Samenvatting geschiedenis H7 de wereld op zijn kop 1. Op weg naar mensenrechten en guillotine Thomas Paine (1737-1809 uit Engeland) was een kind van zijn tijd: typisch 18e eeuw. Hij stond voor: Vrijheid/ gelijkheid/broederschap koloniën moeten onafhankelijk worden. (Amerika los van Engeland) Rechten van de mens, gelijkheid i.p.v. standenmaatschappij ( Atheense democratie) Tegen slavernij (abolitionisme) > gelijkheid voor alle mensen. Verlichting: je verstand gebruiken, niet zomaar aannemen wat de kerk zegt, de koning niet blindelings gehoorzamen. 18e eeuw: eerste encyclopedie van Diderot en d’Alembert Diderot (1713-1784) was van burgerlijke afkomst > weinig rechten, veel plichten. Ideeën over godsdienst: deïsme > de opvatting dat god geen persoon is maar zichtbaar is in alle natuurlijke processen. De opvatting dat je zelfs god, geloof en de kerk met je verstand (ratio) kunt beredeneren sloeg aan. Dat gaf wat verlichting onder de zware druk van het geloof. Daarom spreken we van optimistisch rationalisme. Jean-Jacques Rousseau (1712-1778): terug naar de natuur, opvoeding Voltaire (1694-1755): religieuze tolerantie > het christendom is niet belangrijker dan andere geloven maar even belangrijk. Hij won de loterij, kocht een koets en reisde door heel europa om met iedereen die dat wilde te discussiëren. Montesquieu (1689-1755): trias politica <> absolutisme van Lodewijk XVI. Volgens hem was er geen controle als de koning alle macht had. De koning maakte de wetten (wetgevende macht), voert ze uit met zijn ministers (uitvoerende macht) en was de baas over de rechtbank (rechtsprekende macht). Dit moest wel misgaan. Het leek hem beter om deze machten te verdelen over verschillende personen of instanties. Dat hield elkaar in evenwicht. De verlichting werd een bedreiging voor het absolutisme van de koning > andere uitleg aan vrijheid en gelijkheid: het verlicht absolutisme > de vorsten gebruikten het rationalisme om het absolutisme te verdedigen. Dus als hij goed was voor zijn volk en zijn verstand gebruikte net als een verlichter kon hij blijven regeren. Streven naar meeregeren van de burgers: representatieve democratie > een klein aantal mensen die regeert/ de regering controleert namens het volk. 2. De Amerikaanse revolutie In 1607 voeren de eerste Engelse kolonisten de rivier de James aan de oostkust van Noord-Amerika op. Ze noemden het gebied Virginia, dit werd de eerste van uiteindelijk 13 Engelse Koloniën. Vervolgens kwamen er Duitsers, Zweden, Engelsen en Nederlanders naar Amerika. De Nederlanders stichten aan de oostkust de stad Nieuw Amsterdam. Ook veel strenge Calvinisten die vonden dat de koning geen hoofd van de kerk kon zijn trokken naar Amerika. De puriteinen gaven het Amerikaanse onafhankelijkheidsgevoel een heel special religieus tintje. Ook kwamen er politieke vluchtelingen naar Amerika, zij vonden dat de Engelse koning een despoot die slecht voor zijn volk zorgde. De kolonisten kwamen niet aan in een leeg continent, er woonden veel indianenvolken. De meeste waren in de 17e eeuw al gedecimeerd door ziekte en oorlogen. Wie waren de 1e kolonisten in Amerika? - Spanjaarden - Engelsen! - Nederlanders - Zweden - Duitsland - Frankrijk [concurrent van de Engelsen] Waarom weg uit europa en naar Amerika? - Door overbevolking -> armoede -> hongersnood - vervolgingen door religie (puriteinen). De slavenhandel en plantages het laagland in Zuid-Amerika werd gebruikt voor grootschalige landbouw, zwarte slaven uit Afrika werden de arbeidskracht de verbouw van katoen, tabak en rijst. Er ontstond een plantagekolonie > kolonie waarbij plantages met slaven het belangrijkste middel van bestaan vormden. De slaven werden slecht behandeld door de blanken, er waren dan ook tegenstanders van de slavernij. Zij waren de pioniers in de strijd om de afschaffing ervan, die eind 18e eeuw pas echt losbarste, het abolitionisme. De handelaars in het noorden beheersten de Trans-Atlantische slavenhandel > de slavenhandel van Afrika over de Atlantische oceaan, naar de Amerika’s. de slavenschepen brachten katoen en tabak naar europa en namen betaalmiddelen en goedkope katoentjes mee naar Afrika. Zo profiteerden Europeanen, Amerikanen en zelf Afrikanen van de plantage- economie. Ben ik Engelsman of Amerikaan? de Engelse kolonisten waren nog steeds onderdaan van de Engelse koning, vreemd genoeg had Londen er maar weinig geld voor over om een goed bestuur op te zetten. De koloniën trokken zich in de loop van de 18e eeuw steeds minder aan van Londen. Amerikanen kwaad omdat: - ze kregen te weinig geld van Engeland. - Ze hadden verplichte Engelse import (Suiker en ijzer) - Ze hadden verplichte engelse export (katoen) - Ze hadden geen inspraak op het beleid, wat gedaan werd door Engeland. No taxation without representation (We betalen geen taxation/belasting, als we niet vertegenwoordigd (representation) worden). Die verplichte Engelse ex en import word “acte van navigatie” genoemd. Hierdoor kan Amerikaanse handel niks verdienen. Engeland (George III) was kwaad omdat de amerikanen te weinig vechten tijdens de 7 jarige oorlog. Dan wordt het conflict stap voor stap heftiger: 1765: stamp act: De Engelsen verplichten de Amerikanen om belasting te betalen op papier. (Engelse schatkist leeg door Zevenjarige Oorlog) word na dreiging uiteindelijk ingetrokken en het loopt met een sisser af. 1773 Boston teaparty: toen er een wet kwam die de Engelse Oost-Indische Compagnie het recht gaf haar overtollige voorraden thee exclusief te dumpen op de Amerikaanse markt liep het uit de hand. De Amerikanen vernietigden (verkleed als indiaan) thee zodat Engeland er geen geld aan kan verdienen. Dit was voor de Engelse koning een sein om hard in te grijpen. 1775 begin van de oorlog. 1781: Yorktown (veldslag) 1776: het congres nam de declaration of independence aan, dit was een regelrechte oorlogsverklaring aan koning George III en alle andere koningen die de rechten van hun volk niet eerbiedigen. Hiermee namen de Amerikanen een initiatief tot een revolutie die tegelijkertijd een vrijheidsoorlog zou zijn. Onafhankelijkheids verklaring. En verschijning Common Sense > boek Thomas Paine. 1783: Oorlog voorbij: GB erkent VS (nu officieel onafhankelijk). 3. De Nederlandse revolutie democratie. Wie tegen wie? De Oranjegezinden tegen de patriotten. Oranjegezinde: Willen dat de stadhouder aan de macht blijft. Patriotten: Willen democratie, gelijkheid, vrijheid van meningsuiting en geloof, eenheid in NL (één volk, nationalisme) Wanneer? 1786/1787 Stadhouder Willem V vlucht. Revolutie mislukt omdat: Pruisen (gebied Duitsland) komt helpen. Pruisen komen Willem V helpen -> Vechten of vluchten. De Patriotten (!) vluchten, waardoor de stadhouder Willem 5 terug komt. 1795: Bataafse revolutie. De patriotten komen terug met het Franse leger. Stadhouder vlucht daardoor naar Engeland. Gevolgen: - Kiesrecht voor mannen - Er kwam een eind aan het federalisme > waarbij de aparte gewesten veel macht hadden. - Joden, katholieken en andere van het calvinisme afwijkende geloven werden gelijkgesteld. - Er werd een lagere onderwijswet ingevoerd > via onderwijs werd het land zo versterkt. - Iedereen moest zich i.p.v. bij de kerken zich laten registreren bij de burgerlijke stand. 1806: Nederland word ingepakt dor Frankrijk, de leider van Frankrijk is Napoleon. 1815: Fransen uit Nederland. Napoleon word verslagen door Engeland. De revolutie verdwijnt -> Restauratie van de monarchie, Nederland krijgt nu voor het eerst een koning (Willem 1) / daarvoor was het een stadhouder. 4. De revolutie der revoluties Wanneer? 14 juli 1789 Wie tegen wie? Koning Lodewijk de 16e, samen met de kerk en adel tegen de revolutionairen. Oorzaken? – ideeën van de verlichting - voorbeelden uit het buitenland. - Sociale ongelijkheid (ancien régime) - de franse economie ging slecht, lodewijk gaf veel geld uit en de schatkist was leeg. > Lodewijk XVI roept staten generaal bij elkaar. - de graanprijzen gingen omhoog, vooral de arme burgers hadden hier last van. Hoe begint het? 1789: Koning heeft geen geld, door de 7 jarige oorlog. Hij roept het parlement/staten generaal bij elkaar om belasting te vragen. Parlement bestaat uit: 1e stand: Kerk 300 stoelen. 2e stand: Adel 300 stoelen. 3e stand: rijke burgers 600 stoelen. Ze stemden per stand, waardoor het altijd 2 tegen 1 is. 1789: standen worden bijeengeroepen, de leden van de staten generaal moesten klaagbrieven meenemen over alles wat er maar fout was in de ogen van hun streekgenoten. 3e stand heft het parlement op, en maakt een eigen parlement. (Nationale vergadering) Daardoor word de koning kwaad, en sluit de nationale vergadering. Ze proberen weer een vergadering te maken op een kaatsbaan, waar ze de eed op de kaatsbaan afleggen. Dit houdt in dat ze net zolang op de kaatsbaan blijven, tot er een grondwet is. -> Koning boos, en stuurt een leger naar de kaatsbaan. Daardoor gaat het definitief mis en nu komt er opstand: begin van de Franse Revolutie: 14 juli 1789: Bestorming van Bastille (een gevangenis) ancien regime ( 1600- 1789 ) > de vorst heeft teveel macht > er zijn standen met voorrechten standenmaatschappij: de eerste stand > de geestelijken de tweede stand > de adel de derde stand > - handelslieden - arme burgers - boeren privileges Eerste en tweede stand: > hoefden geen belasting te betalen over de grond. > edelen mochten vrije boeren gratis voor hun laten werken, in de perioden van topdrukte in het boerenbedrijf. > ze hadden jacht- en visrecht. Derde stand was ontevreden: handels lieden hadden last van de hoge tollen. konden geen hoge functies krijgen bij de kerk of in het leger. Arme burgers lage lonen. Hoge prijzen. Boeren kregen minder geld voor hun producten alleen zij moesten belasting betalen over de grond. Tijdens topdrukte in het boerenbedrijf moesten ze voor niets werken. La grande peur In de zomer 1989 ging er een gerucht over het franse platteland dat de edelen en de hoge geestelijken de revolutie in parijs gingen blokkeren. Alleen de angst hiervoor was al genoeg om overal in Frankrijk kloosters en kastelen te plunderen. gevolgen > De nationale vergadering nam de rechten van de eerste twee standen af. > er kwam gelijkheid van alle godsdiensten > bisschoppen en pastoors zouden voortaan door de bevolking worden gekozen. De koning wist niet wat hij moest doen, hij kon dit niet goedkeuren. Hij was al in een grote democratie naar parijs gehaald. Lodewijk XVI besloot te vluchten, hij ging naar de oostgrens waar Oostenrijkse troepen klaarstonden om hem op te vangen. hij reed in een opvallende en dure koets, die iedereen opmerkte. Hij werd aangehouden en weer terug gebracht naar parijs. De grondwet die in 1791 kwam gaf de koning wel de uitvoerende macht, maar de wetgevende macht kreeg het parlement. (Assemblée Législative) Er ontstond een burgeroorlog De girondijnen > zij waren van de rijkere bourgeoisie en vonden het wel welletjes met de revolutie. tegen: de jakobijnen > de radicalen wilden nog verder gaan met de revolutie. (onder leiding van Robespierre) De jakobijnen wonnen. 1992 > de koning en zijn vrouw worden gevangen gezet, en door het parlement werd de koning ter dood veroordeeld. 1993 > koningin Marie-Antronette ter dood veroordeeld. Robespierre komt met de terreur: alle tegenstanders onder de bijl. Jakobijnen worden verdreven door het directoire > Robespierre word zelf onthoofd > ‘de revolutie eet zijn eigen kinderen op’ De regering verklaarde de oorlog aan alle Europese absolute vorsten. vijf directeuren namen de macht, gevolgen: > je mocht alleen stemmen als je een bepaalde som belasting betaalde. (het censuskiesrecht) > de bourgeoisie had voortaan voor het zeggen in Frankrijk. 1795 > de republiek der zeven verenigden Nederlanden werd van hun stadhouder bevrijd. 1799 > Napoleon nam de macht over, zo eindigde de revolutie der revoluties in een regelrechte militaire dictatuur.