Les 5 Ideologie en hegemonie

advertisement
Populaire cultuur SMV
Les 1 Introductie
Cultuur = gedeeld stelsel van waarden, normen, symbolen, taal en producten
-
verschilt in tijd/ruimte
sociale constructie (wij maken cultuur en cultuur maakt ons)
cultuursociologie bestudeert de culturele betekenissen en de gevolgen voor
handelen
hoge cultuur (aristocratie, elite, geïnstitutionaliseerde smaak)
volkscultuur (volk, niet geïnstitutionaliseerde smaak)
Populaire cultuur = volkscultuur gemedieerd door media en markt (massamedia en
massaconsumentisme)  massacultuur
1. PRODUCTIE & MACHT
massaproductie van cultuur  neomarxistische cultuurkritiek
- standaardisering cultuur
- commodificatie cultuur: goederen en diensten worden een commodity
(koopwaar)
- vervreemding
- happy but false consciousness
 pessimistische opvatting (cf. rechts conservatieve criticus Postman Amusing
ourselfs to death: hoe meer we naar tv kijken hoe hersenlozer we worden)
2. TEKST EN BETEKENIS
wisselwerking tussen tekst en betekenis
- Uncle Tom’s Cabin: weerspiegelt weerstand tegen racisme, beïnvloedt
afschaffing slavernij
- On the Road: weerspiegelt verzet tegen traditionele moraal, beïnvloedt
tegencultuur 1960s
- Lord of the Rings: weerspiegelt romantisch onbehagen tegen de moderne wereld
(WO II), beïnvloedt populaire cultuur (games, film …)
- Neuromancer: weerspiegelt digitale cultuur, beïnvloedt technologische
ontwikkelingen
3. CONSUMPTIE & IDENTITEIT
maatschappelijke relevantie van populaire cultuur
- culturele context: 1960s erosie van traditionele gemeenschap: ontzuiling,
ontkerkelijking, individualisering, tegencultuur (protest tegen traditionele
normen en instituties)
- identiteit: van standaard biografie naar keuze biografie; van traditie naar
individuele levensstijl (maar die levensstijl wordt vaak gevormd door pop cult vb.
door celebrities)  °keuze gemeenschap = lichte gemeenschap = networked
individualism vb. house gemeenschap, Apple gemeenschap …
- pop cult heeft niet alleen individuele betekenis, maar ook publieke betekenis:
ontwikkeling van pop cult in institutionele domeinen
vb. celebrity politics, serious gaming op school/in de medische sector/in
Amerikaans leger
1
Les 2 Morele paniek
1. voorbeelden
- Die Leiden des Jungen Werthers ( zelfmoord)
- strips 1950s
- horror film 1980s
- rap “pornoficatie van de samenleving”
- rock music & shooter games  Columbine Shootings
- games (vb. Grand Theft Auto)
- Mods & Rockers (Cohen) 1960s Engeland
2. stappen morele paniek
- concern
- hostility
- consensus (moral entrepreneurs vormen samen een front)
- disproportionaliteit (buitenproportioneel opgeblazen i.d. media)
- volatility (verwateren)
3. terugkerend fenomeen
- BEDREIGING VAN DOMINANTE MEDIAVORMEN
o vb. Socrates schrift vormt bedreiging voor mondelinge cultuur
o van schrijf en leescultuur naar beeldcultuur; van face-to-face naar
virtueel?
- BEDREIGING VAN CIVILISATIE
o (moderne civilisatie: Freud + Norbert Elias)
o civilisatie begon na de ME door (1) toenemende interdependentie tussen
mensen, (2) staatsvorming en monopolisering van geweld, (3) civilisatie
als onderscheid tussen statussen
o seks en geweld bedreigen moderne civilisatie
o kinderen meest kwetsbaar
- BEDREIGING ELITAIRE CULTUUR & KUNST
o vb. Andrew Keen The Cult of the Amateur (blogs, fb, twitter, wikipedia …)
4. ambivalentie en spanning moderniteit
- modernisering: enerzijds democratisering, vrijheid en autonomie
- modernisering: anderzijds vormen deze progressieve waarden een bedreiging
voor moderne civilisatie
Les 3 + 4 De cultuurindustrie
massaproductie van pop cult
-
producten in handen van enkele multi-media bedrijven = oligarchie
merger mania 1990s = samengaan van verschillende bedrijven
o conglomeratie = overname kleinere bedrijven
vb. youtube  google
o integratie = afstemmen van verschillende bedrijfsonderdelen
- verticale integratie = mediabedrijf koopt alle segmenten binnen een
mediavorm (voordeel: totale controle productieproces)
2
vb. 1 Disney bezit alle onderdelen van zijn pretpark
vb. 2 Disney bezit alle onderdelen van zijn media netwerk (Disney
Channel, Radio, ABC, …)
- horizontale integratie = mediabedrijf koopt bedrijven uit verschillende
mediavormen (voordeel: transmediale reikwijdte + cross-promotie)
vb. Disney heeft een media netwerk, een pretpark, merchandise,
studio entertainment, …
Horkheimer en Adorno
-
-
-
-
invloed Weber
o (doel)rationalisering van moderne instituties vb. fabriek/bureaucratie
o effectiviteit  doelrationalisering
o vervreemding en dehumanisering (menselijke waarden gaan verloren
door effectiviteit)  + onttovering van de wereld
de cultuurindustrie (Weber)
o instrumentele rationaliteit (zo min mogelijk investeren, zo veel mogelijk
effect) ook in de culturele leefwereld en in het privé domein
o van complexe en authentieke kunst naar standaard amusement
o vb. van kunst om de kunst naar tearjerker (heeft als doel effect uit te
lokken namelijk emoties, lokt gestandaardiseerd emoties uit)
o kunst is complex en authentiek en mag niet instrumenteel worden
gerationaliseerd (kunst mag nooit gaan om het effect, dan is het geen
kunst meer)
invloed Marx
o kapitalistische modus van productie
o van vervreemde arbeider naar vervreemde consument
o warenfetisjisme
o vals bewustzijn
o pseudo-individualisme (consumptie als uniek = mythe cf. Apple)
neo marxisten
cf. “Culture death” (N. Postman)  maar geen wetenschappelijke theorie, eerder
moreel perspectief
KRITIEK op H&A
-
-
-
historisch karikatuur
o pessimistisch perspectief op geschiedenis: van kleinschalige
gemeenschappen naar urbaan industriële samenleving
o nostalgie: vroeger was het beter
elitaire reflex
o beschermen van de culturele en politieke privileges van de hoogcultuur
o angst voor de invloed van pop cult vb. Jazzing up Mozart en Pop art
o elite wil zich onderscheiden  la distinction (Bourdieu)
weinig wetenschappelijk: niet empirisch falsificeerbaar
een theorie die voorbijgaat aan culturele vitaliteit en betekenisgeving
3
o
popular culture is made by the people, not produced by the culture
industry (Fiske)
Toch is de theorie van H&A toepasbaar in empirische studies
-
-
-
be who you want to be (Aupers)  online pc games (wow)
o gamen geeft gevoel van autonomie (je kiest zelf je speller, kledij, aan
welke zijde je staat etc.)
o gamen geeft gevoel van zelfexpressie: role playing paradox = anonieme
omgeving, maar door die anonieme omgeving ga je juist meer jezelf zijn
(je speelt je rol, maar je bent niet je rol)
o gamen geeft gevoelens van vrijheid
(paradox: het ervaren van vrijheid in een technologische game die op
voorhand geprogrammeerd is)
gamen
o belang van immersie = in het verhaal worden meegetrokken zodat je
vergeet dat het technologie is = technological amnesia
o in marketing games: nadruk op vrijheid
o emotioneering = constructie van ‘authentieke’ emoties
o sense agency = speler gevoel geven dat hij impact heeft op het spel
(door vb. pers groei door in begin instant gratificatie en later uitgestelde
beloning)
vrijheid
o gestandaardiseerde idealen van individuele vrijheid
o nieuw warenfetisjisme: vrijheid als koopwaar (+ de cultuurindustrie
creëert de vraag)  commodificatie vrijheid
o ‘spel’ van kapitalisme
o Pseudo-individualisme en schijndiversiteit
Les 5 Ideologie en hegemonie
Ideologie (Marx)
-
-
ideologie als basis en afspiegeling van klassenverhoudingen (basis van de
economische relaties)  ideologie als een superstructuur over hoe we denken
over cultuur
ideologie en hegemonie: bevestigen van de belangen van de heersende klasse
vals bewustzijn: arbeidersklasse beschouwt ideologie als natuurlijk (maar
ideologie is geproduceerd)
Kritiek door de neo-marxisten
-
neo-marxisten
o ideologie hoeft niets met klassenverhoudingen te maken hebben
Gramsci
o ideologieën hoeven niet eenduidig te zijn, er kunnen meerdere
ideologieën bestaan die met elkaar in conflict gaan (dus niet alleen een
ideologie van de heersende klasse)
4
o
-
-
niet de basis voor ec klassenverhoduingen, maar we een superstructuur
over hoe we denken over cultuur
Althusser
o Ideologieën verspreiden zich via instituties/’state apparatures’ vb. via de
media
H&A
o kapitalistische logica niet enkel in de ec sfeer, maar ook in de in pop cult
(in de media, in onze huiskamer, …)
Welke ideologie en hegemonie in pop cult?
-
-
CCCS (centre for contemporary cultural studies)  neo-marxistische onderzoekrs
ongelijkheid gaat niet enkel meer om ec verhoudingen (ook gender, etniciteit
seksualiteit …)
maatschappelijke context: rechts (neo)liberale politiek 1980s (vb. Tatcher: there
is no society, there are only individuals  staat trekt zich terug, laat de mensen
het zelf oplossen) en 1990s (Blair)
hegemonie van het neo-liberalisme?
o liberalisme = pol ideologie van vrije markt en individuele
verantwoordelijkheid
o neo-liberalisme = minder verzorgingsstaat + vrije markt + nadruk op
consumptie + individuele verantwoordelijkheid en discipline (hard
werken)
o critici neo-liberalisme: asociale & onmenselijke maatschappij (Naomi
Klein, Loi Wacquant, Mark Elchardus)
o neo-liberalisme in pop cult
- reality show Vb. the apprentice , expeditie robinson (verpakt in
romantisch-nostalgisch verhaal “op een eiland overleven cf Robinson
Crusoe” hard werken of je ligt er uit (van kinds af aan leren we dat
dit natuurlijk is)
- games WOW (verpakt in premoderne fantasie)  hard werken in
clans/guilts, voorbereiding op het echte bedrijfsleven (socialisatie in
neoliberale ideologie) door te leren omgaan met consumptie van
goud en status (vb. de groepsleider zijn van een clan)
Het neo-liberale maakbare lichaam
-
dun = verantwoordelijkheid en zelfdiscipline (vet = geen verantwoordelijkheid)
the biggest loser (tv-programma)
naturalisatie: dun is natuurlijk, (als je dun bent, dan ben je natuurlijk)
maar is dat wel natuurlijk?  eigenlijk doe je gewoon meet met de neo-liberale
ideologie  happy but false consciousness
Naomi Wolf “dun + groot + grote borsten = natuurlijk (?), hoe vaak maakt de
natuur een dun, groot meisje met grote borsten? …
5
Les 6 Klasse etniciteit en gender
CCCS (centre for contemporary cultural studies)
-
Neo-marxistische analyse van ideologie en ongelijkheid in populaire cultuur
verbreding van klasse (ec klasse) naar etniciteit, gender, seksisme …
aandacht voor strijdige ideologieën in tekst (i.p.v. 1 ideologie)
aandacht voor interpretatie ontvanger
aandacht voor sociale context van interpretatie
-
ideologie en ongelijkheid in media teksten
o ideologie gaat ook over wat wordt weggelaten: minderheden worden
niet evenredig gepresenteerd op TV, wel vaak stereotiep vb. film Bruno
o masculiniteit Rambo (herstel masculiniteit + dominante witte man)
o de rol van vrouwen (in games) als passief + objectivering (= vrouw
vervangen door een object zoals een schat)
o nuancering rol van vrouwen: in een pluriforme samenleving meerdere
ideologieën die met elkaar strijden
- conservatief vs progressief
- vb. lara Croft (conservatief: sexy gekleed, dikke borsten; progressief:
vrouw die vecht)
-
consumeren: een slaafse (re)productie van ideologie?
o CCCS: kritiek op these ‘cultuurindustrie’ (alles gestandaardiseerd …) +
kritiek op (neo-liberale) ideologische hegemonie
o  meer ruimte voor interpretatie, reflectie en betekenis (= agency)
 (ook kijken naar sociaal culturele achtergronden van verschillende
groepen/individuen)
o Stuart Hall coding/decoding model
- cultuurindustrie bepaalt wat de betekenis is van teksten, zij gaat de
boodschap encoderen ( = de boodschap omzetten in een tekst), de
boodschap die in de tekst zit (preferred reading) wordt door de
ontvanger gecodeerd
- dominant hegemonic code = preferred reading = interpretatie valt
samen met de intentie van de makers
- negociated code = bewust van dominante code, maar interpretatie in
overeenstemming met je eigen leven
- oppositional code
bewust van dominante code, maar verzet tegen boodschap
vb. punk (scheuren in jeans), maar oppositie wordt geïncorporeerd
door de industrie (co-optatie)  iedereen draagt nu jeans met gaten
- polysemie = tekst is multi-interpretabel
vb. starship troopers (propaganda voor Amerikaans leger of ironische
kritiek?)
- relatie met sociale achtergrond
sociaal ec klasse: lage klasse “wat zegt dat over mijn leven” 
referentieel vs hoge economische klasse: kritisch
6
seksuele voorkeur vb. homo’s gaan bij star trek scene (zie ppt) homoerotische interpretatie hebben
Conclusie
-
invloed cultuurindustrie is beperkt
productie van betekenis door cultuurindustrie, maar nuanceren door verschil
producent-consument (encoderen-decoderen)
van passief  (inter) actief publiek
-
Les 7 smaak en stratificatie
Smaak
-
identiteit en populaire cultuur zijn aan elkaar verbonden
smaak = collectief gedeelde vorm van culturele kennis
(relatie met gender, etniciteit, leeftijd en klasse)
smaak: een gedeelde vorm van culturele betekenis
o branded communities: gemeenschappen rond een merk (i.p.v.
gemeenschappern rond instituut kerk)
o neo tribes: je word langzaam onderdeel van een organisatie bottom up
(i.p.v. top down er in geboren worden en van bovenaf instructies krijgen)
o networked individualism: lichte gemeenschappen vb. house
gemeenschap
spanning hoog-en populaire cultuur
o hoog cultuur = teken van smaak (cf. Norbert Elias: smaak van hoog
cultuur = drijvende kracht achter proces van civilisatie)
o Simmel Trickling down = elite heeft een bepaalde smaak, onderste laag
volgt, elite zoekt naar verfijndere hogere smaak
-
-
Pierre Bourdieu
-
-
-
La distinction
o high brow = intellectuelen, zij met veel smaak, de culturele elite
o low brow = zij met weinig smaak
cf. Herbert Gans: de 5 smaakculturen
o high culture vb. academici, kunstenaars
o upper-middle culture vb. professionals, managers
o lower middle culture vb. boekhouders, leerkrachten
o low culture vb. arbeiders
o quasi folk culture
neo-marxistische benadering: ongelijkheid in cultureel kapitaal (>< Marx
economisch kapitaal)
cultureel kapitaal = hoog culturele smaak (kennis/bezit van hoge kunsten, opera,
beeldende kunst, literatuur …)
hoge cult: conceptueel, abstract, symbolisch, afstand, kritisch, esthetisch
lage cult: figuratief, concreet, letterlijk, betrokkenheid, referentieel, functioneel
7
-
-
-
hoogculturele smaak blijkt ook uit manieren vb. etiquette, taal vb. abstract
taalgebruik, fysiek vb. subtiele bewegingen
hoe verwerft men cultureel kapitaal
o ouders (primaire socialisatie): reproductie cultureel erfgoed
o opleiding: zorgt voor sociale en culturele mobiliteit
habitus = esthetische dispositie die vorm geef aan smaak  onbewust (vb.
luxehabitus)
hoogcultuur
o universele standaard
o legitieme smaak
o geïnstitutionaliseerd (museums, scholen …)
o lage klasse bevestigt dit  reproductie culturele ongelijkheid (>< Marx
ec. ongelijkheid)
kritiek op Bourdieu
o onderzoek in Frankrijk  kan niet zomaar veralgemeend worden
(Frankrijk atypische casus)
o is het onderscheid tussen hoogcultuur en populaire cultuur nu niet aan
het eroderen (verouderede theorie?)
Hoogcultuur en populaire cultuur: vervagende grenzen
-
-
problemen van legitimatie: wat is mooi (vroeger gelegitimeerd door kerk 
religieuze kunst = mooi)
hoe kan kunst zich onderscheiden van populaire cultuur?
vb. legitimatie van Duchamps urinoir …
pop art 1960s (figuratieve kunst + alledaagse onderwerpen)  vervaging tussen
kunst en massaproductie vb. Roy Lichtenstein (uitvergrootte strips), Andy Warhol
postmoderne überkitch 1990s vb. Jeff Koons (Michael Jackson & Bubbles) 
draaide redenering om van als iets is kunst is betaal je veel naar je betaalt veel
omdat het kunst is
populaire cultuur wordt soms ook gezien als kunst omdat ook media
geësthetiseerd zijn (games, videoclips … is het kunst?)
onderscheid tussen hoge kunst en populaire cultuur is een moreel onderscheid,
het valt niet objectief te onderbouwen
populaire cultuur beïnvloedt kunst en vice versa
opkomst van culturele omnivoor = van verschillende soorten kunst houden
Bourdieu achterhaald?
-
-
van high brow snobs naar culturele omnivoor: high brow snobs worden steeds
meer cultureel omnivoor
vb. andré Hazes zowel voor high brow als low brow in NL
van distinctie naar tolerantie
 exclusiviteit neemt af door opleiding (opleiding brengt tolerantie en genereert
multicultureel kapitaal)
8
En toch blijft symbolisch geweld bestaan
-
-
-
tolerantie is groter geworden, maar sommige smaakgroepen worden nog
uitgesloten vb. uitsluiting van heavy metal (muziek bij lager opgeleiden)
grens tussen hoogcultuur en laagcultuur is wellicht minder scherp, maar ze zet
zich voort binnen populaire cultuur
vb. highbrow vs lowbrouw comedy
vb. tatoeagecultuur
hoger opgeleiden consumeren meer populaire cultuur, maar lager opgeleiden
consumeren nog steeds geen hoogcultuur
vb. hoger opgeleiden durven ook al tatoeages te zetten, maar lager opgeleiden
gaan niet naar Mozart luisteren
cultureel omnivorisme indiceert wellicht de opkomst van een nieuwe vorm van
distinctie: omnivoren vs highbrow en lowbrow
Les 8 Fantasy
Voorbeelden
-
Lord of the Rings
Harry Potter
Game of Thrones
Avatar
The Hunger Games
MMO’s zoals WOW
Oorsprong: moderniteit en onbehagen in 18e eeuw  romantiek
-
-
-
romantische kritiek op modernisering
o technologie
o wetenschap
o industrialisering
romantische verbeelding in
o kunst en fantasy fictie
o andere wereld
o natuur
o betovering en mystiek
In romantiek werd duidelijk gezegd wat goed is (romantische verbeelding) en
wat slecht is (modernisering)
Rouseau: alles wat door de mens gemaakt is (fabriek) = slecht  de mens
bederft de natuur
William Blake: gedichten over vervuilde natuur
Coleridge: fantasy fiction “a willing suspension of disbelief” = het tijdelijk
opschorten van ons ongeloof (we kunnen niet geloven in god, maar we kunnen
wel verhalen, fictie maken en daar tijdelijk in geloven)
9
-
The Inklings: groep Britse fantasyschrijvers
o Tolkien (Lord of the Rings)
- “he makes a secondary world that your mind can enter”
- meer dan een willing suspension of disbelief
 mythen bevatten een waarheid ze hebben een eeuwige betekenis
- cf. archetype van de hero (begint aan reis, moet de grens bekendonbekend overschrijden, komt in het midden tot inzicht, moet weer uit
het onbekende geraken, komt terug in bekende)  mythes hebben
universele waarheid/betekenis
- functie van de mythe
fantasie, vluchten, herstel & troost
- Lord of the Rings geschreven in WO II, bestseller (romantische
tegencultuur 1960s 1970s)
o Lewis (Narnia)
Fantasy: van tegencultuur naar cybercultuur
-
-
bij begin pc 1970s 1980s was de wereld “deep immersed in” Tolkien  ook grote
populariteit in role-play games (toont de transmedialiteit aan: boeken, films,
games)
o MUD’s = multi user dungeons
o MMORPG’s = massively multiplayer online role-playing games
in de tegencultuur zaten (ironisch) ook ICT mensen  zij wilden technologie
gebruiken om de verhalen van de romantische tegencultuur te brengen
ironie
o kritiek modernisering
o gebruik van technologie + opkomst fantasy games
Moderne onvrede: 3 sociologische verklaring
-
-
-
Marx
o
in kapitalistische samenleving (met productieve mensen  homo faber)
worden we uitgebuit en zijn we vervreemd geraakt van de arbeid
o in een gamewereld kan je betekenisvol werk vinden (geen vervreemding
van arbeid), wat zorgt voor opluchting (vb. de leader zijn van een clan) +
je kan jezelf ook de productiemiddelen toe-eigenen
o “na een lange dag werken met uitbuiting kan je in de game wel
betekenisvol werken”
Durkheim
o modernisering leidt tot erosie van de gemeenschap
(gemeenschapsgevoel verdwijnt)  in game vindt je sociale cohesie
(terug gemeenschapsgevoel)
o in een moderne samenleving weet je niet meer wat goed of slecht is (cf.
vroeger had je de bijbel)  in games zie je duidelijk wie goed of slecht is
Weber
o onttovering van de wereld door wetenschap (alles is gerationaliseerd) 
in games kan je terug betovering/magie vinden
10
o
verlangen naar betovering omdat wetenschap geen betekenis geeft (het
geeft wel kennis, maar geen betekenis)
Populariteit van fantasy
-
onvrede over modernisering
nieuwe betekenissystemen gebaseerd op populaire media cultuur
van religieus geloof naar mythologisch metafoor
fiction-based religion
Les 9 science fiction
Wat is science fiction (SF)
-
-
verhaal over de relatie mens, wetenschap en technologie in de toekomst
SF reflecteert dromen/angsten over huidige wetenschap/technologie en vice
versa, SF voedt de verbeelding en creatie binnen wetenschap en technologie
vb. Star Wars, Star Trek
maatschappelijke functies
o kanaliseren (een plek geven) van dromen over high-tech
o reflecteren op ethiek en implicaties high-tech samenleving
o normaliseren van en voorbereiden op technologische innovatie
vb. in film minority report (2002) wordt er geswipet; nu zijn we swipen
(vegen met touch screen scherm) al gewoon
tussen realiteit (science faction) en niet-realiteit (science fiction)
4 centrale thema’s
-
controle: van surveillance (geobserveerd worden) tot sousveillance (eigenhandig
registreren/observeren)
o van surveillance: top down (kleine groep van bovenuit ziet grote groep),
gecentraliseerd en door staat/bedrijf
- 1984 Orwell “BB is watching you”; dystopie (denkbeeldige samenleving
waarin men niet wil leven)  (staats)surveillance
- Bentham: panopticon (opzichter ziet gevangenen, gevangenen zien de
opzichter niet en kunnen ook geen andere gevangenen zien)
- Foucault: panopticon als het symbol van de modern controle
vb. google ziet alles van jou, maar jij ziet niks van google
o naar sousveillance: bottom up (grote groep van beneden uit ziet kleine
groep), gedecentraliseerd en door publiek
- vb. met een smartphone kunnen we over de overheid controle hebben
door een agent te filmen als die iets misdoet
- belang sociale media, smartphones, digitale camera’s …
- The Circle (roman)– Dave Eggers: 1984 revisited maar dan omgekeerd
(nu open samenleving waar alles getoont moet worden)
- sousveillance: ideologie fb, twitter, google …  einde privacy?
11
-
-
exploratie: van outer space (exploratie ruimte buiten de aarde) naar cyberspace
(digitale ruimte)
o van outerspace
- 19e eeuw: exploratie van de aarde
- 20e eeuw: exploratie van de ruimte
- vb. Amazing stories (strips) vanaf 1926, Astoudnding SF vanaf 1937 
the golden age of science fiction 1937-1950s
- Stanley Kubrick 1968: film 2001 a space odyssey
 jaar later 1e maanlanding ( SF tussen sciensce faction en SF)
o naar cyberspace
- 1980s °cyberpunk = SF gericht op computers en informatietechnologie
+ gericht op een virtuele door computer gegenereerde ruimte waar
men geen lichaam nodig heeft)
- computer gegenereerd
- voorbij de materiële wereld & lichaam, plaats & tijd
- vb. cyberpunk: Neuromancer
- vooruitloper WWW ( SF tusen science faction en SF)
- Matrix: wat is echt en wat niet? dystopie van de matrix waar we niet in
willen leven, wereld waarin we worden geprogrammeerd, mensen
worden onder controle gehouden (hoofdpers kan ontsnappen uit de
dystopie naar de echte wereld)
 idee we zitten gevangen in de fysieke werkelijkheid, cyberspace is
vrijheid
creatie: van Frankenstein tot robotica
o van Frankenstein
- Frankenstein (boek 1818) Shelly
- romantisch boek (kritiek op industrialisering) vs wetenschap en
technologie
- hoogmoed van de mens + playing God motief (uit dode materie leven
creëren door wetenschap)
- post-evolutionair: iets veranderen + creëren
- een terugkomend fenomeen vb. jurassic parc (uit dode materie terug
dino’s creëren)
o tot robotica
- onbeheersbaarheid
- angst voor intelligente computers, AI (artificial intelligence), en robotos:
we maken computers/robots naar ons evenbeeld, angst dat ze te
hard op ons gaan lijken
- 1950s °robotica, AI, AL (artificial life) in laboratoria
- mechanisering/objectivering van de mens en
subjectivering/humanisering van machine
- sociologische gevolgen
1. computer is significante ander geworden
2. Mens communiceert, interacteert en concurreert met eigen
schepping
3. Gevolgen voor alledaagse leven vb. schaakcomputer, seksrobots …
12
-
maakbaarheid: van humanisme naar transhumanisme
o van humanisme
- humanisme = zijn wie je bent
o naar transhumanisme
- Brave New World – Huxley (baby’s worden geproduceerd, geboorte =
taboe)  dystopische SF
- Brave new world vs 1984
overeenkomst: bedreiging menselijkheid, verzet van personages,
dystopie
verschil: commerciële verleiding (BNW) vs totalitaire onderdrukking
(1984)
- Our Posthuman Future Fukuyama  voorspelling Huxley juist?
 we gaan naar een toekomst waar de mens maakbaar is
- transhumanisme = verbetering van de mens door middel van
technologie  worden wie je wil zijn
- cyborg = fysieke samensmelting van mens en machine
 het maakbare lichaam vb. gehoorapparaten, verandering geslacht,
plastische chirurgie, body art (tatoo’s, piercings …)
 de maakbare geest vb. drugs, anti-depressiva, anti-ADHD
- transhumanisme tussen SF en science faction
- transhumanistische belofte: geen ziekte, lijden en dood meer in de
toekomst
- wetenschap ontmoet religie: het eeuwige leven in cyberspace
vb. het uploaden van het bewustzijn in een computer
 paradox: radicaal materialisme motiveert religieuze vroom
 verlossing van het lichaam, bevrijding van de geest
-
controle: van surveillance  sousveillance
exploratie: van outer space  cyberspace
creatie: van Frankenstein  robotica
maakbaarheid: van humanisme  transhumanisme
SF als waarschuwing tegen de ontremde moderniteit
humanistische ethiek (we moeten terug op zoek naar de menselijke maat)
conclusie
13
Les 10 complotdenken
Complotdenken in populaire cultuur
-
dood van Elvis, MJ & Paul McCartney
illuminati
the da vinci code
groeiend genre
Complotdenken als populaire cultuur
-
-
complotdenken als expressie van paranoia
(paranoia = een diepgaand wantrouwen en achterdocht ten opzichte van
anderen)
3 uitganspunten
o popularisering: van marginale subcultuur naar mainstream cultuur (het
is een maatschappelijk fenomeen)
- 9/11: niet door Al Qaida, maar door Bush om oorlog te rechtvaardigen
- H1N1 (vaccinatie Mexicaanse griep): griep niet natuurlijk, maar in een
lab gecreëerd (cf. aids om homo’s uit te roeien cf. ebola om 3e
wereldlanden uit te roeien)
- maanlanding: fake, in opnamestudio gebeurt
- princes Diana: prince Charles zit achter ongeluk
- new world order: kleine groep van machtige mensen die de wereld
willen beheersen
o normalisering: van persoonlijkheidsstoornis naar hyper-rationaliteit (je
wordt niet meer als gek verklaard)
o transformatie (in het westen): van exotische ander naar moderne
instituties
- traditioneel: complot over de exotische ander buiten de moderne
samenleving + 1 groep + zekerheid over de aard van het complot
vb. The Manchurean Candidate (film)  exotische ander:
communisme)
- modern: complot over eigen instituties (overheid, medische industrie,
media) + meerdere groepen + onzekerheid over de aard van het
complot
vb. All the President’s Men  moderne instituties: angst voor de
(eigen) US regering
vb. The X Files (serie): agent moet steeds verder op zoek gaan wat nu
juist het complot is, bijna niks is zeker)
o  nu op een paranoïde manier denken over de overheid, leiders, media,
dokters en andere moderne instituties = een manier van scepsis en
rationaliteit geworden (het is geen ziekte)
14
3 sociologische verklaringen Barkun
-
onbetrouwbare kennis “the truth is out there”
o media hebben mee gezorgd voor een toenemend wantrouwen in
autoriteiten en de legitimatie van waarheidsclaims
- vroeger monopolie kennis door de kerk
- nu door de wetenschap?
 wetenschap niet volledige monopolie (mede dankzij tegenstrijdige
waarheidsclaims in de media)
- nu door de media?
internet (vaak tegenstrijdige claims)
…
o
-
-
kennisparadox
- complottheorieën streven naar de waarheid
- maar dragen bij aan postmoderne verwarring over wat waar is en wat
niet
- vb. is een glas wijn drinken gezond? Sommigen ja, sommigen nee
sociale systemen zijn ondoorgrondelijk “nothing is what it seems”
o burgers kunnen steeds minder de staat begrijpen
o - moderne instituties (de staat, politiek, economie … worden steeds
ondoorgrondelijker)
- vervreemding onder burgers  voorbij de representatie: mensen
kunnen hun niet meer voorstellen hoe de moderne instituties werken
- vb. globalisering in de pol.
- vb. sociale systemen die vervreemd zijn zoals internet, WWW
de onttovering van de wereld “I want to believe”
o complotdenken als alternatief voor geloof (vergelijk met fantasy)
o religie voor atheïsten?
Les 11 Nieuwe media: een (inter)actief publiek
passief publiek?
-
-
theorie cultuurindustrie: populaire cultuur is gemaakt door de cultuurindustrie
 slaafse reproductie van de cultuurindustrie (H&A) cf. hypodermic needle
theory
theorie ideologie in mediatekst
o hegemonie van ideologie
o (re)productie ongelijkheid (H&A: cultureel kapitalisme in pop cult)
actief publiek?
-
CCCS: Stuart Hall coding/decoding (zie p. 6!)
Fiske “popular culture is made by the people, not produced by the culture
industry”
invloed van de cultuurindustrie is beperkt
15
(inter)actief publiek?
-
-
veranderende media: toegenomen complexiteit massamedia (Steven Johnson –
Everything Bad is Good for You)
o bekritiseerd pessimistische auteurs (vb. Postman) die wijzen op
massamedia die de consument dommer maakt = dumbing down
o smartening up (3 ontwikkelingen)
- toename verhaallijnen + intertekstualiteit (tussen teksten) vb. in een
serie verwijzen naar een film + intratekstualiteit (binnen teksten) vb.
binnen series verwijzen naar eerdere aflevering
- verdwijning flashing arrows
vb. minder audiovisuele cues zoals eng geluidje, uiterlijk bad guy
vb. uitstel closure (oplossen van spanning)
vb. ambigue peronages
vb. filling in = kijkers moeten zelf cruciale elementen opvullen (zoals
een open einde)
vb. Twin Peaks (scholiere vermoord, FBI zoekt uit wie de dader is)
- uitbreiding sociale netwerken (+ sociale netwerken in reality TV)  niet
alleen cognitive labour IQ (1), maar ook sociale intellegentie SI (2) en
emotionele intelligentie EI (3)
vb. thuis netwerk (1)
vb. expeditie robinson: wie ligt er goed in de groep (2)
vb. empathie: inleven in iemand  waarom heeft hij dat gedaan (3)
o vergelijkbare ontwikkelingen in games
- van Pong tot Space Invaders tot Call of Duty
veranderende media: nieuwe interactieve media
o Meyer: 4 criteria voor interactief:
consument heeft controle over
- tijdstip van gebruik
- volgorde informatieverwerking
- snelheid informatieverwerking
- invloed op informatie!  belangrijkste
 een krant voldoet aan de 1e 3 punten
 nieuwe media: invloed op informatie vb. info toevoegen = usergenerated content  web 2.0 (fb, wiki, twitter, youtube …)
o Jenkins: participatiecultuur (1990s cyber-libertarianism = iedereen kan
op het net plaatsen wat hij wil, bottom up, anarchistische vrijplaats)
o zijn de productiemiddelen dan in handen van de consument?
- productie en surveillance van google, fb etc
- dus nee  prosumptie of co-productie
Nieuwe fase modern kapitalisme
-
van productie (Marx) naar consumptie (Baudrillard) tot prosumptie (Ritzer &
Jurgenson)
uitbuiting: prosumptie = onbetaalde arbeid
o fysieke productieprocess
vb. self-service tanken, scannen in supermarkt, …
16
o
o
web 2.0
vb. op fb mag je vrij content genereren, maar je wordt er niet voor
betaald
games
vb. je mag vrij gamen (content creëren), maar het eigendomsrecht is wel
bij Sony)
Les 12 disco
Ontstaan van disco
-
-
°begin 1970s in de nasleep van de tegencultuur 1960s
o na folk/rock met nadruk op tekst, disco met nadruk op ritme
o na protestzang, escapisme/hedonisme
o na spijkerboek, pak
°underground als emancipatie vrouwen, homo’s, zwarten en latino’s
Gevolgen van disco
-
°discotheken (op de dansvloer i.p.v. op de radio)
°dj + doorlopende muziek (mix)
verbetering audio techniek
Karakter van disco
-
erotisme: op het hele lichaam gericht
romantisme: songs over relaties
materialisme: consumentisme, technologie, luxe discotheken (vb. studio 54)
 underground EN massaproduct (contradictie)
Disco voor iedereen
-
disco komt bovengronds (vb. ook hetero: saterday night fever)
NY als centrum voor disco
ook rockartiesten ontdekken disco
The day disco died
-
-
1980 disco gaat weer ondergronds  belangrijke bron voor oldskool hip hop
… maar wordt in 1990s herontdekt  house
begrijpen vanuit morele paniek
cf. morele paniek Jazz 1920s
o seksuele ondergang van de jeugd
o geen formele muzikale regels
o raciale minderheid (zwarten)
cf. morele paniek rock
o ras en moraal: radicaal rechts (racistisch) vb. Ku Klux Klan
17
-
-
o politiek: rock als poging voor communisme
o seksualiteit
o drugs
sociale en morele controle 1980s
o conservatief politiek klimaat (Tatcher)
o opkomst sociale bewegingen tegen pornografie, geweld tegen vrouwen,
drugs, aids, …
o PMRC: parent music resource center
populaire muziek draagt bij aan zelfmoord onder tieners, tienerzwangerschappen
en drugsverslaving
jeugd als ambigue categorie
o bescherming van jeugd
o angst voor jeugd
Les 13 Consumptie, subcultuur en tegencultuur
Consumptiecultuur als maatschappijkritiek
Tegencultuur 1960s
-
kritiek op religie en traditionele moraliteit
kritiek op moderniteit (tegen bureaucratie, technologie)
kritiek op conformisme en massaconsumptie
 te weinig aandacht voor individuele vrijheid, zelfontplooiing en persoonlijke
authenticiteit
The conquest of cool Frank
-
tegencultuur 1960s zorgde voor culturele vrijheid + ec. groei (consumptie =
rebellie)
hedendaagse consumptiecultuur is veranderd: hip = producent die de consument
belooft om de keuze te laten
Maatschappijkritiek 1960s verscholen in de hedendaagse consumptiecultuur
-
-
protest tegen conformistische massaproductie
o gewoon jezelf zijn (>< conformisme)
- Hema: “altijd jezelf”
- Apple: “think different”  wees anders dan de rest
o authenticiteit en rebels verzet tegen conformisme is zelf centraal komen
te staan in de consumptiecultuur  van tegencultuur naar culturele
hoofdstroom (tegencultuur is zelf de motor geworden van de
consumptiecultuur)
protest tegen gerationaliseerde massaproductie
o niet alleen rebels verzet tegen conformisme, maar ook een romantisch
protest tegen de gerationaliseerde moderne (productie)systemen
o  romantisch verlangen naar echtheid en authenticiteit
o 3 kenmerken in reclame van dit romantisch verlangen
18
-
-
-
- natuurlijkheid: authentiek, want niet door technologie geproduceerd,
maar door de natuur gemaakt
vb. yoghurt met koe op
- lokale wortels: authentiek, want niet door technologie geproduceerd,
maar door echte mensen op reëel bestaande plaatsen
vb. pizza met Italiaan op
- historische wortels/ambachtelijke productie: authentiek, want niet
geproduceerd door technologie, het wordt al eeuwen op deze wijze
gemaakt
vb. brouwerij + ambachtelijke ketel
wantrouwen tegenover autoriteiten die proberen om de mensen iets wijs te
maken
o systeemparanoia (zij die wantrouwen hebben in mediaboodschappen)
- Marcuse: kritiek op de creatie van valse behoeften, bedoeld om het
kapitalisme te vrijwaren van kritiek
- H&A: kritiek op de cultuurindustrie die via populaire cultuur de massa
dom en tevreden houdt
o systeemparanoia in reclame: wantrouwen tegenover autoriteiten die een
product aanwijzen (en uiteindelijk ook wantrouwen tegenover reclame
zelf)
- wc-eend: “wij van wc eend raden wc eend aan”
- gamma: “jongens is dit nou niet overdreven? Nee zo maken ze altijd
reclame”
combinatie authenticiteit + systeemparanoia: dit product is ‘ontzettend’
(sarcasme) echt
o vb. zonnatura: mega overdreven reclame, op het einde “alleen onze
reclame bevat kunstmatige kleur-geur en smaakstoffen”
o vb. carlton draught: it’s a big ad …
tegencultuur is (ironisch) zelf de culturele motor van de consumptiemaatschappij
geworden  maatschappijkritiek is zelf de dominante cultuur geworden
Les 14 Fan- en celebritycultuur
Consumentencultuur als bron van identiteitsconstructie (les 13)
-
°consumentencultuur 1960s
erosie van traditie, religie en wetenschap als basis voor identiteitsconstructie
wie we zijn wordt mede bepaalt door wat we consumeren
Mediacultuur als bron van identiteitsconstructie (les14)
-
teksten, film, muziek, series, games
beroemdheden
 fan en celebritycultuur sinds 1960s (identificatie met rebelse muzikanten)
19
Celebrity: nieuwe statusgroep
-
-
verschil met Weber
o gecommodificeerd: product van de media, marketing en branding
o instabiel en kortstondig “celebrity is status on speed”
gelijkenis met Weber: privileges
o interactionele privileges
- belangrijkste want ze zorgen voor aandacht voor de celebrity
- ze creëren charisma
- interactie via media  vb. parasociale interactie, sociale media
- face-to-face  vb. selfie
o normatieve privileges: celebrity als rolmodel
- bepalen van een stijl
- de-differentiatie: ook op andere domeinen gaan ze een rolmodel zijn
vb. op politiek vlak serieuzer worden genomen
- en vice versa: normenloosheid
vb. Justin Bieber
-  celebrity staat buiten de norm en maakt de norm
o economische privileges
- ze worden betaald voor hun beroemdheid
- celebrity branding (meerwaarde aan een product)
Celebrity kapitaal Driessens
-
celebrity kapitaal overstijgt verschillende vormen van kapitaal: ec., soc., pol.,
symbolisch etc.
daarmee dat het ‘convertible’ (converteerbaar) is: celebritykapitaal kan zich
makkelijk converteren in iets anders
vb. Conchita Wurst celebrity kapitaal naar economisch kapitaal door
merchandise
media en narcisme: democratisering van beroemdheid (iedereen beroemd)
vb. youtube
Les 15 Politiek en populaire cultuur
Postmoderne de-differentiatie
-
-
>< moderne differentiatie = opdelen in maatschappelijke domeinen met
verschillende criteria en doelen
vb. wetenschap  waarheid
vb. kunst  schoonheid
vb. politiek  moraliteit
postmoderne de-differentiatie = convergentie (naar elkaar toegaan) van politiek
en populaire cultuur
20
o
invloed van pop cultuur op politieke instituties
- popularisering
vb. CDA camions met grote reclame
- politici worden celbrities
- opkomst fan democratie Van Zoonen
1. van burgers naar publiek
2. van stemmers naar enthousiaste fan
3. van cognitieve evaluatie naar affectieve identificatie
4. van politieke ideologie naar verschijning (uiterlijk en stijl)  vorm
boven inhoud cf. Nixon-Kennedy debat TV vs radio (Kennedy ziet er
goed uit, Nixon niet  volgens TV Kennedy beter, in 2e en 3e ronde
gebruikt Nixon toch schmink  wordt VS president)
5. verklaring voor van democratie: erosie van traditie en politieke
ideologie hebben een nood gecreëerd voor symbolische relaties 
verklaart de opkomst van politiek als performance (theater)
6. gevolg: politiek gehoorzaamt de logica van de markt (nood aan
goede marketingstrategieën, branding etc.)
o
politisering van populaire cultuur
- opkomst van celebrity politics Street
vb. Reagan US (eerst acteur, dan president)
vb. Schwarzenegger (eerst acteur Rambo, dan gouverneur California)
- fan democratie
vb. rap: gewelddadig of emancipatoir?
vb. pop (Madonna, Lady Gaga): leeg hedonism of feminisme?
- popmuziek: mobilisering van politiek burgerschap
vb. politiek protest
vb. identiteitspolitiek zoals emancipatie van minderheden
vb. verdediging vrijheid en meningsuiting
- politisering van consumptie
cf. consumptie en identiteitspolitiek: consumptie als politieke daad
vb. (consumptie van ‘groene’ auto  groene partij)
- inzet van games
vb. McDo game om zo de keuzes die het bedrijf maakt beter te
begrijpen
vb. ecologisch bewustzijn in game om zo in de realiteit minder te
gaan gebruiken
vb. Democracy 3 (game): je kiest zelf je regering, beleid
Conclusie
-
wantrouwen in politiek
einde moderne politieke stromingen
relatie met electoraat moet actief geproduceerd worden a.d.h.v. pop cult
 voorbeeld van het postmodernisme
21
Les 16 + 17 Postmodernisme
Postmodernisme = na het modernisme
-
-
modernisme
o verlichting + vooruitgangsdenken
o liberalisme, socialisme, communisme
o revolutionaire kunst
o wetenschap + waarheidsvinding
postmodernisme
o einde van het grote verlichtingsdenken (Lyotard)
o einde van de vooruitgang
o einde van de waarheid (Lyotard) en de werkelijkheid (Baudrillard)
- einde waarheid: we zien de waarheid niet, we maken de waarheid
- einde werkelijkheid: we zijn de werkelijkheid niet, we zien de beelden
die de media creëert (simmulacra)
Postmoderne denkers
-
-
Lyotard
o centraal modern idee: wat men via wetenschappen observeert =
waarheid  modern verlichtingsideaal + positivistische wetenschappen
- (1) ontdekken van universele waarheden
- (2) wetenschap beschrijft waarheid hoe het is
- (3) universele wetten van sociale leven liggen aan de basis van de
inrichting van de samenleving
 modern idee: als je weet wat de wetten van het leven zijn, kan je
de samenleving indelen (Comte)
cf. Marx sociale wetten zijn de economische verhoudingen; via
deze sociale wetten kan je de samenleving indelen (communisme)
o postmodernisme is hier tegen: hoe kunnen wij die sociale
wetten/werkelijkheid kennen?
o wetenschappelijke taalspelen (zie onder)
o ambivalentie
- opgeven van universele wetten  einde maakbare samenleving
- open staan voor fundamenteel verschil  democratisering:
heterogeniteit
Emmanuel Kant
o het ding an sich kunnen wij niet kennen: we kijken steeds met een
gecultiveerde/persoonlijke blik (cultuur + persoonlijkheid heeft steeds
een invloed op hoe we naar dingen kijken)
vb. een student kijkt op een andere manier naar een aula (het ding an
sich) dan een professor, een poestvrouw, …
o relativisme van kennis
o scepsis t.a.v. waarheidsclaims  we kunnen de waarheid niet kennen
22
-
-
Weber: neo-kantiaanse socioloog
o waardenbetrokkenheid bij wetenschap
- rol van waarden bij de selectie van onderzoeksvragen
- vb. homoseksuele onderzoeker die vooral onderzoek doet naar homo’s
- wetenschap = waardengebonden
- waardenbetrokkenheid is een empirisch feit
postmodernisten: algemeen
o waarheid is een aan tijd, plaats en macht gebonden constructie
o wetenschap is een narratief (dat concurreert met andere verhalen)
o waarheid is talig  wetenschappelijke claims zijn
- (1) een beweeglijk leger metaforen (Nietzsche)
- (2) vocabulaires (Rorty)
- (3) verschillende taalspelen (Lyotard)
o wetenschappelijke taalspelen zijn niet ongevaarlijk + ‘universele’
waarheidsclaims motiveren uitsluiting en repressie
vb. taalspel van het communisme (in Rusland worden vele mensen
verbannen, iedereen die niet past binnen de ‘universele’ wetten van het
communisme)
Alledaags postmodernisme
-
afnemend gezag van wetenschap
verklaring
o strijdige wetenschappelijke claims
o media selecteert op conflict
o vb. is wijn drinken gezond  debat op TV met 2 tegenstrijdige
wetenschappers (ja het is gezond 1 glas per dag OF nee het is ongezond)
o post-Stapeltijdperk: fraude in wetenschap
Baudrillard: simulaties en simulacra, het einde van de werkelijkheid
-
-
de mens heeft het contact met de werkelijkheid verloren doordat de mens een
beeld van de wereld creëert enkel aan de hand van wat hij ziet in de media
 steeds minder waarheid omdat we de werkelijkheid baseren op wat we zien in
de media (= iets wat de mens zelf heeft bedacht)
o vb. iedereen kan zich een beeld voorstellen van een neergestort vliegtuig
(ook al hebben we het nog nooit in het echt gezien)
o hyperrealiteit = illusie van de realiteit gecreëerd door beelden
o simulacrum = kopie zonder origineel
o vb. we weten hoe een neergestort vliegtuig er uit ziet (hyperrealiteit)
door de beelden van vliegtuigcrash (simulacrum)
3 ordes van simulacra
o 1. pre-industriële samenleving: imitatie van de realiteit
- in kunst: realisme (streven naar imitatie van de werkelijkheid)
- in architectuur gemodelleerd door de natuur
- in wetenschap als spiegel van de natuur
23
o
-
2. industriële samenleving: verdwijning van de realiteit door massa
(re)productie
- productie: niet langer verwijzen naar de oorspronkelijke realiteit
vb. ceci n’est pas une pipe
- reproductie: producten zijn kopieën van elkaar (cf. pop art)
o 3. Postmoderne samenleving: totale simulatie van de realiteit 
hyperrealiteit
- media creëren een hyperrealiteit: een realiteit zonder oorsprong  er
bestaat geen realiteit in mediabeelden
vb. Disneyland: doordat we weten dat het een simulatie is, beseffen
we dat de rest echt is  Disneyland heeft de functie om de rest van
de wereld echt te laten lijken
vb. golfoorlog Irak “the war that never happened” (zowel VS als
Hoessein deden alsof er geen burgerslachtoffers vielen  censuur)
 media simuleert de realiteit
- door media is authentieke ervaring uitgesloten: virtueel wordt
standaard voor echt
vb. zonsverduistering: we maken het nu allemaal mee via de krant,
tv, maar we gaan niet eens meer naar buiten kijken, naar de (enige)
echte zonsverduistering
vb. tijdschriften: 100% virtuele vrouwen
- virtualisering voedt nieuwe virtualisering
vb. virtuele vrouwen in tijdschrift voeden plastische chirurgie
- politiek: van ideologische strijd naar mediaspektakel
van inhoud naar vorm, markt en spektakel, wat is het verschil tussen
pol en reality show?
- economie: van ruilhandel naar virtueel geld
cultuurpessimisme
o simulaties en het einde van de realiteit: we verliezen de realiteit en we
vinden dat allemaal collectief erg (gevoelens van vervreemding en
nostalgie)
o paradox: simulaties voeden collectieve zoektocht naar authenticiteit
- terug naar de natuur
- reality shows
- emotie TV
o authentiek verzet wordt geannexeerd door de markt en media:
authentiek verwordt tot simulacrum
- vb. WOW: simulatie van authenticiteit (groepsgevoel, natuur, …)
 ontsnappen aan simulaties via simulaties
Postmodernisme en media tekst Collins (Television and postmodernism)
-
uitganspunt Baudrillard: tv overlaadt de consument met bombardments of signs
(simulaties) en dat ondermijnt de (oorspronkelijke) stabiele betekenis
o Collins: kritiek op Baudrillard: hij is te pessimistisch
o niet einde van betekenissen, maar veranderende betekenissen/
mediateksten
24
-
einde van eenduidige stromingen in media leidt tot eclectisisme in media teksten
o eclectisisme = gebruik maken van reeds bestaande stromingen, genres
en stijlen
o electismisme in mediateksten wordt op 4 manieren bereikt
- cross-over = vermening van genres
vb. Twin peaks: mix van horror, comediy, SF, dedectieve
 1e echte postmoderne serie
- vermenging van hoog- en laagcultuur (cf. culturele omnivoor)
vb. pop art
- recycling en retro: herbruik van oud materiaal
vb. I love the 90s party
- ironisch citeren: bewust verwijzen naar bestaande clichés (wij weten
dat jij weet dat wij weten dat dit cliché is)
vb. parodieën
Les 18 Culturele globalisering
Globalisering
-
-
-
-
historische achtergrond
o moderne exploraties sinds 15e eeuw
o kolonialisme
o migratie
politiek
o versnelling 20e eeuw
o na WO II: politieke verbondenheid
vb. VN, NAVO, EU
economie
o economische afhankelijkheid
vb. IMF, WTO, blik tonijn (reist bij wijze van spreke eerst heel de wereld
af om zijn bestemming te bereiken)
media
o populaire cultuur
o massamedia: TV, internet, social media …
o transnationalisering (nieuws, mode, muziek …)
vb. overal zijn er H&M’s (of je nu in Leuven of in Madrid ga shoppen,
maakt niet uit, zijn toch dezelfde winkels)
Theorieën
-
cultureel imperialisme
o erfenis van het kolonialisme (superioriteit westerse civilisatie)
o vooral VS (McDo, Coca Cola, Google, …)
o homogenisering en standaardisering (overal Mc Do’s  McDonalisation)
 einde diversiteit
25
-
-
-
multiculturalisering en hybridisering
o vele culturen komen samen (verschillende culturen naast elkaar =
multiculturalisering) en vermengen met elkaar (= hybridisering)
o  kritiek op monocausale invloed van westen/VS naar de rest
- culturele toe-eigening heeft steeds een verschillende interpretatie
vb. McDo McCurry Pan
- landen beïnvloeden elkaar en worden multicultureel
- verspreiding van populaire cultuur vanuit verschillende knopen in
mondiaal netwerk  global cities
o invloed kolonialisme, migratie en immigratie
vb. culinaire culturen (je kan in BE Italiaans, Chinees, Thais, … eten)
o verspreiding vanuit verschillende global cities
vb. Parijs, Milaan, Londen, NY etc. voor mode
o invloed van media: ook van Aziatische landen naar Westen
vb. Gangnam Style
vb. anime in strips, games en tekenfilms
vb. yoga
 easternization of the West
glocalisering: globalisering en lokalisering
o paradox: onder invloed van globalisering wordt traditie, geschiedenis en
plaats relevanter
o terugkeer naar traditie, geschiedenis en plaats in populaire cultuur
vb. it’s a big ad (Carloton Draught)
o neo-nationalisme
vb. na 1989 toename nationale muziek (NL, DL)
o antiglobalisme
- links progressief: vooral tegen liberalisering van de wereldmarkt
- rechts conservatief: vooral tegen bedreiging van cultuur, gemeenschap
en traditie
globalisering en cultureel onbehagen
o ontworteling en nostalgische vragen
- persoonlijke identiteit: wie ben ik?
- nationale identiteit: wie zijn wij?
- globale instituties: wie zijn zij?
 toenemend wantrouwen (cf. complottheorieën)
o complottheorieën = verbeelding van geglobaliseerde/ondoorgrondelijke
instituties (wie zijn onze leiders, wie heeft de macht …)
26
Download