Theorieblad 1 Verbranding Verbranding is een van de bekendste chemische reacties. Bosbranden maar ook het verbranden van aardgas zijn voorbeelden van verbrandingen. Een groot deel van de energie die vrijkomt bij verbrandingen wordt gebruikt voor verwarming, een ander deel wordt omgezet in beweging zoals in de motor van de scooter gebeurt. Voorwaarden verbranding Verbranding Voor verbranding zijn drie voorwaarden noodzakelijk namelijk: 1. er moet een brandbare stof aanwezig zijn. 2. er moet voldoende zuurstof aanwezig zijn, dit is meestal zuurstof uit de lucht. 3. er is een minimale temperatuur nodig, onder deze temperatuur zal de stof niet ontbranden. Een verbranding is een snelle exotherme reactie met zuurstof. Er komt dus energie bij vrij en een verbranding gaat meestal gepaard met vuurverschijnselen. Het reactieschema voor een verbranding is: brandstof + zuurstof verbrandingsproducten Verbrandingsproducten Bij een verbranding ontstaan als verbrandingsproducten de oxides van de elementen, die aanwezig zijn in de brandstof. Dat wil zeggen als een stof maar één element bevat ontstaat er één oxide, bevat de stof meerdere elementen dan ontstaan er meerdere oxides. Voorbeelden Verbranding van magnesium: 2 Mg (s) + O2 (g) 2 MgO (s) er ontstaat magnesiumoxide Verbranding van octaan, een onderdeel van benzine: 2 C8H18 (l) + 25 O2 (g) 16 CO2 (g) + 9 H2O (l) 4 er ontstaat koolstofdioxide en water (diwaterstofmonooxide) Oxidatiereacties Bij een reactie met zuurstof zie je niet altijd vuurverschijnselen. Alleen als er vuurverschijnselen zijn spreken we van een verbrandingsreactie. De algemene naam voor een reactie met zuurstof is oxidatiereactie. Verbrandingsreacties zijn dus onderdeel van de oxidatie-reacties. Oxidatiereacties zijn alle reacties met zuurstof. Verbranding in het lichaam In ons lichaam treden ook verbrandingen op. De temperatuur mag dan niet hoger worden dan 37 0C. Een brandstof die ons lichaam gebruikt is glucose, formule C6H12O6. Glucose reageert met de door het bloed aangevoerde zuurstof en verbrandt tot koolstofdioxide en water. C6H12O6 (s) + 6 O2 (g) 6 CO2 (g) + 6 H2O (l) Bij 37 0C reageert glucose normaal niet met zuurstof, daarvoor is een hulpstof nodig. In het lichaam zijn dat enzymen. Enzymen zijn katalysatoren. Katalysator Katalysatoren zijn stoffen die een reactie VERSNELLEN zonder daarbij zelf verbruikt te worden. In de scheikunde verstaan we onder een katalysator een stof, die reacties mogelijk maakt, die niet of te langzaam zouden verlopen. De katalysator is dus een stof die wel deelneemt aan de reactie, maar waarvan na de reactie nog net zoveel aanwezig is als voor de reactie.Een katalysator wordt dus wel gebruikt, maar niet verbruikt. Katalysatoren zijn ook in de chemie heel belangrijk en spelen bijvoorbeeld een rol in de uitlaat van de scooter. Volledige en onvolledige verbranding. Volledige verbranding Onvolledige verbranding Als er voldoende zuurstof is ontstaan bij verbranding van bijvoorbeeld fossiele brandstoffen de stoffen koolstofdioxide en water. We spreken in dat geval van een volledige verbranding. Wanneer er te weinig zuurstof is voor een verbranding ontstaan bij verbranding van fossiele brandstoffen naast water en koolstofdioxide ook het giftige koolstofmonooxide en roet. We spreken dan van een onvolledige verbranding. Een voorbeeld van een onvolledige verbranding is de gele vlam van de brander in het practicumlokaal. Als je met een gele vlam een reageerbuis verwarmt, ontstaat onderaan de buis roet. 5 Verbrandingssnelheid en explosies. Verbrandingssnelheid De verbrandingssnelheid wordt bepaald door de volgende factoren: 1. de soort brandstof 2. de temperatuur 3. de verdelingsgraad van de brandstof 4. de verhouding brandstof / zuurstof 5. het gebruik van lucht of zuivere zuurstof Onder bepaalde omstandigheden kan een verbranding zo snel verlopen dat er sprake is van een explosie. Explosie Voorwaarden voor explosie Een explosie is een zeer snelle verbranding. Voorwaarden voor een explosie: 1. Brandstof en zuurstof zijn in de juiste verhouding gemengd. 2. De verdelingsgraad van de stoffen is groot. 3. De minimale ontbrandingstemperatuur wordt bereikt. Een voorbeeld van een explosief mengsel is knalgas. Waterstof en zuurstof zijn dan in de volumeverhouding 2:1 gemengd. Explosiegrenzen In de cilinder van de scootermotor vinden voortdurend kleine explosies plaats. Iedere keer als de bougie een vonk geeft explodeert in de cilinder het samengeperste brandstofmengsel en wordt de zuiger met grote kracht weggeduwd. Je begrijpt dat zo’n explosie alleen goed verloopt als het brandstof/zuurstofmengsel in de juiste verhouding gemengd is. Is er te weinig zuurstof in het brandstofmengsel dan verloopt de reactie niet explosief, maar als er teveel zuurstof in het brandstofmengsel zit kan de reactie ook niet explosief verlopen. De waarden van het minimale en het maximale gehalte zuurstof in het brandstofmengsel, waarbinnen de reactie explosief verloopt, noemt men de explosiegrenzen. 6 Theorieblad 2 Reagens Reagens Bij een verbranding ontstaan meestal gasvormige reactieproducten. Deze reactieproducten zijn heel eenvoudig aan te tonen met behulp van een reagens (meervoud reagentia). Een reagens is een stof, die met één bepaalde andere stof een duidelijk waarneembare reactie vertoont. Een reagens moet aan twee eisen voldoen namelijk: Selectiviteit reagens Gevoeligheid reagens 1. het moet selectief zijn dat wil zeggen dat het maar met één stof die speciale reactie geeft 2. het moet gevoelig zijn, er moet slechts weinig stof nodig zijn voor de reactie Er is een aantal reagentia dat gebruikt kan worden om de gasvormige producten die ontstaan bij de verbranding van de brandstof in de scooter aan te tonen. Kalkwater Reagens op koolstofdioxide Kalkwater is een oplossing van calciumhydroxide. Kalkwater kan gebruikt worden om de aanwezigheid van koolstofdioxide aan te tonen. Om te onderzoeken of een gas koolstofdioxide is, kan dat gas door kalkwater worden geleid. Kalkwater is een kleurloze heldere vloeistof, als er koolstofdioxide door geleid wordt ontstaat een witte suspensie. Hieronder is een proefopstelling met een wasfles getekend die je kunt gebruiken om het gas aan te tonen. Joodwater (en broomwater) Reagens op zwaveldioxide Joodwater is een oplossing van de stof jood in water. Het is een lichtgele oplossing. Joodwater is een reagens op zwaveldioxide. 7 Wanneer het zwaveldioxide door het joodwater wordt geleid wordt de oplossing kleurloos. Voor deze proef kan eenzelfde opstelling worden gebruikt als bij kalkwater. Broomwater is een oplossing van de stof broom in water en kan in plaats van joodwater gebruikt worden om zwaveldioxide aan te tonen. Ook dit gaat dan over van helder bruin/geel naar kleurloos. Wit kopersulfaat Reagens op water Het ontstaan van water kan men aantonen met wit kopersulfaat. Als deze stof in aanraking komt met water verdwijnt de witte vaste stof en er ontstaat een blauwe vaste stof. Bij de verbranding van het brandstofmengsel in de motor van de scooter ontstaat waterdamp dit moet eerst vloeibaar gemaakt worden. Om de waterdamp te laten condenseren kun je de wasfles in een bakje ijs plaatsen. Zie onderstaande opstelling. Saltzman reagens Reagens op stikstofoxides De stikstofoxides die ontstaan kun je aantonen met het Saltzman reagens. Dit is een kleurloze vloeistof waar drie verschillende stoffen in zijn opgelost. Als stikstofoxiden door deze oplossing worden geleid krijgt de vloeistof een rozerode kleur. Dit reagens wordt ook het NO xreagens genoemd. 8 Theorieblad 3 Fossiele brandstof en luchtverontreiniging Fossiele brandstoffen Fossiele brandstoffen zijn koolstofverbindingen die zijn ontstaan als resten van plantaardig en dierlijk leven uit het geologisch verleden van de aarde. Vooral in het Carboon maar ook in andere tijdperken zijn deze fossiele brandstoffen onder hoge druk en temperatuur in het binnenste van de aarde ontstaan. Tot de fossiele brandstoffen rekenen we aardolie, aardgas, steenkool en bruinkool. Fossiele brandstoffen worden door de mens gedolven en gewonnen als energiebron, en de voorraden ervan zijn beperkt en zullen ooit opraken. Deze vorm van zonne-energie, miljoenen jaren geleden opgeslagen in koolstofverbindingen, wordt de laatste eeuwen vele malen sneller opgemaakt dan aangevuld. Aardolie Aardolie wordt op veel plaatsen in de wereld gevonden. Op sommige plekken is de druk in de oliereserve zo hoog dat de olie vanzelf uit de grond spuit wanneer er een gat is geboord. Op andere plekken moet de aardolie worden opgepompt. Aardgas Aardgas wordt vaak gevonden in aardolievelden, mar ook in afzonderlijke lagen. Steenkool Bruinkool Steenkool is een fossiele brandstof die over de hele wereld te vinden is en het is een belangrijke energiebron voor elektriciteitscentrales en industriële processen, bijvoorbeeld bij de productie van ijzer in de hoogovens. Bruinkool is een fossiele brandstof en wordt gebruikt voor huisverwarming maar vooral voor elektriciteitsopwekking. Bruinkool heeft een hoog zwavelgehalte. Verbranding van bruinkool in verouderde elektriciteitscentrales (vooral in Oost Europa) draagt daarom bij aan zure regen. Bruinkool is te vinden op dieptes van 100 tot 500 m onder het aardoppervlak en wordt daarom meestal in dagbouw gewonnen. Milieuproblemen door verbranding. Uitlaatgassen scooter De uitlaatgassen van de scooter bestaan hoofdzakelijk uit stikstof, zuurstof (lucht is in overmaat), koolstofdioxide en waterdamp. Daarnaast bevatten ze in kleinere concentraties de volgende gassen: stikstofmono-oxide 9 koolstofmono-oxide koolwaterstoffen Stikstofmono-oxide. Tijdens verbrandingsprocessen worden hoge temperaturen bereikt. Dit heeft boven 1100 0C tot gevolg dat in geringe mate een nevenreactie kan optreden, namelijk de reactie tussen stikstof (uit de lucht) en zuurstof. N2 (g) + O2 (g) 2 NO (g) Stikstofoxides NOx Verzuring Koolstofmono-oxide Koolwaterstoffen Katalysator Het gevormde stikstofmono-oxide is een giftig gas, dat onder bepaalde omstandigheden opnieuw met zuurstof kan reageren onder vorming van stikstofdioxide, NO2. Beide gassen worden dikwijls samen aangeduid als stikstofoxide, met als molecuulformule NOx. Stikstofoxide reageert in de atmosfeer verder tot salpeterzuur, HNO3. Deze stof draagt ook een flink steentje bij aan de verzuring van het regenwater. Om de zure regen terug te dringen, moeten de uitlaatgassen dus ontdaan worden van stikstofoxides. Koolstofmono-oxide. Dit gas ontstaat door onvolledige verbranding van koolwaterstoffen. Het is erg giftig voor mensen en dieren, maar het heeft, voorzover nu bekend, geen directe schadelijke invloed op het milieu in zijn algemeenheid. In de atmosfeer reageert CO namelijk tot koolstofdioxide. Koolstofmono-oxide blijkt wel een groter probleem te vormen dan men aanvankelijk dacht. Deze enorme uitstoot op “leefniveau” heeft grote invloed op de kwaliteit van de lucht die wij inademen Koolwaterstoffen. De koolwaterstoffen bestaan uit brokstukken van gedeeltelijk verbrande “benzinemoleculen”. Hun aanwezigheid is het gevolg van het niet helemaal goed verlopen van het verbrandingsproces. De koolwaterstoffen tasten in combinatie met koolstofmono-oxide de kwaliteit van de lucht op inademingniveau aan. De katalysator In de motor van een scooter en een auto vinden verbrandingsreacties plaats. Hierbij reageren koolwaterstoffen met zuurstof uit de lucht, waarbij koolstofdioxide en water ontstaan. Zonder katalysator (zie theorieblad 1) bevatten de uitlaatgassen ook nog: koolstofmono-oxide onverbrande koolwaterstoffen, voorgesteld als CxHy ( x en y kunnen verschillende getallen zijn) 10 een aantal stikstofoxiden, voorgesteld als NOx ; deze ontstaan door de hoge temperatuur in de motor uit stikstof en zuurstof Deze stoffen zijn schadelijk voor het milieu. Katalysator in de scooter Bij een scooter en een auto met een katalysator in de uitlaat, zorgt deze katalysator ervoor dat CO, CxHy en NOx worden omgezet in stikstof, koolstofdioxide en waterdamp voor ze de uitlaat verlaten. Reacties die verlopen zijn bijvoorbeeld: 2 NO + 2 CO → N2 + 2 CO2 2 C8H18 + 25 O2 16 CO2 + 18 H2O Katalysatoren die in je lichaam zorgen voor het verlopen van bijvoorbeeld de verbrandingsreacties van voedsel, worden enzymen genoemd. Broeikaseffect Ontstaan broeikaseffect Broeikaseffect Het broeikaseffect is een natuurlijk proces dat er voor moet zorgen dat de aarde warm blijft, het is te vergelijken met een broeikas die wordt gebruikt voor tuinbouw, waarbij de buitenkant van de kas zo is samengesteld dat de zonnestralen in de kast worden vastgehouden om de planten te verwarmen. Ontstaan Het broeikaseffect werkt dus als volgt. Een zonnestraal valt de dampkring binnen en 'botst' met het aardoppervlak. De warmte van de straal wordt grotendeels door het oppervlak geabsorbeerd waardoor op een zomerdag het terras bijvoorbeeld heel warm kan zijn. Een klein deel van de straal wordt echter teruggekaatst, deze straal gaat door de 11 dampkring terug naar de ruimte. Onderweg door de dampkring komt de straal echter de moleculen van de broeikasgassen tegen die ook weer een deel van de warmte absorberen, hierdoor wordt de aarde met een soort dekentje verwarmd, waardoor organismen (mensen, dieren en planten) kunnen leven. Broeikasgassen Versterkt broeikaseffect Gevolgen versterkt broeikaseffect Broeikasgassen Bij de aarde zijn het stoffen in de dampkring die er voor zorgen dat de warmte wordt vastgehouden, deze stoffen worden broeikasgassen genoemd. Een paar voorbeelden van broeikasgassen zijn bijvoorbeeld koolstofdioxide (CO2), dit komt in grote hoeveelheden vrij bij verbranding, methaan(CH4) dit ontstaat bij gaslekken en uit rottend afval, Cfk’s, stikstofdioxide (NO2) dit maakt onderdeel uit van de uitlaatgassen en ozon (O3). De broeikasgassen zijn dus in staat om de warmte in de atmosfeer te houden. Hoe meer broeikasgassen er zijn, hoe meer warmte er ook kan worden vastgehouden. De afgelopen decennia zijn er steeds meer broeikasgassen in de atmosfeer gekomen, bijvoorbeeld door de uitstoot van koolstofdioxide (CO2). Niet alleen de stijging van de hoeveelheid broeikasgassen is een oorzaak van dit versterkte broeikaseffect, ook het kappen van grote stukken (regen)woud is indirect oorzaak. Sinds 1750 is de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer met maar liefst 30% toegenomen. Gevolgen broeikaseffect Veel wetenschappers voorspellen dat door het versterkte broeikaseffect de aarde steeds warmer wordt, dit heeft als gevolg dat de ijskappen op de noord- en zuidpool grotendeels smelten en dat het zeeniveau stijgt. Grote delen land zullen overstromen en er zal veel minder bewoonbaar land zijn, wat weer problemen geeft met overbevolking. Een ander mogelijk gevolg is de verandering van het klimaat, de gemiddelde temperatuur stijgt en er ontstaan daardoor steeds meer en grotere woestijnen. Hoever deze gevolgen gaan is niet duidelijk, wetenschappers zijn het niet met elkaar eens over de mate waarop de mens invloed heeft op de klimaatverandering en in hoeverre de gevolgen ook plaatshebben. Wel is duidelijk dat de aarde warmer wordt en dat de mens hier waarschijnlijk verantwoordelijk voor is. 12