaande constatering onderzocht het Hof of dit onderscheid gerechtvaardigd was en gaf aan dat de Spaanse regeling is vastgesteld op instigatie van de sociale partners in het kader van een “nationaal beleid dat is gericht op bevordering van de toegang tot arbeid door een betere verdeling van de werkgelegenheid tussen de generaties. Dat de genoemde regeling formeel niet naar een dergelijke doelstelling verwijst, sluit niet automatisch uit dat zij kan worden gerechtvaardigd”.20 Het Hof heeft voorts geoordeeld dat het doel van de betrokken maatregel kan worden bepaald aan de hand van andere elementen die ontleend zijn aan de algemene context van de genoemde maatregel zodat de rechtvaardiging ook door de rechter getoetst kan worden. De Spaanse regeling had het doel om de nationale arbeidsmarkt te stimuleren en vooral werkloosheid te bestrijden. Het bevorderen van de werkgelegenheid is gelet op het artikel 6 lid 1 van de kaderrichtlijn een belangrijke doelstelling en daarom kan een dergelijke doelstelling van de Spanjaarden in beginsel worden aangemerkt als een “in het kader van de nationale wetgeving objectieve en redelijke rechtvaardiging”21 zoals aangegeven in de kaderrichtlijn. Kortom de nationale maatregel zal op grond van artikel 6 van de richtlijn 2000/78/EG getoetst moeten worden en uit bovenstaande arrest kan afgeleid worden dat de maatregel niet per se moet verwijzen naar een legitiem doel, maar dat het voldoende is om het doel uit de context af te leiden. Artikel 6 van de kaderrichtlijn veronderstelt wel een soort wettelijke regeling en dit doelt meer op nationale maatregelen die keuzes van sociaal beleid weergeven en niet van de individuele keuzes van de werkgevers. Dus de rechtvaardiging moet op het niveau van de lidstaten beoordeeld worden (zie r.o. 82). 22 Een andere zaak is de Vasil Ivanov Georgiev23 zaak van 18 november 2010. In deze zaak is de arbeidsovereenkomst van een hoogleraar beëindigd op grond van het feit dat hij de pensioenleeftijd van 65 jaar had bereikt. 20 HvJ 16 oktober 2007, C-411/05. http://curia.europa.eu/nl/actu/communiques/cp07/aff/cp070073nl.pdf Artikel 6 lid 1 van de richtlijn 2000/78/EG 22 HvJ 16 oktober 2007. C-411/05. Artikel mv. mr. A.G. Veldman, “Leeftijdsdiscriminatie, gedwongen pensionering Richtlijn 2000/78/EG, art 6”, Sociaal recht 2008, nr. 12, blz. 349 23 HvJ 18 november 2010, C-250/09 21 17 1.2.2. Vasil Ivanov Georgiev24 De heer Georgiev is in 1985 begonnen met werken als docent aan de universiteit. In 2006 is zijn arbeidsovereenkomst beëindigd omdat hij de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar had bereikt. De academische raad van de universiteit heeft hem wel toestemming gegeven om nog enige tijd werkzaam te blijven waarbij hij een arbeidsovereenkomst voor één jaar heeft gekregen. De overeenkomst is in 2007 met één jaar verlengd, waarbij hij tevens werd benoemd tot hoogleraar. Op 18 januari 2008 is de overeenkomst opnieuw met één jaar verlengd waarop hij in 2009, krachtens het Bulgaarse Arbeidswetboek en bij besluit van de directeur van de universiteit, zijn ontslag kreeg bij het bereiken van de leeftijd van 68 jaar. De heer Georgiev betwistte zijn ontslag en heeft dan ook twee beroepen ingesteld bij de rechter. Zijn eerste beroep betrof de redenering dat zijn arbeidsovereenkomst gekwalificeerd moest worden als een overeenkomst voor onbepaalde duur en zijn tweede beroep betrof leeftijdsdiscriminatie. Aangezien dit onderzoek betrekking heeft op leeftijdsdiscriminatie zal het tweede beroep, namelijk leeftijdsdiscriminatie, van de heer Georgiev besproken worden. Het Hof van Justitie heeft in deze zaak aangegeven dat er sprake is van direct onderscheid en dat er moet worden gekeken of het gemaakte directe onderscheid gerechtvaardigd kan worden. De universiteit heeft aangevoerd dat de doelstelling van de wettelijke regeling legitiem is omdat het streven is om de kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek te verzekeren door de verjonging van het hooglerarenkorps en om de leerstoelen optimaal te verdelen door de totstandbrenging van een evenwicht tussen de generaties. Het Hof was van mening dat het bevorderen van het aantal arbeidsplaatsen een legitieme doelstelling van sociaal politiek of werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten is en vooral wanneer het gaat om bevordering van jongeren tot de uitoefening van een beroep. Hierna heeft het Hof gekeken of deze maatregel passend en noodzakelijk is en dus niet verder gaat dan nodig. Hierop heeft het Hof geoordeeld dat, aangezien het aantal leerstoelen in het algemeen beperkt is en deze slechts kunnen worden bekleed door personen die op het betrokken gebied over de hoogste kwalificaties beschikken, er dus een leerstoel vacant moet zijn om een hoogleraar in dienst te kunnen nemen. Hiermee dient te worden vastgesteld dat een lidstaat het passend kan achten een leeftijdsgrens in te voeren met het oog op de verwezenlijking van doelstellingen van werkgelegenheidsbeleid. 25 Tevens heeft het Hof aangegeven: “ de leeftijdgrens maakt het de hoogleraren aldus mogelijk, doordat zij tot 68 jaar kunnen werken, hun loopbaan gedurende een relatief lange periode voort te zetten. Een dergelijke maatregel kan niet worden aangemerkt als een excessieve inbreuk op de gerechtvaardigde 24 25 HvJ 18 november 2010, C-250/09 HvJ 18 november 2010, C- 250/09, r.o. 52 18 aanspraken van werknemers die wegens het bereiken van de voorgeschreven leeftijdsgrens gedwongen worden gepensioneerd, aangezien de betrokken regeling niet alleen is gebaseerd op een bepaalde leeftijd, maar tevens rekening houdt met de omstandigheden dat de belanghebbende…..Hieruit volgt dat de vaststelling van een dergelijke leeftijdsgrens voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet verder gaat dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van doelstellingen van werkgelegenheid…”26 1.2.3. Rosenbladt Mevrouw Rosenbladt heeft gedurende 39 jaar lang schoonmaakwerkzaamheden verricht. De overeenkomstige cao die van toepassing was voor mevrouw Roselbladt bepaalde dat haar arbeidsovereenkomst eindigde aan het einde van de maand waarin zij aanspraak kan maken op een ouderdomspensioen en uiterlijk aan het eind van de maand waarin zij dus 65 leeftijd heeft bereikt. Op moment dat mevrouw Rosenbladt haar 65 jarige leeftijd had bereikt heeft haar werkgever haar ook op de hoogte gesteld van de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. Hierop heeft Rosenbladt ook beroep aangetekend bij het Arbeitsgerecht Hamburg en heeft aangevoerd dat de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst discriminatie op grond van leeftijd vormt. 27 Het hof van Justitie heeft aangegeven dat een clausule op grond waarvan de arbeidsovereenkomst automatisch eindigt wegens het ontstaan van een pensioenaanspraak, een direct op leeftijd gegrond verschil in behandeling schept. Hierna onderzoekt het Hof of dit verschil in behandeling eventueel gerechtvaardigd kan worden. Het Hof geeft aan dat een dergelijke maatregel geen dwingende stelsel van verplichte pensionering inhoudt, maar een wijze van beëindiging van de arbeidsbetrekking betreft die gebaseerd is op de leeftijd waarop het recht op een ouderdomspensioen ingaat. 28 Wat betreft het doel van de regeling stelt het Hof vast dat dit mechanisme berust op een evenwicht tussen redenen van politieke, economische, sociale, demografische en budgettaire aard en afhangt van de beslissing om de duur van het arbeidsleven van werknemers te verlengen of om ze vroegtijdig te pensioneren. Hiermee geeft het Hof aan dat deze doelen in beginsel moeten worden aangemerkt als een “in het kader van de nationale wetgeving objectieve en redelijke rechtvaardiging” zoals verwoord in de Kaderrichtlijn. 26 HvJ 18 november 2010, C- 250/09, r.o. 54 en 55 HvJ 12 oktober 2010, C-45/09 28 www.curia.europe.eu 27 19 Tevens heeft het Hof aangegeven dat het niet onredelijk lijkt dat de autoriteiten of de sociale partners van een lidstaat aannemen dat clausules inzake automatische beëindiging passend en noodzakelijk kunnen zijn om deze legitieme doelen te bereiken. Het Hof geeft ook aan dat de clausule die van toepassing is op mevrouw Rosenbladt niet alleen gebaseerd is op leeftijd, maar houdt deze tevens rekening met de omstandigheid dat de belanghebbenden aanspraak hebben op een financiële vergoeding in de vorm van ouderdomspensioen, en staat zij de werkgever niet toe om een arbeidsbetrekking eenzijdig te beëindigen. Voorts wijst het Hof erop dat het Duitse recht het verbiedt dat een persoon die na het bereiken van de pensioenleeftijd een beroepsactiviteit wenst voort te zetten, op grond van zijn leeftijd een arbeidsplaats wordt geweigerd door zijn oude werkgever of door een derde. Conclusie van het Hof is dan ook dat de Kaderrichtlijn zich niet verzet tegen een clausule op grond waarvan de arbeidsovereenkomst van een werknemer automatisch eindigt bij het bereiken van de pensioenleeftijd. 29 1.2.4. Danfoss en Cadman: Betreffende Anciënniteit In de zaken Danfoss30 en Cadman31 geeft het Hof van Justitie aan dat anciënniteit in beginsel niet leidt tot onrechtmatig onderscheid. Voordat wordt overgegaan tot een korte samenvatting van beide zaken dient opgemerkt te worden dat beide zaken gaan over gelijke behandeling op grond van geslacht, maar aangezien anciënniteit ook kan leiden tot onderscheid op grond van leeftijd en dus kan worden toegepast op het beginsel van gelijke behandeling op grond van leeftijd benoem ik deze twee zaken ook in het kort. Cadman Cadman was in dienst van Health & Safety Executive en deze instelling heeft haar beloningssysteem meerdere malen gewijzigd. Voor 1992 werd het systeem gekenmerkt door periodieke verhogingen. Dit hield in dat iedere werknemer een jaarlijkse salarisverhoging kreeg totdat ze de hoogste salaristop binnen hun rangen hadden bereikt. In 1992 heeft Health & Safety Executive een aan prestatie gerelateerde beloningssysteem ingevoerd. Dit kwam erop neer dat het bedrag van de jaarlijkse verhoging gerelateerd werd aan de individuele prestatie van de werknemers. De best presterende werknemers konden zo binnen korte tijd, dus sneller, de hoogste salaristop bereiken. Het systeem heeft in 1995 weer een wijziging ingevoerd en dit hield in dat de verhogingen werden ingesteld door de toekenning van punten die “equity shares” werden genoemd en dit was naar aanleiding van 29 www.europa.-nu.nl, www.curia.europa.eu Hvj 17 oktober 1989, C-109/88 31 HvJ 3 oktober 2006, C-17/05 30 20 de de in 1995 inwerking getreden “Long Term Pay Agreement”. De genoemde regeling had tot gevolg dat het verschil in beloning tussen werknemers, binnen dezelfde rang, maar met verschillende anciënniteit, minder snel afnam. In 2000 is er weer een wijziging ingevoerd en dit kwam tot slot erop neer dat de werknemers met het laagste salaris in aanmerking konden komen voor een grotere jaarlijkse verhoging en dus ook sneller konden stijgen in de salaristop. Cadman heeft in 2001 beroep ingesteld op basis van de gelijke beloning. Cadman heeft als voorbeeld 4 mannelijke collega’s genoemd die net als zij inspecteur, 2e rang, waren, maar die aanmerkelijk hogere beloning ontvingen. Wel dient opgemerkt te worden dat de vier mannelijke collega’s langer in dienst waren. Hof van Justitie heeft naar aanleiding van bovenstaande de vraag gekregen of het gebruik van anciënniteit bij de vaststelling van salariëring kan leiden tot het verbod van onderscheid op grond van geslacht. 32 Het Hof heeft hierop aangegeven dat “gelijk werk geeft geen recht op gelijk loon”. Dit betekent dat gelijk werk geen recht op gelijk loon geeft als het beloningssysteem gebaseerd is op anciënniteit en dat indirect onderscheid op basis van geslacht niet verboden is. 33 Volgens het Hof hoeft de werkgever dan ook niet aan te tonen dat het gebruik van anciënniteit als element voor vaststelling van de beloning een geschikt en passend middel is om het doel te bereiken. Wel zal in dit verband een ruimere proportionaliteitstoets toegepast worden. Mocht de werknemer gegevens overleggen die ernstige gronden geeft voor twijfel of er een verband bestaat tussen ervaring en het verrichten van de werkzaamheden moet de werkgever bewijzen dat er geen verband bestaat tussen anciënniteit en de ervaring van de werknemer die hem in staat stelt zijn werkzaamheden beter te verrichten. 34 In de zaak Danfoss gaf het Hof aan dat een werkgever, bij de toepassing van het criterium anciënniteit, dit criterium niet in het bijzonder behoeft te rechtvaardigen in geval van behandeling van vrouwelijke werknemers ten opzichte van de mannelijke werknemers omdat het een legitiem doel is om elementen als beroepservaring te belonen.35 Hieronder zal het Barber arrest van 17 mei 1990 weergeven worden in het kader van (functioneel) leeftijdsontslag. Voor een aantal functies geldt pensioengerechtigde leeftijd in de vorm van functioneel leeftijdsontslag. Dit komt erop neer dat de leeftijd wordt gekoppeld aan de functie van degenen die met leeftijdsontslag gaat. Sinds het Barber arrest zijn 32 HvJ 3 oktober 2006, C-17/05 M.J.J. Dankbaar en M. Heemskerk, “Leeftijd in: Gelijke behandeling: oordelen en commentaren 2005 CGB, Deventer-Kluwer 2006, blz. 184 34 Artikel W.C.M. Broersma, “Cadman: een storm in een glas water?”Arbeidsrecht 2007, blz. 10. http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:62005J0017:NL:HTML 35 Artikel W.C.M. Broersman, “Cadman: een storm in een glas water?”Arbeidsrecht 2007, blz. 10. HvJ 3 oktober 2006, C-17/05 r.o. 33 33 21 verschillen in de pensioeningangsleeftijden voor mannen en voor vrouwen dan ook verboden. 1.2.5. Barber: Betreffende (Functioneel Leeftijdsontslag)36 De heer Barber was verzekerd in een Britse ondernemingsregeling waarvoor geen premie verschuldigd was. Het loongerelateerde deel van het staatspensioen werd vervangen door de pensioenregeling en dit was een zogenaamde “Contracted out regeling”37. De regeling die van toepassing was voor de heer Barber, was de normale pensioengerechtigde leeftijd voor een man 62 jaar en voor een vrouw van dezelfde categorie 57 jaar. Mede door reorganisatie heeft Barber ontslag gekregen en volgens de ontslagcondities hadden de aangeslotenen bij het pensioenfonds bij gedwongen ontslag op 55 jarige leeftijd recht op onmiddellijk ingaand pensioen. Dit was wel voor mannen, voor vrouwen was de leeftijd 50 jaar. Barber was bij zijn ontslag 52 jaar en omdat hij nog niet de leeftijd had bereikt die gold voor mannen ontving hij niet een onmiddellijk ingaand pensioen. Voor een vrouw zou dit anders zijn, want een vrouw van 52 jaar zou wel onmiddellijk ingaand pensioen plus de wettelijke schadeloosstelling ontvangen. 38 Het Europese Hof van Justitie oordeelde in dit geval dat alle vormen van bedrijfspensioenen en daarmee alle vormen van prestaties die door bedrijfsregelingen voor sociale zekerheid aan werknemers worden toegekend een onderdeel vormen van de beloning in de zin van artikel 141 EG-verdrag inzake gelijke beloning mannen en vrouwen. Dit houdt in dat hiermee ondernemings- en bedrijfspensioenfondsregelingen verleen de uitkeringen onder het begrip beloning vielen in de zin van artikel 141 EG verdrag inzake gelijke beloning mannen en vrouwen. Hof heeft geoordeeld dat discriminatie tussen mannen en vrouwen in ondernemings- of sectorale regelingen betreffende sociale zekerheid is in algemene zin verboden. Dus niet alleen in het geval van het vaststellen van de pensioengerechtigde leeftijd of wanneer een bedrijfspensioen dient ter compensatie voor ontslag om economische redenen. 39 Volgende uitspraken van het Hof betreffen “voorkeurbehandeling” bij werving en selectie. Het Hof van Justitie heeft in de zaken Kalanke en Marshall uitgemaakt dat de mogelijkheid van voorkeursbehandeling, als uitzondering op het beginsel van gelijke behandeling, strikt uitgelegd dient te worden. Tevens heeft het Hof aangegeven dat elk individueel geval 36 HvJ 17 mei 1990, zaak C-262/88 Dit kwam erop neer dat bedrijfsregelingen onder bepaalde voorwaarden Britse wettelijke regelingen mochten vervangen. 38 Prof.mr. F.J.L. Pennings. “Monografieën Sociaal Recht; Grondslagen van het EU socialezekerheidsrecht, Kluwer-Deventer 2005, blz. 322 39 T.H. Burggraaf, “De Beschikbarepremiepuzzel: een beschouwend overzicht van de beschikbarepremieregeling”, Kluwer- Deventer 2009, blz. 107/108 37 22 objectief wordt beoordeeld en dat de toegepaste criteria niet discriminerend mogen zijn ten opzichte van kandidaten uit de achtergestelde groep.40 Voordat wordt overgegaan tot een korte samenvatting van beide zaken dient opgemerkt te worden dat beide zaken gaan over gelijke behandeling op grond van geslacht, maar aangezien voorkeursbehandeling ook kan leiden tot onderscheid op grond van leeftijd en dus kan worden toegepast op het beginsel van gelijke behandeling op grond van leeftijd benoem ik deze twee zaken ook in het kort. 1.2.6. Kalanke: Betreffende Werving en Selectie41 De Duitse wet inzake gelijke kansen in de overheidssector van de deelstaat Bremen bepaalde dat zowel bij de aanwerving als bij de promotie in sectoren waar vrouwen zijn ondervertegenwoordigd42, vrouwen de voorkeur kregen boven mannen, indien beide dezelfde kwalificaties hebben. Het Hof moest in deze zaak nagaan of de Duitse wet verenigbaar was met de Richtlijn 76/207/EG verdrag43, dan wel verder gaat dat de uitzonderingsbepalingen voor voorkeursbeleid, ook wel positieve acties genoemd, die daarin is neergelegd. Over de vraag of het rechtmatig was dat vrouwelijke gegadigden voorrang kregen boven mannelijke gegadigden bij aanwerving in sectoren waar vrouwen ondervertegenwoordigd zijn heeft het Hof aangegeven dat “een nationale regeling die vrouwen bij aanstellingen of promoties absoluut en onvoorwaardelijke voorrang verleent, verder gaat dan een bevordering van gelijke kansen en de grenzen van de in het artikel 2 lid 4 van de Richtlijn genoemde uitzondering overschrijdt”. 44 De motivatie van het Hof waarom een dergelijke regeling absoluut en onvoorwaardelijk is, heeft het Hof verwoord in punt 23. Het Hof gaf vervangt een dergelijke regeling bevordering van gelijke kansen door het resultaat waartoe enkel het verwezenlijken van die kansen zou leiden. Een dergelijke regeling overschrijdt volgens het hof de grenzen van de in het artikel 2 lid 4 van de Richtlijn voorziene uitzondering, omdat mannen bij voorbaat worden uitgezonderd. 40 Mr. C. Asser’s “handleiding tot de beoefening van het Nederlandse Burgerlijk recht; Bijzondere overeenkomstgen; Arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst en ondernemingsovereenkomst’, G.J.J. Heerma van Vos en Kluwer, 2008, blz. 111 41 HvJ 17 oktober 1995, C-450/93 42 Dat wil zeggen waar vrouwen minden dan 50% van het personeel in verschillende rangen van de desbetreffende categorieën uitmaken 43 Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van manen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden 44 http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:1996:0093:FIN:NL:PDF 23 1.2.7. Marshall 45 In deze zaak heeft het Hof aangegeven dat de voorkeursregeling die in dit arrest aan de orde is, dezelfde regeling betreft als het Kalanke arrest. Het verschil ligt alleen dat in deze regeling een “openclausule” was opgenomen voor aanstelling van een man. Deze clausule hield in dat vrouwen geen voorrang moeten krijgen bij bevordering, indien met de een mannelijke kandidaat verband houdende redenen de balans in diens voordeel doen doorslaan. Het Hof gaf aan; “Artikel 2, leden 1 en 4, van richtlijn 76/207 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, verzet zich niet tegen een nationale regeling op grond waarvan, bij gelijke kwalificaties van kandidaten van verschillend geslacht wat hun geschiktheid, bekwaamheid en arbeidsprestatie betreft, in openbare diensten waarin in een te bekleden hoger ambt van een loopbaan minder vrouwen dan mannen werkzaam zijn, vrouwelijke kandidaten bij voorrang moeten worden bevorderd, voor zover met de persoon van een mannelijke kandidaat verband houdende redenen de balans niet in diens voordeel doen doorslaan, op voorwaarde dat: - de regeling mannelijke kandidaten met gelijke kwalificaties als vrouwelijke kandidaten in elk individueel geval waarborgt, dat de sollicitaties worden onderworpen aan een objectieve beoordeling, die rekening houdt met alle criteria betreffende de persoon van de kandidaten en de aan vrouwelijke kandidaten toegekende voorrang buiten toepassing laat, wanneer één of meer van die criteria de balans in het voordeel van de mannelijke kandidaat doen doorslaan, en - dergelijke criteria niet discriminerend zijn ten opzichte van vrouwelijke kandidate”. 46 Hierna wordt de zaak Mangold besproken. In dit arrest erkent het Hof van Justitie het bestaan van het beginsel van discriminatie op grond van leeftijd erkend. Tevens geeft het Hof aan dat het moet worden beschouwd als een algemeen beginsel van het gemeenschapsrecht. 1.2.8. .Mangold: Betreffende Algemeen beginsel van gemeenschapsrecht47 Op 56 jarige leeftijd sloot Mangold een arbeidsovereenkomst met Helm. De gesloten arbeidsovereenkomst trad in met ingang van 1 juli 2003 en liep door tot 28 februari 2004 en de duur van de overeenkomst was gebaseerd op paragraven 14 lid 3, vierde zin jo 14 lid 3 eerste zin van de Gesetz über Teilzeitarbeit und befristete Arbeitsverträge und zur Änderung und Aufhebung arbeitsrechtlicher Bestimmungen. Dit houdt onder andere in dat voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een objectieve reden is vereist, tenzij het gaat om een werknemer die bij de aanvang van de arbeidsverhouding 58 jaar of ouder is. Dit is in 2002 tot 2006 tijdelijk verlaagd van 58 naar 52 jaar. In de procedure tegen Helm 45 HvJ 11 november 1997, C-450/95 http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:61995J0409:NL:HTML 47 HvJ 22 november 2005, zaak C-144/04, Jur.2005, p. I-9981 46 24 heeft Mangold aangevoerd dat de Duitste wetgeving in strijd is met het Europees recht, omdat de wetgeving over tijdelijke arbeidscontracten verboden discriminatie bevat en dat met name strijdt met de clausule 2, 5 en 8 van de richtlijn 1999/70/EG en met artikel 6 van de kaderrichtlijn. Omdat de Duitse rechter twijfelde of de Duitse wetgeving in strijd, is met het gemeenschapsrecht heeft hij de vraag voorgelegd aan het Hof van Justitie middels een prejudiciële vraag. In de eerste plaats heeft het Hof aangegeven dat artikel 1 van de kaderrichtlijn ertoe strekt een algemeen kader te creëren voor bestrijding van discriminatie op een van de in de artikel genoemde gronden, dus ook op leeftijd. Voorts geeft het Hof aan dat door aan de werknemers de mogelijkheid te bieden om onbeperkt arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te sluiten met werknemers van 52 jaar en ouder schept het een rechtstreeks op leeftijd gebaseerde ongelijke behandeling. Maar op grond van artikel 6 lid 1 van de kaderrichtlijn kon dit in beginsel gerechtvaardigd worden omdat de wetgeving doel had om de opneming in het arbeidsproces van werkloze oudere werknemers te bevorderen. Het doel was weliswaar om oudere werknemers in het arbeidsproces te bevorderen, maar het moest ingevolge artikel 6 lid 1 van de kaderrichtlijn ook noodzakelijk en passend zijn. Het Hof heeft hierop aangegeven dat de lidstaten in dit verband een ruime beoordelingsvrijheid hebben bij hun keuze van de maatregelen die ze willen nemen om dun doelstellingen op het gebied van sociaal beleid en werkgelegenheid te verwezenlijken. 48 Een ander probleem voor Mangold was dat voor Duitsland de omzettingstermijn van de richtlijn op 2 december 2006 zou verlopen, terwijl dit geval in 2005 speelde. Dus Duitsland had nog tijd om het recht te zetten. Voorts heeft een richtlijn, zoals eerder aangegeven geen rechtstreekse werking voor de burgers, tenzij het kortom niet op tijd is omgezet in de nationale wetgeving, maar zoals eerder aangegeven had Duitse wetgever nog tijd om het in hun nationale wetgeving op te nemen. Dus eigenlijk kon aangenomen worden dat de Duitse wetgeving mede hierdoor niet in strijd was. Het Hof van Justitie dacht er toch anders over en gaf als eerst aan dat op grond van HvJ 18 december 1997, zaak C-129/96, Jur 1997, p.I-741 (Inter-Environnement-doctrine) de lidstaten zich ook tijdens de termijn voor omzetting van een richtlijn “te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van het door deze richtlijn voorgeschreven resultaten ernstig in gevaar zouden brengen” en ten tweede heeft het Hof aangeven dat het beginsel van gelijke behandeling in arbeid en beroep niet in de kaderrichtlijn zelf is verankerd, want artikel 1 van de kaderrichtlijn heeft tot doel een algemeen kader te creëren voor de bestrijding van de in de artikel 13 genoemde gronden (zoals godsdienst en overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid), terwijl het beginsel dat deze vormen van discriminatie verboden zijn, blijkens de punten 1 en 4 van de 48 Prof.mr. F.M. Noordam, “Sociale zekerheid voor het oog van de meester”, Kluwer-Deventer 2006, blz.. 117121. HvJ 22 november 2005, zaak C-144/04, Jur.2005, p. I-9981 25 considerans van deze richtlijn zijn oorsprong vindt in diverse internationale instrumenten en de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten en het beginsel van nondiscriminatie op grond van leeftijd moet derhalve daarom worden beschouwd als een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht. Kortom het verbod van leeftijdsdiscriminatie moet aldus het Hof beschouwd worden als een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht en die de nationale wetgeving dat hiermee in strijd is buiten beschouwing dient te worden gelaten door de nationale rechter, ook wanneer het implementatietermijn van de richtlijn nog niet is verstreken. 49 Tot slot een zaak waarbij weer eens door het Hof van justitie het beginsel van nondiscriminatie op grond van leeftijd en de rol van de nationale rechter hierin, is bevestigd. 1.2.9. Sevda Kücükdeveci oftewel Swedex50 Mevrouw Kücükdeveci was vanaf haar 18e werkzaam bij het bedrijf genaamd Swedex. Op haar 28ste leeftijd is ze ontslagen met een opzeggingstermijn van één maand. Het Duitse arbeidrecht had een regeling waarbij de door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn trapsgewijs toe naar gelang de duur van de arbeidsverhouding. Echter de tijdvakken van arbeid die werknemer heeft vervuld voor het bereiken van de leeftijd van 25 jaar werden niet meegeteld voor het berekenen van de opzegtermijn. Zoals de regeling berekende de werkgever de opzegtermijn voor drie jaar anciënniteit, terwijl ze al 10 jaar in dienst was. Dus het tijdvak voor haar 25ste werd niet meegeteld. Mevrouw Kücükdeveci is ook tegen haar ontslag opgekomen en beriep zich op discriminatie op grond van leeftijd en stelde dat de opzegtermijn vier maanden had moeten zijn in plaats van één maand. Dus anciënniteit van 10 jaar. Het Hof heeft aangegeven dat de ontslagregeling een verschil in behandeling bevat op grond van leeftijd, want volgens die regeling worden werknemers die voor zij 25 jaar oud werden in dienst traden minder gunstig behandeld dan werknemers die bij de in diensttreding ouder dan 25 jaar waren. Dus een verschil in behandeling op tussen personen met dezelfde anciënniteit naar gelang van de leeftijd van de indiensttreding. Voorts geeft het Hof aan dat: “Hoewel de doelstellingen van die ontslagregeling lijken te vallen onder een beleid op het terrein van werkgelegenheid en arbeidsmarkt, en bijgevolg legitieme doelstellingen zijn, is die regeling niet passend of noodzakelijk voor het bereiken van die doelstellingen”.51 49 HvJ 18 december 1997, zaak C-129/96, Jur. 1997, p.I-741. met name r.o. 74 en 75. 49 Prof.mr. F.M. Noordam, “Sociale zekerheid voor het oog van de meester”, Kluwer-Deventer 2006, blz 117-121 50 HvJ 19 januari 2010, C-555/07 26 Voorts heeft het Hof aangegeven dat de doelstellingen van die ontslagrecht lijken te vallen onder het terrein van werkgelegenheid en arbeidsmarkt, dus legitieme doelstellingen, is het niet passend en noodzakelijk om die doelstellingen te bewerkstelligen. Want de nationale rechter had aangevoerd dat door de regeling de werkgever bij het personeelsbeheer meer flexibiliteit krijgt door de lasten van de werkgever bij ontslag van jonge werknemers te verlagen. Het Hof heeft tevens geoordeeld dat het aan de nationale rechter is dat het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd, zoals verwoord in de kaderrichtlijn, wordt nageleefd en dat de strijdige bepalingen, zoals de Duitse regeling, buiten beschouwing wordt gelaten.52 Alvorens over te gaan tot de andere uitspraken van het HvJ zal eerst bij deze twee belangrijke arresten uitgebreider stil worden gestaan. Zoals duidelijk is geworden is de Swetex zaak een voortzetting op de zaak Mangold. Zoals bij paragraaf 1.1. verwoord is de basisbepaling van het verbod op leeftijdsdiscriminatie artikel 13 van het EG-verdrag.53 Dit is tevens een algemeen beginsel van de EU. Hierbij is tevens de vraag gesteld of het algemeen beginsel van verbod op discriminatie niet enigszins wordt beperkt door de kaderrichtlijn die uitzonderingen op dit verbod toelaat. Antwoord hierop is dat dat niet het geval is om de volgende redenen: In de zaak Mangold is duidelijk gemaakt dat niet op grond van de kaderrichtlijn, maar op grond van discriminatieverbod als algemeen rechtsbeginsel, de Duitse wet in strijd is met het EU recht. Algemeen beginsel van het gemeenschapsrecht heeft zoals algemeen bekend de status van primair recht en de (kader)richtlijn heeft de status van secundair recht. Een geschreven discriminatieverbod moet dan ook worden beschouwd als “een bijzondere uitdrukking (..) van het algemene gelijkheidsbeginsel, dat een der grondbeginselen van het gemeenschapsrecht is. Kortom, de EU-wetgever is bij zijn wetgevende taak (de kaderrichtlijn) gehouden aan de grenzen die het “hogere” recht stelt en de werking van het verbod van leeftijdsdiscriminatie kan dan ook niet door de EU-wetgever buiten beschouwing gelaten worden. 54 Een ander belangrijke reden is dat het Hof in het Swetex arrest heeft geoordeeld dat de Kaderrichtlijn gezien moet worden als een concretisering55 van het algemeen beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd, dat zijn oorsprong vindt in diverse internationale instrumenten, de gemeenschappelijke 51 HvJ 19 januari 2010, C-555/07. http://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/201001/cp100004nl.pdf 52 http://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2010-01/cp100004nl.pdf 53 Verdrag van Amsterdam, artikel 13 EG “onverminderd de andere bepalingen van dit verdrag, kan de Raad, binnen de grenzen van de door dit verdrag aan de gemeenschap verleende bevoegdheid….. handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden” 54 J. Jans, “De doorwerking in de nationale rechtsorde van het verbod van leeftijdsdiscriminatie als algemeen beginsel van gemeenschapsrecht”, blz. 121-122. Zie ook Mangold arrest, punt 75-77 55 Swetex punt 33 27 constitutionele tradities van lidstaten en het Handvest van de Grondrechten van de EU. Kortom het Hof stelt het algemene beginsel van gemeenschapsrecht voorop en de kaderrichtlijn zorgt voor concretisering en geeft hier dus handen en voeten aan. 56 Voorts moet men in dit kader ook niet vergeten dat de formulering van artikel 13 EG verdrag met zorg is gekozen. Ook bevat het artikel geen uitdrukkelijk verbod! Met andere woorden, artikel 13 EG verdrag bevat geen rechtstreeks werkend verbod; het schept alleen de bevoegdheid voor de EU-wetgever om de nodige maatregelen te treffen ter bestrijding van o.a. leeftijdsdiscriminatie. Aan deze verdragsrechtelijke opdracht heeft de Raad o.a. gevolg gegeven door de vaststelling van de kaderrichtlijn tot het instellen van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, zie in dit kader ook artikel 1 van de Kaderrichtlijn. 57 Paragraaf 1.3. Tussenconclusie In de zaak Mangold heeft het Hof van Justitie het bestaan van het beginsel van discriminatie op grond van leeftijd erkend. Tevens is aangegeven dat het moet worden beschouwd als een algemeen beginsel van het gemeenschapsrecht en de kaderrichtlijn concretiseert dit 56 D.F. Berkhout, “Discriminatie, directe werking van rechtsbeginselen en doorwerking van richtlijnen”; HvJ 19 januari 2010, zaak C-555/07 (Sevda Kücükdeveci/Swetex GmbH & Co KG), blz. 76-77 57 J. Jans, “De doorwerking in de nationale rechtsorde van het verbod van leeftijdsdiscriminatie als algemeen beginsel van gemeenschapsrecht”, blz. 116-117 28 beginsel. De kaderrichtlijn verbiedt discriminatie op grond van de leeftijd, maar biedt tevens de nationale wetgever de ruimte om te bepalen dat een verschil in behandeling in bepaalde gevallen wel is toegestaan en dus geen discriminatie vormt. Met name wanneer een verschil in behandeling wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel van het beleid op het terrein van werkgelegenheid, arbeidsmarkt en beroepsopleiding. Wel moeten de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn, zoals ook aangegeven in het Palacios De La Villa en Georgiev zaak. Tot slot dient gemeld te worden dat de Kaderrichtlijn zelf niet aangeeft wat men onder “objectieve rechtvaardiging” moet verstaan, maar sluit aan bij de criteria (legitimiteit, doelmatigheid en proportionaliteit) die zijn ontwikkeld in de rechtspraak van de EG-Hof inzake objectieve rechtvaardiging van indirect onderscheid naar geslacht. Hoofdstuk 2 Discriminatie naar leeftijd bij de arbeid in Nederland 29 In hoofdstuk 1 is discriminatie naar leeftijd bij de arbeid op Europees niveau besproken. Hierin is stilgestaan bij de richtlijn 2000/78/EG en de jurisprudentie die hierop betrekking heeft. Zoals bij de inleiding al is aangegeven zal in dit hoofdstuk de discriminatie naar leeftijd bij de arbeid in Nederland weergegeven worden. Als eerst zal in paragraaf 1 in het algemeen worden ingegaan op de regelingen die voor Nederland gelden en hoe ze eventueel zijn ontstaan. In paragraaf 2 zal specifiek op de wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid worden ingegaan. Hier zal worden behandeld hoe men in Nederland omgaat met o.a. functioneel leeftijdsontslag, werving en selectie, pensioen en anciënniteit. Voorts zal in paragraaf 3 worden ingegaan op de vraag wat voor maatregelen de Nederlandse overheid heeft genomen om arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen en te stimuleren, om de stijgende vergrijzing op te vangen. Tot slot zal in paragraaf 4 (tussen) conclusie worden weergegeven. Paragraaf 2.1. Algemeen In veel wetten en regelingen, cao’s, pensioenregelingen enzovoorts is leeftijd een veel gehanteerde onderscheidgrond. Dit is lange tijd ook als een maatschappelijke noodzaak geaccepteerd, maar naarmate de jaren verstreken, zijn hier veranderingen in gekomen. Stereotype beeldvorming over jongeren en ouderen (bijvoorbeeld dat ouderen vaak ziek zijn of niet flexibel genoegd zijn) , die het beleid, gedrag en houding van in het bijzonder werkgevers en werknemers beïnvloeden moesten worden doorbroken. 58 De juridische basis van de wet gelijke behandeling ligt verankerd in artikel 1 van de Grondwet, dat aangeeft dat: “allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan” Ter uitwerking van het discriminatieverbod in artikel 1 van de Grondwet is de Algemene Wet Gelijke Behandeling (hierna te noemen AWGB) in 1994 in werking getreden. 59 Tijdens de parlementaire behandeling van de AWGB is door diverse kanten verzocht om leeftijd als verbodsgrond aan te nemen, dus in de wet op te nemen, maar dat is niet gebeurd. Naderhand zijn in 1997 en 1999 twee wetsvoorstellen hierover ingediend bij de tweede kamer60, maar zonder voldoende steun zijn ze weer ingetrokken. 58 Mr. E. Cremers-Hartman, “Gelijke behandeling bij de arbeid in zes wetten”, Deventer-Kluwer 2004, blz. 111 Stb. 1994, 230 60 Kamerstukken II 1997/98 , 25677 nr 1-2. en Kamerstukken 1999/00, 26880, nr. 1-2 59 30 Zoals eerder in hoofdstuk 1 aangeven is naar aanleiding van artikel 13 EG in 2000 de richtlijn 2000/78/EG tot stand gekomen die kaders schept voor het bestrijden van discriminatie op grond van leeftijd bij arbeid. Deze richtlijn moest voor december 2003 door de lidstaten worden geïmplementeerd. Wel konden de lidstaten extra tijd krijgen om de bepalingen om te zetten in het nationale recht. In Nederland is om aan deze richtlijn uitvoering te geven in 2003 een voorstel Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd ingediend en op 1 mei 2004 is deze ook in werking getreden. 61 De Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd (hierna te noemen WGBL) verbiedt het maken van direct of indirect onderscheid op grond van leeftijd in die situaties die met arbeid te maken hebben. De wet heeft een half open systeem, wat inhoudt dat er uitzonderingen zijn. Dit komt erop neer dat direct onderscheid verboden is, tenzij er sprake is van een in de wet vastgelegde uitzondering of een andere objectieve rechtvaardiging. Indirect onderscheid is verboden, tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond. 62 Wat opvalt, is dat de WGBL de term onderscheid gebruikt in plaats van discriminatie, zoals op Europees niveau. Dit heeft te maken met het feit dat de regering de voorkeur had voor het begrip onderscheid, omdat het een neutraal begrip is dat voorziet op een rechtens relevant verschil dat iemand maakt, terwijl het begrip discriminatie meer de indruk wekt van bewust onderscheid. 63 Tevens geeft de WGBL evenmin als de Kaderrichtlijn een definitie van het begrip leeftijd. In de literatuur is aangegeven dat voor leeftijd teruggevallen moet worden op normaal spraakgebruik, waarbij het gebruik van het woordenboek geraadpleegd dient te worden. 64 Volgens Van Dale betekent leeftijd het aantal jaren dat iemand tot nu toe heeft geleefd65, dus leeftijd wordt uitgedrukt in jaren. Pararaaf 2.2. Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid In de WGBL worden drie vormen van onderscheid op grond van leeftijd genoemd, namelijk; - direct en indirect onderscheid (artikel 1 lid 1); 61 Mr. E. Cremers-Hartman, “Gelijke behandeling bij de arbeid in zes wetten”, Deventer-Kluwer 2004, blz 19, 21-22 62 Artikel mr. Y. van Gemerden,”Age ain’t nothing bud a number: hoever strekt de reikwijdte van het verbod op onderscheid naar leeftijd?”, Arbeidsrecht 2004, 32. blz. 1. mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 25. zie ook artikel 7 WGBL 63 mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 57 64 mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 55. J. van Dongelen, “Individueel Arbeidsrecht deel II, Paris BV Zutphen, 2006, blz. 151 65 http://www.vandale.nl/vandale/zoekService.do?selectedDictionary=nn&selectedDictionaryName=Nederlands &searchQuery=leeftijd 31 - het geven van opdracht tot het maken van onderscheid (oftewel opdrachtverlening) (artikel 1 lid 2); - intimidatie (artikel 2); De eerste twee vormen van onderscheid zijn verboden, tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond of een uitzondering en intimidatie is altijd verboden. Artikel 1 lid 1 WGBL zegt dat onder onderscheid wordt verstaan: “ onderscheid op grond van leeftijd of op grond van andere hoedanigheid of gedragingen dat onderscheid op grond van leeftijd tot gevolg heeft”. In dit artikel worden zowel direct als indirect onderscheid genoemd, omdat beide vormen van onderscheid onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd kunnen zijn. Dit in tegenstelling tot andere wettelijke regelingen zoals de Algemene Wet Gelijke Behandeling en Wet Gelijke Behandeling Mannen en Vrouwen. Omdat deze regelingen een gesloten systeem hebben voor wat betreft het maken van direct onderscheid, aangezien een dergelijk onderscheid altijd verboden is, tenzij er een wettelijke uitzonderingsgrond is. 66 Het opdracht geven tot het maken van onderscheid wordt genoemd in artikel 1 lid 2 van de WGBL. Met opdracht wordt de overeenkomst van opdracht bedoeld zoals geregeld in artikel 7:400 BW. Tevens moet de term opdracht strikt worden opgevat, dat wil zeggen dat een passief gedogen van een discriminerende situatie er niet onder valt. Intimidatie wordt in artikel 2 van de WGBL omschreven als “gedrag dat met leeftijd verband houdt en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd”. Van intimidatie is sprake als dit soort gedrag een ernstige vorm aanneemt en het gedrag moet dan ook cumulatief aan de in dit artikel genoemde eisen voldoen. Tevens kan intimidatie zowel verbaal als non-verbaal en is niet te rechtvaardigen (zie ook artikel 7 lid 2 WGBL). 67 Nu is besproken wat onder de drie vormen van onderscheid wordt verstaan kan de vraag gesteld worden, wanneer onderscheid dan ook verboden is. Artikel 3 WGBL geeft aan in welke gevallen onderscheid verboden is. Dit zijn o.a.; - bij de aanbieding van een betrekking en het behandelen bij de vervulling van een openstaande betrekking; - de arbeidsbemiddeling; - het aangaan en het beëindigen van een arbeidsverhouding; 66 Mr. E. Cremers-Hartman, “Gelijke behandeling bij de arbeid in zes wetten”, Deventer-Kluwer 2004, blz. 113114 67 mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 67-70. Mr. E. Cremers-Hartman, “Gelijke behandeling bij de arbeid in zes wetten”, Deventer-Kluwer 2004, blz. 114 32 - het aanstellen tot ambtenaar en het beëindigen van het dienstverband van een ambtenaar; - de arbeidsvoorwaarden; - het laten volgen van onderwijs, scholing en vorming tijdens of voorafgaand aan een arbeidsverhouding; - de bevordering en - de arbeidsomstandigheden68 Tevens geven het artikel 4 (vrije beroep), 5 (beroepsonderwijs) en 6 (lidmaatschap organisaties) van de WGBL aan in welke gevallen onderscheid nog meer verboden is. Zoals hierboven aan bod is gekomen is onderscheid op grond van leeftijd verboden. Het verbod geldt voor zowel direct als indirect onderscheid, het geven van opdracht tot onderscheid en bij intimidatie. Tevens is vermeld dat de WGBL een half open systeem heeft, wat inhoudt dat het verboden is om direct en indirect onderscheid te maken op grond van leeftijd, maar dat een uitzondering op dit verbod wel gerechtvaardigd kan worden. Dit is ook op Europees niveau aan de orde gekomen, want de kaderrichtlijn staat de lidstaten toe om zelf te bepalen in welke gevallen verschillen in behandeling op grond van leeftijd geen discriminatie vormt in het kader van beleid op het terrein van werkgelegenheid, arbeidsmarkt of beroepservaring. 69 Aldus artikel 6 van de kaderrichtlijn. Artikel 6 van de Kaderrichtlijn is geïmplementeerd in artikel 7 van de WGBL en geeft aan dat zowel direct en indirect onderscheid objectief gerechtvaardigd kan worden. Dit artikel kent twee specifieke en één algemeen objectieve rechtvaardigingsgrond. De specifieke rechtvaardigingsgronden zijn verwoord in artikel 7 lid 1 sub a en b van de WGBL en de algemeen objectieve rechtvaardigingsgrond wordt verwoord in in sub c van het genoemde artikel. De specifieke rechtvaardigingsgronden zijn al objectief gerechtvaardigd en hoeven dus ook niet getoetst te worden aan de eisen van legimiteit, doelmatigheid en proportionaliteit. 70 Artikel 7 lid 1 sub a geeft aan dat het verbod van onderscheid niet geldt indien het onderscheid: “gebaseerd is op werkgelegenheids- of arbeidsmarktbeleid ter bevordering van 68 Artikel 3 sub a t/m h WGBL mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 71 70 Mr. E. Cremers-Hartman, “Gelijke behandeling bij de arbeid in zes wetten”, Deventer-Kluwer 2004, blz. 117. Artikel mev.mr. Y van Gemerden “Age ain’t nothing but a number: hoever strekt de reikwijdte van het verbod op onderscheid naar leeftijd?, arbeidsrecht 2004, nr. 32 69 33 arbeidsparticipatie van bepaalde leeftijdscategorieën, voor zover dit beleid is vastgesteld bij of krachtens wet”. Dus het verbod geldt niet voor regelingen die bij of krachtens de wet zijn vastgesteld en die het doel hebben om bepaalde leeftijdscategorieën in de deelname in het arbeidsproces te bevorderen. Artikel 7 lid 1 sub b heeft betrekking op: “het beëindigen van een arbeidsverhouding of van het dienstverband van een ambtenaar in verband met het bereiken van de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat, of van een bij of krachtens wet vastgestelde of tussen partijen overeengekomen hogere leeftijd”. Uit de toelichting kan afgeleid worden dat voor de grens van 65 jaar nog steeds een groot maatschappelijke draagvlak bestaat, terwijl een dergelijk ontslag bewerkstelligt dat zonder aanzien des persoons een objectief criterium kan worden gehanteerd. Tevens is een hogere leeftijd boven de 65 jaar objectief gerechtvaardigd (zie Pensioen). 71 De algemene rechtvaardigingsgrond opgenomen in artikel 7 lid 1 sub c van de WGBL geeft aan dat “anderszins objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passen en noodzakelijk zijn”. In dit artikel genoemde criteria zijn voortgekomen uit de jurisprudentie van het Hof van justitie en zoals eerder aangegeven verwoord in artikel 6 van de Kaderrichtlijn. Ingevolge artikel 9 van de WGBL moet bij openlijke aanbieding van een betrekking onderscheid op grond van leeftijd uitdrukkelijk worden vermeld. Dit kan worden gezien als een uitwerking van de norm dat er geen onderscheid mag worden gemaakt bij werving van personeel. Ook heeft deze uitwerking tot gevolg dat werkgevers en uitzendbureaus gedwongen worden om na te denken over het hanteren van leeftijdsgrenzen en te zorgen voor transparantie richting de sollicitant. 72 Hierop wordt later nader ingegaan. Slachtoffers van ongelijke behandeling op grond van leeftijd hebben verschillende mogelijkheden om hiertegen te protesteren. Artikel 10 WGBL geeft bescherming tegen represailles. Dit artikel verbiedt om personen te benadelen wegens het feit dat zij in of buiten rechte een beroep hebben gedaan op de WGBL of ter zake bijstand hebben verleend. Hierbij kan gedacht worden aan het weigeren om een arbeidsovereenkomst aan te gaan of van promotie. Een andere vorm van bescherming wordt geboden door artikel 11 WGBL. Als gevolg van dit artikel is het beëindigen van de arbeidsverhouding vernietigbaar als deze in 71 Kamerstukken II 2001/02, 28170, nr 7 blz. 2-4. mev.mr. Y van Gemerden “Age ain’t nothing but a number: hoever strekt de reikwijdte van het verbod op onderscheid naar leeftijd?, arbeidsrecht 2004, nr. 32 72 A. Hendriks. “legislation to combat Age discrimination in the labour market”, Zias 2006, blz. 151 34 strijd, is met artikel 3 WGBL. Tot slot geeft artikel 13 WGBL aan dat bedingen die in strijd zijn met deze wet nietig zijn. Om te toetsen of bovengenoemde beschermingen ook wordt nageleefd is aan de Commissie Gelijke Behandeling op grond van artikel 14 WGBL de bevoegdheid gegeven om te onderzoeken of er een onderscheid is of wordt gemaakt. De Commissie Gelijke Behandeling geeft een deskundig oordeel over de voorgelegde geschillen. Wel dient opgemerkt te worden dat hun oordeel juridisch niet bindend is. Daarnaast staat de weg van de rechter ook open. Degene die het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling weigert na te leven of niet de weg van de Commissie Gelijke Behandeling wil bewandelen kan zich ook direct tot de rechter wenden. De rechter toetst niet alleen aan de gelijkebehandelingswetgeving, maar ook aan alle van toepassing zijnde wetten. De rechter is ook niet gebonden om het oordeel van de commissie over te nemen, maar dient wel ingevolge artikel 121 GW aan te geven waarom hij het oordeel niet overneemt. 73 Hierboven zijn de gevallen genoemd wanneer onderscheid naar leeftijd verboden is en wanneer niet. Ook is aangegeven welke vormen van beschermingen er zijn, maar de vraag die naar aanleiding hiervan gesteld kan worden is “wanneer is er dan ook sprake van verboden onderscheid op grond van leeftijd en wanneer niet?”. Wat is de norm die hierbij geld? Hierna zullen enkele praktijkvoorbeelden gegeven worden om tot een antwoord op bovenstaande vraag te komen. 2.2.1. Leeftijdscriteria bij Pensioen Artikel 7:667 lid 1 BW bepaalt dat een arbeidsovereenkomst alleen van rechtswege kan eindigen wanneer de afgesproken tijd is verstreken, wanneer dit bij wet is bepaald of door het gebruik is aangegeven. Pensioenontslag bij 65 jarige leeftijd is ingevolge WGBL toegestaan (artikel 7 lid 1 sub b). De wetgever heeft pensioenontslag bij de AOW leeftijd objectief gerechtvaardigd geacht, omdat door deze vaste leeftijd zonder aanzien des persoon een objectief criterium wordt gehanteerd en dus niet per persoon hoeft te worden vastgesteld of de werknemer nog wel voldoet. Tevens geeft het kabinet aan dat voor de leeftijd van 65 jaar een groot maatschappelijke draagvlak bestaat. Pensioengerechtigden kunnen aanspraak maken op een inkomensvervangende uitkering en dit draagt er ook toe bij dat het hanteren van deze leeftijdgrens objectief gerechtvaardigd is. Ook laat sub b van 73 mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 102. Kamerstukken II 2003/04, 28770, nr 5, blz. 17 35 artikel 7 lid 1 WGBL toe dat men een hogere leeftijd mag overeenkomen. 74 In een aantal arresten van de HR is dit ook zo verwoord. Een van de arresten betreft de zaak Godfried75. Hierin heeft de HR bepaald dat voor een proefontslag wegens leeftijd boven de 65 jaar een redelijke en objectieve rechtvaardiging viel aan te wijzen. Dit heeft de HR gebaseerd op de gedachte, dat een dienstbetrekking in het algemeen van rechtswege eindigt bij het bereiken van de 65- jarige leeftijd in overeenstemming is met de rechtsopvatting van brede lagen van de bevolking. Dit heeft de HR ook bevestigd in het Op ’t Land arrest van 1 november 2002 (NJ 2002, 622). De Hoge Raad der Nederlanden heeft hier geoordeeld dat er geen sprake was van leeftijdsdiscriminatie. In deze zaak was in de arbeidsovereenkomst niets bepaald over het einde van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De werkgever had ontslagvergunning aangevraagd en gekregen op grond van het feit dat de werknemer 65 jaar oud was geworden. De betreffende werknemer was het hier niet mee eens en sprak de werkgever aan wegens kennelijk onredelijk ontslag. De Hoge Raad was van oordeel dat van een kennelijk onredelijk ontslag geen sprake was, evenmin was er sprake van leeftijdsdiscriminatie. Een ander belangrijk arrest op het gebied van ontslag wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, is het arrest KLM van 8 oktober 2004, NJ 2005, 117. Hierin heeft de HR aangegeven dat tot een van rechtswege beëindigen van een arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van de in de CAO vastgelegde pensioengerechtigde leeftijd van piloten (56 jaar) geen leeftijdsdiscriminatie oplevert, omdat er sprake was van gezondheids- en veiligheidsredenen. Dit is volgens de HR een objectieve rechtvaardigingsgrond voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst conform het pensioenbeding in de CAO. 76 Deze opvatting, namelijk dat een arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt bij het bereiken van 65 jarige leeftijd, is inmiddels gewijzigd door de uitspraak van de rechter. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak van 23 april 2009 (RAR 2009, 94) bepaald, dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet van rechtswege eindigt op grond van het enkele feit dat de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. In deze zaak hadden beide partijen niets bepaald over het einde van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De werknemer vorderde een verklaring van recht dat de arbeidsovereenkomst door het bereiken van de 65 jarige leeftijd niet van rechtswege is geëindigd, dus gewoon is voortgezet, hetgeen moest leiden tot doorbetaling van salaris. De kantonrechter wees de vordering toe en gaf aan dat er bijkomende feiten en omstandigheden nodig zijn waaruit moet blijken dat bij beide partijen de bedoeling is gericht op het eindigen van de 74 Mr. E.M.F. Schols-van Oppen en mr. H.W.L.A. de Lange, “Verboden onderscheid in pensioenregelingen”, Sdu Uitgevers, 2003, blz. 95-96 75 HR 13 januari 1995, NJ 95, 430 76 http://www.jpr.nl/Actueel/Nieuws-op-rechtsgebied/Arbeidsrecht/pdf/arbeidsovereenkomstpensioengerechtigde-leeftijd.pdf 36 arbeidsovereenkomst op grond van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Van dergelijke feiten en omstandigheden was hier geen sprake. 77 De werknemer die met pensioen gaat hoeft niet te stoppen met werken. Ook de wet gaat er niet vanuit dat het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een einde aan de bestaande arbeidsovereenkomst zal brengen. Voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst vanwege het bereiken van de pensioenleeftijd is steeds een objectieve rechtvaardiging nodig. Het is niet de bedoeling dat men er van uit moet gaan dat bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar, de arbeidsovereenkomst automatisch van rechtswege zal beëindigen. 2.2.2. Leeftijdscriteria bij Anciënniteit Met anciënniteit wordt gedoeld op het aantal dienstjaren bij een bepaalde werkgever of in een bepaalde functie. Anciënniteit is een vaak voorkomende vorm van indirect onderscheid aangezien vaak oudere werknemers de meeste dienstjaren hebben opgebouwd. Tevens zijn de salarissystemen op anciënniteit gebaseerd. Doel van deze regeling is de beloning van relevante ervaring, trouw aan de werkgever en bevordering van de motivatie van werknemers. Het doel op zich kan legitiem zijn, alleen de vraag is dan of het wel passend en noodzakelijk is. Dat werknemers beloond worden op relevante ervaring is toegestaan, alleen er moet gelet worden of de manier waarop relevante ervaring op basis van anciënniteit wordt vastgesteld, gebeurd op grond van de concrete omstandigheden per geval. Opgebouwd aantal dienstjaren moet namelijk, gelet op de concrete aard van het werk, leiden tot een grotere vaardigheid of deskundigheid van de werknemer. De rechtvaardiging zou zijn gelegen in de continuïteit van het bedrijf. In dit kader zal de werknemer het personeelsverloop kunnen beperken door het voor de werknemer naar mate deze langer in dienst is financieel aantrekkelijk te maken voor hem of haar om te blijven werken. Wel dient de financiële beloning in verband met proportionaliteit in verhouding staan tot het doel. 78 2.2.3. Leeftijdcriteria bij (Functioneel) leeftijdsontslag Ingevolge kamerstukken79 geldt leeftijdsontslag voor bepaalde functies zoals beroepsvliegers en dit houdt in dat bij het bereiken van een bepaalde leeftijd ontslag wordt verleend onder toekenning van een inkomensvervangende uitkering. 77 http://www.jpr.nl/Actueel/Nieuws-op-rechtsgebied/Arbeidsrecht/pdf/arbeidsovereenkomstpensioengerechtigde-leeftijd.pdf 78 J. van Dongelen, “Individueel Arbeidsrecht deel II, Paris BV Zutphen, 2006, blz. 159-160. Mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 77 79 Kamerstukken II, 2001/2002, 28170, nr 3 37 Functioneel leeftijdsontslag heeft als doel bescherming te bieden aan de werknemer of aan derden voor wat betreft hun gezondheid en veiligheid bij het uitoefenen van specifieke functies. Het doel is legitiem in die zin dat als er sprake is van een vermindering van het functioneren bij het ouder worden en als dit is vastgesteld gelet op de zwaarte en het karakter van die functie. De vraag is alleen of leeftijdsontslag ook een passend/noodzakelijk middel is omdat dat doel te bereiken. In 1993 is in de zaak Van Maarsseveen80 de vraag gesteld of een gedwongen ontslag wegens het bereiken van de 65 jarige leeftijd leeftijdsdiscriminatie oplevert. In dit verband is het Codfried81 arrest een belangrijke uitspraak geweest op het gebied van leeftijdsdiscriminatie, want in deze zaak ging het om een 65 jarige werkneemster die tijdens haar proeftijd ontslag kreeg. In beide uitspraken is aangegeven dat er geen sprake is van discriminatie. De Hoge Raad en de Centrale Raad van Beroep hebben beide onderstaande argumenten gegeven voor het handhaven van een ontslag op normale pensioengerechtigde leeftijd: - een objectief criterium zoals leeftijd is te verkiezen boven een stelsel waar van geval tot geval moet worden bekeken of de werknemer nog in staat is zijn werk goed te doen; - arbeidsplaatsen voor jongere werknemers zullen vlotter vrijkomen bij ontslag vanwege van gepensioneerde werknemers, dan wanneer het ontslag afhangt van de bereidheid van oudere werknemers om weg te gaan; - aan de bezwaren van een ontslag van rechtswege het bereiken van pensioengerechtigde leeftijd wordt voor een deel tegemoet gekomen door het feit dat werknemers recht hebben op pensioen.82 Bovenstaande is tevens herhaald in het arrest Op ’t Land/ISS (zie Leeftijdscriteria bij Pensioen).83 Een ander belangrijke uitspraak over leeftijdsdiscriminatie was het Uilenberg84 arrest. Weliswaar had dit arrest geen betrekking op pensiongerechtigde leeftijd zoals voorgaande arresten, maar had betrekking op leeftijdsgrens van 47 respectievelijk 49 jaar voor het beëindigen van de functie als scheidsrechter. De KNVB hanteerde de leeftijdsgrens wegens medische ongeschiktheid van scheidsrechters vanaf 47 jaar. Het Hof van Amsterdam heeft 80 CRvB 4 november 1993, TAR 1994,6 HR 13 januari 1995, JAR 1995,35 82 Artikel mev.mr. Y van Gemerden “Age ain’t nothing but a number: hoever strekt de reikwijdte van het verbod op onderscheid naar leeftijd?, arbeidsrecht 2004, nr 32. Artikel K. van Kranenburg-Hanspians, “leeftijdsdiscriminatie en ontslag”, arbeidsrecht 2005, nr 61. Artikel S.J. de Jong, “werken na 65 jaar: de houdbaarheidsdatum voorbij”, arbeidsrecht 2006, nr 1 blz. 8 83 HR 1 november 2002, JAR 2002/279 84 Hof Amsterdam 13 januari 2000, JAR 2000, 42. Kamerstukken II, 2001/2002. 28170, nr. 3 81 38 hierin geoordeeld dat; ”er niet zonder meer van mag worden uitgegaan dat het enkele feit dat een zekere leeftijd bereikt wordt, per definitie medische ongeschiktheid meebrengt”. Hiermee heeft het Hof aangegeven dat het niet objectief gerechtvaardigd is, omdat naast het hanteren van de leeftijdsgrens andere middelen zoals medische keuring bestonden, welke nog passender waren om te beoordelen of scheidsrechters wel of niet geschikt waren voor het beoefenen van hun functie. Niet alleen de KNVB, maar ook luchtvaartmaatschappijen hebben een leeftijdsgrens gehanteerd. KLM en Martinair hadden ook een leeftijdsgrens voor verkeersvliegers. De leeftijdsgrens voor verkeersvliegers was 56 jaar, welke tevens ook in de cao was opgenomen. Beide maatschappijen hebben aangevoerd dat de grens die ze gesteld hebben objectief gerechtvaardigd in verband met de doorstroom van personeel en omdat het onderscheid gebaseerd is op collectieve afspraken. Beide partijen hebben dan ook van de Rechtbank Amsterdam en Rechtbank Haarlem gelijk gekregen. 85 Zoals boven vermeld kan sprake zijn van objectieve rechtvaardigheid indien een bepaalde leeftijdsgrens bij de uitvoering van een functie noodzakelijk is vanuit het oogpunt van gezondheid en veiligheid. Tevens kan er sprake zijn van het stellen van leeftijdgrenzen indien op grond van de zwaarte van de functie gesteld kan worden dat de werknemer bij de loop van de jaren minden goed kan functioneren. Ook zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen kunnen objectief gerechtvaardigd worden.86 Kortom om te spreken van objectieve rechtvaardigheid moeten de onderstaande vragen bevestigend beantwoord worden; - is er sprake van een legitiem doel, dus beantwoordt het doel aan een werkelijke behoefte van de onderneming of aan een noodzakelijke doelstelling van sociaal beleid van de overheid? - Is er sprake van een passend middel? Dus is het middel geschikt om het doel te bereiken en is voldaan aan het doelmatigheidsvereiste? - Is het middel noodzakelijk om het doel te bereiken? Kan het doel niet bereikt worden met een ander middel, waarbij geen sprake is van onderscheid? Is aan het proportionaliteitsvereiste voldaan?87 Indien bovenstaande vragen niet bevestigend worden beantwoord dan is geen sprake van objectieve rechtvaardigheid en dus is er sprake van verboden onderscheid. 85 Rechtbank Haarlem 19 november 2002, JAR 2002/290 en Rechtbank Amsterdam 8 januari 2003. Artikel S. Bollen, “doelmatig discrimineren”, Gids voor Personeelsmanagement, vol 86, nr. 7/8, 2007 86 Kamerstukken II 2001/2002, 28 170, nr. 3 en nr. 7 87 Kamerstukken II 2001/2002, 28 170, nr. 5 39 2.2.4. Leeftijdcriteria bij Werving en Selectie Als de werkgevers in een openlijke aanbieding van een betrekking, bijvoorbeeld door middel van een dagblad of een bepaalde website, een leeftijdsgrens hanteren moeten ze ingevolge artikel 9 WGBL de reden voor het stellen van deze leeftijdsgrens aangeven. In dit verband is artikel 3 lid 1 sub a WGBL ook van belang, want dit artikel geeft aan dat er geen onderscheid mag worden gemaakt bij werving van personeel. Er mag zoals eerder aangekaart alleen onderscheid gemaakt worden als het genoemd is in de uitzonderingen van artikel 7 lid 1 WGBL. Dus er moet een objectieve rechtvaardiging zijn voor het stellen van een leeftijdsgrens en deze dient dan ook in de openlijke aanbiedingen van betrekkingen aangegeven te worden. Hiermee wilde de regering de openlijke aanbieder dwingen om na te denken over de geoorloofdheid van het onderscheid waardoor hiervan een preventief effect kan uitgaan, aldus de kamerstukken II 2001/2002, 28170, nr 3 (blz. 39). Mocht de aanbieder in zijn aanbieding geen reden noemen van het eisen van een leeftijdsgrens dan is er sprake van strijd met artikel 9 WGBL. Ook als het wel is genoemd, maar niet objectief rechtvaardig is, is het een verboden onderscheid. 88 De commissie gelijke behandeling heeft belangrijke oordelen gegeven over onderscheid op grond van leeftijd bij aanbieding van dienstbetrekkingen. In zijn oordeel van CBR 2005/107 heeft de Commissie aangegeven dat er sprake is van onderscheid op grond van leeftijd “indien de bewoordingen in een personeelsadvertentie, al dan niet in combinatie met het gebruikte beeldmateriaal en/of taalgebruik, kunnen wijzen op een voorkeur voor een bepaalde leeftijdscategorie”. 89 Een ander oordeel was 2007/106. 90 In deze zaak ging het om een hotelketen die in dagbladen advertenties heeft gezet waarin werd aangegeven dat ze op zoek zijn naar personeel tussen de 21 en 28 jaar. De reden voor de leeftijdgrens was daarbij niet aangegeven, zoals gesteld in artikel 9 WGBL. De commissie gelijke behandeling heeft geoordeeld dat de hotelketen onderscheid heeft gemaakt op grond van leeftijd bij de aanbieding van een betrekking door geen motivatie te geven. Een ander oordeel91 betrof het afwijzen van een sollicitant, die naar de functie van huisartsenchauffeur had gesolliciteerd, omdat hij nog geen 24 jaar was en geen 5 jaar rijervaring had. Het vervoersbedrijf had deze eisen gesteld om de veiligheid van patiënten, huisartsen en medewerkers te waarborgen. De Commissie heeft in deze zaak geoordeeld dat het een legitiem doel is (waarborgen van de veiligheid van de patiënten, huisartsen en medewerkers), maar dat dat het niet noodzakelijk 88 mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 91-92 89 Artikel Mr. Drs. M. Heemskerk, “Hoe demonteer ik de tijdbom van leeftijdsdiscriminatie?”, NJB, afl. 2006/08 90 http://cgb.nl/node/13209/volledig 91 Oordeel 2007-161. http://cgb.nl/node/13267/volledig 40 is naast de eis van 5 jaar rijervaring ook minimumleeftijd van 24 jaar te stellen en daarom heeft het vervoersbedrijf ook verboden leeftijdsonderscheid gemaakt. Bovenstaande voorbeelden zijn gevallen van leeftijdscriteria die de persoon van de sollicitant betreffen. Zoals eerder aangegeven heeft de Commissie gelijke behandeling vele oordelen hieromtrent gegeven naar aanleiding van vele klachten die afgelopen jaren binnen waren gekomen. Vanwege de grote toename van de aantak klachten heeft de commissie in 2005/2006 op verzoek van het Expertisecentrum Leeftijd en het Meldpunt Discriminatie Amsterdam geadviseerd over “leeftijdsonderscheid in advertenties”. Op basis hiervan is een interactieve checklist opgesteld waarin de werkgevers en werving en selectiebureaus’s verboden leeftijdsonderscheid in openlijke aanbiedingen kunnen voorkomen. Deze is ontwikkeld zodat het voor de aanbieders duidelijk is wat ze wel en wat ze niet in hun openlijke aanbieding mogen melden. 92 Kort samengevat kan gezegd worden dat “kale” (dus niet gemotiveerde) leeftijdgrenzen in openlijke aanbiedingen niet zijn toegestaan zonder een reden. 93 Paragraaf 2.3 Maatregelen van de overheid om de positie van ouderen op de arbeidsmarkt te verbeteren en te bevorderen. De Nederlandse overheid beziet de trend van langer doorwerken in het licht van ingrijpende ontwikkelingen zoals o.a. vergrijzing, individualisering en technologie. Deze ontwikkelingen stellen de Nederlandse arbeidsmarkt en verzorgingsstaat als geheel voor een uitdaging. De beroepsbevolking wordt steeds kleiner, terwijl het beroep op regelingen en voorzieningen binnen de samenleving sterk toeneemt. Naar verwachting zullen globalisering en technologische ontwikkelingen de economische dynamiek vergroten en dit zorgt niet alleen voor meer dreigingen, maar ook voor meer kansen. Het grijpen van die kansen is in de optiek van de Nederlandse regering een opdracht voor de gehele samenleving. Alle betrokken partijen, de overheid, vakbonden, werkgeversorganisaties en individuele werkgevers en werknemers, zullen ieder hun eigen steentje daaraan moeten bijdragen. 94 Naar aanleiding hiervan heeft de Nederlandse overheid de afgelopen jaren aantal maatregelen genomen, zowel voor de werkgever als voor de werknemer, om de positie van de ouderen op de arbeidsmarkt te verbeteren en hen verder te stimuleren om langer door te werken. Op deze manier kunnen de talenten, kennis en vaardigheden van werkenden zo lang mogelijk benut worden. 92 Artikel S. Bollen en I. Joosten, P&O april 2007, nummer 4: “Leeftijdsdiscriminatie in arbeidsbetrekkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief”.blz. 21. Artikel S. Bollen, “doelmatig discrimineren”, Gids voor Personeelsmanagement, vol 86, nr. 7/8, 2007 93 Artikel Mr. Drs. M. Heemskerk, “Hoe demonteer ik de tijdbom van leeftijdsdiscriminatie?” NJB, afl. 2006/08 94 Kamerstukken II, 2009/2010, 32 163, nr. 13 41 De maatregelen die de overheid heeft genomen zijn o.a.; 1) financiële voordelen voor werkgevers; 2) financieel voordeel voor werknemers. Ad 1) financiële voordelen voor de werkgever Een van de financiële voordelen voor de werkgever is de premiekorting. De werkgever zal drie jaar lang een premiekorting van € 6.500, - krijgen bij het in dienst nemen van een uitkeringgerechtigde van 50 jaar of ouder. Bij het in dienst houden van werknemers van 62 jaar of ouder zal de werkgever een premiekorting van € 2.750, - per jaar krijgen. Tevens geldt voor de werkgevers een compensatieregeling ingeval van langdurige ziekte bij oudere werknemers. Dit houdt in dat de werkgever die een oudere werkloze in dienst neemt een compensatie krijgt van de loonkosten als deze werknemer binnen vijf jaar lager dan 13 weken ziek is. De uitkeringsinstantie UWV compenseert de werkgever dan in dat geval voor doorbetaling van loon.95 Ad 2 financiële voordelen voor de werkgever Niet alleen de werkgevers, maar ook de werknemers worden door de overheid gestimuleerd om door te blijven werken. Zo krijgen de werknemers die na hun 62e jaar blijven doorwerken een belastingvoordeel van € 4.679,- . 96 De overheid heeft tevens aangekondigd dat werkgevers en werknemers verplicht maatregelen moeten nemen waardoor langer en gezonder doorwerken mogelijk wordt. Dit wordt ook wel de “duurzame inzetbaarheid”97 genoemd. Hiermee wil de overheid dat de sociale partners samen beleid ontwikkelen dat ervoor zorgt dat werknemers langer gezond kunnen door blijven werken. Het is de bedoeling dat deze te nemen verplichtingen in de Arbo-wet worden opgenomen. 98 95 De regeling geldt voor werknemers die op 1-7-2009 55 jaar of ouder waren en die een jaar werkloos waren voordat ze werden aangenomen en geldt tot 1-7-2019. Kamerstukken II, 2009/2010, 32 163, nr. 13 96 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-ouderdomswet-aow/langer-doorwerken/maatregelenarbeidsparticipatie-ouderen 97 Werkgevers en werknemers hebben tot 2020 de tijd om een “duurzaam inzetbaarheidbeleid” in te voeren. Wat er precies in het duurzame inzetbaarheidbeleid moet komen te staan, legt de overheid vast in een agendabepaling in het Arbobeleid, zodat de arbeidsinspectie kan controleren of de sociale partners hun verplichtingen nakomen. Zie www.rijksoverheid.nl 98 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-ouderdomswet-aow/langer-doorwerken/duurzameinzetbaarheid 42 Voorts dienen van de maatregelen, die de overheid heeft genomen om ouderen langer te laten door blijven werken, VUT en prepensioenregelingen99 genoemd te worden. De overheid heeft VUT (vervroegde uittreding) en prepensioen fiscaal onaantrekkelijk gemaakt. De werknemerspremies zijn vanaf 1 januari 2011 niet langer aftrekbaar en de werkgeversbijdragen zijn met 52% belast in plaats van 26%. Tot 1 januari 2006 was het fiscaal heel aantrekkelijk om eerder te stoppen met werken via prepensioen en VUT regelingen. Wel dient opgemerkt te worden dat dit niet geldt voor werknemers die voor 1 januari 2006 met VUT of prepensioen zijn gegaan. Tevens geldt dit ook niet voor werknemers die voor 1 januari 2006 55 jaar of ouder waren. 100 Tot slot wil het Kabinet dat de arbeidsparticipatie van ouderen niet onnodig wordt gehinderd door negatieve beeldvorming bij werkgevers en leeftijdsdiscriminatie. Uit onderzoek blijkt namelijk dat werkgevers betrouwbaarheid, betrokkenheid, nauwkeurigheid, sociale vaardigheden en klantgerichtheid als duidelijke positieve kenmerk van ouderen beschouwen. Het kabinet onderneemt diverse acties om bestaande negatieve beelden over ouderen bij te stellen en leeftijdsdiscriminatie tegen te gaan. In dit verband heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid begin 2009 de campagne “Ik kan” gestart. De genoemde campagne richt zich op werkgevers en werknemers en heeft tot doel werken na 65 jaar acceptabel te maken. Voorts heeft het Expertisecentrum Leeftijd veel projecten uitgevaardigd. Een van de projecten is “vacatures voor alle leeftijden”. Het doel hiervan is werkgevers en arbeidsbemiddelaars te wijzen op WGBL en duidelijkheid te creëren over wat wel en wat niet mag worden opgenomen in een personeelsadvertentie. 101 Paragraaf 2.4. Tussenconclusie De Nederlandse regering heeft om uitvoering te geven aan de Kaderrichtlijn de wet gelijke behandeling op grond van leeftijd vastgesteld en aangenomen. Artikel 1 van de wet gelijke behandeling op grond van leeftijd geeft aan wat onder onderscheid moet worden verstaan. Genoemd artikel omvat zowel direct als indirect onderscheid op grond van leeftijd, dus er wordt geen onderscheid gemaakt tussen direct en indirect onderscheid omdat beide vormen 99 Prepensioen is een vorm van vervroegd pensioen en een vervanger van de VUT (vervroegde uittreding). De regels hiervoor worden vastgesteld in onderhandelingen tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties. 100 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen/pensioenstelsel/vut-en-prepensioen 101 Kamerstukken II, 2009/2010, 32 163, nr. 13 43 onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd kunnen worden. Artikel 3 van de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd geeft aan wanneer het maken van onderscheid verboden is. Alhoewel het verboden is heeft de Nederlandse wetgever een aantal uitzonderingen hierop gemaakt. Het verbod geldt niet indien er sprake is van een objectieve rechtvaardiging voor het maken van onderscheid. Artikel 7 van de genoemde wet geeft juist aan wanneer verboden onderscheid wel is toegestaan, namelijk als onderscheid gebaseerd is op “werkgelegenheids- of arbeidsmarktbeleid ter bevordering van arbeidsparticipatie van bepaalde leeftijdscategorieën, voor zover dit beleid is vastgesteld bij of krachtens wet”.102 Tevens geldt het verbod niet als onderscheid betrekking heeft op het beëindigen van een arbeidsverhouding of het dienstverband van een ambtenaar in verband met het bereiken van de leeftijd waarop volgens de AOW recht op een ouderdomsuitkering ontstaat of van een bij krachtens de wet vastgestelde of tussen partijen overeengekomen leeftijd (artikel 7 lid 1 sub b GWBL) Als het gemaakte onderscheid niet valt onder bovengenoemde uitzonderingen, dan kan het onderscheid toch toegestaan worden indien het onderscheid objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en als de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. 103 Hoofdstuk 3 Discriminatie naar leeftijd bij de arbeid in België Net als in Nederland en in de EU is discriminatie naar leeftijd bij de arbeid ook in België een belangrijk onderwerp. Ook hier zijn verschillende wetten vastgelegd ter bevordering en 102 103 Artikel 7 lid 1 sub a WGBL Artikel 7 lid 1 sub c WGBL 44 bescherming van het beginsel van gelijke behandeling en ook uiteraard voor gelijke behandeling op grond van leeftijd. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op discriminatie naar leeftijd bij de arbeid in België. Alvorens hier dieper op in te gaan zal eerst in paragraaf 3.1. algemeen worden ingegaan op de regelingen die voor België gelden en hoe ze zijn ontstaan. In paragraaf 3.2. zal specifiek worden ingegaan op de Antidiscriminatiewet. Hier zal worden weergegeven hoe België omgaat met o.a. functioneel ontslag, werving en selectie, pensioen en anciënniteit. Voorts zal in paragraaf 3.3 worden ingegaan op de vraag wat voor maatregelen de Belgische overheid heeft genomen om arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen en te stimuleren, om de stijgende vergrijzing op te vangen. Tot slot zal in paragraaf 3.4. een (tussen) conclusie worden weergegeven. Paragraaf 3.1. Algemeen Zoals ook in voorgaande hoofdstukken verwoord is discriminatie bij wet verboden. Beginsel van Gelijkheid en Non-discriminatie is vervat in verschillende internationale regelingen, Eu regelgeving alsmede ook vervat in de Belgische grondwet. Naast deze wettelijke regelingen bestaat in België ook specifieke wetgeving die discriminatie, waaronder dus ook op basis van leeftijd, verbiedt. In België zijn op federaal niveau 2 belangrijke wetten ter bestrijding van ongeoorloofde ongelijkheden die onder en door burgers worden gecreëerd, namelijk; de Antiracismewet104 en de Antidiscriminatiewet. Omdat dit onderzoek betrekking heeft op discriminatie naar leeftijd zal alleen worden ingegaan op de Antidiscriminatiewet.105 Zoals in hoofdstuk 1, paragraaf 1.1. is aangegeven heeft de Europese Gemeenschap sinds de invoering van artikel 13 EG-verdrag bevoegdheid gekregen om maatregelen te treffen betreffende discriminatiebestrijding op grond van o.a. leeftijd. Naar aanleiding hiervan is ook de kaderrichtlijn106 uitgevaardigd voor het instellen van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep. Zoals andere EU landen moest ook België ook ervoor zorgen dat deze richtlijn correct werden omgezet in nationale wetgeving. De verwezenlijking van de omzetting hiervan werd door de van de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en wijziging van de wet van 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijke kansen en voor racismebestrijding. 107 104 De Antidiscriminatiewet dateert uit 1981 en geeft uitvoering van de verplichtingen die België heeft op basis van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. De wet heeft als doel om discriminatie te verbieden op grond van zogenaamd ras, huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming 105 C.Timmerman, l. Lodewyckx, D. Vanheule, J.Wets, ‘Wanneer wordt vreemd, vreemd?; de vreemde in beeldvorming, registratie en beleid’, 2004, Centraal Boekhuis BV, Culemborg, blz. 77 106 Richtlijn 2000/78/EG 107 Artikel I. Aendenboom, ‘De Europese Anti-discriminatierichtlijn en haar omzetting in de Belgische Wetgeving. De beschermende criteria vermogen en sociale afkomst’, nr. 01.3 45 Wel dient opgemerkt te worden dat in België voor de totstandkoming van de Wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor Gelijke Kansen en voor Racismebestrijding de bescherming tegen discriminatie beperkt en zwak was en beperkt tot enkele grondgebieden. In het verleden zijn wel pogingen ondernomen om tot een meer opvattende en algemene wetgeving te komen, maar deze voorstellen zijn door gebrek aan politieke wil niet doorgegaan. Het eerste voorstel bijvoorbeeld dateert uit de zittingsperiode 1982-1983 en betrof een voorstel om tot een algemene discriminatiewet te komen en werd onder druk van de sociale partners vervangen door CAO nr. 38 van 6 december 1983 betreffende de werving en selectie van werknemers, waarin wordt bepaald dat de aanwervende werkgever sollicitanten niet op discriminerende wijze mocht behandelen en geen onderscheid mocht maken op grond van o.a. leeftijd. 108 De Antidiscriminatiewet was zoals gezegd een omzetting van de Kaderrichtlijn en had tot doel om discriminatie te verbieden op basis van geslacht, zogenoemde ras, huidskleur, afkomst, de nationale of etnische afstamming, seksuele geaardheid, de burgerlijke staat, de geboorte, het fortuin, de leeftijd, het geloof of de levensbeschouwing, de huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap of een fysieke eigenschap109. De Belgische wetgever had een paar beschermingsgronden toegevoegd die niet voorkwamen in de Kaderrichtlijn en dit zorgde voor veel politiek discussies. Deze discussie resulteerde in een verzoek aan het Grondwettelijke Hof met het verzoek tot geheel of gedeeltelijke vernietiging van de federale wet. Het ArbitrageHof heeft in zijn arrest van 157/2004 van 6 oktober 2004 de limitatieve lijst vernietigd, omdat de wet in strijd was met het non-discriminatiebeginsel, door een limitatieve lijst van discriminatiegronden te hanteren.110 Bovenstaande kwam de Belgische rechtszekerheid niet echt ten goede want de geloofwaardigheid was aangetast en daarom moest de wetgever opnieuw aan de slag. Tevens was ook vanuit de EU opgemerkt dat de omzetting van de richtlijn niet correct was gebeurd. Hierop volgend heeft de Belgische wetgever de Kaderwet omgezet in drie wetten, te weten: - wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (ook wel Antidiscriminatiewet genoemd) 108 D. De Prins, S. Sottiaux, J. Vrielink, ‘Handboek Discriminatierecht’, 2005 Wolters Kluwer België, blz. 441442 109 Artikel 2 § 1 Discriminatiewet 110 Artikel I. Aendenboom, ‘De Europese Anti-discriminatierichtlijn en haar omzetting in de Belgische Wetgeving. De beschermende criteria vermogen en sociale afkomst’, nr 01.3. Artikel Mev. Mr. D.J.B. de Wolff en Prof. Mr P.E.M.S. Humblet, ‘Gelijke behandeling van werknemers in België en Nederland’, Sociaal Recht 2008-10, blz. 276/277 46 - wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen - wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. 111 Hoewel de Antidiscriminatiewet een omzetting is van de Kaderrichtlijn toch zijn er toch een aantal verschillen, dat gemeld dienen te worden. Zo bepaalt artikel 3 (in samenhang met artikel 5) van de Antidiscriminatiewet (Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie) dat discriminatie op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof en levensovertuiging, politieke overtuiging, taal, huidige en toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst in arbeid, goederen en diensten, sociale bescherming, lidmaatschap “vakbonden, toegang tot en deelname aan, alsook elke andere vorm van economische, sociale, culturele of politieke activiteiten toegankelijk van het publiek verboden is. Tevens maakt deze wet ook verschil tussen directe en indirecte discriminatie. De Antidiscriminatiewet stelt namelijk als algemene regel dat een verschil in behandeling geen verboden onderscheid maakt indien deze handelingswijze objectief en redelijk kan worden gerechtvaardigd. De Belgische wetgever heeft voor een open stelsel gekozen waarbij objectief en redelijk gerechtvaardigd niet worden ingevuld door de wet. 112 Meer specifiek op het gebied van arbeidsbetrekkingen is er toch een verschil. Het verschil zit namelijk in behandeling, op welke grond dan ook, op een objectieve en redelijke rechtvaardiging indien een dergelijk kenmerk door de aard van de beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgevoerd een “wezenlijke en bepalend beroepsvereiste” vormt, mits het doel legitiem en het vereiste evenredig aan het doel is. Begrippen wezenlijk en bepalende beroepsvereiste wordt niet door de wet gedefinieerd en hiermee kan gezegd worden dat de Belgische wetgever het begrip objectieve en redelijke rechtvaardiging te hebben willen beperken in de arbeidsrelaties voor wat betreft directe discriminatie. 113 3.2. De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie of wel de Antidiscriminatiewet (ook hierna te noemen) 111 Artikel I. Aendenboom, ‘De Europese Anti-discriminatierichtlijn en haar omzetting in de Belgische Wetgeving. De beschermende criteria vermogen en sociale afkomst’, nr 01.3. blz. 91. Wet van 10 mei 2007, Belgische Staatsblad 30 mei 2007. C. Bayart, S. Sottiaux & S. Van Drooghenbroeck, “De nieuwe federale antidiscriminatiewetten. Les nouvelles lois luttant contre la discrimination”, Brugge, die keure 2008, blz. 13 112 Artikel S. Bollen en I. Joosten, P&O april 2007, nummer 4: “Leeftijdsdiscriminatie in arbeidsbetrekkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief”.blz. 17. Artikel I. Aendenboom, ‘De Europese Antidiscriminatierichtlijn en haar omzetting in de Belgische Wetgeving. De beschermende criteria vermogen en sociale afkomst’, nr 01.3. blz 91/92. D. De Prins, S. Sottiaux, J. Vrielink, “Handboek Discriminatierecht”, 2005, Wolters Kluwer België, blz. 473 113 Artikel S. Bollen en I. Joosten, P&O april 2007, nummer 4: “Leeftijdsdiscriminatie in arbeidsbetrekkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief”.blz. 17. Artikel D. de Meirleir, “Leeftijdsdiscriminatie op arbeidsmarkt; strijd tegen stereotypen die ons allen aanbelangt” blz. 17 47 Artikel 2, hoofdstuk I van de Antidiscriminatie geeft aan dat deze wet uitvoering geeft aan de Kaderrichtlijn (2000/78/EG) en heeft als doel om een algemeen kader te creëren voor de bestrijding van discriminatie o.a. op grond van leeftijd. 114 De Antidiscriminatiewet heeft zowel betrekking op directe als indirecte discriminatie. Tevens vermeldt de wet drie omstandigheden die ook als discriminerend moeten worden beschouwd, te weten; - Pesterijen of wel intimidatie;115 - Het ontbreken van redelijke aanpassingen voor een persoon met een handicap;116 - Opdracht geven tot discriminatie.117 Hierna zal ingegaan worden op directe en indirecte discriminatie. Directe discriminatie houdt op grond van artikel 4 sub 7 Hoofdstuk II, Titel I van de Antidiscriminatiewet in dat “direct onderscheid op grond van een beschermde criterium dat niet gerechtvaardigd kan worden op grond van de bepalingen van titel II”. Direct onderscheid houdt op grond van hetzelfde artikel maar dan sub 6 in dat “de situatie die zich voordoet wanneer iemand ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld op basis van één van de beschermde criteria”. De beschermende criteria waar beide regelingen op doelen zijn genoemde discriminatiegronden zoals o.a. leeftijd (zie sub 4 van artikel 4 Antidiscriminatiewet). Indirecte discriminatie is op grond van sub 9 van het genoemde artikel “indirect onderscheid op grond van een beschermd criterium118 dat niet gerechtvaardigd kan worden op grond van de bepalingen van titel II”. Op de genoemde bepalingen van titel II zal later teruggekomen worden. Sub 8 geeft aan wat indirect onderscheid inhoudt, namelijk “de situatie die zich voor doet wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen gekenmerkt door een bepaalde beschermde criterium, in vergelijking met andere personen bijzonder kan benadelen” De Antidiscriminatiewet maakt dus onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie, waarbij het begrip “onderscheid” een belangrijk element is. 114 Artikel 3 Antidiscriminatiewet Artikel 4 sub 10 Antidiscriminatiewet “ongewenst gedrag dat met een van de beschermende criteria verband houdt, en tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd” 116 Artikel 4 sub 12 Antidiscriminatiewet 117 Artikel 4 sub 13 Antidiscriminatiewet 118 Sub 4 van artikel 4 Antidiscriminatiewet 115 48 Hoewel zowel directe en indirecte discriminatie verboden is kan het toch gerechtvaardigd worden. Titel II, hoofdstuk I van de Antidiscriminatiewet geeft de rechtvaardigingsgronden weer. Als eerst geeft artikel 7 van de genoemde wet aan dat direct onderscheid op grond van een beschermd criterium en in dit geval dus leeftijd, directe discriminatie is en dus verboden is, tenzij dit directe onderscheid “objectief” wordt gerechtvaardigd door een “legitiem doel” en de middelen “passend en noodzakelijk zijn”. Artikel 8 § 1 geeft hierop een aanvulling, namelijk “In afwijking van artikel 7, en onverminderd de overige bepalingen van deze titel, kan een direct onderscheid op grond van leeftijd…in de in artikel 5 § 1, 4, 5 en 7, bedoelde aangelegenheden uitsluitend gerechtvaardigd worden op grond van wezenlijke en bepalende beroepsvereisten”. Artikel 5 § 1, 4, 5 en 7 geven o.a. aanvullende regeling op sociale zekerheid, arbeidsbetrekking en lidmaatschap van of betrokkenheid bij werkgevers of werknemersorganisaties weer. Artikel 8 § 2 geeft aan wanneer sprake kan zijn van een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste, namelijk - een bepalend kenmerk, dat verband houdt met leeftijd, vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, wezenlijk en bepalend is en - het vereiste berust op een legitieme doelstelling en evenredig is ten aanzien van deze nagestreefde doelstelling.119 Daarnaast geeft § 3 van artikel 8 aan dat de rechter in elk geval onderzoek kan doen of een concreet geval of een bepaald kenmerk een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt. Artikel 9 van de Antidiscriminatiewet geeft de rechtvaardigingsgrond voor indirect onderscheid weer. Dit artikel bepaalt dat elk indirect onderscheid op grond van een van de beschermende criteria een indirecte discriminatie vormt, tenzij de ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelswijze die aan de grondslag ligt van dit onderscheid objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Naast bovengenoemde rechtvaardigingsgronden geven de artikelen 10 en 11 van de Antidiscriminatiewet de algemene rechtvaardigingronden weer. Beide artikelen geven aan dat direct of indirect onderscheid op grond van een van de beschermende gronden, dus o.a. leeftijd, nooit aanleiding kunnen geven tot vaststelling van enige vorm van discriminatie indien dit onderscheid een maatregel van positieve actie inhoudt en onderscheid wordt opgelegd door of krachtens een wet. Artikel 12 van de Antidiscriminatiewet daarentegen geeft specifieke rechtsgronden weer. Dit artikel bepaalt dat op het gebeid van 119 Artikel 8 § 1 en 2 van de Antidiscriminatiewet 49 arbeidsbetrekkingen en aanvullende regelingen voor sociale zekerheid (in afwijking van artikel 8 en andere bepalingen van titel II) onderscheid op grond van leeftijd geen discriminatie vormt indien het objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel. Slachtoffers die vinden dat ze gediscrimineerd worden op grond van hun leeftijd hebben verschillende mogelijkheden om hiertegen op te komen. Een belangrijke mogelijkheid in België is Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racisme (hierna te noemen het Centrum).120 Het Centrum heeft als gevolg van de wet van 15 februari 1993 opdracht tot het bevorderen van de gelijkheid van kansen en het bestrijden van elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van o.a. leeftijd gekregen. 121 Het Centrum is volkomen onafhankelijk en is bevoegd tot o.a. functioneren als: - studie- en informatiecentrum (uitvoeren van studies en onderzoeken122; aanleggen en verstrekken van informatie en documentatie123; verzamelen en verspreiden van statische gegevens en gerechtelijke beslissingen124) - beleidondersteunend orgaan (aanbevelingen in verband met verbetering reglementering125) - bijstand- en bemiddelingscentrum voor burgers en overheden (aanbevelingen richten aan overheden, privépersonen of instellingen126; hulpverlening aan een ieder die om raad vraagt in verband met rechten en verplichtingen127; ondersteunen en begeleiden van instellingen, organisaties en rechtshulpverleners128; klachten ontvangen en bemiddelingsopdrachten uitvoeren129 en - handhavingorgaan (optreden in rechte130; opvolgen van discriminatiezaken bij bevoegde overheden131). 132 De discriminatiewet kan dus in rechte optreden in de geschillen waartoe deze wet, dus het Centrum, aanleiding geeft. 133 Tevens dient gemeld te worden dat de bevoegdheden van het 120 Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding werd opgericht bij wet van 15 februari 1993 (B.S. 19 februari 1993) 121 Artikel 2 van de Wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding 122 Artikel 3 sub 1 Wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (CGKR) 123 Artikel 3 sub 7 CGKR 124 Artikel 3 sub 9 CGKR 125 Artikel 3 sub 2 CGKR 126 Artikel 3 sub 3 CGKR 127 Artikel 3 sub 4 CGKR 128 Artikel 3 sub 6 CGKR 129 Artikel 3 sub 4bis CGKR 130 Artikel 3 sub 5 CGKR 131 Artikel 3 sub 10 CGKR 132 C. Bayart, “Discriminatie tegenover differentiatie: Arbeidsverhoudingen na de Discriminatiewet Arbeidsrecht na de Europese Ras- en Kaderrichtlijn”, 2004, De Boek&Larcier n.v. Brussel, blz. 73-74 133 R. Blanpain, “ Arbeidsrecht in hoofdlijnen”, 2004 Maklu Uitgevers, blz. 71 50 Centrum zowel strafrechtelijk als burgerrechtelijk gelden. Dit omdat het Centrum zich als burgerlijk partij kan stellen in een strafrechtelijke procedure en dus ook een strafrechtelijke procedure kan beginnen. Wel geldt als voorwaarde dat het Centrum niet op eigen initiatief mag handelen als een burger het slachtoffer wordt van discriminatie of wetsovertreding. Het Centrum is in zo een geval ingevolge artikel 31 van het Antidiscriminatiewet enkel ontvankelijk indien ze bewijzen dat ze handelen met instemming van het slachtoffer. Wat hierbij ook opmerkelijk is, is dat dit niet alleen geldt voor het Centrum, maar ook voor belangenverenigingen. Het strafrechtelijke luik van de wet is geregeld in Titel IV van de Antidiscriminatiewet. De artikelen 22 en 23 geven de strafrechtelijke sancties weer. De sancties zijn voorzien van wanneer in het openbaar wordt aangezet tot of openlijk uiting wordt gegeven van het voornemen tot discriminatie, haat of geweld en wanneer gediscrimineerd wordt door een openbare macht. Opvallend aan deze artikelen is dat discriminatie tussen burgers onderling geen strafbare feit vormt. 134 Het burgerlijke luik van de wet geeft aan dat het slachtoffer van discriminatie een civiele zaak kan beginnen om schadevergoeding te vorderen overeenkomstig het contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht.135 Kortom er kan geconcludeerd worden dat verschillen in behandeling op grond van leeftijd geen discriminatie vormen indien zij objectief en redelijk worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstellingen van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of alle overige vergelijkbare legitieme doelstellingen en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. 136 De burgers die discriminatie ondervinden kunnen terecht bij het Centrum en tevens bij de strafrechtelijke en burgerrechtelijke rechter. Bovengenoemde gevallen geven aan wanneer onderscheid naar leeftijd in België verboden is en wanneer niet. Tevens is aangeven welke vormen van rechtsbescherming er zijn, maar ook hier rijst de vraag “wanneer is er dan sprake van verboden onderscheid op grond van leeftijd en wanneer niet? Wat is de norm die hierbij geldt? Hierna zullen enkele praktijkvoorbeelden weergegeven worden om tot een antwoord op bovenstaande vragen te komen. 134 C. Bayart, “Discriminatie tegenover differentiatie: Arbeidsverhoudingen na de Discriminatiewet Arbeidsrecht na de Europese Ras- en Kaderrichtlijn”, 2004, De Boek&Larcier n.v. Brussel, blz. 76 135 Artikel 18 § 1 Antidiscriminatiewet 136 W. Eeckhoutte, “Sociaal Compendium: Arbeidsrecht met fiscale notities, band 1”, 2007, Wolters Kluwer Belgium NV, blz. 1024 51 3.2.1. Leeftijdscriteria bij Pensioen Volgens de Belgische wetgeving kunnen arbeidsovereenkomsten via algemene overeenstemming of op eenzijdige wijze worden beëindigd. In beginsel mag bij het beindigen van de arbeidsovereenkomst geen onderscheid worden gemaakt op persoonlijke kenmerken zoals leeftijd. Mocht de werkgever toch onderscheid willen maken dan dient hij hiervoor een objectieve rechtvaardiging te hebben op grond van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. De Belgische arbeidsovereenkomstenwet (artikel 83 § 1) bepaalt dat een werkgever een “bediende” die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt kan ontslaan met een opzegtermijn van 6 maanden. Dit is minder dan de opzegtermijn die zou moeten worden toegepast volgens artikel 82 van de Arbeidsovereenkomstenwet. Het Belgische grondwettelijke Hof vindt dat dit verschil in behandeling tussen oudere “bedienden” geen discriminatie is in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 137 Een van de redenen is, dat artikel 83 § 1 van de Arbeidsovereenkomstenwet niet los gezien mag worden van artikel 36 van de Arbeidsovereenkomstenwet. Laatst genoemd artikel bepaald namelijk dat een beding in de arbeidsovereenkomst, dat er automatisch een einde komt aan de arbeidsovereenkomst wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, nietig is. 138Dus de werkgever is verplicht om de arbeidsovereenkomst op een normale manier (middels een opzegtermijn) te beëindigen wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De Belgische wetgever wilde hiermee de pensioengerechtigde “bediende” beschermen, want het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd maakt zonder opzegtermijn niet automatisch een einde aan de arbeidsovereenkomst. 139 In dit geval moet men ook oog hebben voor de belangen van de werkgever, want het gevolg van deze regel is dat de werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en al lang in dezelfde onderneming werkt, pas kan worden ontslagen met zeer lange opzegtermijnen. Artikel 83 § 1 van de Arbeidsovereenkomstenwet voorkomt dit en maakt tewerkstelling na de pensioenleeftijd makkelijker. Dus in een dergelijk geval kan een verkorte opzegtermijn gerechtvaardigd worden. 3.2.2. Leeftijdscriteria bij Anciënniteit In België gebruiken bedrijven arbeidsvoorwaarden waarin leeftijd gekoppeld is via anciënniteit. Anciënniteit bestaat uit het aantal dienstjaren waarin een werknemer ononderbroken verbonden is aan de onderneming. In België zijn lonen van ambtenaren en bedienden automatisch gekoppeld aan het aantal dienstjaren. Voor arbeiders gelden daarentegen anciënniteittoeslagen. Achterliggende gedachte is het belonen van loyaliteit en 137 Grondwettelijk Hof, arrest nr. 107/2010, 30 september 2010 Prof. Dr. R. Blanpain , “Schets van het Belgische Arbeidsrecht”, die keure, 1998-1999, blz. 196 139 http://www.lydian.be/upload/main/ezines/E-zine%20NL-%20Employment%20Pensions%20Benefits%20%20december%202010%20(1).pdf 138 52 of trouw van de werknemer aan de werkgever plus het idee dat ervaring gelijk staat met vakmanschap en werving van competenties. In België gelden de baremalonen en het komt erop neer dat lonen afhankelijk zijn van anciënniteit of leeftijd. Zo krijgen “oudere” werknemers meer loon dan hun jongere collega’s die bijvoorbeeld zelfde functie uitoefenen. 140 De EU heeft de leeftijdsbarema’s als discriminerend beschouwd omdat het indruist tegen de Kaderrichtlijn (die discriminatie op grond van leeftijd verbiedt) en daarom is bepaald dat het criterium “leeftijd” als grondslag voor de beloning in alle cao’s weggeschrapt moest worden voor 31 december 2008. Vanaf 1 oktober 2009 wordt een nieuw barema van toepassing in het paritair comité141 218 en als aanvulling hierop heeft de Belgische wetgever CAO van 15 juni 2010 betreffende Sectorale minimum loonschalen op basis van beroepservaring afgevaardigd. 142 Met deze nieuwe CAO zijn de leeftijdsbarema’s omgezet naar ervaringsbarema’s (artikel 3 van de genoemde CAO). Dus lonen gebaseerd op anciënniteit zijn nog toegestaan en lonen gebaseerd op leeftijd zijn verboden. 3.2.3. Leeftijdscriteria bij (Functioneel) Leeftijdsontslag Op het gebied van arbeidsbetrekkingen is het verboden om iemand te discrimineren. In beginsel is het verboden dat een werkgever onderscheid maakt op grond van persoonlijk kenmerken zoals leeftijd. Dat geldt voor alle stadia van de loopbaan, of het nou werving of selectie is of bij het ontslag maakt niet uit. Indien de werkgever toch onderscheid maakt op grond van leeftijd dan dient hij hiervoor o.a. een objectieve rechtvaardigingsgrond te hebben. Specifiek over (functioneel) leeftijdsontslag wordt niet veel gezegd in de literatuur. Maar ook in de rechtspraak zijn niet veel gevallen bekend over het beëindigen van de arbeidsrelatie omwille van leeftijdsgebonden redenen. De vorderingen van degenen die beweerden ontslagen te zijn op grond van leeftijd worden zelden toegekend, toch zijn er wel gevallen. Een voorbeeld is een geval waarbij de rechter wel in het voordeel van de werknemer heeft geoordeeld. In deze zaak ging het om een scheidsrechter die werd ontslagen omdat hij de leeftijd van 45 jaar had bereikt (zonder dat hij fysieke- of kennistest had gekregen). De Belgische rechter oordeelde dat de werkgever te ver was gegaan en de grenzen van het ontslagrecht had overschreden en veroordeelde hem tot het betalen van €12.500, - aan schadevergoeding. In de tijd dat deze zaak werd voorgeleid en uitspraak werd gedaan was de Antidiscriminatiewet van 10 mei 2007 nog niet in werking en daarom heeft de rechter een 140 L. Derijcke, N. Thoelen, “Retentiemanagement: binden of boeien”, 2001, Uitgever H. Jongeling, blz. 30/31 In een tal van 26 paritaire comités zijn of waren de loonschalen gebaseerd op leeftijd. De Belgische regering heeft de paritaire comités erop gewezen dat zij die flagrante discriminatie op grond van leeftijd moesten opheffen. De eerste Belgische discriminatiewet heeft het panitaire comité van zelfstandige kleinhandel de loonschalen gebaseerd op loon in een CAO van 15 juni 2010 vervangen door loonschalen gebaseerd op ervaring. Zie www.vermeulen-law.be “Nieuwsbrief van oktober 2010” 142 http://www.meta.fgov.be/CAO/201/201-2010-006680.pdf 141 53 richtlijnconforme interpretatie toegepast. Ontslag motiveren op grond van alleen leeftijd was discriminatoir. 143 Een ander voorbeeld betreft een zaak144 waarin een 52 jarige nachtbewaker van een ziekenhuis omwillen van zijn leeftijd is ontslagen. In deze zaak had de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid een schrijven (K.B. van 27 april 2007) uitgevaardigd waarin is aangegeven dat werkgevers in een niet-commerciële sector konden genieten van een aantal banen, waarin de loonkosten ten laste van de sociale zekerheid zou komen. Dit om de tewerkstelling van laaggeschoolde jongeren tussen 18 en 30 jaar oud te bevorderen. Dus de werkgever kon de beveiliging van haar of zijn instelling voortaan laten waarnemen door jongere werknemers wiens loon ten laste van de staat zou komen. Op grond hiervan en het feit dat de werknemer de aangeboden dagfunctie heeft geweigerd heeft de werkgever de werknemer ontslag gegeven. Tevens dient gemeld te worden dat de werkgever ook heeft aangegeven dat zij haar uitgaven moest optimaliseren, dus er werden economische en budgettaire gronden ingevoerd. Uiteraard was de werknemer het er niet mee eens en kwam de zaak voor de rechter. De arbeidsrechter heeft aangegeven dat direct onderscheid op basis van leeftijd in de arbeidsbetrekkingen slechts gerechtvaardigd is indien: 1) de leeftijd een wezenlijke en bepalend beroepsvereiste uitmaakt (artikel 8 Antidiscriminatiewet) 2) het onderscheid wordt opgelegd door of krachtens de wet (artikel 11 Antidiscriminatiewet) 3) en onderscheid objectief en redelijke wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel met inbegrip van legitieme doelstellingen van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt enzovoorts (artikel 12 Antidiscriminatiewet). De arbeidsrechter heeft aangegeven dat de werkgever wenste in te gaan op de voordelen van de K.B. van 27 april 2009 en dat de eiser niet kon worden ingepast in de functie van de nachtbewaker omdat hij de maximum leeftijd van 30 jaar had overschreden. De rechter oordeelde dat de leeftijd niet een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste is en oordeelde dat de nachtbewaker wel omwillen van zijn leeftijd is ontslagen. Voor wat betreft punt 2 heeft de arbeidsrechter aangegeven dat het K.B. van 27 april 2009 niet de bedoeling had om oudere werknemers te laten vervangen door jongere werknemers. Tot slot wat betreft punt 3 143 Arbrb. Brussel 2 december 2005, A.R. nr 62733/03. Artikel S. Bollen en I. Joosten, P&O april 2007, nummer 4: “Leeftijdsdiscriminatie in arbeidsbetrekkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief”.blz. 19 144 Arbrb. Gent 20 September 2010, rolnr 09/544/A, Rep.nr 10/6812. Zie ook http://www.diversiteit.be/index.php?action=artikel_detail&artikel=442 54 heeft de rechter geoordeeld dat artikel 9 van de genoemde K.B. juist had aangegeven dat de toegekende arbeidsplaatsen moesten worden ingevuld door o.a. eigen werknemers en had de werkgever ook andere alternatief kunnen bieden voor eigen personeel die uit de boot zouden vallen. Dus rechtvaardiging via een beroep op KB slaagde niet. Tevens heeft de rechter aangegeven dat het beginsel van gelijke behandeling op grond van leeftijd een fundamenteel gemeenschappelijk beginsel is. Hiervoor verwijst de rechter naar de zaak van Mangold/Helm van 22 november 2005, C 144/04. De rechter heeft in dit verband ook naar de arresten van HvJ 17 juni 1998, Hill en Spapleton/ The Revenu Commissiones en Departement of Finance, C243/95 en de zaak C-45/09 verwezen. Het komt erop neer dat discriminatie niet gerechtvaardigd kan worden door op te werpen dat het vermijden van discriminatie hogere kosten voor de werkgever zouden brengen en dat louter individuele beweegredenen die eigen zijn aan de situatie van de werkgever, dus redenen zoals vermindering van de kosten, niet als legitiem doel in de zin van de Kaderrichtlijn kunnen worden beschouwd. 3.2.4. Leeftijdscriteria bij Werving en selectie In België is wat betreft werving en selectie geregeld in de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 38 van 6 december 1983145 en wet behoudende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling van 13 februari 1998 en de bepalingen hebben o.a. betrekking op leeftijd. Ingevolge artikel 2bis CAO nr 38 bepaalt dat werkgever tijdens de procedure alle sollicitanten gelijk moet behandelen. Daarbij mag de werkgever geen onderscheid maken op persoonlijke elementen zoals leeftijd, wanneer deze geen verband houden met de functie of met de aard van de onderneming, behalve het wettelijk wordt vereist of toegelaten. Op basis van de wet van 13 februari 1998 mag de werkgever wanneer hij bijvoorbeeld een vacature plaats of een werknemer selecteert geen maximumleeftijd hanteren, tenzij het wettelijk is geregeld. 146 De Antidiscriminatie geeft tevens aan dat het maken van onderscheid op grond van leeftijd in principe enkel is toegestaan wanneer de leeftijd vanwege zijn aard van de specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd wezenlijk en bepalen is. Tevens moet het leeftijdscriterium berusten op een legitieme doelstelling en evenredig zijn ten aanzien van de nagestreefde doelstellingen (8 Antidiscriminatiewet). Ook indirect onderscheid is verboden is ingevolge artikel 9 Antidiscriminatiewet slecht toegestaan indien het objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de hiervoor aangewende middelen passen en noodzakelijk zijn. Tevens geeft artikel 5 § 2 sub 1 Antidiscriminatiewet specifiek aan dat direct of indirect onderscheid op grond van leeftijd in 146 Artikel S. Bollen en I. Joosten, P&O april 2007, nummer 4: “Leeftijdsdiscriminatie in arbeidsbetrekkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief”.blz. 18 55 personeelsadvertenties verboden is. Hoewel het wettelijk wel geregeld is, is het de vraag of de werkgevers zich aan dit verbod houden. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding heeft in 2007 een onderzoek uitgevoerd of de wet ook wordt nageleefd. Ongeveer 3400 personeelsadvertenties zijn ingescreend. Hiervan stelden 247 advertenties een rechtstreekse of onrechtstreekse verwijzing naar leeftijd, dus gemiddeld 7% van de gescreende advertenties verwezen naar leeftijd. 147 Zelfde onderzoek is in 2008 ook uitgevoerd door het Centrum. Dit keer zijn 2798 personeelsadvertenties gescreend en hiervan hebben 331 advertenties rechtstreeks of onrechtstreeks naar leeftijd verwezen, dus 11%. Dit betekent een stijging van 4% binnen een jaar. Wel dient gemeld te worden dat het Centrum heeft aangegeven dat dit percentage niet per se discriminerend hoeft te zijn. Na dit onderzoek heeft het Centrum een instrument genaamd “Checklist leeftijd in personeelsadvertenties” ontwikkeld om werkgevers te helpen bij het beschrijven of na te gaan of ze discriminerende advertenties opstellen. 148 Paragraaf 3.3 Maatregelen van de overheid om de positie van ouderen op de arbeidsmarkt te verbeteren en arbeidsparticipatie te bevorderen In tegenstelling tot voor kort werd aangenomen, wenst niet iedereen die een bepaalde leeftijd heeft bereikt, thuis te blijven. Dat tijdperk ligt achter ons. Veel werknemers willen nog actief blijven in de samenleving. Ook de vooroordelen over 50-plussers, zoals: ze kosten te veel, zijn weinig flexibel of zijn vaak ziek kloppen niet, want het zijn vaak de oudere werknemers die de noodzakelijke ervaring en de noodzakelijke kennis bezitten. Het zijn ook de oudere werknemers die de kennis overdragen aan de nieuwe werknemers, ze leiden hen op en verzekeren op die manier continuïteit binnen de onderneming. 149 Daarnaast is het door de enorme toename van het aantal werknemers, dat de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, het Belgische pensioenstelsel in gevaar. Langer aan het werk blijven, laat tevens toe om het pensioenstelsel ook te behouden. Tevens zorgt het ook voor het verbeteren van de situatie van de werknemer, want een langere loopbaan betekent vaak een hoger pensioen. Daarnaast maakt de stijgende levensverwachting het beleid van vervroegd pensioen ook minder relevant. Als gevolg daarvan heeft de overheid verschillende maatregelen genomen die de voortzetting of hervatting van de beroepsactiviteit(en) te vereenvoudigen en financieel aantrekkelijker te maken. 147 http://www.diversiteit.be/?action=publicatie_detail&id=63&thema=2 . Artikel “Verwijzingen naar leeftijd in personeelsadvertenties” 148 148 http://www.diversiteit.be/?action=publicatie_detail&id=63&thema=2 . Artikel “Verwijzingen naar leeftijd in personeelsadvertenties” 149 Zie Brochure “Alle leeftijden aan het werk, dat werkt”, http://www.belgium.be/nl/nieuws/2011/news_brochure_leeftijdsdiscriminatie.jsp 56 De maatregelen die de Belgische overheid heeft genomen zijn o.a.; 1) outplacement; 2) voordeel werkgevers. Ad 1) Outplacement Outplacement zorgt ervoor dat de ontslagen werknemer een persoonlijke begeleiding krijgt bij het vinden van een nieuwe baan. Deze regel is het geheel van begeleidende diensten en adviezen die de ontslagen werknemers van ouder dan 45 jaar moeten helpen bij het vinden van een nieuwe baan. De werkgever is verplicht om iedere betrokken werknemer te informeren over zijn recht op outplacement en moet tevens de kosten van outplacement op zich nemen. Wel moet de werknemer het aanbod van outplacement accepteren en mocht hij geen aanbod gekregen hebben, dient hij zijn recht op outplacement opeisen bij zijn werkgever! 150 Ad 2) Voordeel werkgevers Oudere werknemers zijn duur. Dit klopt ook wel gedeeltelijk, want in heel wat sectoren zijn loonbarema’s opgesteld op basis van anciënniteit. Toch vallen de hogere kosten wel mee voor oudere werknemers. Federale maatregelen voorzien in een voordeel voor de werkgever zodat de loonkosten verminderd worden. De werkgever betaalt bijvoorbeeld minder sociale bijdragen voor werknemers van minstens 57 jaar. Dit voordeel bedraagt € 1600, - per jaar en is niet verbonden aan enige voorwaarde, alleen de leeftijd telt. Ook voor werknemers van minstens 50 jaar betaalt de werkgever lagere sociale bijdrage. Hierbij gaat het wel om werknemers die niet meer dan € 4000,- per maand verdienen. Het voordeel voor de werkgever is dan niet al te groot voor een werknemer van 50 jaar, maar het bouwt snel op. Bij 50 jaar gaat het om € 200,- per jaar, bij 55 jaar € 1200,- per jaar, bij 60 jaar € 2200,- per jaar en bij 64 jaar € 3000,- per jaar. 151 150 http://www.belgium.be/nl/werk/werk_zoeken/arbeidsmarkt/outplacement/ Zie Brochure “Alle leeftijden aan het werk, dat werkt”. http://www.belgium.be/nl/nieuws/2011/news_brochure_leeftijdsdiscriminatie.jsp 151 57 3.4. Tussenconclusie Het Europese Hof van Justitie oordeelde dat het verbod op leeftijd een “algemeen beginsel van gemeenschapsrecht”152 is en heeft deze vorm gegeven in Richtlijn 2000/78 oftewel in de Kaderrichtlijn. De Belgische wetgever heeft dit eerst verwoord in een wet van 2003 en vervolgens vervangen door de wet van 10 mei 2007. De Belgische wetgeving maakt onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie. Directe discriminatie houdt ingevolge artikel 4 sub 7 Hoofdstuk II, Titel I van de Antidiscriminatiewet in dat “direct onderscheid op grond van een beschermde criterium dat niet gerechtvaardigd kan worden op grond van de bepalingen van titel II”. Direct onderscheid houdt ingevolge zelfde artikel maar dan sub 6 in dat “de situatie die zich voordoet wanneer 152 Zie Mangold arrest 58 iemand ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld op basis van één van de beschermde criteria”. De beschermde criteria waar beide regelingen op doelen zijn genoemde discriminatiegronden zoals o.a. leeftijd (zie sub 4 van artikel 4 Antidiscriminatiewet). Indirect discriminatie is ingevolge sub 9 van het genoemde artikel “indirect onderscheid op grond van een beschermd criterium153 dat niet gerechtvaardigd kan worden op grond van de bepalingen van titel II”. Sub 8 geeft aan wat indirect onderscheid inhoudt, namelijk “de situatie die zich voor doet wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen gekenmerkt door een bepaalde beschermde criterium, in vergelijking met andere personen bijzonder kan benadelen” De Antidiscriminatiewet maakt dus onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie, waarbij het begrip “onderscheid” een belangrijk element is. Hoewel zowel directe als indirecte discriminatie verboden is kan het in een aantal gevallen toch gerechtvaardigd worden. Titel II, hoofdstuk I van de Antidiscriminatiewet geeft deze rechtvaardigingsgronden weer. Als eerste geeft artikel 7 van de genoemde wet aan dat direct onderscheid op grond van een beschermde criteria en in dit geval dus leeftijd, directe discriminatie is en dus verboden is, tenzij dit directe onderscheid “objectief” wordt gerechtvaardigd door een “legitiem doel” en de middelen “passend en noodzakelijk zijn”. Artikel 8 § 1 geeft hierop een aanvulling, namelijk “In afwijking van artikel 7, en onverminderd de overige bepalingen van deze titel, kan een direct onderscheid op grond van leeftijd…in de in artikel 5 § 1, 4, 5 en 7, bedoelde aangelegenheden uitsluitend gerechtvaardigd worden op grond van wezenlijke en bepalende beroepsvereisten”. Artikel 5 § 1, 4, 5 en 7 geven o.a. een aanvullende regeling op sociale zekerheid, arbeidsbetrekking en lidmaatschat van of betrokkenheid bij werkgevers of werknemersorganisaties weer. Artikel 8 § 2 geeft aan wanneer sprake kan zijn van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste, namelijk - een bepalende kenmerk, dat verband houdt met leeftijd, vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, wezenlijk en bepalend is en - het vereiste berust op een legitieme doelstelling en evenredig is ten aanzien van deze nagestreefde doelstelling.154 Daarnaast geeft § 3 van artikel 8 aan dat de rechter in elk geval onderzoek kan doen of een concreet geval of een bepaald kenmerk een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt. 153 154 Sub 4 van artikel 4 Antidiscriminatiewet Artikel 8 § 1 en 2 van de Antidiscriminatiewet 59 Artikel 9 van de Antidiscriminatiewet geeft de rechtvaardigingsgrond voor indirect onderscheid weer. Dit artikel bepaalt dat elk indirect onderscheid op grond van een van de beschermende criteria een indirect discriminatie vormt, tenzij de ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelswijze die aan de grondslag ligt van dit onderscheid objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en dat de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Naast de bovengenoemde rechtvaardigingsgronden geven de artikelen 10 en 11 van de Antidiscriminatiewet de algemene rechtvaardigingronden weer. Beide artikelen geven aan dat direct of indirect onderscheid op grond van een van de beschermende gronden, dus o.a. leeftijd, nooit aanleiding kunnen geven tot vaststelling van enige vorm van discriminatie indien dit onderscheid een maatregel van positieve actie inhoudt en onderscheid wordt opgelegd door of krachtens een wet. Artikel 12 van de Antidiscriminatiewet daarentegen geeft specifieke rechtsgronden weer, waar dit wel kan. Dit artikel bepaalt dat op het gebeid van arbeidsbetrekkingen en aanvullende regelingen voor sociale zekerheid (in afwijking van artikel 8 en andere bepalingen van titel II) onderscheid op grond van leeftijd geen discriminatie vormt indien het objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel. Hoofdstuk 4 Conclusie en aanbevelingen 4.1. Conclusie De invoering van de gelijke behandelingswetten op grond van leeftijd werd geacht de samenleving bewuster te maken ten aanzien van het hanteren van leegtijdsgrenzen vooral in het kader van arbeidsbetrekkingen. Stereotiepe beeldvorming over met name oudere werknemers, dat ze te oud of te duur zijn diende doorbroken te worden. Ook is er veel discussie gevoerd over rechten van mensen ongeacht hun leeftijd. Deze discussie zal de komende jaren ook nog gevoerd worden. Het zal een prominente plaats innemen in het juridische en politieke veld. De discussie over de vraag of er wel of niet een goed evenwicht 60 bestaat tussen leeftijdgrenzen en of die bestaande grenzen wel of niet gerechtvaardigd zijn zal dus vaker worden gevoerd. Doelstelling van dit onderzoek was het maken van een rechtsvergelijking tussen Nederland en België wat betreft discriminatie en in het bijzonder leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid. Hierin is onderzocht wat de overeenkomsten en verschillen zijn en wanneer in beide landen onderscheid c.q. discriminatie wel of niet is toegestaan. Hierna zal worden stilgestaan bij deze verschillen en overeenkomsten. 4.1.1. Definitie leeftijdsdiscriminatie in België en Nederland Zowel voor de Belgische als voor de Nederlandse wetgeving over beschermingsregels inzake leeftijdsdiscriminatie is de basis richtlijn 2000/78/EG. Mede dankzij deze richtlijn zijn de beschermingswetten in beide landen tot stand gekomen. Zowel de Belgische wetgeving als de Kaderrichtlijn maken een onderscheid tussen directe als indirecte discriminatie, waarbij het begrip onderscheid een duidelijk, opvallend belangrijke rol speelt. Directe discriminatie houdt volgens de Kaderrichtlijn en de Belgische wetgeving in; “de situatie waarbij een persoon die ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld op basis van o.a. leeftijd” 155. Onder indirecte discriminatie wordt verstaan:” wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelswijze personen met een bepaalde ….leeftijd..in vergelijking met andere personen bijzonder benadeeld”. 156 De Nederlandse wetgever heeft voor een afwijkende definitie gekozen. De WGBL maakt geen onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie. Wel dient gemeld te worden dat de Nederlandse wetgever niet de term discriminatie, maar onderscheid gebruikt. De regering had deze voorkeur, omdat het een zodanige neutrale begrip is dat voorziet op een rechtens relevant verschil dat iemand maakt, terwijl het begrip discriminatie meer de indruk wekt van bewust onderscheid. 157 In de WGBL wordt dan ook de definitie van leeftijdsdiscriminatie oftewel onderscheid gedefinieerd als: “onderscheid op grond van leeftijd of op grond van andere hoedanigheid of gedragingen dat onderscheid op grond van leeftijd tot gevolg heeft”158 155 Artikel 2 lid 2 sub a Kaderrichtlijn en artikel 4 sub 6 Antidiscriminatiewet Artikel 2 lid 2 sub b Kaderrichtlijn en artikel 4 sub 8 Antidiscriminatiewet 157 Mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer Deventer 2004, blz. 57 158 Artikel 1 lid 1 WGBL 156 61 Wanneer is leeftijdsdiscriminatie zowel in België als in Nederland geoorloofd? Artikel 2 lid 2 sub b i van de Kaderrichtlijn geeft aan dat indien “ die bepaling, maatstaf of handelswijze objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn” onderscheid/leeftijdsdiscriminatie objectief gerechtvaardigd is. In het Palacioa De La Villa159 arrest wordt dit bevestigd. Artikel 6 van de Kaderrichtlijn geeft aan dat het aan de lidstaten is om te bepalen dat verschillen in behandeling op grond van leeftijd geen discriminatie is indien ze door de nationale rechter objectief en redelijk worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstellingen van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, arbeidsmarkt of de beroepsopleiding en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk is. Aldus artikel 6 lid 1 Kaderrichtlijn. In Nederland is de objectieve rechtvaardiging in artikel 7 lid 1 sub a van de WGBL geregeld. Ingevolge het genoemde artikel geldt het verbod van onderscheid niet indien het onderscheid gebaseerd is op werkgelegenheids- of arbeidsmarktbeleid ter bevordering van arbeidsparticipatie van bepaalde leeftijdscategorieën, voor zover dit beleid is vastgesteld bij of krachtens de wet. Ook is onderscheid toegestaan als het betrekking heeft op o.a. beëindiging van de arbeidsovereenkomst of van het dienstverband van een ambtenaar in verband met het bereiken van de leeftijd waarbij op grond van de AOW recht op een ouderdomspensioen ontstaat, of bij of krachtens wet vastgestelde of tussen partijen overeengekomen hogere leeftijd. 160 Mocht het zo zijn dat er niet van één van de bovenstaande situaties sprake is dan kan het onderscheid toch toegestaan worden indien het objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen die voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. 161 De Belgische wetgever heeft ook rechtvaardigingsgronden in zijn wetgeving opgenomen. België heeft zowel specifieke als algemene rechtvaardigingsgronden. In artikel 7 van de Antidiscriminatiewet wordt de rechtvaardigingsgrond voor direct onderscheid weergegeven en artikel 8 geeft hierop een extra aanvulling. Voor wat extra aanvulling geeft artikel 8 aan dat “in afwijking van artikel 7, en onverminderd de overige bepalingen van deze titel, kan een direct onderscheid op grond van leeftijd… in de artikelen 5 § 1,4, 5 en 7, bedoelde aangelegenheden uitsluitend gerechtvaardigd worden op grond van wezenlijke en bepalende beroepsvereiste”. De 5 § 1,4, 5 en 7 geven aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, 159 HvJ 16 oktober 2007, C-411/05 Artikel 7 lid 1 sub b WGBL 161 Artikel 7 lid 1 sub c WGBL 160 62 arbeidsbetrekkingen en lidmaatschap van of betrokkenheid bij werknemers of werkgeversorganisaties weer. Artikel 9 van de Antidiscriminatiewet geeft de rechtvaardigingsgrond voor indirect onderscheid weer. Dit artikel bepaalt dat elke indirecte onderscheid op grond van een van de beschermende criteria een indirecte discriminatie vormt, tenzij de ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelswijze die aan de grondslag ligt van dit onderscheid objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Naast bovengenoemde rechtvaardigingsgronden geven de artikelen 10 en 11 van de Antidiscriminatiewet de algemene rechtvaardigingronden weer. Beide artikelen geven aan dat direct of indirect onderscheid op grond van een van de beschermende gronden, dus o.a. leeftijd, nooit aanleiding kunnen geven tot vaststelling van enige vorm van discriminatie indien dit onderscheid een maatregel van positieve actie inhoudt en het onderscheid wordt opgelegd door of krachtens een wet. Artikel 12 van de Antidiscriminatiewet daarentegen geeft specifieke rechtsgronden weer. Dit artikel bepaalt dat op het gebied van arbeidsbetrekkingen en aanvullende regelingen voor sociale zekerheid (in afwijking van artikel 8 en andere bepalingen van titel II) onderscheid op grond van leeftijd geen discriminatie vormt indien het objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel. Kortom zowel België als Nederland hebben uitvoering gegeven aan de Kaderrichtlijn. Beide landen hebben ervoor gekozen om extra uitzonderingen te maken op het verbod van het maken van onderscheid op grond van leeftijd Wat ook heel belangrijk is om te melden is het feit dat Nederlandse wet een half open systeem heeft en België een open systeem. Voor Nederland houdt dit in dat het op grond van de WGBL verboden is om direct of indirect onderscheid op grond van leeftijd te maken, tenzij sprake is van een in de wet geregelde uitzondering of een ander objectieve rechtvaardiging. Voor België geldt dat de termen objectief en redelijk gerechtvaardigd niet worden ingevuld door de wet. 4.1.2.Handhaving zowel in België als in Nederland België heeft zowel een strafrechtelijke als een burgerrechtelijk luik van de wet terwijl Nederland alleen een burgerrechtelijk luik kent. Slachtoffers van discriminatie kunnen in België tevens terecht bij het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding. Het Centrum helpt de slachtoffers bij het begeleiden van de neerlegging van de klacht en mag zelf geen oordeel vellen, dus het Centrum heeft het recht om in rechte op te treden maar mag zelf geen oordeel geven. 63 In Nederland kunnen slachtoffers van discriminatie op grond van leeftijd zich melden bij de Commissie Gelijke Behandeling die tevens een klacht in behandeling kan nemen en een oordeel daarover kan vellen. Wel dient opgemerkt te worden dat het oordeel van de Commissie niet bindend is. 4.1.3. Leeftijdscriteria bij pensioen in Nederland en België In Nederland hoeft de werknemer die met pensioen gaat niet te stoppen met werken. Ook de wet gaat er niet vanuit dat het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een einde aan de bestaande arbeidsovereenkomst zal brengen. Voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst vanwege het bereiken van de pensioenleeftijd is steeds een objectieve rechtvaardiging nodig. Het is niet de bedoeling dat men ervan uit moet gaan dat bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar, de arbeidsovereenkomst automatisch van rechtswege zal beëindigen. Volgens de Belgische wetgeving mogen in beginsel, bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst geen onderscheid worden gemaakt op persoonlijke kenmerken zoals leeftijd. Mocht de werkgever toch onderscheid willen maken dan dient hij hiervoor een objectieve rechtvaardiging te hebben op grond van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. De Belgische arbeidsovereenkomstenwet (artikel 83 § 1) bepaalt dat een werkgever een “bediende” die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt kan ontslaan met een opzegtermijn van 6 maanden. Dus de werkgever is verplicht om de arbeidsovereenkomst op een normale manier (middels een opzegtermijn) te beëindigen wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De Belgische wetgever wilde hiermee de pensioengerechtigde “bediende” beschermen, want het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd maakt zonder opzegtermijn niet automatisch een einde aan de arbeidsovereenkomst. 162 Kortom zowel in Nederland als in België is in beginsel verboden om de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar van rechtswege te beëindigen. 4.1.4. Leeftijdscriteria en Anciënniteit in België en Nederland In Nederland is anciënniteit een vaak voorkomende vorm van indirect onderscheid omdat vaak oudere werknemers de meeste dienstjaren hebben opgebouwd. Ook zijn de 162 http://www.lydian.be/upload/main/ezines/E-zine%20NL-%20Employment%20Pensions%20Benefits%20%20december%202010%20(1).pdf 64 salarissystemen hierop gebaseerd. In Nederland wordt gekeken of het onderscheid een legitiem doel heeft en of er sprake is van een passend middel. Dus is het doel een werkelijk behoefte van de onderneming of een noodzakelijke doelstelling van sociaal beleid van de overheid en is het middel geschikt om het doel te bereiken. Dus of het doel niet bereikt kan worden met een ander middel. Hierover is in de literatuur aangegeven dat het doel van anciënniteit de beloning is van relevante ervaring en trouw aan de werkgever en dat beloond worden op relevante ervaring wel is toegestaan mits er gelet word op de manier waarop relevante ervaring op basis van anciënniteit word vastgesteld en of dit gebeurt op grond van concrete omstandigheden per geval. Opgebouwd aantal dienstjaren moet namelijk, gelet op de concrete aard van het werk, leiden tot een grotere vaardigheid of deskundigheid van de werknemer. De rechtvaardiging zou zijn gelegen in de continuïteit van het bedrijf. In dit kader zou de werknemer het personeelsverloop kunnen beperken door het voor de werknemer naar mate ze langer in dienst zijn financieel aantrekkelijk te maken om voor hem of haar te blijven werken. Wel dient de financiële beloning in verband met proportionaliteit in verhouding staan tot het doel. 163 In België zijn de lonen van ambtenaren en bedienden gekoppeld aan het aantal dienstjaren en leeftijd. Voor arbeiders geldt daarentegen anciënniteittoeslag. Ook in België is de achterliggende gedachte dat de werknemer beloond moet worden voor zijn of haar loyaliteit en dat ervaring gelijk staat met vakmanschap en werving van competenties. In België is bepaald dat jongere werknemers en meer in het bijzonder de bedienden bij het begin van hun loopbaan lager loon accepteren. Dit doen ze omdat ze weten dat naarmate hun leeftijd vordert hun anciënniteit toeneemt en daardoor hun loonpositie zal verbeteren. Tevens gelden in België baremalonen en dat wil zeggen dat lonen bepaald worden door anciënniteit en leeftijd. Dit heeft als gevolg dat in een arbeidsmarkt waarin lonen in grote mate afhangen van het leeftijdscriterium de uitstoom van oudere werknemers wordt gestimuleerd. De EU heeft het leeftijdsbarema discriminerend beschouwd omdat het betalen van loon op basis van leeftijd een verschil in behandeling is en daarom bepaald dat het criterium “leeftijd” voor de beloning in alle cao’s weggeschrapt moeten worden164. Naar aanleiding hiervan zijn de leeftijdsbarema’s omgezet naar ervaringsbarema’s. Dus belonen op basis van anciënniteit is toegestaan en belonen op basis van leeftijd is verboden. 4.1.5. Leeftijdscriteria bij (functioneel) Leeftijdsontslag in Nederland en België 163 J. van Dongelen, “Individueel Arbeidsrecht deel II, Paris BV Zutphen, 2006, blz. 159-160. Mr. M.M. van der Burg, “Actualiteit sociaal recht: wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid”, Kluwer-Deventer 2004, blz. 77 164 Artikel D. De Meirleir, “Leeftijdsdiscriminatie op arbeidsmarkt; strijd tegen stereotypen die ons allen aanbelangt”, blz. 21 65 In België is het op het gebied van arbeidsbetrekkingen verboden om iemand te discrimineren. De werkgever mag in beginsel geen onderscheid maken op grond van persoonlijke kenmerken zoals leeftijd. Indien hij toch een onderscheid maakt dient hij hiervoor een objectieve rechtvaardigingsgrond te hebben. Helaas zijn in België niet veel uitspraken op het gebied van (functioneel) leeftijdsontslag. Maar in een zaak heeft de Belgische rechter aangegeven dat direct onderscheid op basis van leeftijd in de arbeidsbetrekkingen slechts gerechtvaardigd is indien: de leeftijd een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste is en het onderscheid wordt opgelegd door of krachtens de wet en het onderscheid objectief en gerechtvaardigd is door een legitiem doel met inbegrip van van legitieme doelstellingen van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, arbeidsmarkt enzovoorts. 165 In Nederland is het (functioneel) leeftijdsontslag in beginsel ook verboden. Het functioneel ontslag heeft als doel bescherming te bieden aan de werknemer of derden voor wat betreft hun gezondheid en veiligheid bij het uitoefenen van een specifieke functie. Het doel is legitiem indien er sprake is van een vermindering van het functioneren bij het ouder worden en als dit is vastgesteld gelet op de zwaarte en het karakter van die functie. Maar de vraag hierbij blijft of het ook een passend en noodzakelijk middel is. Hierover is veel jurisprudentie en hieruit kan geconcludeerd worden dat in Nederland (functioneel) leeftijdsontslag objectief gerechtvaardigd is indien een bepaalde leeftijdsgrens bij de uitvoering van een functie noodzakelijk is vanuit het oogpunt van gezondheid en veiligheid. Tevens kan er sprake zijn van het stellen van een leeftijdsgrens indien op grond van de zwaarte van de functie gesteld kan worden dat de werknemer bij het toenemen van de jaren minder goed kan functioneren. Ook zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen kunnen objectief gerechtvaardigd worden. 4.1.6. Leeftijdscriteria bij werving en selectie in Nederland en België In België zijn er niet veel oordelen van de rechter op het gebied van werving en selectie. De Collectieve Arbeidsovereenkomst nr.38 geeft aan dat de werkgever bij de werving en selectie geen onderscheid mag maken op grond van persoonlijke elementen zoals leeftijd, wanneer deze geen verband houden met de functie of de aard van de onderneming, behalve het wettelijk wordt vereist of is toegelaten.166 165 166 Arbrb. Gent 20 september 2010, rolnr 09/544/ A. Repnr 10/6812 Artikel 2bis CAO nr. 38 66 Naar aanleiding van onderzoeken in 2007 en 2008 heeft het Centrum een instrument genaamd “Checklist leeftijd in personeelsadvertenties” ontwikkeld om werkgevers te helpen bij het beschrijven van of na te gaan of ze discriminerende advertenties opstellen. 167 In Nederland geeft artikel 9 van de WGBL aan dat indien er bij een openlijke aanbieding leeftijdscriteria worden opgenomen, de grond voor dit onderscheid uitdrukkelijk vermeld moet worden. Dit is tevens door de Commissie Gelijke Behandeling bevestigd in haar oordelen. Omdat er veel klachten kwamen heeft de Commissie op verzoek van het Expertisecentrum Leeftijd en het Meldpunt Discriminatie Amsterdam geadviseerd over “leeftijdsonderscheid in advertenties”. Op basis hiervan is er een interactieve checklist opgesteld waarin o.a. werkgevers kunnen zien wanneer leeftijdsonderscheid verboden is en wanneer niet in openlijke aanbieding. 4.1.7. Maatregelen van de Belgische en Nederlandse overheid om de positie van ouderen op de arbeidsmarkt te verbeteren en te bevorderen. In Nederland wordt de beroepsbevolking steeds kleiner, terwijl het beroep op regelingen en voorzieningen binnen de samenleving sterk toeneemt. Naar verwachting zullen globalisering en technologische ontwikkelingen de economische dynamiek vergroten. Dit zorgt niet alleen voor meer dreigingen, maar ook voor meer kansen. Het grijpen van die kansen is in de optiek van de Nederlandse regering een opdracht voor de gehele samenleving. Alle betrokken partijen, de overheid, vakbonden, werkgeversorganisaties en individuele werkgevers en werknemers, zullen ieder hun eigen steentje daaraan moeten bijdragen. 168 Naar aanleiding hiervan heeft de Nederlandse overheid de afgelopen jaren een aantal maatregelen genomen, zowel voor werkgevers als voor werknemers, om de positie van de ouderen op de arbeidsmarkt te verbeteren en hen te stimuleren om langer door te werken. Een van de genoemde maatregelen is de premiekorting voor de werkgever. De werkgever zal drie jaar premiekorting van € 6.500, - krijgen bij het in dienst nemen van een uitkeringgerechtigde van 50 jaar of ouder. Bij het in dienst houden van werknemers van 62 jaar of ouder zal de werkgever premiekorting van € 2.750,- per jaar krijgen. Tevens geldt voor de werkgevers een compensatieregeling ingeval van langdurige ziekte bij oudere werknemers. Dit houdt in dat de werkgever die een oudere werkloze in dienst neemt een compensatie krijgt van de loonkosten als deze werknemer binnen vijf jaar lager dan 13 167 http://www.diversiteit.be/?action=publicatie_detail&id=63&thema=2 . Artikel “Verwijzingen naar leeftijd in personeelsadvertenties” 168 Kamerstukken II, 2009/2010, 32 163, nr. 13 67 weken ziek is. De uitkeringsinstantie UWV compenseert de werkgever dan in dat geval voor doorbetaling van loon.169 Niet alleen de werkgevers, maar ook de werknemers worden door de overheid gestimuleerd om door te blijven werken. Zo krijgen de werknemers die na hun 62 jaar blijven doorwerken een belastingvoordeel van € 4.679, - . 170 De overheid heeft tevens aangekondigd dat werkgevers en werknemers verplicht maatregelen moeten nemen waardoor langer en gezonder doorwerken mogelijk wordt. Dit wordt ook wel de “duurzame inzetbaarheid”171 genoemd. Voorts dienen voor wat betreft de maatregelen, die de overheid heeft genomen om ouderen langer te laten door blijven werken, de aanpassingen van de VUT en prepensioenregelingen172 genoemd te worden. De overheid heeft VUT (vervroegde uittreding) en prepensioen fiscaal onaantrekkelijk gemaakt. Tot slot wil het Kabinet dat de arbeidsparticipatie van ouderen niet onnodig wordt gehinderd door negatieve beeldvorming bij werkgevers en leeftijdsdiscriminatie. Uit onderzoek blijkt namelijk dat werkgevers betrouwbaarheid, betrokkenheid, nauwkeurigheid, sociale vaardigheden en klantgerichtheid als duidelijke positieve kenmerk van ouderen beschouwen. Het kabinet onderneemt acties om bestaande negatieve beelden over ouderen bij te stellen en leeftijdsdiscriminatie tegen te gaan. In dit verband heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid begin 2009 de campagne “Ik kan” gestart. De genoemde campagne richt zich op werkgevers en werknemers en heeft tot doel werken na 65 jaar geaccepteerd te maken. Voorts heeft het Expertisecentrum Leeftijd veel projecten uitgevaardigd. Een van de projecten is “vacatures voor alle leeftijden”. Het doel hiervan is werkgevers en arbeidsbemiddelaars te wijzen op WGBL en duidelijkheid te creëren over wat wel en wat niet mag worden opgenomen in een personeelsadvertentie. 173 169 De regeling geldt voor werknemers die op 1-7-2009 55 jaar of ouder waren en die een jaar werkloos waren voordat ze werden aangenomen en geldt tot 1-7-2019. Kamerstukken II, 2009/2010, 32 163, nr. 13 170 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-ouderdomswet-aow/langer-doorwerken/maatregelenarbeidsparticipatie-ouderen 171 Werkgevers en werknemers hebben tot 2020 de tijd om een “duurzaam inzetbaarheidbeleid” in te voeren. Wat er precies in het duurzame inzetbaarheidbeleid moet komen te staan, legt de overheid vast in een agendabepaling in het Arbobeleid, zodat de arbeidsinspectie kan controleren of de sociale partners hun verplichtingen nakomen. Zie www.rijksoverheid.nl 172 Prepensioen is een vorm van vervroegd pensioen en een vervanger van de VUT (vervroegde uittreding). De regels hiervoor worden vastgesteld in onderhandelingen tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties. 173 Kamerstukken II, 2009/2010, 32 163, nr. 13 68 Ook wordt in België door de enorme toename van het aantal personen, dat de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, het Belgische pensioenstelsel in gevaar gebracht. Langer aan het werk blijven, laat toe om het pensioenstelsel ook te behouden. Tevens zorgt het ook voor het verbeteren van de situatie van de werknemer, want een langere loopbaan betekent een hoger pensioen. Daarnaast maakt de stijgende levensverwachting het beleid van vervroegde pensioenering ook minder relevant en daarom heeft de overheid verschillende maatregelen genomen om de voortzetting of hervatting van beroepsactiviteit(en) te vereenvoudigen en financieel aantrekkelijker te maken. Zo heeft de Belgische overheid een outplacementregeling ingevoerd waardoor werknemers boven 45 jaar persoonlijke begeleiding krijgen bij het vinden van een nieuwe baan. Tevens zijn Federale maatregelen getroffen die voorzien in een voordeel voor de werkgever zodat de loonkosten verminderd worden. 4.2. Aanbevelingen Handhaving en Melding Leeftijdsdiscriminatie Mijn eerste aanbeveling betreft het handhavingmechanisme in België. Zoals eerder gemeld heeft het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding een begeleidende taak bij een klacht en mag zelf geen oordeel geven over een gemaakt onderscheid. In Nederland heeft de Commissie Gelijke Behandeling wel de bevoegdheid om oordelen te geven over het gemaakte onderscheid. Alhoewel het niet bindend is neemt de Nederlandse rechter wel het oordeel van de Commissie mee en als hij toch een ander oordeel geeft wat afwijkt van 69 hetgeen de Commissie heeft gegeven moet hij motiveren waarom. Een dergelijk systeem kan in België ook gehanteerd worden. Het Centrum zou dan naar mijn mening ook een oordeel moeten kunnen geven over het gemaakte onderscheid. Dit komt ook ten goede aan de rechtszekerheid, want het oordeel is niet bindend en de wegen naar de rechter blijven gewoon open. Wellicht is het in dit verband verstandig om nog een aanbeveling te doen zowel aan Nederland als aan België. Zoals eerder is gemeld zijn er vele maatregelen genomen om leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid tegen te gaan, maar ondanks de genomen maatregelen is het zeer verbazingwekkend dat er toch nog heel weinig gebruik van wordt gemaakt. Zo blijkt uit onderzoek dat in Nederland in 2009 57 klachten174 betreffende leeftijdsdiscriminatie binnen zijn gekomen en in België 86 meldingen175 (hoewel men het niet heeft over meldingen maar over geopende dossiers) binnen zijn gekomen. We horen dagelijks dat men op grond van zijn of haar leeftijd wordt gediscrimineerd, maar zien er weinig van terug in de vorm van bruikbare jurisprudentie. Ik kan me niet voorstellen dat een beroepsbevolking van zoveel miljoen mensen, maar een zeer gering aantal meldingen heeft opgeleverd over leeftijdsdiscriminatie. Een belangrijke reden waarom men geen melding doet van leeftijdsdiscriminatie is volgens Bureau Discriminatiezaken dat het moeilijk te bewijzen is dat er sprake is van verboden onderscheid op grond van leeftijd. Als voorbeeld wordt aangegeven het sollicitatiegesprek. Er wordt haast nooit aan een sollicitant openlijk meegedeeld dat hij of zij te oud is voor de functie. Zelfs als dit wordt gezegd is dit niet te bewijzen, want het zijn persoonlijke gesprekken waar geen getuigen bij zijn. Dit is wellicht één van de redenen waarom men geen melding maakt van leeftijdsdiscriminatie. Mijn aanbeveling is dat ook dat de overheden van zowel Nederland als België grondig moeten onderzoeken waar de knelpunten liggen en daar oplossingen voor bedenken. Een oplossing kan bijvoorbeeld zijn het geven van extra voorlichting aan werknemers en aan werkgevers. Er zijn checklisten in het leven geroepen voor werknemers te gebruiken bij de werving en selectie van personeel, maar weten alle werknemers c.q. werknemers daarvan af en maken ze daar ook gebruik van? Dus de overheden van beide landen moeten uitzoeken en onderzoeken hoe ze bruikbare informatie over leeftijdsdiscriminatie kunnen en moeten doorspelen. Gedwongen Pensionering of langer doorwerken? 174 175 http://www.discriminatiezaken.nl/doc/Factsheet%20leeftijdsdiscriminatie.pdf www.diversiteit.be/diversiteit/files//.../persdossier_leeftijd.pdf 70 Ook wil ik een aanbeveling doen voor wat betreft ontslag op pensioengerechtigde leeftijd. Zoals eerder aangegeven is het zowel in België als in Nederland niet meer de bedoeling dat de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar van rechtswege wordt beëindigd. Deze ontwikkeling juich ik van harte toe. De tijd staat niet stil en ook de visie die men op bepaalde onderwerpen heeft verandert in de loop der jaren. Wat vroeger heel gewoon was, is tegenwoordig niet meer zo gewoon. Dit geldt ook voor wat betreft doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd. Ouderen willen bijvoorbeeld actief blijven en zien hiervoor een oplossing in het blijven doorwerken. Tevens wordt doorwerken tegenwoordig ook gestimuleerd door de overheid. De overheid stimuleert juist om ouderen niet gelijk te stoppen met werken, maar geleidelijker stopt met werken. Dit ook in verband met de toenemende vergrijzing van de samenleving, want er wordt steeds meer een beroep gedaan op de participatie van ouderen op de arbeidsmarkt. Ook de sociale partners vestigen hier de aandacht op en willen dat de overheid kritisch kijkt naar de regels en de huidige cao’s die het doorwerken van ouderen belemmeren. 176 Niet alleen 65-plussers zullen het voordeel hiervan inzien maar ook de werkgevers, want zo hoeft de werkgever geen premie meer te betalen voor sociale voorzieningen. Ik ben van mening dat het aan de medewerker zelf is om al dan niet te stoppen met werken bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Als men zich gezond en jong genoeg voelt om door te gaan met werken moet dat juist gestimuleerd worden. Daarom adviseer ik de wetgevers van België en Nederland om regels en coa’s die het doorwerken belemmeren op te heffen of veel soepeler te maken. Heeft Anciënniteit toegevoegde waarde? Zoals eerder aangegeven is in het Cadman177 arrest door het Hof aangegeven dat het gebruik van anciënniteit is toegestaan bij het maken van onderscheid bij beloning. Ook is zowel in België als in Nederland anciënniteit toegestaan. Hiermee moet men voorzichtig omgaan want naar mijn mening kan dit juist leiden tot onrechtvaardige hogere beloning aangezien aantal dienstjaren dat een werknemer in dienst is bepalend is voor de hoogte van de loon en naarmate men ouder wordt zal het loon stijgen. Jongere werknemers die dezelfde functie uitoefenen krijgen minder loon omdat het aantal dienstjaren vergeleken met oudere werknemers minder is. Van de andere kant is het begrijpelijk dat oudere werknemers voor hun loyaliteit beloond worden, maar dat moet niet ten koste gaan van jongere werknemers die de zelfde functie uitoefenen en minder loon krijgen. Naar mijn mening moeten zowel België als Nederland op zoek gaan naar een alternatief in plaats van vast te houden aan anciënniteit. Zo kan er wellicht een systeem ontwikkeld worden waarbij ook naar de prestatie van de werknemer gekeken wordt en niet alleen naar het aantal dienstjaren. 176 177 TK 2007-2008, 29544, nr. 152, blz. 6 HvJ 3 oktober 2006, C-17/05 71 Voorts wil ik hierover met name bij de Belgische regelgeving uitgebreid op ingaan. Dit vooral naar aanleiding van de Belgische wetgeving waarbij men de vraag kan stellen of het systeem met de loonschalen gesteun op het aantal jaren, dus anciënniteit, dat wordt ingevoerd, niet neerkomt op een verkapte leeftijdsdiscriminatie. Naar mijn mening is het principe in artikel 11.1 de CAO van 15 juni 2010 (CAO in de zelfstandige kleinhandel) goed verwoord. Het artikel geeft namelijk aan dat; “vanaf het aanvangsloon verhogen het minimum maandloon naar gelang de ervaring van de werknemer toeneemt en volgens het schema dat in het ervaringsbarema is bepaald”. 178 De daarop volgende bepalingen geven aan dat de term “beroepservaring” ruimer is dan voorheen. Deze term is ruimer omdat zowel de effectieve en gelijkgestelde professionele werkervaring bij de werkgever waar de werknemer/bediende in dienst is, als om de periodes van effectieve en gelijkgestelde beroepsprestaties die de bediende voor de indiensttreding heeft verworven als werknemer, zelfstandige of als statutair ambtenaar. Deeltijdse prestaties worden gelijkgesteld met voltijdse prestaties. Dus volgens de CAO heeft iemand die bijvoorbeeld één dag per week werkt evenveel ervaring als iemand die vijf dagen per week werkt. Om het te verduidelijken een voorbeeld: een dame die al 10 jaar zelfstandig bakster is geweest of gedurende vier uur per week ging poetsen en die dan verkoopster wordt in een kledingzaak, zal in de ervaringscurve op 10 jaar staan vanaf aanwerving. Maar dit gaat nog verder, want ook de gelijkgestelde periodes tellen mee bij het bepalen van de ervaring. De sociale partners gaan daarom ervan uit van de gedachte dat “de beroepservaring niet enkel in het kader van een arbeidsbetrekking maar ook levenslang wordt verworden”. Naar aanleiding hiervan kan dus gezegd worden dat bijvoorbeeld een dame die al 10 jaar thuis is gebleven om voor haar kinderen te zorgen en dan verkoopster wordt in een kledingzaak zal dan een ervaringscurve hebben van 10 jaar vanaf aanwerving. 179 Uiteindelijk gaat het hier niet om belonen van werknemers op basis van hun ervaring, maar om het in stand houden van loonschalen volgens leeftijd. Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat het systeem er op neerkomt dat men door het ouder worden meer “levenservaring” op doet, stijgt op de loonschaal. Tot slot is het de vraag of de Belgische CAO wel door de EU beugel kan. Zoals boven genoemd heeft het Hof bepaald dat het een legitiem doel is om beroepservaring te belonen die de werknemer in staat stelt zijn werkzaamheden beter te verrichten (in gevallen waarin een hogere anciënniteit recht gaf op een hoger salaris). Het Hof gaat ervan uit dat anciënniteit samengaat met ervaring. Maar als er allerlei inactiviteitperiodes gelijk gesteld worden met ervaring, is het criterium dat men gebruikt niet meer geschikt om het legitieme doel te bereiken, namelijk de beroepservaring belonen omdat die juist de werknemer in staat stelt 178 179 http://www.meta.fgov.be/CAO/201/201-2010-006680.pdf http://www.vermeulen-law.be/nieuwsbrief/Nieuwsbrief_10.2010.pdf 72 om zijn werk beter te doen. Daarom adviseer ik de Belgische coalitiepartijen om zijn CAO aan te passen, want als iemand hierover een geschil heeft en het komt bij het Hof van Justitie terecht zal de rechter de naleving van het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd verzekeren en dus zo nodig strijdige bepalingen van de Belgische regeling buiten beschouwing laten. 180 Restrictieve of ruime interpretatie Objectieve rechtvaardiging? Tot slot wil ik een aanbeveling doen aan de Europese wetgever. Zoals in paragraaf 1.1. is aangegeven geeft de Kaderrichtlijn zelf niet aan wat men onder “objectieve rechtvaardiging” moet verstaan, maar sluit aan bij de criteria die zijn ontwikkeld in de rechtspraak inzake objectieve rechtvaardiging van indirect onderscheid naar geslacht. Naar mijn mening wordt het tijd dat de Europese wetgever duidelijk moet aangeven wat men ook onder “objectieve rechtvaardiging op grond van leeftijd” moet verstaan en niet alleen moet aansluiten bij de criteria zoals afgeleid van “objectieve rechtvaardiging van indirect onderscheid naar geslacht”. De Europese wetgever kan bijvoorbeeld aan artikel 2 lid 2 sub i nog een extra toelichting geven van wat men ook onder de begrippen moet verstaan. Wel dient de EU wetgever er rekening mee te houden dat de rechters, die door de bepalingen van de “objectieve rechtvaardiging” een enorme beoordelingsvrijheid hebben gekregen, vele vormen van onderscheid op basis van leeftijd objectief en redelijk gerechtvaardigd zullen vinden. Daarom ben ik van mening dat de Europese wetgever een restrictieve uitleg moet geven aan de begrippen objectieve rechtvaardiging. Indien de Europese wetgever kiest voor een ruime uitleg zullen de lidstaten dan dus ook een ruime beoordelingsvrijheid hebben. De wetgeving dient een open boek te zijn voor de burgers, maar zoals nu geregeld is moet men telkens andere documenten raadplegen om te achterhalen wat het begrip inhoudt en dat kost te veel tijd en moeite, terwijl het veel makkelijker kan als men gelijk kan zien wat het inhoudt. Zo hebben niet alleen de lidstaten, waaronder België en Nederland, maar ook de burgers er baat bij. Slotopmerking Een bedrijf kan een rijkdom aan menselijk talent vergaren door oog te hebben voor de diversiteit van zijn personeel, zoals de ervaring van ouderen, het hoge tempo van jongeren, culturele diversiteit van allochtonen en autochtonen die samenwerken. Door de vergrijzing en de daardoor toenemende participatie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt is het belangrijk dat werknemers tot hun pensioen of langer blijven doorwerken. Wel moeten er om dit te kunnen realiseren enkele wijzigingen c.q. veranderingen plaatsvinden in de huidige regelingen. Ik ben van mening dat bovenstaande aanbevelingen kunnen bijdragen aan een 180 http://www.vermeulen-law.be/nieuwsbrief/Nieuwsbrief_10.2010.pdf 73 arbeidsmarkt waar geen of in mindere mate onderscheid op grond van iemands leeftijd wordt gemaakt, maar op grond van iemands prestaties en vaardigheden… ongeacht iemands leeftijd. Literatuurlijst: Geraadpleegde literatuur: Asser 2008 Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nederlandse Burgerlijk Recht ; Bijzondere overeenkomst; Arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst en ondernemingsovereenkomst, G.J.J. Heerma van Vos en Kluwer 2008 74 Bayart 2004 Discriminatie tegenover differentiatie: arbeidsverhoudingen na de Discriminatiewet Arbeidsrecht na de Europese Ras- en Kaderrichtlijn; De Boek&Lancier nv Brussel 2004 Bayart, S. Sottiaux & S. van Drooghenbroeck 2008 De nieuwe federale antidiscriminatiewetten. Les nouvelles lois luttant contre la discrimination, Brugge, die Keure 2008 Blanpain 2004 Arbeidsrecht in hoofdlijnen, Maklu Uitgevers 2004 Blanpain 1998-1999 Schets van het Belgische Arbeidsrecht, die Keure 1998-1999 Burggraaf 2009 De Beschikbarepremiepuzzel: een beschouwend overzicht van de beschikbarepremieregeling, Kluwer-Deventer 2009 Cremer- Hartman 2004 Gelijke Behandeling bij de arbeid in zes wetten, Kluwer 2004 Dankbaar en Heemskerk 2006 Leeftijd in: gelijke behandeling: oordelen en commentaren 2005 CGB, Deventer-Kluwer 2006 Pennings 2005 Monografien Sociaal Recht; Grondslagen van het EU socialezekerheidsrecht, KluwerDeventer 2005 De Prins, S. Sottiaux, J. Vrielink 2005 Handboek discriminatierecht, Wolters Kluwer België 2005 Derijcke, N. Thoelen 2001 Retentiemanagement: binden of boeien, Uitgeverij H. Jongeling 2001 Eeckhoutte 2007 75 Sociaal Compendium; arbeidsrecht met fiscale notities, band I, Wolters Kluwer Belgium NV 2007 Hendriks 2006 Legislation to combat age discrimination in the labour market, Zias 2006 Jans De Doorwerking in de nationale rechtsorde van het verbod van leeftijdsdiscriminatie als algemeen beginsel van gemeenschapsrecht. Noordam 2006 Sociale zekerheid voor het oog van de meester: Kluwer-Deventer 2006 Timmerman 2004 Wanneer wordt vreemd recht, vreemd; de vreemde beeldvorming, registratie en beleid, Centraal Boekhuis BV, Culemborg 2004 Schols 2003 Verboden onderscheid in pensioenregelingen, Sdu Uitgevers, 2003 Van der Burg 2004 Actualiteit sociaal recht; wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid,KluwerDeventer 2004 Van der Burg 2008 Actualiteit sociaal recht; Rechtspraak Arbeid en Leeftijd (WGBL),Kluwer-Deventer 2008 Van Dongelen 2006 Individueel arbeidsrecht deel II, Paris BV Zutphen 2006 Tijdschriften en Artikelen: Aendenboom “De Europese Anti-discriminatierichtlijn en haar omzetting in de Belgische Wetgeving: de beschermende criteria vermogen en sociale afkomst”, nr 01.3 76 Broersma 2007 “Cadman: een storm in een glas water”?Arbeidsrecht 2007, blz 10 Bollen 2007 “Doelmatig discrimineren”, Gids voor personeelsmanagement, vol 86, nr 7/8 Bollen en Joosten 2004 “Leeftijdsdiscriminatie in arbeidsbetrekkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief” P&O april 2004, nr 4 De Jong 2006 “Werken na 65 jaar: de houdbaarheidsdatum is voorbij”, Arbeidsrecht 2006, nr 1 blz 8 De Meirleir “Leeftijdsdiscriminatie op arbeidsmarkt; strijd tegen stereotypen die ons allen aanbelangt” De Wolff en Humblet 2008 “Gelijke behandeling van werknemers in Belgie en Nederland”, Sociaal Recht 2008-10, blz 276/277 Heemskerk 2006/2008 “Hoe demonteer ik de tijdbom van leeftijdsdiscriminatie?”, NJB, afl. 2006/2008 Van Gemerden 2004 “Age ain’t nothing bud a number: hoever strekt de reikwijdte van het verbod op onderscheid naar leeftij?” Arbeidsrecht 2004, blz 32 Van Hansma, R. “Anciënniteit raakt eindelijk uit de tijd.” NJB , 79 (2004) nr. 29 p.1484-1486 Van Kranenburg-Hanspians 2005 “Leeftijdsdiscriminatie en ontslag”, Abeidsrecht 2005, nr 61 Velman 2008 “Leeftijdsdiscriminatie, gedwongen pensionering Richtlijn 2000/78/EG”, Sociaal recht 2008, nr 12, blz 349 77 Internet: www.vermeulen-law.be http://curia.europa.eu http://cgb.nl www. Meta.fgov.be www.europa.eu http://www.diversiteit.be http://www.lydian.be http://www.akd.nl/media/363933/leeftijdsdiscriminatie_bollen.pdf http://www.jpr.nl Jurisprudentie: Europa: HvJ 13 juli 1989, C-171/88 HvJ 13 juli 1989, C- 170/84 HvJ 17 oktober 1989, C-109/88 HvJ 17 oktober 1989, C-109/88 HvJ 17 mei 1990, C-262/88 HvJ 17 oktober 1995, C-450/93 HvJ 11 november 1997, C-450/95 HvJ 22 november 2005, C-144/04 HvJ 18 december 2005, C-129/96 HvJ 3 oktober 2006, C-17/05 HvJ 16 oktober 2007, C-411/05 HvJ 19 januari 2010, C-555/07 HvJ 12 oktober 2010, C-45/09 HvJ 18 november 2010, C-250/09 Nederland: CRvB 4 november 1993, TAR 1994,6 HR 13 januari 1995, JAR 1995,35 HR 13 januari 1995, NJ 95, 430 Hof van Amsterdam 13 januari 2000, JAR 2000,42 HR 1 november 2002, JAR 2002,279 Rechtbank Haarlem 19 november 2002, JAR 2002,290 78 Belgie: Arbrb Brussel 2 december 2005, A.R. nr 62733/03 Arbrb Gent 20 september 2010, rolnr 09/544/A, Rep.nr 10/6812 Grondwettelijk Hof, arrest nr. 107/2010, 30 september 2010 Kamerstukken Nederland: Kamerstukken 1997/98, 25677 nr 1, 2 Kamerstukken 1999/00, 26880, nr 1, 2 Kamerstukken II 2001/02, 28170 nr 3, 5, 7 Wet en Regelgeving: Europees: Richtlijn 2000/78/EG Nederland: Grondwet Wet Gelijke Behandeling Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd Belgie: Antidiscriminatiewet (wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie Collectieve Arbeidsovereenkomst nr 38 De wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling De wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en Racismebestrijding 79 80