ZEGEN KOMT VAN BOVEN - hemelvaartspreek over Lucas 24:50-52 – Aanwijzingen voor de liturgie Orde van Dienst B, morgendienst Votum en vrede-/zegengroet Zingen: Gezang 101:1,2 en 3 (Gereformeerd Kerkboek) Gebed Lezen: Handelingen 1:1-11 Zingen: Psalm 47:3 en 4 Tekst: Lucas 24:50-52 Preek Zingen: Psalm 68:7 en 8 Belijdenis van het geloof, als volgt: * Lezen: Apostolische Geloofsbelijdenis, t/m opstanding * Zingen: Lied 228:1 en 2 (Liedboek voor de kerken) * Lezen: Apostolische Geloofsbelijdenis, wederkomst t/m eeuwig leven * Zingen: Lied 228:6 (Liedboek voor de Kerken) Dankgebed Collecte Zingen: Opwekking 710 Zegen ZEGEN KOMT VAN BOVEN - hemelvaartspreek over Lucas 24:50-52 – Gemeente van onze opgevaren Here Jezus Christus! U zult weten: het gebeurt niet zo vaak - dat ik dingen meeneem, om op de preekstoel te laten zien. Er zijn dominees, die dat met enige regelmaat doen. Maar ik niet, ik doe dat maar hoogst zelden. En toch, toen ik bezig was met de preek voor vanmorgen. Dacht ik bij mezelf: ‘Hemelvaartsdag, is een bijzóndere dag! Een feestdag! Laat ik maar weer ‘ns wat meenemen, de preekstoel op. Om aan de mensen te laten zien, en mijn preek mee te verduidelijken.’ En dan zíe ik sommigen onder u, wat verbaasd kijken. Omdat ze niet gezien hebben, dat ik iets mee de preekstoel op heb genomen. En toch, eerlijk is eerlijk: ik heb het niet stiekem gedaan, en het ook niet verstopt. Sterker, nog: als u goed hebt opgelet, in de dienst tot nu toe. Hébt u al kunnen zien, wat ik heb meegenomen. Om u vanmorgen, op deze Hemelvaartsdag – aan het begin van de preek te laten zien. Helemaal, aan het begin van de dienst. En misschien, dat als ik het zó zeg – het kwartje bij sommigen van u, wel begint te vallen. Want helemaal aan het begin van elke kerkdienst, en ook: aan het einde. Laat een dominee zijn beide handen, aan de gemeente zien. Als hij namelijk, die gemeente zegent. En vanmorgen, wil ik ze u aan het begin van de preek – opnieuw laten zien. U vragen, om er ‘ns góed naar te kijken. En na te gaan, of er nu ook iets bijzonders aan te ontdekken valt. Want om eerlijk te zijn: toen ik bezig was, met de voorbereiding van de preek van vanmorgen. Heb ik zelf óók ‘ns naar m’n handen zitten kijken, maar er niets bijzonders aan kunnen ontdekken. Voor zover ik na kon gaan, zijn het twee hele gewone mensenhanden. Waarvan er bij wijze van spreken, dertien in een dozijn gaan. Maar hoe kan het dan, heb ik me óók af zitten vragen – dat die gewone handen van mij, zulke bijzondere dingen doen? Want ik noemde het al even: aan het begin én het einde van elke kerkdienst, gebruikt een dominee zijn handen om de gemeente mee te zegenen. Dan heft hij ze op, en deelt hij er ‘zegen’ mee uit: ‘genade’ en ‘vrede’. En dan zijn we daar als kerkgangers zó aan gewend, dat we er vaak helemaal niet meer van opkijken. Maar als je de moeite neemt, om er even wat langer over na te denken. Kom je er al gauw achter, hoe bijzónder of dat toch eigenlijk is. ‘Hoe kan het toch’, heb ik me bij de voorbereiding van deze dienst af zitten vragen. ‘En waar haal ik de moed vandaan – om als ik op de preekstoel sta. M’n handen op te heffen, over de gemeente. En net te doen, alsof ik de broeders en zusters zou kunnen zegenen? Ja, hoe háál ik het in m’n hoofd? Want ik ben een mens als zij, en zegen moet van boven komen!’ Ik verkondig u het Hemelvaartsevangelie – in een preek, die ik als volgt zou willen samenvatten: JEZUS ZEGENT ZIJN LEERLINGEN! Hij 1. zet hen op een kruispunt 2. richt hen op de hemel 3. leidt hen naar Jeruzalem 1. Jezus zet zijn leerlingen op een kruispunt. Misschien vond u wel, dat de preek van vanmorgen een wat verwárrend begin had. Onder meer, omdat er wat moeilijk werd gedaan - over de zegen. Voor sommige mensen, toch één van de mooiste onderdelen van de eredienst. Want al begrijp je de preek niet, je krijgt in ieder geval de zegen mee! En waarom juist dáár, dan moeilijk over gaan doen? En dat dan óók nog, uitgerekend op Hemelvaartsdag! Een dag, die toch voor alles een fééstdag behoort te zijn. Gemeente, als u dát denkt – dan kan ik me daar op zich, best het nodige bij voorstellen. En toch, zou ik óók willen zeggen: ergens hoort juist die verwarring, ook bij ‘het gevoel van Hemelvaartsdag’. Want u moet voor de aardigheid maar eens proberen, om vanmorgen in de schoenen van Jezus’ leerlingen te gaan staan. Met hún ogen, de verzen te lezen – die de tekst voor de preek vormen. Mogelijk, dat u dan iets gaat begrijpen – van die ‘verwarring’. Ik bedoel: in de oren van de leerlingen, klinken op Hemelvaartsdag de woorden nog na. Die ik u afgelopen zondag heb mogen verkondigen, bij de bevestiging. De duidelijke opdracht, die de Meester hun gegeven gehad. ‘Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed.’ Maar het verwárrende is dan, dat Lucas één vers later. Het eerste vers, van onze tekst. Vertelt, dat diezélfde Meester – hen op Hemelvaartsdag de stad mee uit heeft genomen. En u kunt zich voorstellen, denk ik – dat dat voor verwárring heeft gezorgd, bij de leerlingen. Maar dat is nog niet alles: de verwarring wordt nog groter, als Lucas ons vervolgens vertelt – waar de Meester hen mee naartoe heeft genomen. En waar Hij zijn leerlingen heeft neergezet. ‘Hij nam hen mee de stad uit’, vervolgt Lucas immers, ‘tot bij Betanië’. En dan zijn er redenen om aan te nemen, dat hij daarmee bedoelt: ‘tot bij de afslag naar Betanië’. Met andere woorden: op Hemelvaartsdag, zet de Heiland zijn leerlingen op een kruispunt neer. En: een móeilijk kruispunt, ook nog! Want ze komen uit de stad, uit Jeruzalem. Die ligt achter hen, en: daar hadden ze volgens de Heiland moeten blijven. Om te wachten, op kracht van boven. Maar op deze Hemelvaartsdag, heeft Hij hen zelf mee de stad uit genomen. En op een verwarrend kruispunt gezet – dat ook nog diverse ándere mogelijkheden biedt. En, het móet gezegd: die andere mogelijkheden, hebben óók zo hun aantrekkingskracht op de leerlingen! Want ja, ik zei het al even: de Heiland heeft hen meegenomen, tot aan de afslag naar Betanië. Het dorp, waar Martha, Maria en Lazarus wonen. Waar ze met de Meester zulke fijne uren hebben doorgebracht. En waar Hij ook zo’n groot wonder heeft gedaan. En als ze rechtdoor gaan, komen ze uiteindelijk in Galilea uit. Dat hun ‘thuisland’ is. En, nogmaals: zo zal ‘het kruispunt van Hemelvaartsdag’, voor de leerlingen bepaald een verwárrend kruispunt zijn geweest! En misschien, het zou zomaar kunnen – dat u dat dan wel herkent. U in uw leven met en voor de HERE, óók al weleens op zo’n verwarrend kruispunt hebt gestaan. Want ook voor ons geldt, dat de opdracht die de Heiland ons gegeven heeft. En de woorden, die Hij tot ons gesproken heeft. Op zich, vaak best heel duidelijk zijn. Daar mankeert het niet aan, om zo maar te zeggen. En: ook ons, heeft Hij duidelijk richting gewezen. We moeten, in ons leven voor de HERE – achter Hem aan! Ons kruis op ons nemen, en dat achter Hem aandragen. Maar dan kán er een moment komen, in je leven. Waarop zomaar ineens, toch de twijfel toeslaat. En je jezelf afvraagt: ‘doe ik er eigenlijk wel góed aan, en: verstandig aan? Om die weg achter Jezus aan, ook echt te gaan in m’n leven? Dat kan bijvoorbeeld gebeuren, als je nog jong bent. En voor de vraag komt te staan, of je ook belijdenis van je geloof moet gaan doen. Ik bedoel: soms héb ik het daarover, met jongeren. En lijkt opeens tot hen door te dringen – wat het kost, om Jezus te volgen. Wat je ervoor op moet geven, welk kruis je op dan op je moet nemen. En dat een leven mét Jezus, misschien wel lang zo ‘leuk’ niet is. Als een leven zónder Jezus, zou kunnen zijn of worden. En soms, dan zie je ze terugschrikken. En dat belijdenis doen, toch nog maar even uitstellen. En: op de lange baan schuiven. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen - dat niet alleen jongeren, vroeg of laat op het verwarrende ‘kruispunt van Hemelvaartsdag’ komen te staan. Want ook, als je al lang en breed volwassen bent. En misschien al jaren geleden, belijdenis hebt gedaan. Kun je maar zo, en voor je er erg in hebt. Op dat kruispunt komen te staan. Ik bedoel: dan heb je er bewust voor gekozen, om in je leven de weg achter Jezus aan te gaan. Je kruis, achter Hem aan te dragen. Maar kom je plotseling op een punt in je leven, waarin je weer héél duidelijk ziet – wat die keuze je eigenlijk kóst. Wat je opgeeft, en: jezelf ontzegt. Om Jezus te kunnen volgen. En wéét je het opeens zo zeker niet meer. Moet ik hier eigenlijk wel mee doorgaan? Doe ik daar wijs aan? Of kan ik beter, een andere weg inslaan? En als u het wel eens hebt meegemaakt, in uw leven. Zult u weten – hoe verwárrend het kan zijn, om op dat kruispunt neergezet te worden. Omdat er van verschillende kanten, en: uit alle macht – aan je getrókken wordt. Waardoor je aan het twijfelen raakt, en eigenlijk niet zo best meer weet – waar je goed aan doet. Maar, weet u: Lucas leert ons dan, in onze tekst. Dat die verwarring, ergens ook onderdeel uitmaakt – van ‘het gevoel van Hemelvaartsdag’. 2. Jezus richt zijn leerlingen op de hemel. Gemeente, Hemelvaartsdag heeft iets ‘verwarrends’ – hebben we net gehoord. Maar, aan de andere kant: toch ook, iets móóis. En ook dat vertelt Lucas ons, in de verzen die vanmorgen de tekst voor de preek vormen. Want als hij heeft verteld, hoe de Here Jezus zijn leerlingen op dat kruispunt heeft neer gezet. Bij de afslag naar Betanië. Is dat het einde niet, maar vertelt hij ons óók nog. Hoe de Heiland, uitgerekend dáár – zijn leerlingen ook begint te zegenen. ‘Hij hief zijn handen op’, schrijft hij. ‘En zegende hen.’ Net zoals een dominee dat doet, aan het begin en het einde van elke kerkdienst. Maar, dénk erom: de vragen die we daarbij gesteld hebben, aan het begin van de preek. Die hoeven we niet te stellen, als de Heiland in het Hemelvaartsevangelie zijn leerlingen zegent. Want ga maar na: aan het begin van de preek, heb ik u gevraagd – naar de handen te kijken, waar ik u regelmatig mee zegen. En dat bleken toen hele gewóne mensenhanden te zijn, waarvan er bij wijze van spreken dertien in een dozijn gaan. Maar gemeente, kijk nu dan óók eens – naar de handen, waarmee de Heiland in het Hemelvaartsevangelie zijn leerlingen zegent. Want daar, is wél iets bijzonders aan te ontdekken. Omdat er nog de wonden in te zien zijn, of ik elk geval: de littekens. Van de spijkers, waarmee de Heiland een tijdje terug aan het kruis is vastgespijkerd. En dat, gemeente – maakt álles anders! Want waarom moest ik aan het begin van de preek zo moeilijk doen, over de handen waarmee ik u aan het begin en het einde van elke kerkdienst gewoon ben te zegenen? Nu, dat was – omdat het inderdaad, gewóne handen waren! Van een mensenkind, dat in helemaal niets verschilt. En: even zondig is, als de mensen over wie hij die beide handen uitstrekt. Om ze te zegenen, met ‘genade’ en: met ‘vrede’. En ja, dán is er een probleem! Omdat dat mensenkind, ook al staat het honderd keer op een preekstoel. En is het duizend keer predikant. Net zo min ‘zegen’ verdient – als de zondaren, die hij meent te moeten zegenen. Hij verdíent geen ‘zegen’, en kan die dus ook niet uitdelen. Maar bij de Here Jezus Christus, is het dus een ander verhaal. Hij zegent zijn leerlingen, met doorboorde handen! Anders: met handen, die die zegen aan het kruis verdiend hebben. En dat, gemeente – maakt álles anders! Hoe verwarrend het voor de leerlingen ook mag zijn, op dat ‘kruispunt van Hemelvaartsdag’. Ze hoeven er daar geen seconde aan te twijfelen, dat als de Meester zijn handen opheft. Om hen te zegenen. Ze die zegen, dan ook zullen ontvangen! Want daarvoor, is Hij nu juist aan het kruis gegaan. En: heeft Hij Zich de dood in laten jagen. En zo brengen zijn handen, licht in hun duisternis. En: rust, in hun verwarring. En toch, hoe mooi dat ook lijkt. Het duurt tegelijk, maar even. Want ‘terwijl Hij hen zegende’, vervolgt Lucas onze tekst. ‘Ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.’ En ja, als u zich dat maar een béétje probeert in te denken – zult u begrijpen, wat voor een grote teleurstelling dat voor de leerlingen geweest moet zijn. Want met de Here Jezus zelf, verdwijnen ook die doorboorde handen uit het zicht. Die zegenen, en: zegenen kúnnen. En gemeente, moet je ergens niet zeggen – dat de gevolgen van dat vertrek, en: die Hemelvaart. Tot op de dag van vandaag, nog merkbaar en voelbaar zijn? Ik bedoel: missen ook wij, niet nog steeds die beide handen van de Heiland? Die als enige op aarde, ons écht zegenen kunnen? En waarvan we als enige, dus ook echt wat te verwáchten hebben? Nu, als je nuchter rondkijkt op aarde. Zou je dat misschien bijna wel gaan denken, en: gaan zeggen. Want ja, ontbreekt het ons maar al te vaak niet aan ‘zegen’? Aan ‘genade’, en: aan ‘vrede’? En toch, gemeente – en dat is het mooie van een Hemelvaartsdag als deze. Mag ik u vanmorgen verkondigen, dat hoewel de Heiland uit het zicht is verdwenen. En met Hem, ook die zegenende handen uit het zicht zijn verdwenen. We er nog steeds vast van overtuigd mogen zijn, dat Hij er nog nooit mee is opgehouden. Om de zijnen hier op aarde, te zegenen. Met andere woorden: we zíen het misschien niet meer, maar Hij zegent ons nog steeds. Want op Hemelvaartsdag, is de Here Jezus naar de hemel gegaan. Niet, om uit te rusten. Of: ons hier op aarde, te vergeten. Maar om daar zijn werk voort te zetten. Onze enige Hogepriester, die zegenend afscheid heeft genomen. Heeft zijn intrek genomen, in het hemels heiligdom. Om daar het verlossingswerk, dat Hij op aarde begon. Voort te zetten, en te voltooien. Dát gemeente, is de troost van Hemelvaartsdag! De Catechismus zegt, in de laatste Zondag die ik u heb mogen verkondigen – Zondag 12. Dat Christus ons als Hogepriester met het enige offer van zijn lichaam heeft verlost, en met zijn voorbede steeds bij de Vader voor ons blijft pleiten. Maar vandaag, op deze Hemelvaartsdag – mogen we daar nog aan toevoegen: dat Hij (ook) naar de hemel is gegaan. Om vandaaruit, ons zijn zegen te blijven geven. 3. Jezus leidt zijn leerlingen naar Jeruzalem. Gemeente, Hemelvaartsdag heeft iets ‘verwarrends’. We hoorden dat – toen het ging over dat kruispunt, waar de Heiland zijn leerlingen op die dag heeft neergezet. Maar Hemelvaartsdag, heeft net zo goed ook iets moois. Omdat het ons richt op de hemel – van waaruit de opgevaren Here ons nog steeds zijn zegen stuurt. Dat, hebben we óók gehoord. En het mooie is dan, dat dat ook een einde lijkt te hebben gemaakt. Aan de verwarring, waar het mee begonnen was. O zeker, nog stééds staan de leerlingen op dat kruispunt. Bij de afslag, naar Betanië. Maar toch, lijkt het voor hen geen verwárrend kruispunt meer te zijn. Want wat doen ze, als hun Meester van hen is heengegaan? En Hij is opgenomen, in de hemel? Nu, ook dat vertelt Lucas ons nog – aan het slot van zijn evangelie. ‘Ze brachten hem hulde’, schrijft hij. ‘En keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem.’ Aan hun verwarring, is een einde gekomen! Ja, waar ze eerst misschien nog getwijfeld hadden – over de weg, die ze moesten gaan. Weten ze nu precies, wat hun te doen staat. En doen ze het ook, met grote vreugde. Terug naar de stad, om daar te wachten op kracht van boven. Nodig – om vanuit Jeruzalem, met het goede nieuws van Jezus’ dood en opstanding de wereld in te gaan. En daar te getuigen, van wat ze gehoord en gezien hadden. Precies, zoals de Meester hun dat ook had opgedragen. En dan hoop ik maar, gemeente – dat dat alles ook een einde maakt, aan úw verwarring. Dat als u óók op zo’n ‘verwarrend kruispunt’ komt te staan, in uw leven. Waarop er van alle kanten, en: uit alle macht – aan je getrokken wordt. Uitgerekend het Hemelvaartsevangelie u helpen mag, om de twijfel weer te boven te komen. En net als de leerlingen, in het Lucasevangelie – gehoorzaam de weg te gaan, die uw Heer en Heiland u gevraagd heeft te gaan. Want zeker, dat is niet altijd de mákkelijkste weg! Als je ervoor kiest, om achter Jezus aan te gaan. Kies je er óók voor, om je kruis op je te nemen. En achter Hem aan te dragen. En bij tijden, kan dat best heel zwaar zijn. En, toch: je hoeft het niet alleen te doen! Omdat juist Hemelvaartsdag, je op de hemel richt. Je eraan herinnert, dat er boven in de hemel – Iemand is, die om zo maar te zeggen nog steeds zijn doorboorde handen, zegenend over je uitstrekt. En dan weet ik wel: dat vergéét je ook zomaar weer, zeker als het moeilijk is. Of: moeilijk wórdt, in je leven. Dat kruis op je rug, je neerdrukt. Maar, weet u: daarom helpt Hij je ook, om de herinnering levend te houden – aan zijn zegenende handen. Door je telkens maar weer, één van zijn dienaren te sturen. Die vanaf een preekstoel, zijn handen over je uitstrekt. En je zegent, in zijn naam. Achter die dominee, mag je je opgevaren Here zien staan. En zo krijgen we, aan het einde van de preek. Toch nog antwoord, op de vragen waar we die mee begonnen. Want zeker, ook een dominee is maar een gewoon en zondig mens. Met handen, die geen zegen geven kunnen. Maar de doorboorde handen, van onze opgevaren Heer – die kunnen je wél zegen geven. En Hij stuurt je zijn dienaar, om je er elke kerkdienst weer. Aan te herinneren, dat Hij het wil. En geprezen zij daarom, zijn heilige naam! Amen.