Christelijke GGZ: voor elkaar als Christus zijn

advertisement
Christelijke GGZ: voor elkaar als Christus zijn
Hanneke Schaap-Jonker, Bart van den Brink, Frans Koopmans, Arie-Jan de Lely, Wubbo
Scholte en Roel Timmerman
In diverse media werd in de afgelopen weken het gesprek gevoerd over wat christelijke GGZ
is en hoe deze zorg zich verhoudt tot pastoraat. In deze weken vlak na Kerst willen wij
hieraan een bijdrage leveren door te doordenken wat het voor ons bezig zijn betekent dat
Christus mens geworden is.
‘Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond’ zegt Johannes aan het begin
van zijn evangelie (Joh. 1:14). Gods Zoon laat bij Zijn komst op aarde de hemelse
heerlijkheid achter Zich en neemt het menselijk bestaan vrijwillig op Zich. Hij wordt
mens zoals wij mens zijn, Hij heeft een menselijk lichaam en een menselijke psyche zoals
wij die hebben. Als mens kent ook Hij beperkingen, heeft ook Hij te maken met onmacht
en onvermogen, met ziekte en met gebrokenheid, met aanvechting en strijd. Niets
menselijks is Hem vreemd geweest. Alleen zonde heeft Hij nooit gedaan.
Niet te scheiden
Op het moment dat God mens wordt, raken de hemel en de aarde elkaar. Vanaf dat
moment zijn de werkelijkheid van God en die van mensen in Christus met elkaar
verbonden en nooit meer los te denken. De Vroege Kerk heeft hier veel over na gedacht.
Onder andere tijdens het concilie van Chalcedon (451 n. Chr.) is benadrukt dat het
goddelijke en menselijke in Christus niet van elkaar gescheiden kunnen worden, terwijl
zij ook niet in elkaar opgaan.
Wat betekent dit voor onze visie op mens-zijn en in het bijzonder op de verhouding
tussen de psychische en de geestelijke dimensie? Ook deze dimensies kunnen weliswaar
onderscheiden, maar nooit van elkaar gescheiden worden. Geloof en psyche (of
psychische problematiek) beïnvloeden elkaar, maar zijn niet hetzelfde. Tegenover geloof
staat geen (psychische) ziekte, maar ongeloof. Tegenover psychopathologie staat geen
geloof, maar psychische gezondheid. Tegelijkertijd staan deze onderscheiden dimensies
in voortdurende wisselwerking met elkaar en speelt in het psychische ook altijd de
geloofsdimensie mee en andersom. Dit geeft psychologische/ psychiatrische
hulpverlening en pastoraat een eigen plaats, zonder dat zij van elkaar los te maken zijn.
Een Christus zijn
‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u’ zegt Jezus tegen Zijn volgelingen (Joh.
20:21), die geroepen worden tot navolging en dienst, tot het zichtbaar maken van de
liefde en barmhartigheid van God. Daarmee is christelijke GGZ voor de professional niet
alleen werk, maar ook dienst in het Koninkrijk van God. De Duitse theoloog Bonhoeffer
spreekt in één van zijn boeken over voor je broeder (of naaste) een Christus zijn. Hij doet
dat primair in verband met de (protestantse) biecht, maar zijn opmerking lijkt me
typerend voor het christelijke leven en daarmee ook voor de professional die als
Christen zijn of haar werk doet. Dit is wat hem of haar drijft en motiveert: voor de ander
in nood als Christus zijn, en daarom zodanig handelen, dat de ander daarin iets ziet van
wie Christus is en voor hem/haar wil zijn. Soms gebeurt dat zónder woorden en wordt
de ontferming van Christus zichtbaar in de manier waarop zorg gegeven wordt en naar
de ander gekeken wordt. Dit geldt ook voor de houding waarmee de zorg van elke dag
geboden wordt – zelfs de houding waarmee de professional bijvoorbeeld een
psychotische patiënt tegen diens wil de noodzakelijke medicatie geeft. Het kan ook mét
woorden, wanneer te midden van de gebrokenheid het Evangelie gedeeld wordt in de
spreekkamer en gewezen wordt op de beloften van God – en het is goed om zo veel
mogelijk te zoeken naar gelegenheden hiervoor. Ook deze twee manieren van doen zijn
nauw met elkaar verbonden; niet voor niets betekent het Hebreeuwse woord dabar
zowel ‘woord’ als ‘daad’ (gedaan op grond van en als uitdrukking van dat woord) en
verkondigde Jezus het Koninkrijk van Zijn Vader zowel in woorden als in daden – reden
genoeg om ze niet tegen elkaar uit te spelen.
Ernst van de pathologie
Wanneer de zorgdrager voor de zorgvrager als Christus wil zijn – een roeping die
overigens iedere Christen tegenover zijn/ haar naaste heeft - , heeft geestelijke
gezondheidszorg per definitie ook een pastorale dimensie, zonder dat de zorg daarmee
gelijk staat aan professioneel pastoraat. Immers, de professional binnen de GGZ, die niet
voor niets gebonden is aan wettelijke regels, richt zich primair op het psychische leven
van de patiënt (ook al hangt dat samen met de geestelijke beleving) en maakt daarbij
gebruik van therapeutische methoden en begeleidingsmethodieken die op hun waarde
getoetst zijn en nuttig zijn binnen de behandeling (en bij voorkeur ook doordacht vanuit
het christelijk geloof). Zo zal de psychotherapeut met iemand met een borderline
persoonlijkheidsstoornis en verstoorde identiteitsbeleving meestal niet direct spreken
over hoe het christelijk geloof het fundament voor je identiteit kan zijn, maar in eerste
instantie kijken naar de klachten en bijvoorbeeld zoeken naar de oorzaak van de drang
tot automutilatie (zelfbeschadiging), de mechanismen die daarbij spelen, en alternatieve
manieren die mogelijk zijn om emoties te uiten en te reguleren. In tweede instantie kan
met de patiënt gezocht worden naar een identiteit vanuit geloof; echter, juist wanneer
kwetsbaarheid en afhankelijkheid op de voorgrond staan in de pathologie dient de
hulpverlener voorzichtig te werk te gaan, om te voorkomen dat oude patronen (toch)
opnieuw bevestigd worden. De psycholoog die iemand met een angststoornis behandelt,
steekt ook niet in met het Bijbelse ‘Wees niet bevreesd, want Ik ben met u’, maar
behandelt volgens de protocollen om de psychologische mechanismen op het spoor te
komen en te komen tot verandering van denken, voelen en doen. Op enig moment zal
dan ter sprake komen wat het betekent wanneer God zegt: ‘Wees niet bang’ terwijl je
leven geregeerd wordt door angst en hoe je Gods waarheid tegenover jouw angst kunt
zetten – maar in dit gesprek houdt de hulpverlener zowel oog voor de psychische en
geestelijke processen, en de wisselwerking tussen die twee. In dit verband moet ook de
ernst van de psychopathologie niet onderschat worden, die zeker in de specialistische
GGZ vraagt om een nauwkeurig afgestemd en goed opgebouwd hulpaanbod, dat ook uit
meerdere trajecten kan bestaan. Altijd geldt dat type pathologie en timing in het
behandelproces nauwkeurig in aanmerking genomen moeten worden; waar
bijvoorbeeld bij ernstige verslaving geloof een belangrijke rol kan spelen in het vinden
van een nieuwe richting in het leven, ligt dit bij verslavingsproblematiek die gepaard
gaat met persoonlijkheidspathologie of een ontwikkelingsstoornis veel complexer.
Principieel wederkerig
Voor je naaste als hulpverlener als Christus zijn gebeurt in woord en daad en sluit
professioneel of therapeutisch handelen niet uit, maar in. Tegelijkertijd is ‘voor de
ander als Christus zijn’ niet voorbehouden aan de zorgdrager. Integendeel, de
zorgvrager of patiënt kan ook als Christus zijn voor de zorgdrager, onder meer (niet
uitsluitend!) wanneer hij of zij Christus zichtbaar maakt in Zijn gebroken gestalte. In
Mattheüs 25 laat de Heere Jezus zien hoe Hijzelf op de stoep kan staan in de gedaante
van een zwerver, een hongerige, een gevangene, een zieke, en hoe (praktische) zorg aan
de naaste zorg aan Hem is. Hij werd mens in gebrokenheid, en in de gebrokenheid van
mensen kan Zijn gedaante oplichten. De psychiatrische patiënt is dus nooit alleen maar
patiënt, en zeker geen ‘hopeloos geval’, maar mens voor het aangezicht van God,
afhankelijk van de genade van God, die iets van Christus laat zien. Concreet kan dit
bijvoorbeeld betekenen dat de patiënt een voorsprong heeft en de hulpverlener een
spiegel voorhoudt wanneer God zegt: ‘Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht
wordt in zwakheid volbracht’ en het in dit verband gaat om ‘roemen in zwakheden,
opdat de kracht van Christus in mij komt wonen’ (2 Kor. 12: 19). Hiermee wordt
christelijke zorg ook principieel wederkerig: zowel de zorgvrager als de zorgdrager zijn
als Christus voor de ander en zoeken Christus in de ander te ontmoeten.
Gesprek
Het spreekt vanzelf dat met het bovenstaande niet het laatste woord over deze
thematiek gesproken is. Ook binnen de christelijke GGZ-instellingen zal het gesprek
hierover verder gevoerd worden, waarbij deze ook in gesprek blijven met kerken.
Vanuit het Kennisinstituut Christelijke GGZ zullen wij niet alleen in publicaties een
bijdrage leveren aan deze gesprekken, maar ook in concrete handreikingen en
(na)scholing. Hierbij ligt onze diepste drijfveer in ‘de innige gevoelens van
barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons omgezien
heeft, om te verschijnen aan hen die gezeten zijn in duisternis en schaduw van de dood,
en om onze voeten te richten op de weg van de vrede’ (Luk. 1: 78, 79).
Dr. J. Schaap-Jonker is psycholoog en theoloog en werkt als rector van het Kennisinstituut
Christelijke GGZ bij Eleos en De Hoop. De andere auteurs zijn eveneens werkzaam bij Eleos
of De Hoop GGZ en verbonden aan het Kennisinstituut Christelijke GGZ.
Download