Aanpassen of verdwijnen

advertisement
12 Aanpassen of verdwijnen
12 Aanpassen of verdwijnen
12.1 Soort zoekt soort
12.1 soort zoekt soort
Hierarchie, soort
12.2 een soort staat niet stil
evolutie, soortvorming
12.3 Samen leven en groeien
Populatie dynamiek, prooi-roofdier
schommelingen
12.4 Een eigen plek
Biotoop, levensgemeenschappen, territoirum
12.5 Ruimte voor verandering
Successie, biodiversiteit, dispersie
12.1 Soort zoekt soort
Een organisme dat zich voortplant door klonen heeft nakomelingen met
een grotere / kleinere genetische variatie dan een organisme met
Seksuele voortplanting?
Het fenotype van een individu is het resultaat van het... en het ...?
Recombinatie, crossing over zijn verantwoordelijk voor...?
12.1 Soort zoekt soort
Organismen indelen?
12.1 Soort zoekt soort
Virussen?
- Celmembraan / organellen
- voortplanting: deling / geslachtscellen
12.1 Soort zoekt soort
Bacterien
celwand
geen celkern
Geen bladgroenkorrels
(behalve cyanobacterien)
Eencellig
Schadelijk / nuttig
12.1 Soort zoekt soort
Schimmels
celwand
celkern
geen bladgroenkorrels
Eencellig / veelcellig
Deling (1cellig) / Sporen
Schadelijk / nuttig
12.1 Soort zoekt soort
Planten
celwand
celkern
bladgroenkorrels
Eencellig / veelcellig
Asexueel / Sexueel
12.1 Soort zoekt soort
Dieren
Geen celwand
celkern
Geen bladgroenkorrels
Eencellig / veelcellig
Asexueel / Sexueel
12.1 Soort zoekt soort
De 4 rijken
Bacterie
Schimmel
Plant
Dieren
Grootte
1 – 10 μm
10 – 100 μm
10 – 100 μm
10 – 100 μm
Aantal cellen
1
1 of veel
1 of veel
1 of veel
Celwand?
Ja
Ja
Ja
Nee
Celkern?
Nee, geen
organellen
Ja
Ja
Ja
Voedingswij
ze
Heterotroof
of autotroof
Heterotroof
Autotroof
(dus
chlorofyl)
Heterotroof
12.1 Soort zoekt soort
Soort?
12.1 Soort zoekt soort
Soort?
Onderlinge voortplanting
Vruchtbare nakomelingen
12.1 Soort zoekt soort
Geslacht = Genus
Bron 4
Rosa caule xuleteato petiolis intermibus
Calcycibus sempinnatis
Linnaeus (1753) Binaire naamgeving
Rosa (genus) canina (soortnaam)
12.2 Soort zoekt soort
Startvraag 1
12.2 Soort zoekt soort
Soortvorming,...
Soort & Ras?
12.2 Soort zoekt soort
“Groepen individuen met een
homozygoot verschil in erfelijke aanleg
voor bepaalde allelen heten
varieteiten of rassen.”
12.2 Soort zoekt soort
Die vissen... aanpassen of verdwijnen
12.2 Soort zoekt soort
Evolutie?
12.2 Soort zoekt soort
Charles Darwin 1859 The origin of species
Variatie binnen de soort & natuurlijke selectie
12.2 Soort zoekt soort
Gunstige eigenschappen & omgeving
adaptatie
Soortvorming door
selectie
isolatie
Soortvorming door selectie
Soortvorming door SELECTIE
Abiotische factoren (temperatuur, vochtigheid
zuurgraad)
Tolerantiegrenzen
Gunstige genen worden doorgegeven...
Soortvorming door ISOLATIE
Darwinvinken
Geografisch gescheiden
(snelweg, HSL-lijn, Landmacht, tijd)
Soortvorming
Soortvorming
Isolatie leidt tot:
Uitsterven (inteelt)
Herstel contact andere populaties (zelfde soort)
Vorming van nieuwe soorten
Micro Macro
MICRO-evolutie
Vinken blijven vinken...
Spinnen blijven spinnen
Variatie binnen de (grond)soort
Macro evolutie?
Evolutie naar hogere levensvormen
Reptiel naar zoogdieren
Ongewerveld naar gewerveld
Micro Macro
Wat heb je nodig om een theorie te bewijzen?
Micro Macro
Wat heb je nodig om een theorie te bewijzen?
- Herhaling
- Aantoonbaar
Heeft macro evolutie hier een probleem?
Wetenschap aangenomen als waarheid,...
Twijfels aan...
“de kracht van het leven begrijpen we niet
en daarom laten we het in deze cursus links
liggen”
dictaat EZO, WUR (2002)
“In het jaar 2005 heeft de bioloog Gerald Bergman met zijn
team bijna 19 miljoen publicaties op voordelige mutaties
doorzocht. Van de 453.732 beschreven mutaties konden
slechts 186 als voordelig ingedeeld worden. Echter bij geen
van deze mutaties vond men een toename van genen voor
nieuwe functionerende proteïnen.”
www.0095.info/nl (sep 2010)
Twijfels aan...
Hormoonstelsel?
Ogen?
Nut van sexuele voortplanting (ingewikkelder)
12.3 Samen leven en groeien
12.2 abiotische factoren hebben effect op
populatie
Soortvorming door: isolatie door tijd, geografisch
Soortvorming door: selectie (omgevingsfactoren &
tolerantiegrenzen)
12.3 biotische factoren
Soortvorming door: biotische factoren?
12.3 Samen leven en groeien
12.3 Samen leven en groeien
Interspecifieke relatie
Vb Prooi-roofdier relatie
??
Interspecifieke relatie
12.3 Samen leven en groeien
Interspecifieke relatie
Vb Prooi-roofdier relatie
Predatiedruk op
minst sterkste
prooidier
is het grootst
De roofdieren
Selecteren de
‘beste’
Ook nestruimte en
Schuilplaats... Twee
soorten competeren
op dezelfde plekken
Interspecifieke relatie
12.3 Samen leven en groeien
12.3 Samen leven en groeien
Intraspecifieke relatie
??
intraspecifieke relatie
12.3 Samen leven en groeien
Intraspecifieke relatie
welke kan het beste
prooidieren vangen?
ze willen allemaal
Hetzelfde
of
welke prooi kan het
beste ontkomen
intraspecifieke relatie
12.3 Samen leven en groeien
Populatie groei
Bron 15
J-curve (bacterie groei – exponentieel)
S-curve (groei stagneert door beperkingen)
12.3 Samen leven en groeien
Inter- en intraspecifieke relaties zijn biotische factoren
die sturend zijn bij de soortvorming
Co-evolutie – Coloradokever en aardappel
- Aardappelplant “wil” geen parasieten
- Solanine gif, dood bladeters,.. Behalve...
- Meer gif ‘gaan produceren’ door selectie (?)
- Coloradokever met meeste resistentie
blijft over
- Co-evolutie: rupsen kunnen niet verpoppen zonder
solanine
12.3 Samen leven en groeien
Co-evolutie is het proces in in de evolutie
waarbij organismen zich voortdurend aan elkaar
aanpassen met meestal een samenwerkings
verband tot gevolg.
Kosten (tijd / energie) – baten (winst in aantal en
kwaliteit nakomelingen)
Bron 14
Parasitisme (‘diefstal’)
Mutualisme (‘ruilen’)
Commensalisme (‘inwoning’)
12 aanpassen of verdwijnen
(10 min) afmaken 12.3 & nakijken
Uitleg 12.4
Starten 12.4 opgave 8 & 9 hoeven niet
12.4 Een eigen plek
concurrentie
voedsel
predator
vochtigheid
zon / temperatuur
wind / lucht
12.4 Een eigen plek
Abiotische factoren van invloed soorten
Koudbloedig dier vs warmbloedig dier
Tolerantiegrenzen??
12.4 Een eigen plek
S-curve = voldoende voedsel aanwezig +
natuurlijke vijand aanwezig.
J-curve = Voldoende voedsel en geen
natuurlijke vijanden.
A: ontstaan plaag = J curve
B: voedsel raakt op/ ziektes breken uit
C: veel sterfte, misschien uitsterven
Draagkracht van een ecosysteem: De
maximale hoeveelheid dieren die kunnen
overleven in een bepaald gebied, zonder
schade aan te richten of een plaag te
vormen.
Bij overschrijden draagkracht
12.4 Een eigen plek
12.4 Een eigen plek
gastheer
gast
mutualisme
voordeel
voordeel
commensali
sme
-
voordeel
parasitisme
nadeel
voordeel
12.4 Een eigen plek
Individu (bv. Een olifant)
Populatie ( kudde olifanten)
Levensgemeenschap (populatie
olifanten met populatie leeuwen)
Ecosysteem (levensgemeenschap en
biotische en a-biotische factoren samen)
meer/oerwoud
Biosfeer (alle ecosystemen aarde samen)
12.4 Een eigen plek
Individu (bv. Een olifant)
Populatie ( kudde olifanten)
Levensgemeenschap (populatie
olifanten met populatie leeuwen)
Ecosysteem (levensgemeenschap en
biotische en a-biotische factoren samen)
meer/oerwoud
Biosfeer (alle ecosystemen aarde samen)
12.4 Een eigen plek
Trilium
Voorjaarsbloeier
Noord Amerika
Bosanemoon
Voorjaarsbloeier
Europa
12.4 Een eigen plek
Eigen netwerken
Eigen relaties
Eigen niche
Dus niet elkaars vervanger
12.4 Een eigen plek
Biotoop = uniform gebied, geschikt
voor bepaalde organismen
Naaldbos
Habitat= de werkelijke ruimte bijv.
de waterkant
Waar een dier werkelijk
leeft binnen de biotoop
Binnen het habitat bezet elk individu een
deel van het gebied: een territorium
Zelfde habitat, zelfde niche
 luipaard
Niche (nis)= de omstandigheden
binnen een biotoop die voor de
handhaving van een soort van
belang zijn
Een samenvatting van zijn
tolerantie en
benodigdheden
Microklimaat= klimaat binnen een
Biotoop die verschilt van het
algehele biotoopklimaat
Een pissebed onder een
Steen  vochtig
12.4 Een eigen plek
Biotoop = gemengde bossen
en naaldbossen
Habitat = in en om de bomen
Niche = eten van
nootvruchten, verstoppen
hiervan (zaadverspreiding),
nestruimte
voedsel voor roofvogels en
vossen. Concurrent voor
wilde zwijnen, muizen…
12.5 Ruimte voor verandering
TOETS HFST 12: 4 NOV
Oefening termen HFST 12
Uitleg 12.5 (blz 24&25)
(af) maken opgaven 12.4 (min 8&9)
Maken 12.5 opgaven 3, 4 & 6
12.5 Ruimte voor verandering
12.5 Ruimte voor verandering
PIONIERS STADIUM
12.5 Ruimte voor verandering
PIONIERS STADIUM
Tolerantiegrenzen?
Groot milieudynamiek
12.5 Ruimte voor verandering
12.5 Ruimte voor verandering
12.5 Ruimte voor verandering
CLIMAX STADIUM
Gering milieudynamiek
12.5 Ruimte voor verandering
12.5 Ruimte voor verandering
Pionierstadium
Climaxstadium
Eenvoudig voedselweb
ingewikkeld voedselweb
Weinig soorten in grote aantallen
grote biodiversiteit
Toename biomassa
biomassa blijft gelijk
Sterk wisselende abiotisch
factoren (dus organismen met
grote tolerantie)
stabiele abiotische factoren
Groot milieudynamiek
Gering milieudynamiek
Onstabiel
stabiel; natuurlijk evenwicht
12.5 Ruimte voor verandering
Primaire successie geen geschikte ondergrond
(geen humus), helemaal vanaf het begin
bijv. de duinen, kale rots
Secundaire successie er is al een gunstige
ondergrond (humus)
bijv. een verwaarloosd grasland, bosbrand
12.5 Een eigen plek
(af) maken opgaven 12.4 (min 8&9)
(af) maken oefening termen H12
Maken 12.5 opgaven 3, 4 & 6
12.5 Een eigen plek II
Korte herhaling classificatie / niche
Laatste uitleg HFST 12
4 NOV Toets HFST 12
ppt op website + termen
Afronden HFST 12
Maken zelftoets
12.5 Een eigen plek II
Geslacht /
Ailuropoda melanoleuca
Zelfde familie ander geslacht
Helarctos malayanus
Maleise beer
12.5 Een eigen plek II
Hoe kan het zijn dat een regenwoud
een grotere biodiversiteit huisvest
dan een Nederlands bos?
Biodiversiteit =
- Verscheidenheid aan soorten
- Aantal soorten binnen levensgemeenschap
- (Genetische diversiteit binnen een soort)
12.5 Een eigen plek II
Pionierssoorten
Snel groeiend
Produceren veel nakomelingen
Grote tolerantiegrenzen
Verspreiding, dispersie, meestal
door lucht of wind
12.5 Een eigen plek II
Pionierssoorten moeten gebied
kunnen bereiken. Organismen doen aan
dispersie (verspreiding)
LAND
12.5 Een eigen plek II
Pionierssoorten moeten gebied
kunnen bereiken
Dispersie (verspreiding)
(1 grote) POPULATIE
12.5 Een eigen plek II
Versnippering door bouw, rivieren, wegen etc
Bij isolatie (door bv sterke verspreiding)
kans op inteelt, minder kans op genetische
variatie
6 kleine populaties
POPULATIE
12.5 Een eigen plek II
Versnippering en isolatie wordt tegengegaan
door het maken van wildviaducten
verbindingszones, corridors: nieuwe
bosstroken, bermen, akkerranden etc
corridors
1 ‘grote’populatie
POPULATIE
12.5 Een eigen plek
(af) maken opgaven 12.4 (min 8&9)
(af) maken 12.5 opgaven 3, 4 & 6
Maken 12.5 : 7, 8a, 9, 10, 13a (bc) d,e (14)
Maken zelftest
NAKIJKEN!
Kopieren antwoorden (?)
Download