hoofdstuk 2

advertisement
HOOFDSTUK
Module 6 – Projectmanagement
2
tie is een
Een organisa
sverband
samenwerking
n d ie
tussen mense
ren om
oe
tv
activiteiten ui
elen te
do
de
vo oraf bepaal
bereiken.
De organisatie
2.1 Inleiding organisatie
2.1.1 Wat is een organisatie?
Bij het begrip ‘organisatie’ moeten we onderscheid
maken tussen:
 onderneming of bedrijf
Een onderneming of bedrijf is primair gericht op bedrijfseconomische doelen, zoals het
behalen van zo veel mogelijk winst.
 instelling
Bij een instelling ligt het accent meer op de verwezenlijking van niet-economische
doelen. Hierbij kun je denken aan:
 politieke doelen
 sociale doelen
 ecologische doelen.
Een skeelerfabriek is duidelijk een bedrijf: winst maken is een belangrijk bedrijfsdoel.
Voorbeeld: skeelerfabriek
Speedo is een kleine fabriek die skeelers
produceert. Er werken tweehonderd
medewerkers. Ze maken verschillende
soorten skeelers. 80 procent van de omzet
is bestemd voor de binnenlandse markt.
Zowel het vervaardigen van de verschillende
onderdelen als het samenstellen van
complete skeelers vindt plaats in de eigen
fabriek. Ook het ontwerpen van nieuwe
typen skeelers gebeurt door een eigen
afdeling, de ontwerpafdeling Research and
Development.
Speedo produceert skeelers.
De skeelers worden onder verschillende typenamen verkocht:
 Toronto
Speedo is begonnen met het maken van skeelers voor de gewone gebruikers: het
type Toronto. Deze liggen in de lagere prijsklasse. Het merk bezit 20 procent van dit
marktsegment.
 Vancouver
Bij het tweede type skeelers, Vancouver, richt Speedo zich op de liefhebbers die
regelmatig een baantje willen trekken. Deze skeelers behoren tot de middenklasse en
108
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
zijn er in twee uitvoeringen: Vancouver Redstar en Vancouver Goldstar. Met deze twee
uitvoeringen bedient de organisatie 30 procent van het marktsegment.
In de hogere prijsklasse heeft Speedo op dit moment nog geen skeelertype.
2.1.2 Afdelingen en ondersteunende diensten
Elke organisatie kent een aantal taken die moeten worden uitgevoerd door de mensen die
daar werken. Deze taken zijn afhankelijk van de doelen die de organisatie nastreeft. Omdat
de taken sterk uiteenlopen en vaak specialistische kennis vereisen, zien we een verdeling
in de te verrichten werkzaamheden: primaire en secundaire bedrijfsprocessen. Zie ook
module 1 paragraaf 1.2.1.
2.1.3 Beleid
In de maatschappij spelen visies een grote rol. De visie van een bedrijf bepaalt voor
een groot deel het bedrijfsbeleid. Het beleid van een organisatie heeft betrekking op
onder meer de informatieverzorging en -voorziening. Uit het informatiebeleid volgt het
informatieplan.
Visie
Met visie bedoelen we de
manier waarop iemand (een
persoon, een organisatie of
een groep) ergens tegenaan
kijkt. Zo is een alom
geaccepteerde visie dat
onderwijs de samenleving
op een economisch,
wetenschappelijk, sociaal
en cultureel hoger plan
kan brengen. Een andere
maatschappelijke visie is dat
niemand in Nederland honger
hoeft te lijden.
Een bedrijf heeft meestal een visie op wat het bedrijf doet en hoe het dat doet. Deze visie
vormt de aanzet tot het beleid van het bedrijf. Veel bedrijven en organisaties zetten hun
visie op hun website.
Een visie kan in de loop van de tijd veranderen. Een bedrijf moet vaak zijn visie bijstellen
om aansluiting te vinden bij trends en ontwikkelingen in de maatschappij. Ook verandert
het bedrijf zelf in de loop van de tijd, en de visie waarmee een bedrijf is opgestart past
vaak niet meer bij het gegroeide bedrijf.
In module 7 komt de strategieplanning aan de orde.
109
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
Voorbeeld
de visie van Google
Google stelt zich ten doel om de informatie in de wereld te
organiseren en algemeen beschikbaar en bruikbaar te maken.
Wij hebben niet de ambitie om te groeien tot een groot bedrijf,
waar het persoonlijk contact met de klant of opdrachtgever
meestal verloren gaat. Wij gebruiken onze creativiteit en
inspiratie het liefst voor uw communicatie- en tekstopdrachten en
dus niet voor het runnen van een grote eigen onderneming met veel
personeel.
de visie van het J.F. Kennedy College
Het J.F. Kennedy College wil het beste uit zijn leerlingen halen,
ieder naar zijn mogelijkheden. Daartoe wordt onderwijs aangeboden
dat gericht is op kennisoverdracht en het verkrijgen van inzicht
en vaardigheden. Onze school stimuleert zijn leerlingen zich
veelzijdig te ontplooien. Daarom is er sprake van een aanbod
waarin intellectuele, culturele, creatieve en sociale vorming
hun plaats hebben, opdat leerlingen in staat zijn nu en in de
toekomst goed in de samenleving te functioneren.
Beleid
Met beleid bedoelen we de doelstellingen die het bedrijf nastreeft en de richtlijnen en
procedures die worden gebruikt om deze doelstellingen te bereiken. Een boekhandel kan
bijvoorbeeld als visie hebben zijn klanten in de toekomst vrijwel uitsluitend via het internet
te willen bedienen. Deze visie op ondernemen wordt door de bedrijfsleiding vertaald in
beleid dat beschrijft hoe men van een gewone boekhandel in een bepaalde tijdsperiode kan
uitgroeien tot een boekhandel die een groot deel van de omzet uit verkoop via het internet
kan realiseren. In het beleid wordt beschreven op welke wijze inkoop, verkoop, logistiek
enzovoort moeten veranderen.
Informatiebeleid
Een van de gebieden waar het beleid betrekking op heeft, is dat van de
informatieverzorging en -voorziening. Zoals in module 1 verteld wordt, is
informatieverzorging het proces om informatie te leveren om de bedrijfsprocessen te
ondersteunen, en is informatievoorziening het totaal van de middelen waarmee dit
plaatsvindt. Het deel van het beleid dat hier over gaat noemen we het informatiebeleid.
Informatiebeleid bestaat uit de volgende zaken:
 doelstellingen, richtlijnen en uitgangspunten met betrekking tot informatievoorziening,
beheer en onderhoud van de informatievoorziening en informatieverzorging
 de aansluiting op de andere beleidsgebieden van een organisatie, zoals inkoopbeleid en
verkoopbeleid.
Het beleid wordt ondersteund en goedgekeurd door het management van de organisatie.
110
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
De volgende vragen zijn van belang om een passend informatiebeleid op te kunnen stellen:
 Aan welke informatie bestaat behoefte bij de verschillende afdelingen, de medewerkers
en de klanten?
 Welke informatie wordt door de afdelingen en medewerkers geproduceerd?
 Hoe moet het informatiesysteem eruit zien dat ervoor zorgt dat de juiste informatie op
de juiste plaats terechtkomt?
 Moeten we het bestaande informatiesysteem aanpassen als we willen voldoen aan de
informatiebehoefte?
 Kunnen we het verwerken van gegevens vereenvoudigen?
Informatieplan
In het informatieplan staat concreet aangegeven hoe het informatiebeleid gerealiseerd
moet worden.
Een informatieplan bestaat uit:
 een analyse van de huidige situatie
 de criteria van de toekomstige informatievoorziening
 concrete voorstellen (vaak in de vorm van projecten), gericht op realisatie van
informatiebeleid, en de voorwaarden hierbij.
Ook als de organisatie geen gebruik maakt van computers is er sprake van een
informatieplan, maar dat is vandaag de dag steeds zeldzamer. Het deel van het
informatieplan dat wel computers en aanverwante apparatuur betreft, wordt ook wel
automatiseringsplan genoemd.
2.2 Organigram
Hoe de verhoudingen tussen de verschillende functies in een organisatie liggen, kan
in een schema worden weergegeven. Zo’n schema van een organisatiestructuur heet:
organigram.
Algemeen
directeur
Personeelszaken
Technisch
directeur
Commercieel
directeur
Administratie
Research &
Development
Administratie
Facilitaire
diensten
Inkoop
Productie
Verkoop
Marketing &
PR
Het organigram van
skeelerfabriek Speedo.
111
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
2.3 Drie basisorganisatievormen
Een organisatiestructuur, of organisatievorm, geeft de verhouding tussen de
diverse functies in de organisatie weer. In de praktijk komen we verschillende
organisatiestructuren tegen.
2.3.1 Lijnorganisatie
Een lijnorganisatie is de grondvorm van alle andere organisatievormen. Kenmerkend voor
de lijnorganisatie is dat zij bestaat uit:
 leidinggevenden (lijnmanagers)
 uitvoerende personen die ondergeschikt zijn aan de leidinggevenden.
Voor iedereen is duidelijk van wie hij of zij opdrachten krijgt en aan wie hij of zij over de
werkzaamheden verantwoording schuldig is.
algemeen directeur
onderdirecteur
inkoop
bedrijfsleider
onderdirecteur
productie
bedrijfsleider
onderdirecteur
verkoop
hoofd productie
bedrijfsleider
bedrijfsleider
De lijnorganisatie.
2.3.2 Lijn-staforganisatie
Om adequaat te reageren op de sterk veranderende maatschappij is kennis van processen,
markten en producten van levensbelang. Leidinggevenden beschikken meestal niet over
voldoende specialistische kennis die noodzakelijk is voor het nemen van beslissingen.
Daarom laten zij zich ondersteunen door stafdiensten die deze specialistische kennis wel
bezitten. Een organisatie waar leidinggevenden worden ondersteund door stafdiensten
wordt een lijn-staforganisatie genoemd.
De stafmedewerkers adviseren de lijnmanager, maar nemen zelf geen beslissingen; de
lijnmanagers houden de eindverantwoordelijkheid. Voorbeelden van staffunctionarissen
zijn beleidsmedewerkers, personeelsfunctionarissen en medewerkers van Juridische Zaken
die bijvoorbeeld contracten opstellen.
algemeen directeur
juridische afdeling
onderdirecteur
inkoop
bedrijfsleider
personeelszaken
onderdirecteur
productie
bedrijfsleider
hoofd productie
onderdirecteur
verkoop
bedrijfsleider
bedrijfsleider
De lijn-staforganisatie.
112
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
Nadeel lijn-staforganisatie
Het nadeel van de lijn-staforganisatie is dat de staffunctionarissen geen
verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen van hun advies. Aangezien het de
lijnmanager is die de beslissing neemt, is die verantwoordelijk voor besluiten waarvan
hijzelf vaak niet alle gevolgen kan overzien. Hij bezit zelf immers niet de specialistische
kennis die de stafmedewerker wel heeft. Omdat dit in de praktijk problemen oplevert, zijn
veel bedrijven overgegaan op een andere organisatievorm, namelijk de matrixorganisatie.
2.3.3 Matrixorganisatie
Bij de matrixorganisatie heeft een medewerker van een bedrijf twee superieuren:
 de hiërarchische chef
Alle formele zaken, zoals opdrachten, verlofaanvragen en verantwoording, worden
door de hiërarchische chef geregeld. De hiërarchische chef is verantwoordelijk voor het
proces.
 de functionele chef
De manier waarop de opdrachten van de hiërarchische chef door een medewerker
worden uitgevoerd, wordt bepaald door de functionele chef. De functionele chef zegt
dus niet wát een medewerker moet doen, maar hóe hij iets moet doen. Hij bepaalt de
inhoud.
President
directeur
Directeur
productie
Directeur
Marketing
en
verkoop
(Interne)
Bedrijfseconomisch
adviseur
Bedrijfsleider
Product A
Productiechef
Product A
Chef
Marketing
en verkoop
voor A
Chef
administratie
voor A
1
Bedrijfsleider
Product B
Productiechef
Product B
Chef
Marketing
en verkoop
voor B
Chef
administratie
voor B
Productiechef
Product C
Chef
Marketing
en verkoop
voor C
Chef
administratie
voor C
Bedrijfsleider
Product C
1) Gezag per productielijn
Functioneel gezag
De matrixorganisatie.
113
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
Voorbeeld
op school
Op scholen kan het zo geregeld zijn dat docenten een
hiërarchische chef en een functionele chef hebben. De
hiërarchische chef is een directielid, tot wie de docent zich
bijvoorbeeld moet wenden als hij vrij wil vragen voor de bruiloft
van zijn dochter. De functionele chef is in dit voorbeeld het
hoofd van de vaksectie, die het team van zijn sectiegenoten
aanstuurt om bijvoorbeeld een nieuwe lesmethode te kiezen. Is
onder leiding van dat sectiehoofd die keuze gemaakt, dan wordt de
uitkomst gerapporteerd aan de hiërarchische chef.
2.4 De projectorganisatie
2.4.1 Wat is een projectorganisatie?
Een organisatievorm die door de drie basisvormen heen loopt, is de projectorganisatie.
Deze is gebaseerd op de uitvoering van grote en minder grote projecten. De
projectorganisatie is per definitie een tijdelijke zaak. Een kenmerk van projecten is immers
dat ze eindig zijn. Denk maar aan het straatfeest.
Welke vorm bij projectmatig werken?
De matrixorganisatie leent zich het beste voor projectmatig werken, maar ook in de
lijn- en lijn-staforganisatie worden steeds vaker projecten in gang gezet. Dit is niet zo
verwonderlijk, aangezien aan de werkzaamheden steeds hogere, vaak specialistische eisen
worden gesteld, waarbij steeds meer vakdisciplines betrokken zijn.
Hiërarchische structuur
Elke projectorganisatie heeft een hiërarchische structuur van een of meer groepen. Het
aantal groepen is afhankelijk van:
 de omvang van een project
 het aantal activiteiten
 de relatie tussen de diverse activiteiten.
Stuurgroep
Projectgroep
Werkgroep
114
Werkgroep
Projectgroep
Werkgroep
Werkgroep
Werkgroep
Projectgroep
Werkgroep
Werkgroep
Werkgroep
De organisatie van een
project.
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
In de meest uitgebreide vorm komen we de volgende hiërarchische groepen tegen:
 stuurgroep
 projectgroep
 werkgroep.
Voorbeeld
Wanneer het om minder omvangrijke projecten gaat, wordt er
meestal niet voor zo’n uitgebreide organisatie gekozen. In dat
geval heeft men genoeg aan een stuurgroep en een projectgroep die
zelf de werkzaamheden uitvoeren. Zeker in een lessituatie is dit
voldoende.
2.4.2 De opdrachtgever
De opdracht voor het project wordt gegeven door – de naam zegt het al – de
opdrachtgever. Hij is degene die het grootste belang bij het projectresultaat heeft. Het
resultaat komt tot stand volgens zijn wensen en hij bepaalt ook het budget. Maar hij mag
de projectleider niet in de weg lopen.
Vaak laat de opdrachtgever zich vertegenwoordigen in de stuurgroep.
Voorbeeld
op school
Op school is de opdrachtgever meestal je docent, maar
waarschijnlijk zul je ook wel eens te maken hebben met een
externe opdrachtgever.
2.4.3 Stuurgroep
Bij grotere projecten wordt in veel gevallen een stuurgroep in het leven geroepen. Vaak
hebben in de stuurgroep afgevaardigden van de opdrachtgever zitting. Ook zie je vaak
managers in de stuurgroep, aangevuld met specialisten.
Bij kleine projecten neemt de projectleider een groot aantal taken van de stuurgroep op
zich. Tijdens de looptijd van het project moet de projectleider regelmatig overleg plegen
met, en verslag uitbrengen aan, de leden van de stuurgroep.
Belangrijkste taken van de stuurgroep
De belangrijkste taken van de stuurgroep zijn:
 beslissen of het project wel of niet wordt voortgezet
 zorgen voor de benodigde faciliteiten en andere randvoorwaarden, zodat de
projectgroep en eventuele werkgroepen ongestoord verder kunnen werken
 bij het uitvoeren van samenhangende projecten zorgen voor de noodzakelijke
afstemming tussen deze projecten.
115
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
Voorbeeld
op school
Bij projecten die je als leerling in de klas uitvoert zul je
bovenstaande taken niet altijd volledig kunnen uitvoeren. De
meeste projecten hebben dan immers tot doel ervaring op te doen
met projectmatig werken. Het kan dus best voorkomen dat de docent
onvoldoende faciliteiten aan jou geeft om aan alle projecteisen
te voldoen.
2.4.4 Projectgroep
De projectgroep, ook wel projectteam genoemd, werkt in een tijdelijk
samenwerkingsverband aan de totstandkoming van het projectresultaat. In een
projectgroep zitten meestal mensen uit verschillende vakdisciplines.
Voorbeeld
straatfeest
Voor het straatfeest is het zinvol om een groep samen te stellen
van bewoners die verschillen qua kennis en interesse. De kans van
slagen van het project wordt hiermee vergroot. Een projectgroep
wordt ontbonden zodra het project is afgerond.
Inventarisatie van de activiteiten
Het is van belang dat de uit te voeren activiteiten in het plan van aanpak zorgvuldig
worden geïnventariseerd. Dit maakt een juiste verdeling over de groepsleden mogelijk.
Bovendien wordt het op elkaar afstemmen van de activiteiten hiermee gemakkelijker.
De projectleider
Omdat elke projectgroep moet worden aangestuurd, wordt er een projectleider benoemd.
Deze persoon zorgt ervoor dat de projectgroep zich op de juiste wijze met het project
bezighoudt.
De taken van een projectleider zijn onder meer:
 zorgen dat de juiste mensen in de projectgroep zitting nemen
 afspraken vastleggen in het plan van aanpak
 bewaken van de voortgang van het project of de verschillende deelprojecten via overleg
met de stuurgroep en/of opdrachtgever (we spreken dan wel van tracking)
 organiseren van de uit te voeren activiteiten
 zorgen dat de mensen het juiste werk doen
 controleren of de kwaliteit van het uitgevoerde werk goed is
 verantwoording afleggen aan de opdrachtgever en/of de stuurgroep
 zorgen dat alle resources op het juiste moment beschikbaar zijn.
116
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
Voorbeeld
op school
In een lessituatie is het verstandig om
regelmatig van projectleider te wisselen,
want dan krijgt elke deelnemer een keer
te maken met de activiteiten van een
projectleider. De projectleider moet
vergaderingen leiden, de agenda maken en
de notulen controleren. Verder is de
projectleider verantwoordelijk voor het
tijdig opleveren van de mijlpaalproducten
van die fase aan de stuurgroep.
Op de site
rsus
vind je een cu
en
em t; hier
projectmanag
rteld aan
wordt ook ve
een goede
welke criteria
vo ldoet.
projectlei der
Je moet de taken van een projectleider niet onderschatten. Hij moet, zeker bij een
automatiseringsproject, aardig wat in z’n mars hebben. Bovendien moet hij een aantal
persoonlijke kwaliteiten bezitten. Zo moet hij:
 initiatiefrijk zijn
 in overleg met de andere deelnemers, op het juiste moment de juiste beslissingen
nemen
 in staat zijn andere projectgroepleden te stimuleren.
2.4.5 Werkgroep
Op een ‘lager’ niveau functioneren vaak (maar niet in alle gevallen) een of meer
werkgroepen. Deze voeren de plannen uit die in de projectgroep gemaakt zijn.
Voorbeeld
straatfeest
Bij het straatfeest kunnen veel dingen door de projectgroepleden
zelf gedaan worden. Wel kunnen ze aan individuele bewoners vragen
om bij bepaalde activiteiten te assisteren, bijvoorbeeld bij het
zoeken van sponsors of bij het ophangen van de versiering en
verlichting. Zo kan er toch sprake zijn van werkgroepen.
117
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
2.5 De communicatie bij de uitvoering van een project
Een goede communicatie tussen de diverse groepen in een projectorganisatie is van groot
belang voor het slagen van een project. Van tevoren worden er afspraken gemaakt over de
manier van communiceren.
Informatie
2.5.1 Het linking-pinprincipe
linking pin = tussenschakel
Bij het linking-pinprincipe maakt de voorzitter van een hiërarchisch lagere groep als
gewoon lid deel uit van een hogere groep. Op deze manier worden besluiten, ideeën en
voorstellen effectief van beneden naar boven, en andersom, doorgespeeld.
Stuurgroep
Projectgroepen
Werkgroepen
Het linking-pinprincipe.
Voorbeeld
op school
In de lessituatie is het essentieel dat bepaalde zaken tijdig
tussen de projectgroep en de stuurgroep/opdrachtgever worden
uitgewisseld. Aangezien het hier om kleine projecten gaat, met
zowel in de stuurgroep als in de projectgroep weinig leden,
zal dit vaak ad hoc plaatsvinden. Het linking-pinprincipe vind
je hier dan ook niet of nauwelijks terug, net zomin als in het
straatfeestproject.
2.5.2 Het voortgangsverslag
Een ander goed communicatiemiddel is het schriftelijke voortgangsverslag. Hierin
geven de projectgroepleden een duidelijk overzicht van de stand van zaken en
van de werkzaamheden die in de afgelopen periode zijn uitgevoerd, inclusief een
tijdsverantwoording. Alle problemen en tegenslagen moeten in het voortgangsverslag
worden opgenomen. Als een of meer leden vinden dat het project niet naar wens verloopt,
moet ook dit duidelijk in het verslag worden vermeld.
118
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
Voorbeeld
op school
In de praktijk blijkt dat een periode van drie à vier weken in
een lessituatie voldoende is. Dit maakt het voor de stuurgroep
mogelijk de voortgang van het project te volgen en in te grijpen
zodra er iets mis dreigt te lopen.
Onderdelen voortgangsverslag
Samengevat komen in het verslag de volgende zaken aan de orde:
 de voortgang van het project gedurende de afgelopen
periode en de huidige status van het project
 een overzicht van de activiteiten
 afwijkingen ten opzichte van het plan van aanpak. Zeker de tijdsplanning moet
gecontroleerd worden, en zo nodig worden bijgesteld. Let hierbij vooral op het kritische
pad in de planning
 alle problemen die zich in de afgelopen periode hebben voorgedaan. Vastgelegd worden
de verschillende oplossingen, voor welke oplossing men heeft gekozen en waarom.
Dit laatste is van belang als later mocht blijken dat het niet de juiste oplossing was.
Men kan dan snel opzoeken welke alternatieven er waren en nagaan of er een betere
oplossing beschreven is
 de tegenslagen en de gevolgen die ze hebben voor de voortgang van het project en de
andere werkzaamheden. Mocht dit extra werkzaamheden opleveren, dan kunnen deze
misschien worden verdeeld over meerdere deelnemers, wat de voortgang vaak weer ten
goede komt. Natuurlijk moet de planning in dat geval worden aangepast.
Gevolgen van het voortgangsverslag
Aan de hand van het voortgangsverslag kunnen de stuurgroepleden (eventueel de
opdrachtgever) de voortgang van het project met de projectgroepleden bespreken. Ook kan
dit verslag voor de stuurgroepleden aanleiding zijn om overleg te plegen met individuele
projectgroepleden over hun aandeel in het project, of met de gehele groep. (Het kan ook
zijn dat ze dit aan de projectleider overlaten.)
Dit geldt zeker als het resultaat van de opgeleverde mijlpaalproducten niet voldoet, of als
groepsleden niet goed samenwerken. In dat geval is er een extra vergadering nodig om alle
problemen op te lossen.
Voorbeeld
op school
In de les kan dit leiden tot een tussentijdse beoordeling van
de prestaties van een individueel groepslid of een tussentijdse
beoordeling van de gehele groep. Dit cijfer kan dan bij de
eindbeoordeling worden meegenomen.
119
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
2.5.3 De vergadering
Een derde vorm van communicatie is het houden van vergaderingen en het opstellen van
notulen. Voor het straatfeestproject zal dit waarschijnlijk de beste communicatievorm zijn.
De frequentie van de vergaderingen is afhankelijk van een aantal factoren, bijvoorbeeld:





de fase waarin men bezig is
de complexiteit van de werkzaamheden
de grootte van de projectgroep
de huidige stand van zaken
het tijdstip van oplevering.
Het is belangrijk dat er niet méér wordt
vergaderd dan strikt noodzakelijk is. Bij te
veel vergaderen neemt de belangstelling
hiervoor af en krijgen de groepsleden
het idee dat ze hun tijd wel beter hadden
kunnen besteden. Bij te weinig vergaderen
bestaat het gevaar dat de afstemming tussen de
werkzaamheden niet goed verloopt. Dit kan soms
zelfs tot gevolg hebben dat werkzaamheden voor
niets zijn uitgevoerd en dat is natuurlijk niet goed voor
de motivatie. Dit is vooral irritant als de tijd toch al krap is. De
projectleider moet dit in de gaten houden en moet tijdig een
vergadering organiseren als daar aanleiding voor is.
Agenda
De projectleider stelt de agenda op. Hij voert een aantal agendapunten op, maar ook
projectgroepleden kunnen agendapunten aandragen. Het is aan te raden de notulen
binnen een week nadat de vergadering gehouden is bij de stuurgroep aan te leveren.
Voorbeeld
op school
In een lessituatie zien de leerlingen elkaar meestal dagelijks en
houden ze elkaar op de hoogte van de vorderingen. Hoe vaak ze dan
een officiële vergadering moeten houden, is moeilijk te zeggen.
Omdat de groepsleden (=leerlingen) vaak om en om projectleider
zijn, wordt zo’n vergadering steeds door een andere voorzitter
geleid. Een van de overige leden maakt de notulen.
Een agenda heeft een vastgestelde structuur. Duidelijk moet zijn voor welke groep
mensen de vergadering wordt belegd: de projectgroep of een werkgroep. Die naam komt
bovenaan te staan. Het is handig om de namen van de personen die uitgenodigd worden
voor de vergadering te vermelden. Eventuele afmeldingen kunnen dan aan de voorzitter
van de vergadering worden doorgegeven. Verder moet een datum, tijd en vergaderplaats
worden vermeld. Soms wordt ook de naam van de notulist vermeld. Dat is de persoon die
verantwoordelijk is voor de verslaglegging.
120
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
Agendapunten
Veel gebruikte agendapunten zijn:
 Vaststellen agenda
‘Vaststellen agenda’ is vaak het eerste punt op de agenda. Deelnemers aan de
vergadering kunnen dan de volgorde van de vergaderpunten veranderen of nieuwe
agendapunten toevoegen.
 Mededelingen
Bij het tweede agendapunt kunnen mededelingen aan de orde komen.
 Notulen van de vorige vergadering
Wanneer de projectgroep vaker vergadert, worden de notulen van de vorige
vergadering besproken. Notulen vormen een verslag van wat er is besproken. Soms is
een besluitenlijst ook voldoende of een RACI-matrix.
 Ingekomen of uitgaande stukken
Ingekomen of uitgaande stukken zijn berichten bestemd voor de groep die vergadert,
die besproken moeten worden.
 Rondvraag
De vergadering wordt meestal afgesloten met een rondvraag: een vragenronde,
bestemd voor korte vragen, waarop in een volgende vergadering eventueel kan worden
teruggekomen.
Agenda Vergadering Werkgroep
--------------------------------------------------------Bestemd voor:
Van:
Datum:
Tijd:
Plaats:
Notulist:
--------------------------------------------------------1. Opening
2. Vaststellen agenda
3. Mededelingen
4. Notulen vorige vergadering
5. Ingekomen stukken
6. Uitgaande stukken
7. Wisselende agendapunten
8. Rondvraag
9. Sluiting
Voorbeeld van een agenda.
121
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
2.5.4 Vastleggen van afspraken
Tijdens de looptijd van het project worden afspraken gemaakt. Het is erg belangrijk
om vast te leggen wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren van die afspraken. Een
hulpmiddel hierbij is de RACI-matrix. De afkorting RACI wordt gevormd van de eerste letters
van de volgende begrippen:
 Responsible
Hier gaat het om de persoon die ervoor verantwoordelijk is dat de taak wordt
uitgevoerd.
 Accountable
Hier gaat het om de persoon die de eindverantwoordelijkheid draagt voor deze taak.
Meestal is dat ook de persoon die er verantwoordelijk voor is dat de taak wordt
uitgevoerd.
 Consulted
Dit is de persoon die vooraf moet worden geraadpleegd.
 Informed
En dit is de persoon die geïnformeerd moet worden over de genomen beslissingen,
taken die uitgevoerd worden enzovoort.
Voorbeeld
RACI-matrix
Dit is een tabel voor een bouwproject. In de rijen zie je de
namen van de personen die bij dat onderdeel betrokken zijn. In de
eerste kolom staat de taak of de activiteit. Onder de namen staan
de RACI-letters die van toepassing zijn.
Kun jij aan de hand van deze matrix vertellen wie waarvoor
verantwoordelijk is?
122
Gerard
Leendert
Krijn en Kim
Projectleider
Inkoop
onderdelen
RA
CIA
A
I
Bouw fase 1
A
CIA
RA
I
Presentatie
IA
RA
IA
I
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
2.6 Vragen en opdrachten
2.6.1 Open vragen
1. a. Beschrijf het verschil tussen een bedrijf en een instelling.
b. Geef van de volgende organisaties aan of het bedrijven of instellingen zijn. Motiveer
steeds je antwoord.
 Milieudefensie
 Nederlandse Spoorwegen
 jouw school
 Verpleeghuis Avondrood
 Het Leger des Heils
 Microsoft Corporation.
2. a. Noem de drie belangrijkste organisatievormen.
b. Bedenk bij elke organisatievorm één (fictief) voorbeeldbedrijf.
c. Welke vorm is volgens jou het meest efficiënt? Motiveer je antwoord.
3. Noem een belangrijk nadeel van de lijn-staforganisatie.
4. a. Welke drie hiërarchische groepen tref je aan bij de meeste omvangrijke projecten?
b. Geef de kenmerken van elke groep en beschrijf de functie ervan.
5. Denk je dat jij de juiste eigenschappen bezit om een goede projectleider te kunnen
zijn? Motiveer je antwoord.
6. a. Wat is een organigram?
b. Beschrijf kort de verschillen tussen de organigrammen van een lijnorganisatie en
een lijn-staforganisatie.
7. In een matrixorganisatie heeft een medewerker doorgaans twee superieuren. Welke?
8. Wat is de taak van een werkgroep?
9. a. Beschrijf in je eigen woorden wat er bedoeld wordt met het linking-pinprincipe.
b. Beschrijf in je eigen woorden het belang van het voortgangsverslag.
10. Waarom beslist de stuurgroep of een project al dan niet wordt voortgezet?
2.6.2 Meerkeuzevragen
1. Welke uitspraak is niet van toepassing in de context van organisaties?
a. Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen mensen die een aantal
activiteiten uitvoeren om vooraf bepaalde doelen te bereiken.
b. De lijnorganisatie is de grondvorm van alle andere organisatievormen.
c. Een organisatievorm die binnen bedrijven wordt toegepast om projecten in goede
banen te leiden, is de projectorganisatie.
d. De lijnorganisatie is een ouderwets fenomeen; je komt die zelden meer tegen.
123
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
2. Hieronder staan twee beweringen:
I. Een voortgangsverslag bevat onder meer een overzicht van de activiteiten die de
groepsleden gedurende de afgelopen periode hebben uitgevoerd.
II. Bij een groot project moet de projectgroep elke week een vergadering houden, bij
een klein project is één keer in de twee weken voldoende.
a. I en II zijn juist.
b. I is juist en II is onjuist.
c. I is onjuist en II is juist.
d. I en II zijn beide onjuist.
3. Wat is bij een project een van de taken van een projectleider?
a. maken van een of meer mijlpaalproducten
b. beslissen of het project al of niet moet worden voortgezet
c. controleren of de werkzaamheden juist worden uitgevoerd
d. zorgen dat het opgeleverde resultaat wordt gebruikt zoals het bedoeld is
4. Welke functionaris behoort doorgaans niet tot een stafdienst?
a. een personeelsfunctionaris
b. het hoofd van de juridische afdeling
c. het hoofd van de afdeling Inkoop
d. de directiesecretaris
5. Welke uitspraak is juist?
a. Het voordeel van het linking-pinprincipe is dat voorstellen makkelijk van beneden
naar boven worden doorgespeeld.
b. Bij een project dat volgens het linking-pinprincipe wordt uitgevoerd hoeven geen
voortgangsverslagen te worden gemaakt.
c. Het nadeel van het linking-pinprincipe is dat het aantal vergaderingen voor een lid
van de werkgroep toeneemt.
d. Bij het linking-pinprincipe is de opdrachtgever – gelet op zijn belang bij het project –
de voorzitter van de stuurgroep.
6. Wat wordt er bedoeld met een organisatie?
a. Een samenwerkingsverband tussen mensen die een aantal activiteiten uitvoeren om
vooraf bepaalde doelen te bereiken.
b. Een instelling die gericht is op de verwezenlijking van niet-economische doelen.
c. Een bedrijf dat bestaat uit leidinggevenden en uitvoerende personen die
ondergeschikt zijn aan de leidinggevenden.
d. Een onderneming die gericht is op het uitvoeren van grote projecten.
7. Welke organisatievorm leent zich het best voor projectmatig werken?
a. de lijnorganisatie
b. de lijn-staforganisatie
c. de matrixorganisatie
d. de structuurorganisatie
8. Welk onderdeel van een projectorganisatie treedt vaak op namens de opdrachtgever?
a. de projectleider
b. de stuurgroep
c. de projectgroep
d. de externe deskundige
124
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
2.6.3 Korte opdrachten
1. a. In onderstaande tabel zijn tien eigenschappen opgesomd. Geef bij elke eigenschap
aan of die voor een projectleider onmisbaar is. Geef een argument voor je keuze.
Een eerste voorbeeld is ingevuld.
b. Verzin zelf ook nog twee eigenschappen die een projectleider juist wel of juist niet
moet hebben. Neem die ook in de tabel op.
Eigenschap
Ja
Nee
N.v.t.
Sociaal



Nauwgezet



























Lui
Initiatiefrijk
Ambitieus
Intelligent
Chaotisch
Zelfverzekerd
Aardig
Flexibel
Argument
Moet zich kunnen verplaatsen in mensen.
Moet medewerkers motiveren.
Moet met allerlei groepen kunnen overleggen.
2. a. Zoek iemand in je omgeving die bij een middelgroot bedrijf of middelgrote instelling
(vanaf ongeveer 30 medewerkers) werkt.
b. Stel aan deze persoon de juiste vragen om erachter te komen of er in dat bedrijf
(of die organisatie) sprake is van een lijnorganisatie, een lijn-staforganisatie of een
matrixorganisatie.
c. Maak een kort verslag waarin je onder meer door middel van een organigram het
type organisatie aangeeft.
3. Misschien heb je er wel eens over nagedacht of je na je opleiding liever in een bedrijf
wilt werken, of in een instelling.
Geef in een kort verslag aan waar je voorkeur naar uitgaat en waarom.
4. In elke organisatie gebeurt het dat men, vooral als er haast geboden is, zaken ‘via de
achterdeur’ regelt, dus niet langs de formele weg maar via het informele circuit.
a. Bedenk hiervan voordelen en risico’s. Motiveer je antwoord.
b. In welke van de genoemde organisatievormen loopt men de meeste kans dat dit
gebeurt? Motiveer ook hier je antwoord.
c. Is de uitspraak: “De formele organisatie moet een kopie zijn van de informele
organisatie” volgens jou juist? Licht je antwoord duidelijk toe.
5. Teken een organigram van de school.
125
Module 6 – Projectmanagement
De organisatie
Hoofdstuk 2
2.7 Samenvatting
 Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen mensen die een aantal
activiteiten uitvoeren om vooraf bepaalde doelen te bereiken. We maken onderscheid
tussen instellingen en ondernemingen of bedrijven. Een onderneming is primair
gericht op bedrijfseconomische doelen; bij een instelling ligt het accent meer op de
verwezenlijking van niet-economische doelen.
 In de praktijk bestaan er verscheidene organisatiestructuren, die zijn terug te brengen
tot drie basisvormen: de lijnorganisatie, de lijn-staforganisatie en de matrixorganisatie.
 De projectorganisatie loopt door deze drie vormen heen. Zij is gebaseerd op de
uitvoering van grote en minder grote projecten en is per definitie een tijdelijke zaak.
 In de meest uitgebreide vorm zijn bij een project de volgende individuen en groepen
betrokken: de opdrachtgever, de stuurgroep, de projectgroep, de projectleider en de
werkgroep.
 De belangrijkste taken van de stuurgroep zijn:
 beslissen of het project al of niet moet worden voortgezet
 zorgen voor de benodigde faciliteiten en andere randvoorwaarden
 bij het uitvoeren van samenhangende projecten zorgen voor de noodzakelijke
afstemming tussen deze projecten.
 De projectgroep, die doorgaans bestaat uit mensen van verschillende vakdisciplines,
werkt aan de totstandkoming van het projectresultaat. Een projectorganisatie wordt
ontbonden zodra het project is afgerond.
 De leden van de werkgroep voeren de in de projectgroep gemaakte plannen uit.
 Tot de taken van een projectleider worden gerekend:
 zorgen dat de juiste mensen in de projectgroep zitting nemen
 afspraken vastleggen in het plan van aanpak
 bewaken van de voortgang van het project of de verschillende deelprojecten via
overleg met de stuurgroep en/of opdrachtgever
 het organiseren van de uit te voeren activiteiten
 zorgen dat de mensen het juiste werk doen
 controleren of de kwaliteit van het uitgevoerde werk goed is
 verantwoording afleggen aan de opdrachtgever en/of de stuurgroep
 zorgen dat alle resources op het juiste moment beschikbaar zijn.
 De drie belangrijkste communicatiemiddelen zijn: het linking-pinprincipe, het
voortgangsverslag, en de agenda en notulen.
126
Download