Inhoudsopgave-hamburgers en bier. Alles is economie

advertisement
Inhoud
Inhoud
Woord vooraf................................................................................................... 9
1. Wat is economie?.................................................................................... 11
2. Wat bedoelt men met de “homo economicus”?.................................. 15
3. Het driedeurenprobleem of de rol van intuïtie.................................... 19
4. Over nut en voorkeuren?....................................................................... 21
5. Over behoeftebevrediging...................................................................... 29
6. “Less is more” of niet?............................................................................ 33
7. Bent u een “maximizer” of een “satisficer”?....................................... 35
8. Het belang van de handel in katoen voor de moderne wereldeconomie............................................................................................................ 39
9. Wat is het belang van informatie bij het nemen van economische
beslissingen?........................................................................................... 43
10. Wat is een markt?................................................................................... 45
11. Wat zegt de wet van vraag en aanbod?............................................... 49
12. De diamant-waterparadox..................................................................... 53
13. Korter douchen en minder frisdrank of minder vlees en meer openbaar vervoer?........................................................................................... 55
14. Wat is de waarde van een goed?........................................................... 57
15. Wat is een correcte prijs voor een goede fles wijn?............................ 61
16. En wat is de rol van de marketingboys?.............................................. 65
17. Waarom eten we popcorn in de cinema?............................................. 69
18. Worden we gemanipuleerd door kleuren in de economische omgeving?......................................................................................................... 71
19. Mogen Coca-Cola en Pepsi-Cola prijsafspraken maken?.................... 75
20. Welke soorten goederen bestaan er in de economie?........................ 77
21. Bier als “oud” goed................................................................................. 81
22. Hamburgers als “nieuw” goed............................................................... 87
23. Moeten we minder vlees eten? Is er sprake van cognitieve dissonantie?...................................................................................................... 89
24. Hoe wordt de marktprijs van een product bepaald?.......................... 91
25. Heeft alles dat veel waard is ook een prijs?......................................... 93
3
Hamburgers en bier. Alles is economie!
26. Waarom moeten sommige mensen meer geld betalen voor goederen en diensten?...................................................................................... 95
27. Wat zijn variabele en wat zijn vaste kosten?...................................... 99
28. Wat is geld?.............................................................................................. 101
29. Wat is de varkenscyclus? Wat bedoelen economen met het “spinnenwebtheorema”?................................................................................. 103
30. Wat bedoelt men met de Big Mac-index? Hoe berekent men een
wisselkoers?............................................................................................. 105
31. Wat is het verband tussen export en import en de wisselkoersen?.107
32. Economen vergelijken appelen met peren........................................... 109
33. Welke invloed heeft informatie op de prijs van een goed?................ 113
34. Wat bedoelt men met de “onzichtbare hand” in de economie?........ 115
35. Wat bedoelt men met een vrije markt?................................................ 117
36. Zorgt de vrije markt voor een eerlijke inkomensverdeling?.............. 121
37. Kan de vrije markt ervoor zorgen dat de milieuvervuiling opgelost
geraakt?.................................................................................................... 123
38. Wat bedoelt men met het broeikaseffect?........................................... 127
39. Streven bedrijven naar winstmaximalisatie?...................................... 129
40. Hoe sterk is onze afkeer voor verlies? Is eerlijkheid belangrijk in de
economie?................................................................................................ 131
41. Wat bedoelt men met deeleconomie?.................................................. 133
42. Wat is het BBP?........................................................................................ 137
43. Wat is economische groei?..................................................................... 139
44. Wat bedoelt men met het feit dat er grenzen zijn aan de groei?...... 143
45. Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?................................. 145
46. Moeten we ontgroeien?......................................................................... 149
47. Vormen hamburgerjobs een oplossing?............................................... 155
48. Zegt je naam iets over je carrièrekansen?........................................... 157
49. Kunnen economen groei en crisissen voorspellen?............................ 159
50. Wat is inflatie? Is inflatie goed voor een economie?.......................... 163
51. Is de automatische loonindexering goed voor de economie?........... 165
52. Wat is deflatie? Is deflatie goed of slecht voor de economie?........... 167
4
Inhoud
53. Wat wordt er bedoeld met stagflatie?.................................................. 169
54. Wat zegt de Phillipscurve?..................................................................... 171
55. Wat is het gevolg van de bevolkingsexplosie voor de economie?.... 173
56. Waarom verdient de ene persoon meer dan de andere?.................... 175
57. Waarom verdienen vrouwen in de meeste ontwikkelde economieën minder dan mannen voor hetzelfde werk?.................................... 179
58. Wat bedoelen economen met opportuniteitskosten?......................... 181
59. Waarom gaan landen met elkaar handel drijven?.............................. 183
60. Wat wordt er bedoeld met de betalingsbalans?.................................. 185
61. Hoe beïnvloeden invoerrechten de binnenlandse prijs van producten?........................................................................................................... 187
62. Hoe werken quota?................................................................................. 189
63. Zijn subsidies goed voor de economie?................................................ 191
64. Hoe is de bankencrisis ontstaan?.......................................................... 193
65. Wat is het verschil tussen keynesianisme en monetarisme?............. 195
66. Wat bepaalt het niveau van de rente?.................................................. 197
67. Hoe kan de verkiezing van Trump als president de rente doen stijgen?.......................................................................................................... 199
68. Bestaat rente bij de islam?..................................................................... 201
69. Wat wordt er bedoeld met het voeren van een monetair beleid?..... 203
70. Wat bedoelt men met de centrale bank als geldverstrekker in laatste instantie?........................................................................................... 205
71. Hoe komt het dat banken failliet gaan?............................................... 207
72. Hoe komt het dat de overheid zoveel schulden heeft?....................... 209
73. Hoe lost men de vergrijzing en het pensioenvraagstuk het best
op?............................................................................................................ 211
74. Hoe geraakt men uit de crisis?.............................................................. 215
75. Wat bedoelt men met de consumptiemaatschappij?......................... 219
76. Zijn er hamburgers in het paradijs?..................................................... 221
77. Wat is het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen?..... 225
78. Het consumentensurplus en producentensurplus als welvaartsindicator...................................................................................................... 227
79. Indirecte belastingen als beleidsinstrument....................................... 231
5
Hamburgers en bier. Alles is economie!
80. Wat zegt de Laffercurve?........................................................................ 235
81. Is een “dual income tax” een rechtvaardig belastingsysteem?......... 237
82. Wat bedoelt men met een aanbodeconomie?...................................... 239
83. Voor welke producten stijgt de vraag als de prijs stijgt?................... 241
84. Wat bedoelt men met de prijselasticiteit van de vraag?.................... 243
85. Wat zegt de wet van Davenant-King?.................................................. 245
86. Wat zijn substitutiegoederen? Wat zijn complementaire goederen?........................................................................................................... 247
87. Wat zegt de wet van Engel?.................................................................. 249
88. Wat bedoelt men met het feit dat het kapitaal alsmaar toeneemt in
de maatschappij? Worden de rijken alsmaar rijker?.......................... 251
89. Is ongelijkheid niet noodzakelijk voor de economie?......................... 253
90. Is de rijkdom van de ene gebaseerd op de uitbuiting en de armoede
van de andere(n)?.................................................................................... 257
91. Zijn er gevaren aan het streven naar winstmaximalisatie door bedrijven?.................................................................................................... 259
92. Wat is het nut van economische geschiedenis?.................................. 261
93. Hoe heeft de Amerikaanse Burgeroorlog de wereldeconomie en het
industrieel kapitalisme beïnvloed?....................................................... 265
94. Wat was de rol van de beul in de economie?...................................... 269
95. Wat heeft de heksenvervolging met het kapitalisme te maken?...... 271
96. De ergste nachtmerrie van het kapitalisme......................................... 275
97. Is het einde van het kapitalisme in zicht?........................................... 277
98. Kunnen economen de toekomst voorspellen?..................................... 281
6
Download