Jodendom (1) Geschiedenis De geschiedenis van het jodendom vangt aan met de terugkeer van de Judeese (Joodse) ballingen uit Babylonië. (Voor die tijd spreken we van de Israëlitische geschiedenis). De periode vanaf de Perzische periode tot en met de Romeinse periode wordt hier echter niet behandeld. We vangen aan met de 1e eeuw n.Chr., de periode van de Romeinse bezetting en de joodse opstand daartegen. 1. De twee opstanden. In de eerste eeuw n.Chr. was Palestina bezet door de Romeinen. Maar sommige groepen joden probeerden zich te verzetten tegen deze bezettingsmacht, zoals de Zeloten. In de jaren 68 - 70 Joden en christenen ontstond een eerste grote opstand. Dat was vooral een gevolg van de verdrukking In Handelingen 6:8-15 lezen we hoe en de vernederingen die de joden moesten ondergaan. De Romeinse leden van een hellenistische (Grieks veldheer sprekende?) synagoge tegen de De vesting Massada Vespasianus (die christelijke boodschap gekant zijn. Ook in Hand.8:1-4 en 11:19-21 lezen we over later keizer zou worden) rukte op naar Jeruzalem. De Romeinen vervolgingen door groepen joden, wat konden Jeruzalem pas na een beleg van vijf maanden en met veel leidt tot verspreiding van christenen moeite veroveren. Daarbij ging de tempel in vlammen op en de hele buiten Palestina. “Van degenen die stad werd verwoest. Sommige groepen joden waren gevlucht en achterbleven, werd Jacobus omstreeks hadden zich verschanst in enkele vestingen, waaronder die van 62 gedood door steniging. De joodse Massada. Toen de Romeinen in 74 deze vesting uiteindelijk innamen, christenen konden de nationale idealen bleken alle belegerden en hun families zelfmoord te hebben gevan de zeloten Niet delen. De tempel pleegd, een daad die de Romeinen naar het schijnt zeer had, na Jezus’ offerdood aan het kruis, bewonderden. voor hen geen heilswaarde meer. Hun De tempel was verwoest, wat betekende dat het centrum van het joodse godsdienstige leven was weggevallen. Nu werden op de grote feesten geen pelgrimstochten meer ondernomen naar Jeruzalem. Ook andere joodse steden waren verwoest, sommige streken waren ontvolkt, en veel ander land werd in beslag genomen door de Romeinen. Na enige jaren begon het leven weer min of meer leefbaar te worden. In die tijd ontstonden de rabbijnen. Zij waren eigenlijk de nakomelingen van de Farizeeën, de enige joodse groepering die bleef Jodendom (1) Geschiedenis Messiasverwachting was op Jezus gericht en niet op enige politieke bevrijder. Toen veel joden een opstand tegen de Romeinen voorbereidden, verlieten de joodse christenen Jeruzalem. Ze trokken naar Pella in het overjordaanse. De verwoesting van stad en tempel bracht hen in een isolement”. O.J. de Jong, Geschiedenis der kerk, 18. 1 bestaan en bloeide. De Sadduceeën, altijd stevig verbonden met de tempel, verdwenen samen met de tempel van het toneel, de Zeloten en veel Sjammaïten (strenge richting binnen de Farizeeën) waren in hun strijd tegen de Romeinen zo goed als gedecimeerd, de Essenen waren altijd al een marginale groep geweest. Nog tijdens de oorlog had de Farizeeër Jochanan ben Zakkaï zich in een kist uit Jeruzalem laten smokkelen om zich bij de Romeinen aan te melden. Hij kreeg toestemming om in Jabne een leerhuis te openen. Na de oorlog zou dit het centrum van vooral Hillelitische geleerden worden, die een minder strenge richting binnen het Farizeïsme vertegenwoordigden. Een hele bekende rabbi was Rabbi Akiba. Hij dacht in een zekere Bar Kochba (de 'sterrenzoon') de Messias te herkennen die het land alsnog zou bevrijden van de Romeinen. In 132 begon deze Bar Kochba een nieuwe opstand tegen het Romeinse gezag, die zou duren tot 135. Maar de Romeinen overwonnen ook deze opstand. Ongeveer 500.000 joden stierven, velen werden als slaaf verkocht. Naar het schijnt was het aanbod van Judeese slaven zo groot, dat voor zo'n slaaf niet meer werd betaald dan voor een paard. Jeruzalem werd nu een heidense stad, 'Aelia Capitolina', met tempels voor heidense goden zoals Jupiter. De joden mochten de stad op straffe van de dood niet meer betreden. 2. Rabbijnen en hun geschriften Op een keer, toen rabbi Jochanan ben De leiding over de farizese school ging over op Gamaliël Zakkai uit Jeruzalem kwam, volgde hem II. Hij zorgde ervoor dat de sjammaïtische richting met rabbi Josjoea en hij aanschouwde de haar strengere wetsinterpretatie uitgeschakeld werd. ruïnes van de tempel. ‘Wee ons!’ zei rabbi Zo werd het gematigde farizeïsme het normatieve Josjoea, ‘want deze plaats waar voor de jodendom. Centraal in het jodendom stonden nu de zonden van Israël boete werd gedaan, is Schrift (Tora) en schriftstudie, de schriftgeleerden en met de grond gelijk gemaakt!’ ‘Mijn zoon,’ de synagoge: de plaats waar men vergaderde, leerde zei rabbi Jochanan, ‘wees niet bedroefd. We hebben een andere boetedoening die en bad. Zo vervingen schriftstudie, gebed en goede net zo goed is. Welke dat is? werken de tempelcultus. Het houden van de wet werd Goedertierenheid; want er is gezegd: “Ik nu heel belangrijk, en daaraan werd ook de hoop verlang barmhartigheid, geen offers”. verbonden dat de messias zou terugkomen. De term (Avot de rabbi Nathan 6). ‘rabbi’, die in Jezus’ tijd nog een eervolle aanspreektitel was, werd nu een exclusieve titel voor opgeleide en gewijde leraars. ’s Morgens en ’s avonds bad men in de synagoge het sjema Israël (‘hoor Israël’), ’s middags het sjemone esre (‘Achttiengebed’). De canon werd vastgelegd op 39 boeken (zoals in de protestantse bijbel), en men legde ook de geldige Hebreeuwse standaardtekst vast. Daarnaast kende men ook de ‘overlevering der ouden’ (Marc.7:3), of de mondelinge overlevering, de traditie. Het gaat hier om een verzameling van interpretaties van geboden en verboden, om halacha (religieuze wetgeving). Na de oorlog in 70 begonnen de rabbijnen te Jabne de mondeling overgeleverde wetstradities systematisch te verzamelen en te ordenen. Deze nieuwe verzameling, de Misjna, werd uit het hoofd geleerd (Misjna = ‘herhaling’) en werd rond 220 n.Chr. op schrift gesteld. De Misjna is gelijkwaardig aan Tenach, men gelooft dat ze op de Sinaï aan Mozes werd geopenbaard. De Misjna zelf werd later voorzien van uitgebreide commentaren: de Gemara (= ‘aanvulling’). De Misjna met die Gemara samen noemt men de Talmoed (= ‘studie’). Zie verder in ‘Jodendom II: Heilige boeken’. Jodendom (1) Geschiedenis 2 3. De joodse diaspora Onder de joden waren er aanvankelijk veel Griekssprekenden, die in de diaspora woonden. Van hun hand is de Septuaginta, een Griekse Bijbelvertaling. Ook Philo (20 v.Chr. – 40 n.Chr) heeft veel boeken nagelaten waarin we bijvoorbeeld een (platoons gestempelde) allegorische uitleg van de bijbel vinden. Toch heeft deze strekking binnen het jodendom zich niet kunnen doorzetten. Een belangrijke oorzaak is dat zeer velen van hen het leven lieten toen hun opstand tegen Rome werd neergeslagen (In 115-117, te Egypte, Cyrenaica, Syrië). Het rabbijnse jodendom bleef wel voortbestaan, maar dat legde de nadruk op een verbod van vermenging van joden met andere volken. Na de twee opstanden in Palestina bleven nog weinig joden in hun land, de overgrote meerderheid leefde nu in de diaspora. Men schat dat er twee miljoen joden in Palestina waren, vier miljoen in het Romeinse Rijk buiten Palestina, een miljoen in Babylonië en andere landen. Er waren belangrijke joodse centra in Babylonië, ondanks vervolgingen door de zoroastrische Perzen. Babylonië werd het tweede vaderland van de joden, ook ten tijde van de islamitische kaliefen, tot de inval der Mongolen midden 13e eeuw. Van de 4e tot 7e eeuw waren er joden in Jemen. Daar bestond zelfs een klein joods koninkrijk dat in de 6e eeuw door het christelijke Ethiopië werd vernietigd. Ook in Arabië woonden joodse stammen, tot zij door Mohammed werden uitgeroeid of tot emigratie werden gedwongen. In Rusland had het rijk der Khazaren zich bekeerd tot het jodendom in de 8e eeuw, tot het in de 10e eeuw werd gedwongen tot het christelijk geloof. Van de 8e tot de 11e eeuw waren er veel joodse centra in Spanje. Onder het kalifaat van Cordoba (8e – 10e eeuw) kende het jodendom er een grote culturele bloei, tot de inval en verwoesting door de Berbers. In de 10e en 11e eeuw kende het jodendom een bloeitijd in Midden Europa, in de 11e en 12e eeuw in Egypte. 4. Anti-judaïsme De joden hadden geen eigen land meer, maar bleven hun identiteit behouden door vast te houden aan de reinheidsvoorschriften die de rabbijnen verder hadden uitgewerkt. Die voorschriften werkten als een afgrenzing van de ‘onreine’ buitenwereld, die langzamerhand steeds christelijker werd. Het zou leiden tot isolationisme van het joodse volk, wat op zijn beurt weer leidde tot een vijandige houding van de buitenwereld. Het anti-judaïsme is ouder dan het christendom. Als redenen voor dit anti-judaïsme kunnen we noemen: - joden wilden geen andere goden erkennen, ook niet de Romeinse keizercultus, en kende een beeldverbod, - joden hadden een heilsgeschiedenis die op ander volken een agressieve indruk maakte, vooral op de Egyptenaren (Exodus !). Als reactie daarop schreef in de 3e eeuw v.Chr. de Egyptische priester Manetho een andere versie van de joodse uittocht: joden zouden weggejaagd zijn uit Egypte vanwege hun melaatsheid, en stichtten o.l.v. Mozes, een afvallige Egyptische priester, een eigen natie. Joden werden ook beschuldigd van het aanbidden van een ezelskop - ze zouden daaraan zelfs mensen offeren in hun tempel, en van het brengen van kinderoffers, waarvan later ook christenen zouden beschuldigd worden. De besnijdenis, die vroeger in het oosten een wijde verbreiding kende, werd tijdens de Babylonische ballingschap een typisch joods kenmerk. Grieken en Romeinen vonden dit maar een barbaars en smakeloos ritueel. De reinheidswetten en spijswetten scheidden de joden ook in praktisch opzicht af van andere volken. Gemengde huwelijken waren verboden. Jodendom (1) Geschiedenis 3 Kerkvaders en joden De joden stonden niet erg welwillend tegenover het Bisschop van Mileto (2e eeuw n.Chr) zei: prille christendom, dat ze zagen als een rare afsplitsing van het jodendom. Al gauw was er sprake van “Hoor, alle geslachten van de volken, en achterdocht, verbanning en vervolging. Op hun beurt zie: een nog nooit vertoonde moord is geschied in Jeruzalem … God werd moesten ook de christenen niet veel weten van de gedood, de koning van Israël werd door joden. Al in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis Israëls rechterhand geëlimineerd” zijn er anti-joodse geluiden. Er kwam zelfs een christelijke literatuur tot stand die zich specifiek tegen Küng, Het jodendom, 192. de joden richtte (Adversus Judaeos literatuur). Steeds minder ging de kerk de Hebreeuwse bijbel op zichzelf waarderen, maar interpreteerde ze die typologisch en allegorisch naar Christus en de kerk toe. Ook de schuld van Jezus’ kruisdood werd bij de joden gelegd. De verwoesting van de tempel en de verstrooiing van de joden onder de volken werd als een straf van God gezien. En niet alleen bij de gewone christenen maar vooral bij de leiders van de kerk, de grote geleerden en leraren, de zogeheten kerkvaders zoals Augustinus en Hiëronymus. Ze hebben een enorme invloed op het leven en denken van de christenen gehad. We bekijken enkele uitspraken van deze twee kerkvaders. Augustinus (354-430). Hij wordt de grootste kerkleraar van het Westen genoemd. Hij was geboren als zoon van een voornaam geslacht van regenten. Zijn mening omtrent de joden echter was niet al te best. Toch heeft zijn mening eeuwenlang de kerk beheerst. Iemand als Augustinus sprak je niet zomaar even tegen. In het kort komt de mening van Augustinus hierop neer: 'De joden hebben Christus niet aanvaard als de Messias en de zoon van God. Daarom is de uitleg door de joden van het Oude Testament pervers. De boeken behoren hen niet meer toe. Ze lezen ze blind en zingen ze doof'. Omdat de joden de Messias hebben verworpen, heeft God het volk verworpen. De kerk is nu het uitverkoren volk en de jood is vervloekt. En alles wat vervloekt is, daar kun je ook alles mee doen. De joden komt geen echte plaats toe in de gemeenschap; ze zijn rechteloos, uitgestoten paria's. Het joodse volk heeft het kaïnsteken op het voorhoofd vanwege de broedermoord op Jezus Christus. Hiëronymus (347-419). Deze geleerde is vooral bekend om zijn werk als bijbelvertaler. Hij vertaalde de Bijbel vanuit het Grieks en Hebreeuws in het Latijn. Zijn Latijnse vertaling van de bijbel wordt 'de Vulgata' genoemd. Om zijn werk zo goed mogelijk te doen, woonde hij jarenlang in Betlehem en kwam zodoende veel in Jeruzalem. Vaak zag hij dan joden staan bij de klaagmuur, gebogen en biddend. Hij ziet ze staan in grote getale, stakkerig en angstig. Hiëronymus echter kent geen spoor van medelijden of begrip. Hij schrijft: 'Je kunt aan hun hele uiterlijk wel zien, dat Gods toorn op hen neerkomt. De ongelukkigen verdringen zich op de plaats, waar onze Heer Jezus is opgestaan en waar het kruis van de overwinning schittert. Als ongelovigen treuren ze daar over de puinhopen van de tempel. Maar medelijden verdienen ze niet'. En dat de christenen inderdaad geen medelijden hebben gehad, dat heeft de geschiedenis wel bewezen. Koot, Naderen om te Horen, 3, 160-161. Jodendom (1) Geschiedenis 4 Toch waren er ook ‘judaïzanten’: christenen die naast hun zondagse kerkdienst op sabbat de synagoge bezochten, en waren er kerkvaders zoals Origenes die joodse leraren hadden en daarmee vriendschappelijke betrekkingen onderhielden. Wetten tegen de joden. In het Romeinse rijk vóór de bekering van keizer Constantijn tot het christendom (313 n.Chr.) hadden de joden over een grote vrijheid genoten. Julius Caesar had dat in wetten vastgelegd, van hem hadden zij de status van religio licita gekregen, wat inhield dat ze overal in het Rijk vrij volgens hun eigen godsdienstige voorschriften konden leven en dat de synagoge een eigen rechtsmacht kon uitoefenen over haar eigen leden. Constantijn begunstigde de christelijke kerk, en als hij zich tot christenen richtte liet hij zich wel eens negatief uit over de joden, maar de wetten die hij uitvaardigde betekenden voor de joden geen verslechtering, in tegendeel, soms werden hun privileges versterkt. De problemen voor de joden kwamen zo’n honderd jaar later, toen Theodocius de Grote (379-395) aan de macht kwam. Die had in 380 het christendom tot staatsgodsdienst verheven en de godsdienstvrijheid aan banden gelegd. Heidendom en ketterij werden als staatsmisdaden aangemerkt. Keizer Theodocius II (401-450) vaardigde staatskerkelijke uitzonderingswetten uit waardoor men alleen via de kerkelijke sacramenten toegang had tot staatsambten. Er kwamen ook andere repressiemaatregelen: verbod op gemengde huwelijken bij proselieten, verbod op bouw of uitbreiding van synagogen, verbod op proselitisme (wat het isolationisme dat door de rabbijnen werd gepropageerd nog versterkte). De joden ondertussen wezen de christelijke rijksideologie af, volgens welke de keizerlijke macht de afbeelding van Gods hemelse heerschappij was. Het West Romeinse Rijk viel in de 5e eeuw uiteen door verschillende invallen, volksverhuizingen van Germanen. In die tijd zorgde alleen de katholieke kerk voor enige eenheid in het Avondland. In 800 werd Keizer Karel tot keizer gekroond. De joden hoopten op een nieuw tijdperk en begonnen nu een eigen nieuwe tijdrekening die begon vanaf de schepping. Rond 600 hadden de pausen een nog gematigde politiek bedreven ten aanzien van de joden, men verwachtte immers dat de joden zich zouden bekeren naarmate de eindtijd naderde. Wel kwam het in Frankrijk en Spanje reeds tot sporadisch geweld tegen joden. Toch was er in de vroege Middeleeuwen, dus van de 6e tot de 12e eeuw, een redelijke verstandhouding tussen de joden en de christenen in West-Europa. In de meeste gevallen hielden de keizers hun de hand boven het hoofd, niet zozeer uit menslievendheid als wel omdat men de joden nodig vanwege handel en geld. Rond de 10e eeuw waren de joden door hun talenkennis en hun bekendheid met andere landen, waar ze vaak familie hadden, de handelaars tussen Oost en West. Joden genoten soms belastingsvrijheid, beheersten lang de handel op de Middellandse Zee, later die in Centraal en Oost Europa, zodat heel wat joden ook rijk waren. Toen de joden later uit de handel werden teruggedrongen, vonden ze een nieuw arbeidsterrein: de ‘geldschieterij’ (= geld uitlenen). Van de kerk mochten katholieken geen rente vragen voor uitgeleend geld. Dus niemand leende nog geld uit, behalve de joden, die wel rente mochten vragen. Koningen, kerkvorsten, adel en kooplieden konden alleen nog gebruik maken van de diensten van de jood. Jood en woekeraar werden in één adem genoemd. In vergelijking met andere minderheden heeft het jodendom in deze periode toch heel wat gepresteerd. Joodse poëzie, godsdienstfilosofie, mystiek, wetenschap, en ook theologie, Rasji (1040-1105) bijvoorbeeld was een bekende commentator op Bijbel en Talmoed. Jodendom (1) Geschiedenis 5 5. Jodendom en islam. Aanvankelijk had Mohammed gehoopt dat de joden, van wie enkele clans in Medina woonden, zijn leer zouden overnemen. Er waren best wel overeenkomsten: beide religies geloven in één God, praktiseren besnijdenis, vasten. Mohammed en zijn volgelingen richtten zich voor het gebed ook naar Jeruzalem, zoals de joden. Tot Mohammed verordende dat in de richting van de Kaäba moest gebeden worden. Dat was een gevolg van de weigering van de joden in Medina om Mohammed als een profeet van God te aanvaarden. Mohammed verweet hen dat ze de openbaring hadden verdraaid. Enkele joodse groepen werden verdreven, anderen gedood. Omdat joden, evenals de christenen, ‘volken van het boek’ zijn – zij hebben de Bijbel, zoals moslims de Koran hebben – hebben ze recht van bestaan en recht hun godsdienst uit te oefenen. Tegen betaling van een speciale belasting worden ze met rust gelaten, in theorie zelfs beschermd. Heidenen, die geen door God geopenbaard boek bezitten, vergaat het slechter, die worden in een djihad vervolgd, tenzij zij zich tot de islam bekeren. In de bloeitijd van de islam zijn de joden echter doorgaans veilig. In Babel blijven veel joden wonen, het blijft een centrum voor hun godsdienst waar bijvoorbeeld de Babylonische Talmoed geredigeerd wordt. Er zijn desalniettemin beperkingen: synagogen mogen niet uitsteken boven moskeeën, nieuwe synagogen mochten niet gebouwd worden, joden mochten geen wapens dragen. Zoals christenen zijn zij tweederangsburgers. Rond het jaar 1000 was bijna geheel Spanje veroverd door de Moslims. De joden die daar woonden hadden het onder het islamitisch bewind veel beter dan onder de vroegere christelijke vorsten. Tussen 1000 en 1200 kende het jodendom in Spanje een grote bloei, het centrum van de talmoedstudie werd verplaatst van Babel naar Spanje. De bovenlaag van de joden had de Arabische taal, kleding, en andere gewoonten overgenomen. De joden namen deel aan het economische, politieke en culturele leven. Minder positief is dat de joden hier sterk betrokken waren in de slavenhandel. Ook op het gebied van dichtkunst, wetenschap en filosofie werden belangrijke werken geschreven. De meest bekende joodse geleerde is wellicht Maimonides (1135-1204). Hij was arts en werd zelfs gepromoveerd tot lijfarts van de sultan, die in Egypte verbleef. In zijn werk probeerde hij de joodse wet in overeenstemming te brengen met de wetenschap van die tijd. Zijn belangrijkste werk was ‘Gids voor verdoolden’ waarin hij het geloof met de rede trachtte te verzoenen. Ook de islamitische filosofen Avicenna en Averroës deden dat, later zouden in het christendom Albertus Magnus en Thomas van Aquino zich daardoor laten inspireren. Verschillen in de positie van joden onder moslims en onder christenen “In het islamitische wereldrijk bestond er voor de joodse minderheid, ondanks alle beperkingen, een algemeen bindende rechtsbasis met gegarandeerde rechten (ook voor persoonlijk bezit), die in het christelijke westen vanwege de volksverhuizingen ontbrak en in het Byzantijnse rijk geleidelijk aan door een anti-joodse wetgeving werd vervangen. De joden beschikten tegenover de islamitische autoriteiten van begin af aan over erkende centrale geestelijke autoriteiten in de zin van een gemeenten overkoepelend zelfbestuur, terwijl de autonome joodse gemeenten in het christelijk Europa van oudsher naast elkaar bestonden en niet door interregionaal gezag werden gerepresenteerd. De joden konden in het islamitische wereldrijk, … bij de oosterse en Middellandse Zeehandel van dienst zijn, terwijl ze in het christelijk domein de buitenlandse handel met de islamitische wereld al vroeg moesten afstaan aan de Italiaanse steden … De joden konden met het Jodendom (1) Geschiedenis 6 Hebreeuws verwante Arabisch als internationale verkeers- en handelstaal gebruiken, terwijl ze zich het weliswaar internationale, maar in wezen tot clerus en geleerden beperkte Latijn nauwelijks eigen konden maken … De joden stonden religieus dichter bij de moslims dan bij de christenen, door analoge reinheids- en spijsgeboden en door hun eenduidig monotheïsme, dat geen mysterieuze dogma’s kende, terwijl ze zich door de nu volledig uitgewerkte triniteits- en incarnatieleer van de christenen nog meer gescheiden zagen dan door de oorspronkelijke twist rond wet en besnijdenis.” Küng, Het jodendom, 195-196. 6. Joden en christenen in West Europa. Met de kruistochten begint een andere fase. De volksmassa wordt opgestookt door de predikers van de kruistochten tegen de joden. De 'heilige' tochten om het heilige land Palestina te bevrijden van de moslims, gingen gepaard met massale moordpartijen onder de joden. In allerlei steden langs de Rijn worden rond 1096 joden Wat een fatale rolverdeling in theorie en aangevallen en bij duizenden om het leven gebracht. In het praktijk: ‘de joden’ – het verworpen beloofde land werd de moordlust driftig aangemoedigd door volk, waarop alle oordeels- en Godfried van Bouillon. Hij zweert “het bloed van Christus aan Israël vervoekingsuitspraken van de te wreken en niet één jood in leven te laten”. In Jeruzalem worden Hebreeuwse Bijbel doelden; de kerk alle joden in de synagoge bijeengedreven en verbrand. De daarentegen – het ware Israël, dat alle christelijke boodschap van liefde is verdwenen. beloften van de Hebreeuwse Bijbel op zichzelf mocht toepassen. De kerk is nu “In deze tijd komt de verhouding tussen joden en christenen op een dus het geestelijke Israël, het volk van dieptepunt. De kerk zegt dat de joden door hun eigen ontrouw aan God tout court! Want had het joodse God de zondebok van de maatschappij zijn geworden. Ze worden volk na de kruisiging van Jezus feitelijk beschouwd als de slaven van de christenen. Bij Paus Innocentius III niet opgehouden Gods volk te zijn? De zijn we wel op het diepste punt gekomen (1215). Hij is zo bang voor straf voor deze dood was ten slotte een ketters en joden dat hij een kerkelijke rechtbank organiseert om lijdensgeschiedenis zonder weerga in de geschiedenis van de mensheid. joden en andere ketters op te sporen en te berechten. Deze rechtbank noemen we de 'inquisitie'. De inquisitie was ingesteld om Küng, Het jodendom, 208. de ketters binnen de kerk te vinden, maar spoedig werden het de joodse boeken en daarna de joden. Zo werden op 17 juni 1242 vierentwintig karrenvrachten met exemplaren van de Talmoed in het openbaar in het centrum van Parijs verbrand. Er werden gruwelijke martelmethoden op na gehouden om mensen tot een bekentenis te dwingen. De beschuldigde moest niet alleen zijn eigen misdaad bekennen, maar ook anderen aanbrengen. De brandstapel was meestal het einde van dit soort 'processen'.” Koot, Naderen om te Horen 3, 166-168. In de Middeleeuwen bestaan veel anti-joodse wetten. Joden moeten een lap op hun schouder dragen als herkenningsteken. Dit herkenningsteken, ook wel kaïnsteken genoemd, zien wij telkens weer terugkeren in de loop van de joodse geschiedenis. Dit 'teken' bestond uit een lap, een hoed, de zogenaamde jodenhoed, een gele vlek op de bovenkleding, de narrenkap, de gele ring of de gele jodenster. De kleur geel was in de Middeleeuwen bestemd voor hoeren, misdadigers en joden. Jodendom (1) Geschiedenis 7 Nieuwe waangedachten. “Bekend in de Middeleeuwen was het zogenaamde 'bloedsprookje'. Zo deed regelmatig het gerucht de ronde, dat de joden een kind ontvoerden en net als Jezus kruisigden. Het bloed van dat kind zou dan worden gebruikt voor het bereiden van de matsa voor het Pesach. … Zo is er de gebeurtenis van een kind, Simon genaamd, dat ritueel vermoord werd door onbekenden. Deze moord werd echter aan de joden ten laste gelegd. In 1476 stelde een hernieuwd onderzoek van de paus vast dat zij onschuldig waren en dat de bewijzen van de franciscaner Bernardino da Feltre vervalst waren”. Koot, Naderen om te horen 3, 171. Keller, En zij werden verstrooid, 167. Een ander gerucht dat de ronde deed was dat joden er een onnoemelijk behagen in vonden om heimelijk heilige hosties te doorsteken. Katholieken zagen de hostie zowat als het lichaam van Christus, en hier zag men dus weer de ware aard van de joden naar boven komen: zij waren de eeuwige godmoordenaars. Dergelijke beschuldigingen werden overal verspreid, tot op schilderijen en kerkramen toe. Zo werden in de 14e eeuw joden in Brussel beschuldigd van het ontwijden van hosties. Volgens het verhaal stalen joden hosties uit de Sint Katelijnekerk te Molenbeek om ze in de synagoge te Brussel met dolken te doorsteken op goede vrijdag 1370 en zo Jezus weer te doen lijden. De hosties begonnen te bloeden, waarop men ze, enigszins in paniek, wilde verbergen. Het gebeuren werd echter verraden en kwam de pastoor van de Kapellekerk ter ore. De hosties kwamen bij hem in de kerk terecht. Feit is dat de joden – men denkt zes in getal - werden aangehouden en gevangen gezet, gemarteld en ter dood veroordeeld (levend verbrand). In 1402 werden de bloedende hosties officieel Jodendom (1) Geschiedenis 8 erkend als mirakel. In de Sint Michielskathedraal vindt men het verhaal afgebeeld in 10 glasramen. In 1967 vroeg de joodse gemeenschap om verwijdering van de afbeeldingen, wat werd geweigerd, maar er werd wel een bronzen plaat aangebracht ter verontschuldiging. Zoals de christenen hun ‘Advesus Judaeos’ literatuur hadden, kenden de joden ook een antichristelijke polemiek, “vóór alles de zogeheten Toledot Jeshu, een parodie op het in de evangeliën geschilderde leven van Jezus, waarin Jezus als een soort tovenaar wordt voorgesteld, die zich tegen de wet in meester gemaakt zou hebben van de goddelijke naam. … In de Middeleeuwen was er verder een meer serieuze antichristelijke polemische literatuur: de boeken als ‘De smaad van de heiligen’ (1397), in Spanje geschreven door Isaak ben Mozes Ephodi, of de ‘Opheffing van de dogma’s van de christelijke godsdienst’ (1397) van Hasdai ben Judah Crescas, eveneens uit Spanje, of het ‘Boek van de weerlegging’ van de karaiet Isaak ben Mozes halevi Troki, dat in 1593 in Litouwen werd gepubliceerd. Küng, Het jodendom, 207208. Een gevolg van al die vervolgingen en pesterijen was dat joden nu haast voortdurend rondtrokken, iets dat eeuwen zou duren. In de 13e eeuw was de situatie in Duitsland relatief goed, maar in Frankrijk en vooral Engeland kregen de joden veel te lijden. Eind 13e eeuw werden de joden zelfs allemaal uit Engeland verdreven. In de 14e eeuw kende Duitsland dan weer de hevigste jodenvervolgingen. Honderdduizenden joden werden gedood, dit vanwege een gerucht dat de joden de bronnen hadden vergiftigd met de pest als gevolg. Ook Frankrijk werd verboden gebied voor joden. In de 15e eeuw hadden de katholieken Spanje heroverd, en joden gedwongen tot doop of emigratie, terwijl vele groepen in Duitsland eveneens tot emigratie gedwongen werden. Ze trokken oostwaarts. “De trek naar het Oosten had tot gevolg gehad, dat er vooral in Polen heel wat joden waren komen wonen. Rond 1600 waren er in Polen rond de 500.000 joden. Ook hier beleven ze een bloeitijd. Evenals in Spanje weten ze weer door te dringen tot hoge leidinggevende posten, speciaal van de handel. Velen van hen zijn rentmeester, financiers en administrateurs van de koning en de adel. “Iedere heer, zijn jood” zei men. In Polen bestond er een grote kloof tussen edelen en lijfeigenen, de bewerkers van de grond. De edelen verbrasten hun geld en leefden in weelde. De gewone boer, die nauwelijks eten overhield om in leven te blijven, zag nooit zijn heer, maar wel de joodse rentmeester. De oorzaak van zijn ellende lag bij de heer, maar de joodse rentmeester krijgt de schuld. Hij is de “bondgenoot van de duivel” en “wat kan een christen anders verwachten van hen, die eens Gods zoon hebben vermoord”. Het duurt niet lang of alle frustraties en haat richten zich op één groep: de joden. In 1648 worden ze slachtoffer van een ontzettende vervolging. Vooral Kozakken uit de Oekraïne spelen hierin een wrede rol. Honderdduizend joden worden vermoord. Het gevolg hiervan is, dat men nu maar weer naar het Westen gaat. En zo komen de joden dan uiteindelijk in Amsterdam, het toevluchtsoord van het Westen. Nu brak er voor de joodse gemeenschap in Europa een periode aan van grote emancipatie. Zij verlieten het getto en beschouwden zichzelf als gelijke burgers van het land, waarin zij woonden”. Koot, Naderen om te horen 3, 174-176. 7. De reformatie en de joden. In theologisch opzicht waren (o.a.) twee dingen voor Luther erg belangrijk. Ten eerste: het Oude Testament kon alleen juist gelezen worden als een verwijzing naar en voorafschaduwing van Christus. Dit is voor Luther zo evident dat als joden dit niet inzien, hieruit volgens hem duidelijk hun kwade wil blijkt. Ten tweede: de wet van het oude verbond, die als doel had de mens aan te tonen dat hij uit zichzelf geen gerechtigheid kan verdienen (hij kan de wet toch niet houden), heeft plaats gemaakt voor het evangelie, waarin de gelovige uit genade gerechtvaardigd wordt. De joden blijven Jodendom (1) Geschiedenis 9 volgens Luther echter vasthouden aan het werken aan eigen gerechtigheid door de wet na te volgen. Aanvankelijk hoopt Luther enige joden voor het christendom (in de vorm van de Reformatie) te winnen en neemt hij het voor hen op tegen christenen. Hierbij twee passages uit zijn Dass Jesus Christus ein geborner Jude sei (1523). Luther rekent ook af met de bloedsprookjes die hij ‘Narrenwerk’ noemt hij deze christelijke fabels. Luther: “Als ik een Jood was en ik had meegemaakt welk een plompheid en grofheid het geloof van de christenen regeren, ik zou liever een zwijn dan een Christen zijn.” R. Süss, Luthers Theologisch Testament, 84. Luther: “Daarom is het woeden van enige christenen te veroordelen, die menen dat zij God een dienst bewijzen door de Joden op de meest hatelijke wijze te vervolgen, in alles het slechtste van hen te denken en hen in hun bewenenswaardige ongeluk ook nog met de grootste hoogmoed en verachting bespottelijk te maken. (…) Ze houden hen ook af van het christendom. Wie zou immers tot onze godsdienst willen overgaan als hij ziet en hoort hoe hij als vee door ons bejegend wordt?” Maar als de joden zich niet bekeren horen we een heel ander geluid bij Luther. Zoals vele anderen was Luther ervan overtuigd dat het wereldeinde spoedig zou aanbreken, den volgens de apostel Paulus zouden voordat dit geschiedde de joden eerst Christus erkennen. Het wereldeinde kwam echter niet, en Luther stak de schuld daarvan op de joden, die in hun koppigheid Christus niet wilden erkennen. Luther ziet in hen de verstokte Godmoordenaars R. Süss, Luthers Theologisch Testament, 52. waarvoor Christenen op hun hoede moeten zijn. In zijn Von den Juden und ihren Lügen (1543) noemt hij een aantal maatregelen tegen de joden. Het gaat hierbij niet om individuele acties die mogen ondernomen worden, maar om acties vanuit de overheid. Deze eisen van Luther vonden veel vorsten destijds veel te extreem. Op joods verzoek wordt het boek zelfs door de keizer geconfisqueerd. In de Hitlertijd werd het echter opnieuw uitgegeven. Luther, Von den Juden und ihren Lügen (1543) enkele passages. Ten eerste moet men hun synagogen of scholen in brand steken en wat niet wil branden moet men met aarde overdekken. (…) Dit moet men doen ter ere van onze Heer en de christenheid, opdat God ziet dat wij christenen zijn en zulk publiekelijk gelieg, gevloek en gelaster over zijn zoon en zijn christenen niet hebben geduld en hebben ingewilligd. (…) Ten tweede ook hun huizen afbreken en verwoesten. Want daar binnen doen ze hetzelfde als in hun scholen. Ten derde moet men hun al hun gebedenboeken en Talmoedleerboeken afnemen, waarin de genoemde afgoderij, leugens, vervloekingen en laster geleerd worden. Ten vierde moet men hun rabbijnen op straffe van de dood verbieden voortaan nog te onderwijzen (…). Ten vijfde moet men de Joden het vrijgeleide geheel ontzeggen en hun een straatverbod geven. (…) Ze moeten thuis blijven. Ten zesde moet men hun het woekeren verbieden (…) Men moet hun al hun contanten afnemen. Sieraden van zilver en goud neme men in bewaring. Immers, alles wat zij bezitten hebben ze gestolen, geroofd door hun gewoeker, omdat zij afgezien daarvan geen andere middelen van bestaan hebben. (…) Ten zevende moet men de jonge, sterke Joden en Jodinnen dorsvlegels, bijlen, houwelen, schoppen, spinrokkens en spinnewielen ter hand stellen en hen hun brood laten verdienen in het zweet huns aanschijns (…) R. Süss, Luthers Theologisch Testament: Over de joden en hun leugens, Amsterdam 2006, 477-480. Jodendom (1) Geschiedenis 10 De andere reformatoren, Zwingli en Calvijn, deelden de anti-joodse gevoelens van hun tijd, maar spraken meer terughoudend en bepleitten geen gewelddadige acties tegen joden. Daar moet bij vermeld worden dat de meeste joden toen al uit Zurich en Genève verdreven waren. Tussen 1550 en 1650 waren er echter steeds meer protestantse theologen die zich interesseren voor het jodendom, ‘filosemieten’ genaamd, waarvan de Nederlander Hugo de Groot de bekendste is. Men beklemtoont de gemeenschappelijke oudtestamentische wortels van christenen en joden. Men neemt joden in bescherming, beklemtoont de privileges van de joden als volk van God. Meestal is de bijgedachte joden tot het christendom te bekeren, wat soms ook lukt (vooral piëtisten kenden een jodenmissie). De pausen van de contrareformatie zetten de middeleeuwse mentaliteit verder waarbij joden werden vervolgd. 8. Jodendom en moderniteit Door de Reformatie was de kerkelijke eenheid in Europa verbroken. In de 17e eeuw nam de betekenis van de kerken af en konden joden vrijer ademen. In diezelfde eeuw vluchtten joden uit Polen en Oekraïne voor de Pools-katholieke adel die steun kreeg van de Kozakken en Tartaren. Ze vluchtten westwaarts. Deze joden bleven de oude Poolse kleding dragen (een opvallende, zwarte kleding, nog zichtbaar bij de chassidim in o.a. Antwerpen). Het was vooral in Frankrijk, Engeland en Nederland, landen die in kerkelijk opzicht niet zo sterk werden gecontroleerd, dat de geest van moderniteit zich het snelst kon ontwikkelen. Men was de godsdiensttwisten en –oorlogen grondig beu, en men verlangde naar tolerantie van de verschillende godsdiensten. Er ontstond een positieve houding tegenover de menselijke rede. De Renaissance was gericht geweest op de oudheid, maar de moderniteit keek voortuit. Filosofie, natuurwetenschappen en politiek werden autonoom ten opzichte van de kerken. Spinoza Baruch de Spinoza (1632-1627) was zoon van een orthodoxe, sefardische jood die gevlucht was voor de inquisitie in Portugal en in Amsterdam was terechtgekomen. De joodse synagoge te Amsterdam keerde zich al gauw tegen Spinoza vanwege zijn vrijdenkerij, en verbande hem met de grote banvloek uit de gemeenschap der gelovigen. Tijdens zijn leven publiceert hij de Tractatus Theologicopoliticus waarin hij aan bijbelkritiek doet. Voor hem is de Bijbel geen door God geïnspireerd boek. Jodendom (1) Geschiedenis Spinoza over de zon die stilstaat in Jozua 10:10. Liever wil ik openlijk verklaren dat Jozua de ware oorzaak van dat langdurigere licht niet geweten heeft en dat hij en de hele menigte die aanwezig was, daarbij heeft gemeend dat de zon dagelijks rond de aarde beweegt en op die dag enige tijd heeft stil gestaan en dat zij hebben gedacht dat zulks de oorzaak was van de langere periode van het zonlicht, en dat zij geen aandacht hebben geschonken aan het feit dat door het vele ijs, dat toentertijd in die luchtstreek aanwezig was (de grote hagelstenen in Jozua 10:11) er een grotere lichtbreking dan normaal heeft kunnen plaatsvinden of iets dergelijks, wat we hier niet verder onderzoeken. W.Klever, Definitie van het christendom, 107. 11 Het is dus ook niet gevrijwaard van dwalingen. Als eerste bestrijdt hij dat Mozes de auteur is van de Pentateuch (Tora). Daarnaast verstaat hij God op een geheel nieuwe manier. Hij zag niets in een antropomorfe godsvoorstelling waarbij God almachtig is en beslist over mens en wereld. Voor Spinoza is God in de wereld en de wereld in God. De natuur is de wijze waarop God bestaat, het menselijk bewustzijn is de manier waarop God denkt. De mens is dus geen zelfstandige substantie, hij is een vorm van de ene goddelijke substantie. God is alles en allen. Het gaat hierbij niet om gewoon pantheïsme, waarbij alles goddelijk is. Eerder is het een pantentheïsme: alles is in God. Spinoza bleef een moderne rationalist. Zijn ethiek stelde hij op als een meetkundig stelsel met grondbegrippen, axioma’s bewijzen en conclusies. Panentheïsme. “God is in de wereld en de wereld is in God! … God is geen deel van de werkelijkheid als hoogste eindige naast het eindige. Veeleer is hij het oneindige in het eindige, de transcendentie in de immanentie, het absolute in het relatieve. Juist als Absolute kan God met mens een wereld een relatie aangaan...” H. Küng, Jodendom, 237 De joden afkomstig uit noord, west, of oost Europa noemen we Asjkenazische joden. De nakomelingen van joden uit Spanje en Portugal noemen we Sefardische joden. Zij trokken na hun verdrijving in de 15e eeuw vooral naar islamitische landen. Banvloek uitgesproken over Spinoza (gedeelte). Met het oordeel der engelen en de uitspraak der heiligen vervloeken, verbannen, verwensen en verdoemen wij Baruch de Espinoza, met toestemming van de gezegende God en heel deze heilige gemeente, voor de heilige boeken van de Tora en de 613 voorschriften die daarin geschreven staan, met de banvloek waarmee Jozua Jericho vervloekte, … Vervloekt zij hij bij dag en vervloekt bij nacht, vervloekt bij zijn liggen en vervloekt bij zijn opstaan, vervloekt bij zijn uitgaan en vervloekt bij zijn ingaan. De Heer zal hem niet vergeven, maar de woede van de Heer en zijn ijverzucht zullen op deze mens neerdalen, en alle vloeken, geschreven in het boek der wet zullen op hem liggen, en de Heer zal zijn naam uitwissen van onder de hemel. En de Heer zal hem uitstoten ten verderve uit alle stammen Israëls, met alle verwensingen van het firmament, geschreven in het boek der wet. S. Nadler, Spinoza, 157. Mendelssohn Mozes Mendelssohn (1729-1786) was een joods (Duits) schrijver, filosoof en criticus, die het verlichtingsdenken in het jodendom binnenbracht. Het jodendom was in die tijd nog volledig beheerst door de rabbijnen. Mendelssohn maakt het jodendom tot een ondogmatisch en redelijk geloof; het zou een geopenbaarde religieuze wetgeving zijn die enkel voor joden verplichtend was. Wel probeert hij dit redelijke geloof te verbinden met de traditioneel-joodse voorschriften en riten. Mendelssohn werd het symbool van de joodse verlichting, de Haskala, die zich vanuit Duitsland verbreidde over Midden- en Oost Europa. In Italië bestond reeds een minder rationalistische Haskala. Jodendom (1) Geschiedenis 12 De Franse Revolutie De politieke consequenties van de Verlichting Napoleon schreef: Ik wens alle maatregelen werden in Amerika en Frankrijk getrokken. De te nemen om te waarborgen, dat de rechten Verklaringen van de mensenrechten in die twee waarin het joodse volk is hersteld, ook echt landen omvatten ook de joden. In de mensenblijken te zijn, opdat de joden hier in rechtenverklaring van Frankrijk werd gesteld dat Frankrijk een Jeruzalem kunnen vinden. mensen vrij en gelijk in rechten worden geboren, en Koot, Naderen om te horen 3, 117. dat ook blijven. Alle joden die de eed als Frans burger aflegden kregen onbeperkt burgerrecht. Frankrijk werd een seculiere staat die zich neutraal opstelde op het gebied van levensbeschouwing. Onder Napoleon hadden de Franse legers deze ideeën van mensenrechten in Europa verbreid. Door de Code Napoleon werden gettodwang, beroepsverboden en speciale belastingen voor joden, opgeheven. In Duitsland kwam het bij de revolutiegolf van 1848 ook tot een proclamatie van de ‘grondrechten van het Duitse volk’, waartoe nu ook de joden werden gerekend. Alleen in de pauselijke kerkelijke staat kregen joden geen gelijkberechtiging. “De Franse revolutie bracht voor iedereen gelijkheid, ook voor de joden. Ze konden nu volledig deelnemen aan het sociale, politieke en economische leven. Ze maakten van die kans dan ook gretig gebruik. Ze blonken uit in de handel en de industrie, de journalistiek, het theater en de beroepen zoals arts en advocaat. Ze presteerden het om binnen één generatie in Duitsland en elders van de staat van onderworpenheid op te klimmen tot de meest belangrijke posten in het land. Maar juist dit werd voor hen weer gevaarlijk. Ze kregen de kans, maar als ze die kans dan ook met succes benutten, dan werden ze weer beschouwd als gevaarlijke concurrenten. En als er dan in het land iets mis ging, als de economie faalde, dan wilde men graag een zondebok aanwijzen. En dan lag het voor de hand de joden aan te wijzen”. Koot, Naderen om te horen 3, 177-178. Liberaal jodendom en reacties daarop Vanaf de 18e eeuw komen de lange ‘joodse middeleeuwen’, waarbij de joden in afzondering van de rest van de mensheid hadden geleefd, langzaam tot een eind. Begin 19e eeuw is men in Duitsland begonnen om de joodse eredienst meer op christelijke kerkdiensten te doen lijken: in de volkstaal, prediking en orgelbegeleiding, nadruk op ethische geboden, soms zelfs bijeenkomsten op zondag. Daarnaast lag de nadruk op een seculiere, i.p.v. Talmoedische opvoeding. Anders dan bij de orthodoxe joden heeft men meer aandacht voor Tenach dan voor Talmoed. Rabbijnen zijn niet langer rechtsexperts, maar fungeren als predikanten en zielzorgers – zoals in het christendom. Midden 19e eeuw stagneert dit liberaal - of reformjodendom in Duitsland. In de Verenigde Staten wordt het juist sterker. Men wil er de religie Hiernaast: ‘Christelijke’ preekstoel in in overeenstemming een joodse synagoge te Boedapest brengen met de Jodendom (1) Geschiedenis 13 rede. Dat betekent dat voedselwetten verworpen worden, evenals de ambities om in Palestina een nieuwe natie op te richten (al is men tegenwoordig toch blij met het bestaan van de staat Israël). Alleen de morele wetten van Tora zijn bindend. Men ziet zichzelf vooral als een religieuze gemeenschap, niet als een natie, al blijft er toch een besef een joods ‘volk’ te zijn. Dat blijkt uit het blijvende belang van de besnijdenis (al waren er uitzonderingen) en het niet aanvaarden van gemengde huwelijken. Het liberaal jodendom is gericht op integratie en zelfs assimilatie. Er gaat veel aandacht uit naar de gelijkheid tussen man en vrouw. Vrouwen mogen deel uitmaken van de minyan en meisjes kunnen hun bat mitswa vieren. Als reactie op het liberaal jodendom ontstaat het orthodoxe jodendom. (Het waren aanvankelijk de liberale joden die de vromere joden zo noemden, ietwat neerbuigend bedoeld). Alleen het orthodoxe jodendom is in de staat Israël erkend. Eind 19e eeuw kende deze stroming in de Verenigde Staten een succes door de massale inwijking van joden (vooral prolariërs) uit Rusland en Polen, op de vlucht voor de pogroms. Deze joden blijven echter hun oude tradities en afzondering trouw. Zij beschouwen zich als de hoeders van zowel Tora als traditie. Alle geboden, ook voedselwetten, worden gehouden. Religieuze plechtigheden verlopen in het Hebreeuws. Mannen zitten in de synagoge gescheiden van de vrouwen, die geen deel uitmaken van de minyan. Mannen dragen altijd een keppeltje. Onder de orthodoxe joden zijn er de chassidiem. Het is Baal Sjem Tov (‘Heer van de goede naam’) die in de eerste helft van de 18e eeuw het chassidisme als beweging opricht. Het is eigenlijk een reactie tegen de traditionele joodse (dus eveneens orthodoxe) benadering van de Tora die nogal intellectualistisch was. In het chassidisme ligt de nadruk op eenvoudig maar blijmoedig en intens gebed, dansen en zingen. Het is dus een beetje een extatische geloofsbeleving. Men vereert de tsaddik, ‘de rechtvaardige’, ook rebbe genoemd, die zich onderscheidt door een vroom leven. Toen Baal Sjem Tov overleed, splitste het chassidisme zich in verschillend groepen, zoals de Chabad-Lubavitch, de Belz, Satmer en Breslov. Eind 19e eeuw ontstaat ook het conservatieve jodendom, In de VS: 39% reform (liberaal) dat probeert moderne ontwikkelingen te aanvaarden 33% conservatief maar ook trouw blijft aan de Tora en de rabbijnse tradities 21 % orthodox zoals kosjer eten, sabbat en het vieren van joodse feesten. Men leidt rabbijnen op om voor te gaan in sociaal vooruitstrevende orthodoxe synagogen. Men erkent dat de halacha uit het verleden stamt en met het oog op de moderne tijd moet geherinterpreteerd worden. (Bijv. als je echt te ver van de synagoge woont mat je er met de auto naar toe; Een conservatieve jood uit een klein stadje vrouwen en homoseksuelen kunnen een religieus kocht een gloednieuwe Ferrari. Hij wilde ambtsdrager zijn). dat de rabbi een bracha (zegening) over Daarnaast is er ook een geseculariseerd jodendom van vooral joodse intellectuelen (Heinrich Heine, Karl Marx) die hun geloof opgeven ten voordele van verlichtingsideeën. Er ontstaan revolutionaire, socialistische, anarchistische en ook zionistische groepen, vooral in Oost Europa. Verwant daaraan is het seculier humanistisch jodendom, dat in de jaren ’60 van de 20e eeuw ontstaat door rabbijn Sherwin Wine. Men baseert zich op humanistische idealen als Jodendom (1) Geschiedenis de auto uitsprak, maar het stadje telde slechts twee rabbijnen. Dus ging hij naar de orthodoxe rabbi. ‘Rabbi’, vroeg hij, ‘kunt u een bracha uitspreken over mijn Ferrari?’ De rabbi vroeg: ‘Wat is een Ferrari?’ Dus stapte hij naar de refomrabbi. ‘Rabbi,’ vroeg hij, ‘kunt u een bracha uitspreken over mijn Ferrari?’ De rabbi vroeg: ‘Wat is een bracha?’ S. Prothero, God is niet één, 312 14 rationeel denken, terwijl men tevens aandacht heeft voor de joodse cultuur, dat zin kan geven aan het leven, zonder daar God bij te betrekken. Men blijft de joodse feesten vieren, zonder religieuze dimensie. 9. Nationalisme en rassentheorieën. Er ontstond vooral in Duitsland, als gevolg van de Napoleontische oorlogen, veel aandacht voor nationalisme, dat romantisch werd ingekleurd: het ging om de ‘volksgeest’, het ‘volkskarakter’. Vreemde invloeden dienden te worden tegengegaan. Er werd de joden verweten dat ze, ondanks hun sociale integratie, te weinig nationaal bewustzijn aan de dag legden, wat o.a. bleek uit hun eeuwenoude traditie van volk zonder grenzen. Dit anti-judaïsme werd nu niet meer primair religieus gefundeerd, maar wel racistisch-biologisch, zogenaamd natuurwetenschappelijk, in de tijdsgeest van het sociaal darwinisme. Men zag het als een rassenstrijd: het Indo-Germaanse, ‘Arische’ ras tegen de Slaven, maar ook tegen het joodse ‘Semitische’ ras. Een en ander was (pseudo)wetenschappelijk onderbouwd door Joseph de Gobineau in zijn omvangrijke Essay over de ongelijkheid van menselijke rassen. Eugenese en de rassenleer “De meest vernietigende vorm van eugenetica kwam uiteindelijk tot stand in Nazi-Duitsland. Hier werden eugenetische denkbeelden gecombineerd met de rassenleer en een naar wens geïnterpreteerde oproep van de filosoof Nietzsche om een Übermensch te vormen. De categorie "ongeschikten" werd hierdoor uitgebreid tot de hele wereldbevolking minus het zogenaamde "Noordras". De rassenleer, een interdisciplinaire pseudo-wetenschap, ook wel bekend onder de naam antroposociologie, ging uit van de veronderstelling dat de verschillende menselijke rassen sterk van elkaar verschilden. Dit zonder gebruik te maken van een al te precieze definiëring van het begrip ras. Vrijwel zonder uitzondering kwamen de auteurs die zich ermee bezig hielden tot de conclusie dat het eigen ras superieur ten opzichte van andere rassen was, iets wat ook in het begin van de Twintigste Eeuw al veel aanstoot gaf. De vervaardigers ervan waren veelal afkomstig uit kringen van teleurgestelde liberalen die op zoek waren naar nieuw houvast. In Nazi-Duitsland kreeg deze verbondenheid een sterk uitsluitend karakter. Er werd hier dan ook grote ernst gemaakt met de sterilisatie van degenen die het Germaanse of Noordras met slecht bloed zouden infecteren. Hiervan verdacht werden gehandicapten, alcoholisten, achterlijken, Joden, Zigeuners, homoseksuelen, mensen van Slavische afkomst en andere sociaal en politiek ongewensten. Naar schatting zijn er tussen 1933 en 1939 tussen de drie- en vierhonderdduizend mensen in Duitsland om eugenetische redenen gesteriliseerd. Deze "Ballastexistenzen" waren veelal zwakzinnig. Vanaf 1939 werd de negatieve eugenese tot zijn extreme consequenties doorgevoerd en werd ook de natuurlijke selectie een handje geholpen. Dit resulteerde uiteindelijk ten tijde van de Jodendom (1) Geschiedenis 15 Tweede Wereldoorlog in de stelselmatige en grootschalige massamoord op de ongewenste groepen. Protest uit Duitse wetenschappelijke kringen tegen de eugenetische praktijken van de Nazi"s was, zeker na 1933 slechts incidenteel aanwezig. De Duitse eugenetici hebben integendeel juist een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van de racistische Nazi-doctrine. Biologen waren van alle wetenschappelijke beroepsgroepen zelfs het sterkst vertegenwoordigd in de Nazi-partij, SS en SA.” http://www.historien.nl/charles-darwin-en-de-eugenetische-beweging/ 10. De Holocaust Met de term ‘Holocaust’ (= volkerenmoord), wordt meestal gedoeld op de massale vernietiging van joden Endlösung: eindoplossing onder Hitler. Het is een misdaad die op zichzelf staat vanwege de dimensie van de ideologisch gefundeerde, Sjoah: catastrofe op industriële schaal uitgevoerde volkerenmoord. Eerst werden de joden beschuldigd, dan gemerkt (gele ster op Holocaust: totaal offer jas), vele gelegenheden en beroepen werden voor hen verboden. In 1935 werden de joden door de Neurenburger wetten van het staatsburgerschap beroofd. Gemengde huwelijken werden verboden. Op 9 november 1938 werd in het hele rijk een pogrom gehouden tegen de joden. Joodse gebouwen, synagogen, werden verbrand, ruiten werden massaal ingegooid, vandaar de naam ‘Kristalnacht’. Er werden 91 joden omgebracht, 30.000 werden afgevoerd naar concentratiekampen. Daar kwam dan nog een boete bij van een miljard mark, die de joden moesten betalen omdat de pogrom hun eigen schuld zou geweest zijn. Veel joden, die zichzelf hadden voorgehouden dat het allemaal wel zou meevallen, verlieten nu het land. Maar vele anderen zaten vast. Tijdens de oorlog werden ze gevangengezet, gedeporteerd, en omgebracht, meestal in concentratiekampen zoals Auschwitz. Men schat dat ongeveer 6 miljoen joden vermoord werden. Christenen sloten doorgaans de ogen voor de vernietiging van de joden, maar er waren ook christenen die hun leven waagden om joden te redden. Na de tweede wereldoorlog ontstonden groepen waarin joden en christenen samen Tenach en evangelie bestudeerden. Dat is wel een hele omwenteling, vergeleken met de houding van de Duitse Evangelische landskerken uit 1941. Duitse Evangelische landskerken uit 1941. Als leden van de Duitse volksgemeenschap staan de ondergetekenden, Duitse Evangelische landskerken en kerkleiders in de frontlinie van deze historische verdedigingsstrijd, die ondermeer de rijkspolitieverordening aangaande het merken van de Joden als de geboren wereld- en rijksvijanden noodzakelijk heeft gemaakt, zoals ook reeds Dr. Martin Luther na bittere ervaringen de eis stelde om de scherpste maatregelen tegen de Joden te nemen en ze uit de Duitse landen uit te wijzen. De christelijke doop verandert aan de raskenmerken van een Jood, aan zijn toebehoren tot zijn volk en aan zijn biologische status niets. Een Duitse Evangelische kerk heeft tot taak het religieuze leven van Duitse volksgenoten te bevorderen. Christenen van het Joodse ras hebben in haar geen ruimte en geen recht. - Getekend op 17 december 1941 door de bisschoppen en kerkpresidenten van Saksen, Hessen, Mecklenburg, Schleswig-Holstein, Anthalt, Thüringen en Lübeck. R. Süss, Luthers Theologisch Testament: Over de joden en hun leugens, Amsterdam 2006, 77. Jodendom (1) Geschiedenis 16 Weliswaar bestond er een weerspannigheid tegen het nazisme bij de protestantse Bekennede Kirche en bij een deel van de rooms-katholieke geestelijken, maar een overtuigd verzet tegen de vervolging der joden was er niet. Dat heeft te maken met een diepgeworteld christelijk antisemitisme, dat een “De vraag die op ons afkwam was: wat doen we met de vrouwen en kinderen? Ik heb ervoor gekozen om ook hier te kiezen voor een heel duidelijke oplossing. Ik vond het namelijk niet gerechtvaardigd om de mannen uit te roeien – dus om te brengen of om te laten brengen – en de wrekers in de gedaante van de kinderen groot te laten worden tegenover onze zonen en kleinzonen. Ik moest dus het lastige besluit nemen om dit volk van de aarde te doen verdwijnen”. Aldus het hoofd van de SS, Heinrich Himmler, op 6 oktober 1943. Küng, Jodendom, 270. voorgeschiedenis kent van bijna 2000 jaar. Paus Pius XII heeft tijdens de oorlog veel joden uit Rome weten te redden, maar tot een openlijke veroordeling van Hitlers vernietigingswoede tegen de joden kwam het niet. Tot 1962 huldigde de katholieke kerk nog steeds de opvattingen van Augustinus volgens dewelke de joden Christus hadden vermoord en dus als straf van God moesten lijden. Maar met het tweede Vaticaans concilie (1962) wordt deze zienswijze afgewezen. Belangrijk is dat veel christenen zich gingen bezinnen over het drama van de Holocaust, en ontdekten dat die mee mogelijk was gemaakt door een eeuwenlange vijandige 'leer' van christenen over de joden. 11. Het zionisme. Pinsker: “Het juiste, het enige middel is de Er bestond onder joden al lang de verwachting dat ze schepping van een joodse nationaliteit, eens zouden terugkeren naar Palestina. Eerst moest van een volk met eigen grond en bodem, de zelfemancipatie van de joden, hun echter de messias komen; in afwachting daarvan gelijkstelling als natie onder naties, door dienden de joden zich strikt te houden aan de het verwerven van een eigen vaderland”. geboden van de Tora. Het zionisme (van ‘Sion’) is Küng, Jodendom, 335. echter geen religieuze doch een politieke beweging, die door menselijk initiatief een nieuwe staat wilde stichten. Zionisme is een uitloper van de Haskala, maar heeft ook invloeden in zich opgenomen van romantische ideeën over de volksaard en het nationalisme. Het was vooral de Russische jood en arts Leon Pinsker (1821-1891) die het zionisme gestalte gaf. In zijn pamflet ‘Zelfemancipatie’ beschreef hij het antisemitisme als een ongeneeslijke ziekte die overal telkens opnieuw opdook. Daar was maar één remedie tegen: een eigen vaderland voor de joden. Zelf dacht hij daarbij aanvankelijk eerder aan Amerika dan aan Palestina. Herzl “In Frankrijk had de zaak Dreyfus op het einde van de 19e eeuw heel wat beroering doen ontstaan. Het ging over een joods generaal, Dreyfus, die vals beschuldigd werd, doch uiteindelijk eerherstel verkreeg. Ondertussen hadden echter heel wat betogingen plaatsgehad waarin de Fransen riepen: “Dood aan de joden!”. Het is onder andere daardoor dat de Oostenrijkse jood Theodor Herzl (18601904) de overtuiging kreeg dat de joden slechts veilig konden zijn als ze een eigen land hadden … Er Jodendom (1) Geschiedenis 17 woonden toen in Palestina al heel wat joden, vooral uit Rusland, die zich daar onwettig hadden gevestigd in landbouw-nederzettingen (kibboetsim). Herzl wilde meer. Hij wilde de erkenning van een joodse staat. Maar voorlopig is zijn werk nog tevergeefs. Engeland biedt hem wel een gedeelte van Oeganda aan, maar dit wekt zo'n verdeeldheid onder zijn aanhangers, dat hij daar vanaf zag. Theodor Herzl sterft van uitputting. Maar 50 jaar later werd de droom werkelijkheid. En in 1949 werd zijn stoffelijk overschot bijgezet op de Herzlberg in joods Jeruzalem”. Koot, Naderen om te horen 3, 180. Herzl had gezien dat emancipatie van joden in Europa niet had geholpen. Hoe sterker joden zich emancipeerden op vlak van economie, kunst en cultuur, hoe gehater ze werden. Een volk zonder land had een land zonder volk nodig. Hij slaagde erin de zionistische beweging te bundelen. In 1897 organiseerde hij in Bazel het eerste Zionistisch Wereldcongres. Het boek van Herzl De Jodenstaat is een vrij technische uiteenzetting over hoe een nieuwe joodse staat zou moeten functioneren. Het onderstaand stukje gaat over de redenen om naar een joods thuisland te trekken. Het schetst de Dat de positie van de joden hachelijk is, zal door niemand ontkend worden. In alle landen waar zij in aanzienlijke aantallen aanwezig zijn, worden zij in meer of mindere mate vervolgd. In de praktijk is de gelijkberechtiging vrijwel overal tot hun nadeel afgeschaft, ook als zij in de wet bestaat. De middelhoge posities in het leger, in openbare en particuliere ambten zijn voor hen ontoegankelijk, en men probeert hen uit het handelsverkeer te verdringen: ‘Koopt niet bij joden!’. De aanvallen in parlementen en vergaderingen, in de pers, vanaf kansels, op straat, op reis – uitsluiting uit bepaalde hotels en zelfs ontspanningsoorden – vermeerderen van dag tot dag. De vervolgingen hebben een verschillend karakter, afhankelijk van de landen en maatschappelijk kringen waarin zij plaatsgrijpen. In Rusland legt men joodse dorpen belastingen op onder dreiging van plundering en brandstichting, in Roemenië slaat men enkele mensen dood, in Duitsland rost men ze bij gelegenheid af, in Oostenrijk terroriseren de antisemieten het hele openbare leven, in Algerije wordt de bevolking opgehitst door rondtrekkende predikers, in Parijs worden de joden door de zogenaamde betere kringen verstoten en door clubs buitengesloten. De nuances zijn talloos. […] Feit is dat hij [de druk op de joden] overal op dezelfde wijze tot uiting komt en zich laat samenvatten in de klassieke Berlijnse kreet: ‘Juden raus!’. Ik zal het joodse vraagstuk nu in zijn meest beknopte vorm samenvatten: Moeten we er wel ‘raus’? En waar moeten we dan heen? Theodor Herzl, De Jodenstaat, 31-32. penibele situatie van de joden in Europa. De nieuwe staat In 1917 kregen de zionisten van de Britse minister van Buitenlandse Zaken Balfour, een officieuze verklaring dat die de oprichting van een ‘nationaal tehuis’ voor de joden in Palestina genegen was. Deze Balfour Declaration bevatte ook een paragraaf ter bescherming van de in Palestina reeds wonende Arabieren. Iets later trokken de Britse troepen (de eerste Jodendom (1) Geschiedenis 18 Wereldoorlog is aan de gang) Palestina binnen, dat tot dan 400 jaar lang deel had uitgemaakt van het Ottomaans rijk. In 1920 wordt Palestina een officieel Brits mandaatgebied. Al was Palestina onder Ottomaans bewind verarmd en geruïneerd, het was geen land zonder volk. De Palestijnse Arabieren stelden zich steeds meer teweer tegen de joodse immigranten, het kwam tot anti-joodse opstanden. Van 60.000 joodse inwijkelingen in 1919 waren er dat in de jaren ’40 al 600.000. Het waren vooral joden die de pogroms in Oekraïne en Polen waren ontvlucht, later ook vluchtelingen uit NaziDuitsland en andere Europese landen. Vanaf de late jaren ’30 nam het aantal gewapende conflicten tussen joden en Arabieren toe. Geleidelijk aan gaat de gewapende joodse strijd zich ook richten tegen de Britten. De Verenigde Naties stelden in 1947 een verdelingsplan op, waarbij Palestina werd opgedeeld in een joods en een Arabisch deel. Jeruzalem zou onder toezicht komen van de Verenigde Naties. De Arabieren verwierpen het plan, de joden accepteerden het, al hadden ze nog steeds een groter land in gedachten. In 1948 proclameerde de Nationale Raad van de joden dan de nieuwe staat Israël. De Verenigde Staten erkenden het land meteen, maar een dag later barstte een oorlog uit tussen joden en Arabieren: Libanon, Syrië, Jordanië, Egypte en Irak vielen het piepjonge staatje aan. Niemand verwachtte dat Israël dit zou overleven. Maar binnen enkele weken hadden de joden hun aanvallers teruggedreven en daarbij nog een aanzienlijk stuk land veroverd. De Arabische landen, wier legers van slechte kwaliteit waren, sloten een wapenstilstand. Door de oorlog waren zo’n 850.000 Arabieren uit Palestina naar de omringende Arabische landen gevlucht, zij zouden daar blijven in vluchtelingen kampen. Er volgden daarna nog vijf oorlogen. Hier worden de twee belangrijkste genoemd. De zesdaagse oorlog. In juni 1967 is Israël de massale opmars van het Egyptische, Syrische en Jordaanse legers voor, en bezet het nogmaals de Sinaï en Gazastrook (was ook al gebeurd in een vorige oorlog in 1956), evenals de Syrische Golanhoogte en West-Jordanië (de ‘Westbank’). Israël is vanaf die tijd een bezettingsmacht op de Westbank. In 1973 volgt de ‘Jom Kippoer-oorlog’. Die was begonnen met een verrassingsaanval van Egypte en Syrië, met de steun van de Sovjet-Unie. Het Israëlische leger leed grote verliezen, maar sloeg terug. Sinds die tijd worden de joodse nederzettingen in de bezette gebieden een bron van ruzie – tot op heden. Het zijn vooral religieuze partijen die het oude, bijbelse, Samaria en Judea opeisen als joods land. Door de Camp-David akkoorden sluit Israël vrede met Egypte. Jodendom (1) Geschiedenis 19 Bronvermelding. H. Küng, Het jodendom: Wezen, geschiedenis en toekomst, Utrecht 2010 O.J. de Jong, Geschiedenis der kerk, Nijkerk 1980 W. Keller, … En zij werden verstrooid onder alle volken: De geschiedenis van het jodendom na het bijbelse tijdvak, Kampen A.Th. Koot en anderen, Naderen om te horen, Bijbelcatechese, deel 3, Hilversum1986. R. Süss, Luthers Theologisch Testament: Over de joden en hun leugens, Amsterdam 2006. W.Klever, Definitie van het christendom: Spinoza’s Tractatus theologico-politicus opnieuw vertaald en toegelicht, Delft 1999. S. Nadler, Spinoza, Amstel 2001 T. Herzl, De Jodenstaat: Met een nawoord van Isaac Lipschits, Amsterdam 2004. L. Dequeker, Het sacrament van mirakel: Jodenhaat in de Middeleeuwen, Leuven 1999. http://www.historien.nl/charles-darwin-en-de-eugenetische-beweging/ Jodendom (1) Geschiedenis 20