Artikel VolZin: haan crisispraat vs2

advertisement
VolZin,14 november 2008, p. 16-19
‘Sociaal geld’ is aanvulling op kapitalistisch geldstelsel
Terug naar de reële economie
foto:
De omzet in de financiële sector heeft nog slechts voor enkele procenten
betrekking op de financiering van de ‘echte economie’
Tekst: Roelf Haan
In plaats van een dienaar te zijn van de markt is de financiële sector verworden tot een
obstakel voor een gezonde economie. Het huidige geldstelsel is een wereld met eigen wetten,
waarin banken opereren los van de werkelijke maatschappelijk behoefte. Experimenten met
alternatieve geldsystemen bleken in tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930 zeer
succesrijk, maar werden door de monetaire autoriteiten tegengewerkt. De financiële sector
lijkt omgeven door religieuze taboes.
Het geldstelsel, dat in ‘crisis’ verkeert, is niet zo gemakkelijk te doorgronden. Dat komt niet
alleen door de ingewikkeldheid ervan, of door het feit dat de bankiers zich te buiten gingen
aan producten die zij ook zelf niet meer begrepen. Een werkelijk kritische analyse van het
geldfenomeen moet wel een taboe doorbreken. Centrale bankiers plegen doorgaans een soort
van orakeltaal te bezigen; zij lijken te spreken vanuit een geheimzinnig mysterie. Het
mysterieuze karakter van het geldsysteem wordt treffend geïllustreerd in de uitspraak van de
vorige centrale-bankpresident van de VS, Alan Greenspan: If you have understood me, then I
must not have made myself clear (Als u mij begrijpt, heb ik mijzelf niet goed uitgedrukt). Dat
kan ook maar beter zo worden gelaten, want, als ook gewone mensen zouden doorzien wat
wordt beweerd en verhuld, wat blijft er dan over van het ‘vertrouwen’ dat zo essentieel is in
de risico-economie? Met andere woorden, we betreden hier religieuze grond. Niet voor niets
ontstond het geld als tempelgeld. Banken houden dit effectieve idee graag in stand in de
architectuur van hun gebouwen, die in veel landen op Griekse en Romeinse tempels gelijken.
Geldschepping
Duidelijk is dat de banken onze geldscheppers zijn. Dat wil zeggen ons geld komt de
economie binnen vanuit de banken. Banken verlenen kredieten. Dat uitstaande krediet van de
banken gezamenlijk is vele malen omvangrijker dan de ontvangen spaardeposito’s. De
spaarders zullen nooit allemaal tegelijk hun tegoed opvragen; de banken kunnen dus veel
meer ‘uitzetten’ dan het bedrag dat zij van spaarklanten in bewaring hebben. Dit wordt
geldschepping genoemd. De dekking wordt, naast dit vertrouwen van spaarders, belichaamd
door het eigen vermogen van de bank. Deze dekking hebben de internationaal opererende
banken in de waagschaal gesteld door voor zichzelf te gaan bankieren, en wel in
onverantwoorde speculatieve producten, zoals de voortdurend opnieuw ‘verpakte’ en
doorverkochte ondeugdelijke Amerikaanse hypotheken.
In de discussie wordt doorgaans verzwegen dat het geld dat de banken scheppen hun gratis
toevalt. Natuurlijk hebben zij de kosten van het betalingsverkeer en van hun bedrijfsvoering,
maar het grote deel van het krediet dat niet de tegenwaarde vormt van in deposito ontvangen
spaartegoeden maar dat zij zelf creëren, is voor hen kosteloos. Zij scheppen inderdaad geld uit
het niets. Het uitgezette krediet is voor de bank een actiefpost op de balans, behoudens een
risiso-element (dat bij gezond beleid beperkt is). De banken hebben dat geld niet verkregen
zoals ieder ander dat moet verkrijgen (uit verkoop van goederen of diensten of het leveren van
een arbeidsprestatie); zij hebben het niet verdiend, maar gecreëerd. Het is voor hen gratis.
Muntloon
Zo sloegen de Middeleeuwse heren hun munten. Eerst moest de munter het metaal kopen. Dat
metaal, de grondstof voor de munt, was afkomstig uit de reële economie. Maar de nominale
waarde van de munt was groter dan de metaalwaarde: het verschil was vermogenswinst voor
de degene die het recht bezat tot munting. Dat douceurtje voor de heer werd seigniorage
genoemd. Het was zijn muntloon, het loon voor de geldschepping. Die seigniorage doet zich
evenzeer voor in de moderne geldschepping door het bankwezen. We noemen het geen
muntloon meer omdat de geldvoorraad nauwelijks meer bestaat uit munten en bankbiljetten,
maar bijna geheel uit giraal en elektronisch geld. Maar het gaat om hetzelfde: het verschil
tussen de waarde van het gecreëerde geld en de kosten van de geldcreatie.
Dit recht tot toe-eigening van de waarde van het geld dat je zelf in omloop brengt is een uniek
monopolie waarover de banken beschikken. Voor sommige economen is dit ook een
principiële reden waarom banken genationaliseerd zouden moeten zijn. De tegenwaarde van
de seigniorage moet een maatschappelijk doel dienen! Het stelsel heeft het privilege dat het
Banken scheppen geld uit niets
beschikt over geld dat het niet heeft hoeven te verdienen in de ‘reële economie’. Maar het
geeft er natuurlijk ook iets voor terug: de voorziening in de voorraad geld die de reële
economie draaiende houdt. De verzorging van het betalingsverkeer en het voorzien in de
maatschappelijke kredietbehoefte zijn een publieke functie. Als de banken gezonde
activiteiten ontwikkelen, verdienen zij dus het vertrouwen van het publiek. Zij zijn weliswaar
private marktpartijen, maar de markt zelf en het publieke financiële toezicht zouden hun doen
en laten in goede banen moeten leiden.
Herman Wijffels heeft opgemerkt: ‘Banken zijn in plaats van geldscheppende instellingen,
geldvernietigende instellingen geworden’ (FD, 13 oktober). Dat geeft aan hoezeer de banken,
door hun aanstevenen op deze crisis, hun bestaansgrond hebben verloochend. Weliswaar vindt
de kredietvernietiging vooral plaats binnen de financiële sector, in hun onderlinge wingewest
dus, maar de gevolgen voor de reële economie blijven niet uit doordat de verzwakte banken
hun maatschappelijke functie niet meer goed kunnen uitoefenen. De internationale financiële
sector is reeds lang een factor van grote instabiliteit. Het klassieke bankwezen diende ter
‘smering’ van de werkelijke economie (betalingsverkeer, productieve en consumptieve
kredieten, spaarfaciliteiten, begeleiding van aandelenemissies, effectenverkeer etc.). Wat er
echter in de valuta-, effecten- en derivatenhandel omgaat in speculatieve geldbewegingen
voor de winst op korte termijn, heeft een zodanige omvang aangenomen dat de omzet in de
2
financiële sector nog slechts voor een fractie van enkele procenten betrekking heeft op de
financiering van de ‘echte economie’. Het is interessant dat deze term nu zo vaak in de
De crisiswerkeloosheid van de jaren dertig
was op korte termijn oplosbaar,
maar president Roosevelt was tegen
discussies wordt gebruikt. De transacties tussen financiële instellingen in ‘financiële
producten’ zijn geen echte economie. Geld kun je niet eten. De sector is een wereld geworden
van eigen wetten en spelregels, van speculatie om dagwinst, los van de maatschappelijke
economische behoeften (waartoe op zich producten als verzekeringen, afdekking van
valutarisico’s e.d. wel degelijk behoren). In plaats van een dienaar van de markt is de
financiële sector het grote obstakel geworden voor de gezonde werking van de markt.
Schuldgeld
Ons geld komt in de wereld als krediet waarvoor de ontvanger rente moet betalen. Economen
noemen dit debt money, schuldgeld. Doordat kredieten veelal weer van kredieten afhankelijk
zijn, is deze vorm van geldcreatie riskant. Blijft een debiteur in gebreke, dan kan ook zijn
crediteur omvallen, die mogelijk weer in het krijt staat bij zijn eigen schuldeisers. Schuldgeld
is dus conjunctuurgevoelig: afhankelijk van wisselvalige omstandigheden. Het betekent dat
journalisten niet ieder jaar, iedere maand, of iedere dag het woord ‘crisis’ hoeven uit te
vinden. Het gevaar van monetaire instabiliteit is permanent en structureel. Wanneer de
huidige crisis is bedwongen, zal de volgende crisis, waarschijnlijk een dollarcrisis, er met
zekerheid aankomen. Van belang is dat wij zien dat het geldstelsel, of het nu in crisis is of
niet, altijd van grote invloed is op de inrichting van de economie en de daar veroorzaakte
wereldproblemen.
Een van de monetaire deskundigen die, net als Wijffels, de verbanden analyseert tussen ons
geldstelsel en de grote vraagstukken van wereldschaarste (voedsel!), klimaat, milieu en
vergrijzing is de Belgisch-Californische financieel specialist Bernard Lietaer. Meestal wordt
kritiek op de economische orthodoxie weggezet als ‘vaag’ en dus niet ‘deskundig’. Lietaer is
een autoriteit uit de bankwereld zelf. Hij werd destijds aangemerkt als ’s wereld topvalutahandelaar. Hij kent het systeem door en door doordat hij er een leidende rol in speelde
en nog steeds optreedt als adviseur van multinationale ondernemingen. Als topfunctionaris bij
de Belgische Centrale Bank was hij een belangrijke wegbereider van de euro.
Lietaer wijst er op dat er ook ander geld is dan het instabiele debt money. Wie krediet tegen
rente opneemt, moet zorgen dat hij het niet alleen terugbetaalt maar ook de rente voldoet.
Debt money is daarom per definitie schaars. Het beperkt ook de blik tot de korte termijn.
Maar geld kan ook op andere wijze worden gecreëerd. Dat gebeurt in de duizenden vormen
van ‘gemeenschapsgeld’, die vooral tijdens de Grote Depressie van de jaren 30 een
verrassende rol hebben gespeeld. Er was toen sprake van een crisis in de reële economie die
haars gelijke niet heeft gekend (al beginnen in de VS contouren ervan weer zichtbaar te
worden). De werkloosheid was algemeen. Maar mensen vroegen zich af: wij willen werken,
wij hebben iets te bieden, en bij anderen bestaan de behoeften waarin wij kunnen voorzien.
Dus werd, als begon men in de economische leerboekjes weer op pagina 1, opnieuw het geld
uitgevonden in zijn basisfunctie als ruilmiddel. Daardoor bloeiden in lokale groepen de
werkgelegenheid en de productie weer op.
3
Rente bevordert niet alleen de concurrentie om schaars geld, zij voedt de noodzaak van
voortdurende groei, ook als die niets toevoegt aan de verbetering van de levensstandaard. Zij
concentreert bovendien de welvaart in de handen van weinigen. Hier zien we de betekenis van
de grote intuïtie van jodendom, christendom en islam, die de rente verboden. Toen enkele
Mexicaanse nonnen vanwege de Mexicaanse schuldencrisis in de jaren tachtig aan de paus
vroegen zich uit te spreken over het renteverbod, antwoordde kardinaal Ratzinger dat de
rooms-katholieke kerk het nimmer heeft opgeheven. Maar iedere economische gevolgtrekking
bleef uit.
Vrijgeld
Schuldgeld bevordert eerder de concurrentie dan de economische samenwerking.
Gemeenschapsgeld is niet schaars en niet conjunctuur- of inflatiegevoelig. Het is mutual
currency, wederzijds geld. Hoe werkt het? Burgemeester Untenguggenberger van het kleine
Oostenrijkse stadje Wörgl zag de grote werkloosheid van zijn mensen en tegelijk de grote
behoeften die vanwege het geldgebrek niet werden vervuld. Zijn gemeentekas beschikte in
1932 slechts over een klein bedrag aan reserve. Dit gaf hij niet uit ter (eenmalige) leniging
van de nood, maar hij deponeerde het in een locale spaarbank, als dekking voor een
alternatieve muntsoort die deze bank nu zelf creëerde. Dat gebeurde niet via krediet, maar in
reële transacties die zichzelf financierden: de burgemeester realiseerde allerlei
gemeentewerken waarvoor de arbeiders met dit ‘Vrijgeld’ – zoals hij het noemde – werden
betaald. Zo kwam ook het onderlinge economische verkeer weer op gang. De omloopsnelheid
van deze vrijgeld-bankbiljetten was zo groot, dat er in enkele maanden een marktomzet
ontstond van (in dollars) 7,5 miljoen; de investeringen liepen in een jaar op met meer dan 200
procent. Die omloopsnelheid werd gestimuleerd doordat op het houden van deze bankbiljetten
een negatieve rente werd geheven van 1 procent per maand. Als iemand het geld in zijn
portemonnee hield verloor het dus aan waarde. Daardoor werd het uitgegeven en stimuleerde
het de economie. Met de opbrengst van de negatieve rente, in feite immers een belasting die
betaald werd door de houders van het geld, financierde de burgemeester een gaarkeuken voor
220 van de allerarmste families. Er waren in de jaren dertig talloze voorbeelden van dergelijke
succesrijke initiatieven. Zij bevorderden niet alleen de gemeenschapseconomie, maar ook
allerlei omringende conventionele bedrijfsactiviteit die bleef werken met het officiële geld.
Het klinkt fantastisch, maar is toch waar. Enkele honderden andere gemeentes wilden het plan
kopiëren. Maar de Oostenrijkse Centrale Bank verbood deze projecten, en zo kwam er een
vroegtijdig einde aan. De staat wilde zijn monopolie als geldschepper niet verliezen.
Hetzelfde gebeurde in Hitler-Duitsland. Een creatieve en buitengewoon effectieve vorm van
economische democratie werd de kop in gedrukt, in concurrentie met de staat.
Het verhaal gaat verder. De bekende economieprofessor Irving Fisher van Yale liet zich door
de Oostenrijkse ‘burgemeester met de lange naam’, zoals hij hem noemde, inspireren en
schreef een handleiding voor de duizenden gemeenschappen in de VS die iets soortgelijks van
de grond hadden getild. Fisher, nog steeds een grootheid binnen de orthodoxe economische
canon, kwam tot de conclusie dat in korte tijd (‘drie weken’!) de crisiswerkloosheid in de VS
kon worden opgelost, mits de monetaire autoriteiten niet zouden tegenwerken. Zijn plan
bereikte president Franklin Roosevelt. Maar evenals Oostenrijk en Duitsland verbood deze de
experimenten. De politieke implicaties van een economische decentralisatie lagen te gevoelig.
Roosevelts New Deal-politiek moest de grass root-initiatieven de wind uit de zeilen te nemen.
Zijn politiek had een beperkt gunstig effect, maar, evenals in Hitler-Duitsland, was het de
oorlog die werkelijk een einde maakte aan de depressie.
4
Van de vele sociale geldsoorten uit de jaren 1930 is slechts één blijven bestaan. Zwitserland
kent nog steeds de gemeenschapsmunt WIR, geïnspireerd op de geldtheorie van de econoom
Silvio Gesell. Deze financiert thans een omzet ter waarde van enkele miljarden Zwitserse
franken.
Geld van de toekomst
Bernard Lietaer, aan wiens heldere boek Het geld van de toekomst: een nieuwe visie op
welzijn, werk en een humanere wereld (De Boekerij, 2001) hier een en ander is ontleend,
roept niet op tot afschaffing van het kapitalisme. Dat heeft zijn beperkte functie.
Gemeenschapsmuntsoorten zijn een aanvulling, daar waar het kapitalisme structureel nalaat
werkgelegenheid te creëren. Dat is vooral het geval in regio’s met massale werkloosheid. In
Argentinië stortte in 2002 het geldstelsel volledig in. Miljoenen mensen namen toen hun
toevlucht tot alternatieve sociale geldnetwerken - om die overigens onmiddellijk weer de rug
toe te keren toen het binnenlandse kapitalisme zich herstelde.
De verrassende verhalen over sociale geldsystemen kunnen niet één op één worden toegepast
als antwoord op de huidige kredietcrisis. Maar zij scherpen wel het denken over het stellen
van de goede vragen: Wat is eigenlijk economie? Waarom is het geld niet economievriendelijk? Waarom zijn mensen economische slachtoffers en niet zelf de auteurs van een
menswaardige economie? Het belang van de benaderingen van Gesell en Fisher werd
onderschreven door niemand minder dan John Maynard Keynes, die in zijn hoofdwerk van
1936 schreef: “Ik geloof dat we in de toekomt meer zullen opschieten met de inspiratie van
Gesell dan die van Marx.” We zijn toe aan een economie die eerder gebaseerd is op relaties
dan op bezit.
Roelf Haan is voorzitter van de interkerkelijke ontwikkelingsorganisatie Solidaridad. Hij was verbonden aan de
ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken en aan het Internationaal Monetair Fonds in Washington. Hij
doceerde ontwikkelingseconomie in Amsterdam en Buenos Aires, Argentinië, en was algemeen directeur bij de
IKON.
5
Download