Plenaire lezingen: Lezing 1. Wat kan de gedragsneurologie doen voor de psychiatrie? Dr. N.J.M. Arts, gedragsneuroloog Pro Persona [email protected] Op het eerste Wereldcongres voor Neurologie in 1931 werd besloten dat neurologie en psychiatrie voortaan eigen wegen zouden gaan. De interesse van neurologen voor de samenhang tussen hersenaandoeningen en gedrag verdween daarna snel en er ontstond een brede kenniskloof tussen neurologie en psychiatrie. Pas in 1972 trad hierin een kentering op, toen de Amerikaanse neuroloog Norman Geschwind op het jaarlijkse congres van de American Academy of Neurology alle lezingen over neuropsychologische onderwerpen samenbracht in één sessie, die hij Behavioral Neurology noemde. Sindsdien probeert de gedragsneurologie vanuit de neurowetenschappen de kenniskloof tussen neurologie en psychiatrie te dichten. In deze lezing zal een inleidend overzicht worden gegeven van de ontwikkelingen in de afgelopen 25 jaar. De nadruk zal liggen op de betekenis die bottom upbenaderingen uit de gedragsneurologie kunnen hebben voor de psychiatrie. De volgende onderwerpen komen daarbij aan bod: - De hersenschors is onderverdeeld in primaire gebieden, unimodale associatiegebieden en heteromodale associatiegebieden; deze onderverdeling maakt het mogelijk om pathologische veranderingen van waarneming en motoriek beter te begrijpen. - Hogere cerebrale functies zijn afhankelijk van interacties tussen hersenschors, basale ganglia en thalamus in de zogenoemde cortico-subcorticale circuits. Deze organisatie in cortico-subcorticale circuits maakt inzichtelijk hoe gedrag en gedragsverandering tot stand komen. - Geheugenfuncties zijn afhankelijk van meerdere cerebrale structuren. Kennis van de samenhang tussen deze structuren en de verschillende geheugenfuncties maakt het mogelijk om schijnbaar tegenstrijdige klinische bevindingen in het juiste perspectief te zien. - Neuromodulerende stoffen als dopamine en serotonine hebben een grote invloed op stemming en gedrag. De precieze beschrijving van neuromodulerende systemen heeft veel inzicht gegeven in de effecten van drugs en geneesmiddelen. Lezing 2. How the brain encodes a fear memory: Implications for traumatic stress disorders (lezing in het Engels) Prof Dr S.A. Kushner Psychiater en hoogleraar Neurobiologische Psychiatrie Erasmus MC Rotterdam. [email protected] Fear conditioning is a Pavlovian form of associative learning widely used to model fundamental aspects of memory formation. Following fear conditioning, contextual and sensory stimuli present during conditioning will now evoke both emotional and behavioral manifestations of a robust fear memory. Many aspects of the emotional and behavioral disturbances in patients with Post-Traumatic Stress Disorder are consistent with fear conditioning, such as prominent anxiety, exaggerated startle, autonomic hyperarousal, as well as strong avoidance of the sights, sounds, smells, and reminders associated with the traumatic event. Given knowledge of the specific brain regions most implicated in cognitive dysfunction, many laboratories have focused their studies on the biochemical and genetic mechanisms underlying the formation of fear memories. However, the sparse encoding of memories has limited previous efforts to characterize the learning-related cellular and molecular changes in specific neuronal ensembles. Accordingly, the development of more efficacious treatments for cognitive dysfunction will require knowledge of the fundamental neurobiology for learning and memory. Therefore, our approach is focused on the identification of highly-specific protein targets and biochemical pathways that are modulated following fear conditioning by localizing memories to region-specific ensembles of individual neurons. Lezing 3. Neurobiologie van stress: over genen, biologie en omgeving Prof. Dr. J.A. den Boer Psychiater en hoogleraar Biologische Psychiatrie UMCG Groningen [email protected] Recente ontwikkelingen in de neurowetenschappen hebben niet alleen gevolgen voor de theorievorming in de psychiatrie en psychologie, maar ook voor de wijze waarop de mens zichzelf definieert. De recente ontwikkelingen in de neurobiologie werpen een nieuw licht op oude vraagstukken met betrekking tot de rol van de invloed van genen en omgeving op de respons van het lichaam op stressvolle gebeurtenissen. Er bestaan verschillende vormen van plasticiteit in de hersenen die illustreren dat er een sterke verwevenheid bestaat tussen het aanleren van allerlei mentale en motorische vaardigheden én veranderingen in de hersenen. Deze empirische gegevens ondersteunen de stelling dat er een dialoog bestaat tussen de microarchitectuur van de hersenen en de omgeving. Dit komt vooral tot uiting wanneer we de respons bestuderen op stressvolle gebeurtenissen. Hierbij blijkt dat de subjectieve en neuroendocriene respons niet alleen maar bepaalt wordt door onze cognitieve make-up, maar dat een aantal genetische polymorfismen mede bepalend zijn voor de respons. Tijdens deze lezing zal ik ingaan op de rol van stressvolle geberurtenissen bij het ontwikkelen van verschillende vormen van psychopathologie. Als voorbeeld casus zal ik gebruiken de ontwikkeling van dissociatieve identiteitsstoornis, een van de meest ernstige vormen van posttraumatische stressstoornis. Lezing 4: De psychofysiologie van somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK): verschuiving van lichaam naar brein Dr. J.H. Houtveen Psychofysioloog, afdeling klinische en gezondheidspsychologie, Universiteit Utrecht [email protected] In deze presentatie wordt een up-to-date overzicht gegeven van het wetenschappelijke onderzoek naar somatisch niet of onvoldoende verklaarde lichamelijk klachten. Ingegaan zal worden op: 1) psychologische en gedragsmechanismen die de klachten (mede) in stand kunnen houden en die het uitgangspunt vormen van veel evidence-based interventies (het gevolgenmodel), 2) of er voor veelvuldig gehanteerde perifeer stressfysiologische verklaringsmodellen wel wetenschappelijke evidentie bestaat, 3) recente inzichten vanuit de neuroscience (fMRI-studies), en 4) recente inzichten vanuit de psychoneuroimmunologie. Implicaties voor het proces van erkenning van de klachten en voor de diagnostiek en behandeling worden besproken. Workshops symposium “Het Interactieve Brein” Workshop 1: Seks, lijf, brein en psychiater Dr HW van Lunsen, arts-seksuoloog NVVS Hoofd afdeling Seksuologie & Psychosomatische Gynaecologie UvA Amsterdam [email protected] Seksualiteit is het prototype van een bio-psycho-sociaal fenomeen. Veel psychiatrische ziektebeelden en veel psychiatrische interventies hebben effecten op centrale en perifere aspecten van de “seksuele respons” en op QOL van psychiatrische patiënten. Bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat bij sommige ziektebeelden de genese geassocieerd kan zijn. met primaire seksualiteitsproblematiek. Van een psychiater mag dan ook verwacht worden dat hij/ zij kennis heeft van op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde kennis over seksuele psychofysiologie en beschikt over basale seksuele competenties. Door middel van een interactief programma wordt de kennis en kunde van deelnemers aan de workshop getoetst en opgefrist. Workshop 2: De Rode Kamer; multimedia als therapeutisch instrument Drs T.A.J.J. Rokx, psycholoog / psychotherapeut GGNet Polikliniek Apeldoorn [email protected] Voor de KRO hebben we met een ploeg psychologen eind 2009 een televisieprogramma gemaakt waarin psychotherapeutische gesprekken werden ondersteund en versterkt door indringende beelden en geluiden. Door gebruik te maken van o.a. animaties, (historisch) beeldmateriaal en geprojecteerde teksten, krijgt de beleving een intensiteit die met louter verbale gesprekstherapie bij lange na niet wordt gehaald. Parallel aan het televisieprogramma is een online versie gelanceerd waar mensen via hun eigen pc toegang krijgen tot psychoeducatie, oefeningen en opdrachten. De therapeutische toepassing van moderne media staat nog in de kinderschoenen, maar biedt talloze mogelijkheden om een breder publiek te bereiken en nieuwe vormen van therapie aan te bieden. Denk bijvoorbeeld aan verdere uitwerking van online hulpaanbod of de toepassing van digiborden in de spreekkamer. In deze workshop wordt e.e.a geïllustreerd aan de hand van de televisieopnames en de zogeheten online experience op de website van de KRO. Workshop 3: Het autonome zenuwstelsel; verbinding tussen lichaam en geest Drs. J.A. Alders, psychiater in opleiding (1) & Dr. P. Naarding, psychiater (2) 1. UMC St. Radboud, afdeling psychiatrie, Nijmegen [email protected] 2. GGNet, Centrum voor Ouderenpsychiatrie Apeldoorn [email protected] Het autonome zenuwstelsel wordt tot op heden onderbelicht bij de diagnostiek en behandeling van psychiatrische stoornissen. Het is echter een essentieel onderdeel van ons zenuwstelsel en speelt een belangrijke rol in de regulatie van arousal, waaronder angst (stress) en het herstel hiervan. Disregulatie van het autonome mechanisme kan lichamelijke en psychische klachten tot gevolg hebben. Zo kan stress leiden tot een onaangenaam gevoel maar leidt het anderzijds ook tot een versmalling van ons totale ‘gedragsrepertoire’, als gevolg van onder meer een vermindering van cognitieve, executieve en sociale vaardigheden. ‘Stress’ als dusdanig is dus niet altijd alleen vervelend t.a.v. het ‘interne milieu’ van het individu, maar kan dikwijls ook een nadelige invloed hebben op de interactie die het individu heeft met zijn of haar omgeving. Er zijn therapiesoorten die m.n. via het autonome zenuwstelsel pogen tot verlichting van (onder meer) angst-, stress en depressieve klachten te klachten te komen. Te denken valt hierbij aan bepaalde meditatietechnieken (‘Mindfullness’) of aan neurofeedback- methoden zoals ‘HeartMath’. In deze workshop wordt een korte theoretische uitéénzetting gegeven over het autonome zenuwstelsel en daarna wordt op een interactieve en ludieke wijze kennis gemaakt met het functioneren en onderzoeken van het eigen autonome functioneren. In de nabespreking gaan we graag met U de discussie aan of het autonome zenuwstelsel wel of niet bewust te beïnvloeden valt en –in het verlengde hiervan- of dit een mogelijke ingang is tot verdere behandelmogelijkheden van psychiatrische stoornissen in de toekomst. Workshop 4: Leren door spelen. Behandeling van impulsregulatieproblematiek met een ‘serious game’ Drs. S.A. van der Laan & Prof. Dr. J.W. Hummelen, beide psychiater GGNet Zutphen/Warnsveld. [email protected]; [email protected] Behandeling van impuls-regulatieproblematiek vindt in de huidige klinische praktijk vooral plaats met cognitieve gedragstherapie. Deze behandelvorm vereist van de patiënt dat deze in zekere mate instaat is zijn gevoelens te verbaliseren. Bij patiënten met impulsregulatieproblematiek is echter juist vaak sprake van een beperkt vermogen tot het verbaliseren. In deze workshop wordt een serious game gedemonstreerd dat zich richt op het trainen van het inhibitievermogen. Deze training wordt geacht plaats te vinden via het versterken van de bij inhibitie betrokkene orbito-prefrontale neuronale gebieden. Het brein wordt niet primair benaderd op het symbolische niveau van de taal maar door een actieve interactie met de (spel)omgeving. Workshop 5: Comfort Rooms; effect van omgeving op agressief gedrag. Drs. R.C.A. de Veen, psychiater GGNet Jeugd, Doetinchem [email protected] De workshop gaat over de interactie tussen omgeving/context met gedrag en gevoel van mensen. Comfortrooms en verbetering van de fysieke omgeving van patiënten zijn onderdeel van een meer cliënt/patiëntgerichte werkwijze zoals beschreven in het Engagement Model van Bennington en Murphy. O.a. betogen zij dat het uiterlijk van de fysieke omgeving waarin patiënten verblijven en behandeld worden van groot belang is voor hoe welkom, geholpen, serieus genomen ze zich voelen. Binnen GGNet zal in de toekomst mogelijk meer met dit model gewerkt gaan worden. Het is daarmee iets waar behandelaars in de toekomst mee te maken kunnen krijgen. Naast een korte theoretische inleiding over de thematiek zal er met name aandacht zijn voor het beleven van de genoemde interactie door de deelnemers zelf. Enerzijds zal dat gebeuren door het tonen van verschillende omgevingen, anderzijds door zelf aan den lijve te voelen wat (beperking van) fysieke omgeving met henzelf doet.