Hygiene en infectiepreventie

advertisement
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Hygiene en infectiepreventie 45
Accidenteel bloed/slijmcontact 1
(Prik- en snijaccidenten)
Bij het verplegen en verzorgen is, naast hygiëne, veiligheid van groot belang voor de
gezondheid van zowel de cliënt als de medewerker.
Accidenteel bloed- of slijmcontact, zoals bijvoorbeeld door een prik- of snijverwonding bij
gebruik van scherp materiaal (o.a. naalden, zelfcontrolelancetten en zelfcontroleinstrumentarium) of door spatten van lichaamsvochten kan ontstaan, is waarschijnlijk het meest
voorkomende bedrijfsongeval in de gezondheidszorg.
Definitie:
Onder accidenteel bloedcontact wordt verstaan: iedere gebeurtenis die leidt tot blootstelling van
niet-intacte huid of van slijmvlies aan bloed of aan zichtbaar met bloed verontreinigde
vloeistoffen.
Het gaat dus om bloedcontact bij:

verwondingen;

spatongevallen;

bijtwonden, met mogelijke consequenties voor zowel gebetene als bijter.
Accidenteel bloedcontact brengt een risico met zich mee omdat het kan leiden tot besmetting
met door bloed overdraagbare micro-organismen, zoals Hepatitis B-virus (HBV), Hepatitis Cvirus (HCV) of Humaan Immunodeficiëntie Virus (HIV).
Voorkomen is altijd beter dan genezen en er is een aantal preventieve maatregelen uit te
voeren. Als toch een verwonding is ontstaan, zijn in de organisatie afspraken gemaakt over de
maatregelen die getroffen moeten worden.
Preventieve maatregelen prikaccident en slijmcontact
Het voorkomen van accidenteel bloed- of slijmcontact vraagt om werkdiscipline, waarvan het
naleven van de algemene hygiëne richtlijnen en het gebruik van beschermende kleding deel
uitmaakt 2 3 .
Voorkomen prikaccident
De volgende preventieve maatregelen zijn erop gericht om een prikaccident te voorkomen:

zorgvuldig werken in een goed verlichte ruimte, met genoeg werkruimte er omheen;

voorkomen van haast en gejaagdheid bij het werken met (mogelijk) besmet en/of scherp
materiaal;

wanneer met een gereed gemaakte spuit moet worden gelopen, wordt deze in een
bakje/bekkentje gelegd;

het nooit terugplaatsen van gebruikte naalden in de plastic beschermhoes, de naald dient
direct in een speciaal voor dit doel ontworpen naaldenbeker gedeponeerd te worden;

naaldenbekers zijn de enige toegestane depots voor gebruikte naalden;

naalden mogen nooit in een plastic vuilniszak worden gedaan;

de naald bij voorkeur niet verwijderen van de spuit. Naalden mogen niet worden gebogen,
afgebroken of anderszins worden gemanipuleerd.
1
2
3
© Vilans 28-05-2008
Werkgroep Infectie Preventie (WIP), www.wip.nl
Zie Hygiënerichtlijnen: Beschermende kleding.
Zie Gebruik naalden en spuiten: Naaldenbeker.
Richtlijninformatie
Accidenteel bloed/slijmcontact (prik- en snijaccidenten): 1 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen

Hygiene en infectiepreventie 46
Wanneer toch de naald verwijderd wordt van de spuit, daarvoor de speciale opening in de
naaldenbeker gebruiken en bij insulinepennen een naaldverwijderaar gebruiken;
de naaldenbeker binnen handbereik plaatsen om te voorkomen dat de onbeschermde
scherpe voorwerpen over een grote afstand moeten worden verplaatst. Indien je met een
spuit met naald moet lopen, leg deze dan in een naaldenbekkentje.
Voorkomen contact met lichaamsvochten
In gevallen waarin het spatten en spuiten van bloed of andere lichaamsvochten, secreta en
excreta zich kunnen voordoen dient de medewerker beschermende maatregelen te nemen,
zoals:

voorkomen van spatten:
Bij het legen van een po dient spetteren voorkomen te worden. Giet de inhoud voorzichtig
langs de rand van het toilet en doe dit met het toiletdeksel zoveel mogelijk naar beneden.
Wanneer er geen toiletdeksel aanwezig is wordt het toilet met en disposable matje afgedekt;

het dragen van (zie beschermende kleding):
– overschort;
– mondneusmasker;
– beschermende bril.
Handelwijze na accidenteel bloed-/slijmcontact
Instructie:
De wond wordt gespoeld en gedesinfecteerd.
Na accidenteel bloed-of slijmcontact laat men de wond goed doorbloeden en spoelt men de
wond met water. Vervolgens wordt de wond gedesinfecteerd met een huiddesinfectans.
Bij besmetting van de slijmvliezen spoelt men direct en zo goed mogelijk met water of
fysiologisch zout (bij besmetting van slijmvliezen geen desinfectans gebruiken).
Vervolgbeleid
Het vervolgbeleid wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts. Het
verwonde personeelslid moet zich direct, dat wil zeggen binnen 2 uur na het accident,
melden.
Het vervolgbeleid stoelt op de beantwoording van twee vragen:

Is de verwonde medewerker immuun tegen Hepatitus B-virus (HBV) hetzij door vaccinatie,
hetzij na doorgemaakte infectie?

Geeft de bron (de cliënt wiens bloed door het ongeval in contact kwam met de medewerker)
aanleiding om rekening te houden met besmetting met Hepatitis C-virus (HCV) of met
humaan immunodeficiëntie virus (HIV)?
Na ieder accidenteel bloedcontact wordt bloed afgenomen bij de verwonde medewerker.
Onderzocht wordt of er sprake is van een beroepsziekte; de uitslag van het bloedonderzoek
wordt bewaard.
Mogelijke besmetting met HBV
De immuniteit tegen HBV wordt gecontroleerd.
Uitgangspunt is de vraag of de medewerker immuun is tegen HBV. Is dat niet het geval, dan
dient men Hepatitis B Immunoglobuline (HBIg) toe en vervolgens vindt vaccinatie plaats. HBIg© Vilans 28-05-2008
Richtlijninformatie
Accidenteel bloed/slijmcontact (prik- en snijaccidenten): 2 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Hygiene en infectiepreventie 47
toediening moet binnen 24 uur na de besmetting plaatsvinden, aan volwassenen wordt 5 ml (à
100 IE/ml) intramusculair gegeven 4 .
Eventueel kan HBIg nog later worden toegediend, maar toedienen langer dan 7 dagen na het
accident is niet zinvol. Is de medewerker wel gevaccineerd, dan wordt nagegaan of de
vaccinatie bescherming biedt.
De beschermingsduur na succesvolle vaccinatie (titer anti-HBs ooit >10 IE/L) is minstens 10 à
15 jaar, maar waarschijnlijk levenslang. Op advies van de Gezondheidsraad wordt het volgende
beleid gevolgd:

ooit > 10 IE/L: beschermd, geen HBIg, geen revaccinatie;

nooit > 10 IE/L: onvoldoende beschermd, altijd HBIG toedienen.
Schema: Beleid preventie HBV-infectie na accidenteel bloedcontact
personeelslid immuun
voor hepatitis B ?
nee/
onbekend
ja
ja
door
vaccinatie?
nee
geeft vaccinatie
bescherming ?
nee
HBIg+
vaccinatie
geen actie
HBIg +
revaccinatie (soms)
Mogelijke besmetting met HCV
Wanneer de bron tot een van de risicogroepen voor HCV behoort, verdient het aanbeveling de
bron, na verkregen toestemming, te testen op aanwezigheid van HCV door bepaling van
antistoffen tegen HCV. Tot de risicogroepen van HCV behoren:

intraveneuze drugsgebruikers;

dialysepatiënten;

mensen die in het verleden veelvuldig bloedtransfusies hebben gekregen.
Wanneer de bron positief is, wordt bij de medewerker onderzoek gedaan.
Opsporen van HCV-infectie bij de medewerker kan gedurende tenminste een half jaar door het
maandelijks verrichten van een PCR op HCV of het maandelijks bepalen van serum
transaminasen en bij een stijging hiervan het verrichten van een PCR op HCV 5 .
Bij de laatste benadering kan 6-9 maanden na het accident en het ontstaan van een stijging van
de serum transaminase een antistofbepaling worden gedaan ter uitsluiting van infectie. Na
negen maanden is de kans op foutnegatieve uitslagen van de serologie (anti-HCV) 10%, na zes
maanden is deze kans 30%.
Wanneer infectie met HCV bij de medewerker wordt vastgesteld moet de medewerker naar een
terzake deskundig arts worden verwezen.
4
5
© Vilans 28-05-2008
Gezondheidsraad. Commissie Vaccinatie tegen hepatitis B. Bescherming tegen hepatitis B.
1996.15.
Cooreman MPC, Weegink C, Reesink HW. Beleid bij acute hepatitis C en bij prikaccidenten
met hepatitis C-viruspositief bloed. Ned. Tijdschr. Geneeskd, 1998. 142 (42): p. 2298-2300.
Richtlijninformatie
Accidenteel bloed/slijmcontact (prik- en snijaccidenten): 3 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Hygiene en infectiepreventie 48
Mogelijke besmetting met HIV
Er is een indicatie voor post-expositie profylaxe wanneer de bron HIV-seropositief is én een
ernstig accident heeft plaatsgevonden.
Dat betekent dat na accidenteel bloedcontact twee vragen beantwoord moeten worden:

hoe ernstig was het bloedcontact?

hoort de bron tot een risico-groep en zo ja wat is zijn/haar serostatus?
Het is van belang dat betrokkene zich binnen twee uur na het accident meldt, volgens de in de
instelling geldende procedure.
Aard accident
Er is sprake van een ernstig accident wanneer er een gerede kans op transmissie van het HIVvirus is geweest. Uit onderzoek komen de volgende gebeurtenissen als risicofactor naar voren:

een diepe verwonding;

zichtbaar bloed op voorwerp waarmee men zich prikt;

procedure waarbij een naald direct in een vene of arterie van de bron werd geplaatst;

accident bij terminale AIDS-patiënt, waarbij het waarschijnlijk is dat deze een hoge HIV-titer
heeft ten tijde van het bloedcontact.
Serostatus bron
Nagegaan wordt of de bron tot een risicogroep behoort en of zijn/haar serostatus achterhaald
kan worden.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg schrijft voor dat een maximale inspanning gedaan moet
worden om de serostatus van de bron te achterhalen, waarbij de daarvoor geldende regels ten
aanzien van zorgvuldigheid in acht moet worden genomen 6 .
Wanneer niets bekend is over de identiteit van de bron en de serostatus niet bepaald kan
worden, wordt uitgegaan van een besmetting met seropositief bloed.
Uit: WIP: Accidenteel bloedcontact. Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Werkgroep Infectie
Preventie, januari 2004.
6
© Vilans 28-05-2008
I.G.Z. Circulaire post-expositie profylaxe met betrekking tot HIV, 1996-08-IGZ. IGZ Rijswijk,
1996. november.
Richtlijninformatie
Accidenteel bloed/slijmcontact (prik- en snijaccidenten): 4 (van 4)
Download