23 februari 2017 , pag. 40 Over gedichten en geheugen Dichter Jean Pierre Rawie (1951) en hoogleraar psychologie Douwe Draaisma (1953) wisselen zondag in Groningen publiekelijk van gedachten over poezie, het geheugen en ouderdom. Deze krant woonde een voorbespreking bij. JOEP VAN RUITEN D ouwe Draaisma: ,,In veel poëzie van Jean Pierre wordt prachtig gestileerd onder woorden gebracht wat ik ook in geheugenonderzoek tegenkom. Het reminiscentie-effect bijvoorbeeld. Dat je in de ouderdom naar verhouding vaker teruggaat naar gebeurtenissen uit je jeugd. Dat de tijd van je twintigste helderder voor de geest staat dan de tijd van je vijftigste – terwijl je vijftigste in tijd dichterbij is. Waar hij ook mooi over schrijft, zijn ontsporingen in het geheugen: dingen die je je stellig meent te herinneren en even later, als je een foto tegenkomt of een brief, blijkt de toedracht heel anders te zijn geweest.’’ Jean Pierre Rawie: ,,Van dat reminiscentie-effect was ik mij niet bewust. Dat is toch het aardige van poezie. Zelfs uit betrekkelijk heldere poëzie als de mijne kan men toch andere dingen halen dan ik er in gestopt heb.’’ Draaisma: ,,Ik ben ook geïntrigeerd waardoor poëzie in het geheugen blijft, waarom mensen wel dichtregels uit het hoofd kennen, maar zelden passages uit een roman.’’ Rawie: ,,Het is met het geheugen heel frappant. Als ik iets citeer, kijk ik het tegenwoordig altijd na. En dan is onveranderlijk een woord anders dan ik dacht. Terwijl ik toch meen de tekst uit het hoofd te kennen. Je moet altijd alles nakijken. Tijdens optredens durf ik niet uit het hoofd voor te dragen. Ik lees altijd voor. Ik heb een angstdroom dat ik moet voorlezen, maar dat ik niets bij me heb. Het is curieus. Ik ken bij wijze van spreken de wereldliteratuur uit het hoofd, maar eigen werk moét ik voor de neus hebben om voor te lezen. Doordat je het hebt opgeschreven, hoef je het waarschijnlijk niet langer te onthouden.’’ Draaisma: ,,Dat heet het Zeigarnic-effect. Het is in het begin van de 21ste eeuw ontdekt door een Russische psychologe die het opviel dat obers een grote bestelling kunnen onthouden zolang ze die bestelling niet afleveren. Als de bestelling op tafel staat, is het weg. Als er iets tussen was gekomen, en ze ’m langer moesten onthouden, had het er nog gezeten. Het besef dat de klus gedaan is, zorgt ervoor dat de bestel- Douwe Draaisma en Jean Pierre Rawie in de Der Aa-kerk in Groningen. ling in het geheugen wordt gewist.’’ Rawie: ,,Poëzie die je makkelijk kunt onthouden, bedient zich van memotechnische middelen, zoals rijm, ritme en metrum. De Russische poëzie heeft die middelen nooit losgelaten. En dat komt doordat het merendeel van die poëzie onder het heilzame regime van de arbeiders en boeren niet gedrukt werd. Je moest het dus onthouden. Nadjezjda Mandelstam had al het werk van haar man Osip in haar hoofd opgeslagen.’’ Draaisma: ,,Als een watersporter overlijdt, wordt vaak in de rouwadvertentie een gedicht van Gerrit Achterberg geciteerd: ‘Aan het roer dien avond stond het hart/ en scheepte maan en bossen bij zich in’. Telkens als ik die regels zie staan, repeteer ik het gedicht. Onthouden is FOTO ELMER SPAARGAREN een kwestie van willen. Het is ook de indruk die het maakt: een gedicht kan je grijpen door het beeld dat wordt opgeroepen. Er is een ander gedicht van Achterberg – hij schreef het toen hij in een psychiatrische inrichting zat – een lang gedicht, en als je dan de pagina omslaat, staan er nog twee regels: ‘En de hoop is een krijtwit kind, dat lacht tegen de rover, die het slacht’. Dat hoef je maar een keer te lezen en het zit voor eeuwig in je hoofd.’’ Rawie: ,,Je kunt in poëzie dingen zeggen waar je wetenschappelijk een heel boek voor nodig hebt. En je hoeft niets te bewijzen.’’ Draaisma: ,,Dichters en sommige prozaschrijvers hebben een seismische gevoeligheid voor wat er in henzelf en anderen omgaat. Zij kunnen daar woorden voor vinden.’’ Rawie: ,,Sommige gedichten die ik uit het hoofd ken – zoals van Rilke, Dante en Petrarca – als ik die op de pagina zie, lees ik dat met extra genoegen.’’ Draaisma: ,,Veel mensen genieten het liefst van poëzie als het wordt voorgelezen. Mijn vrouw leest nooit zelf poëzie, maar vindt het heerlijk als ik mooie gedichten voorlees. Als je leest moet je zelf nog van alles ontdekken; de accenten, de klemtonen, de pauzes. Bij voorlezen heeft een ander die keus voor jou gemaakt.” Rawie: ,,Ik hoor vaak mensen zeggen: ‘Als ik u lees, hoor ik uw stem erbij’.’’ Draaisma: ,,Jean Pierre, wat behelst jouw idee van ouderdom? Ken je ook momenten waarop je jonger voelt dan eerder in je leven.’’ Rawie: ,,Ah, but I was so much ol- der then, I’m younger than that now. Bob Dylan!’’ Draaisma: ,,Ik heb altijd vrienden gehad die ouder waren dan ik. Gerrit Krol bijvoorbeeld. Dat was dan een soort bezoek aan de toekomst.’’ Rawie: ,,Ik ben heel lang in gezelschap de jongste geweest. Het is wennen dat het nu andersom is.’’ Draaisma: ,,Koppel je ouderdom aan de conditie van je lichaam, aan je mentale toestand? Laat je je beïnvloeden door wat er over geschreven wordt? Leef je met zuiver persoonlijke definities van oud of laat je dat aan maatschappelijke ontwikkelingen over?’’ Rawie: ,,Je waardering voor andermans oordeel verandert. Je referentiekader schuift op. Mensen die in je vormende periode belangrijk waren zijn allemaal weg. Wat hele jonge mensen bezighoudt, bezie ik met afstand. Wat ik aan jonge, aanstormende genieën voorbij zie komen, interesseert mij minder. Het is verontrustende dat het andersom ook zo werkt.’’ Draaisma: ,,Ik heb mij veel beziggehouden met de kwaliteit van het geheugen in de onderdom. De achteruitgang van het geheugen valt enorm mee. Sommige dingen worden moeilijk: namen en plannen onthouden, op woorden komen. Maar veel dingen worden gecompenseerd. Ouderen hebben een veel grotere woordenschat dan jongeren. Helaas bestaat die woordenschat uit reeds lang verdwenen woorden.’’ Rawie: ,,Neem een woord als ‘sedert’. Dat is voor mij een heel gewoon woord. Jongelui weten niet wat het betekent. Daar moet je geen rekening mee houden, dan blijf je aan de gang. Dan kun je nog hooguit honderd woorden gebruiken. Hoogstens zes woorden per zin.’’ Draaisma: ,,Er wordt te somber gedaan over het geheugen. Ouderdomsvergeetachtigheid wordt de dementie binnengetrokken, alsof het preludeert op dementeren. Dementeren is een kwaal, een pathologie. Ouderdomsvergeetachtigheid hoort bij de leeftijd. Het zou bizar zijn als je op je zeventigste een geheugen hebt als op je twintigste. Ouderen zouden meer zelfverzekerd mogen zijn.’’ Rawie: ,,Kun je ook iets inleveren? Ik bedoel, ik heb veel kennis van talen en literatuur opgedaan, maar bijna alles over de natuurkunde is weg.’’ Draaisma: ,,Je geheugen is geen harde schijf die vol kan raken en waarbij dingen worden overgeschreven. Herinneringen liggen opgeslagen in verbindingen tussen zenuwcellen, en daar hebben we zo astronomisch veel van, daar passen duizend levens in. Alleen: niet alles is even nuttig voor ons. Het verdwijnt niet, het wordt latent. Het geheugen heeft een eigen agenda. W.F. Hermans zei eens: ‘Ons herinneringsvermogen gedraagt zich vaak als een dronken knecht die alleen maar glasscherven en spinrag te voorschijn weet te halen uit een kelder waar de kostelijkste wijnen liggen opgeslagen’. Dat is een van de weinige prozastukken die ik wél uit mijn hoofd ken.’’ Douwe Draaisma en Jean Pierre Rawie over geheugen, poëzie en ouderdom: 26/2 Der Aa-kerk in Groningen. Entree: 12,50 euro. Aanvang 15.30 uur.