Chlorophyceae Trebouxiophyceae Ulvophyceae ’Prasinophyceae’ Mesostigmatophyceae Chlorokybophyceae Klebsormidiophyceae Zygnemophyceae Coleochaetophyceae Charophyceae Embryophyta (Landplanten) Landplan Chlorophyta Charophyta Anthocerotophyta Marchantiophyta Mossen Bryophyta Tracheophyta (Vaatplanten) Levermossen, Hauwmossen en Bladmossen Er zijn op de hele wereld niet meer dan ongeveer 24.000 soorten mossen. Het zijn kleine plantjes, zonder intern transportsysteem en zonder wortels: ze zitten aan de ondergrond vast met rizoïden, celdraden met een wortelachtig uiterlijk. Wanneer mossen blaadjes hebben, zijn die erg klein en dun. Hauwmossen en veel Levermossen zijn niet gedifferentieerd in stengels en bladeren, ze vormen een lobvormig thallus. Er zijn 3 groepen van mossen: Levermossen (Marchantiophyta), Hauwmossen (Anthocerotophyta) en Bladmossen (Bryophyta). De groepen zelf zijn goed omgrensd, maar hun onderlinge relatie is nog onduidelijk. Ofwel de Vaatplanten vormen samen met de Bladmossen een groep, en zijn de Levermossen het eerst afgesplitst, ofwel vormen de Blad- en Levermossen samen één groep, en zijn de Hauwmossen de zustergroep van allemaal. Lycopodiales Lycophyta Selaginellales Isoetales Psilotales Ophioglossales Pteridophy Equisetales (varens) Marattiales Polypodiales Spermatophyta (Zaadplanten) Liverworts, Hornwort There are no more than abou bryophytes. Bryophyte plants no internal transport system o fixed to their substrate by roo called rhizoids. If bryophytes very small and thin. Many are into stems and leaves: all Hor the Liverworts form a thallus, De grote groepen Levenscyclus van een mos ■ Levermossen (Marchantio Levenscyclus Sporenkieming bij Veenmos Broedkorrels bij Bladmossen Van Levermossen bestaan 2 gro vormen, met een thallus van gr bebladerde (“folieuze”) vormen en blaadjes zonder nerfje, in 3 ook de geslachtsorganen draag een voet, een soms korte steel, Levermossen omvatten bijna 40 soorten, in 2 subklassen: de tha met 4 ordes en 17 families, en d 10 ordes en 57 families, met zo bebladerde levermossen. ■ Liverworts (Marchantiop Among the Liverworts 2 types o thallose, consisting of a thallus foliose, with stems and leaves w are arranged in 3 rows along th the reproductive organs. The sp foot, an occasionally short stalk There are almost 400 genera, a subclasses, the foliose Marchan 17 families, and Jungermanniid 57 families, containing thallose D A BL O N TS G TA A RO N EN A A RD E In een mosplantje (A) heeft elke cel 1 set chromosomen. Dit stadium heet gametofyt. Op het mosplantje worden in speciale organen (B) de gameten of geslachtscellen gevormd, mannelijke (C) en vrouwelijke (D), met elk ook slechts 1 set chromosomen. Na bevruchting ontstaat de sporofyt (E), met in elke cel 2 sets chromosomen. In dit stadium wordt een sporenkapsel (F) gevormd. Hierin vindt de reductiedeling plaats, waarbij sporen worden gevormd, die elk weer 1 set chromosomen bevatten. Uit elke spore (G) kan een voorkiem (H) groeien, waarop weer nieuwe mosplantjes (J) kunnen ontstaan. Deze afwisseling van gametofyt en sporofyt in een levenscyclus heet generatiewisseling. Mossen planten zich ook vaak ongeslachtelijk voort, met behulp van broedknoppen en korrels. ● ● 4.500.000.000 3.700.000.000 Landplanten n Lycopodiales Lycophyta Selaginellales Isoetales Psilotales Ophioglossales Pteridophyta Equisetales (varens) Marattiales Polypodiales Spermatophyta (Zaadplanten) Cycadaceae Stangeriaceae Zamiaceae Cycadales Ginkgoaceae Ginkgoales Ephedraceae Gnetaceae Welwitschiaceae Gnetales Coniferales Angiospermae (Bloemplanten) n Gymnospermae (Naaktzadigen) Pinaceae Araucariaceae Podocarpaceae Sciadopityaceae Taxaceae Cephalotaxaceae Cupressaceae Liverworts, Hornworts and Mosses There are three groups of Bryophytes: Liverworts (Marchantiophyta), Hornworts (Anthocerotophyta), and Mosses (Bryophyta). These are all well defined groups, although relationships between them are not yet clear. Either the Vascular plants and Mosses form a group, with the Liverworts as sister group to all others, or Mosses and Liverworts form one, with the Hornworts as sister group to them all. De grote groepen ■ Hauwmossen (Anthocerotophyta) Van Levermossen bestaan 2 groeivormen: thalleuze vormen, met een thallus van groene lobben, en bebladerde (“folieuze”) vormen. Deze hebben stengels en blaadjes zonder nerfje, in 3 rijen langs de stengel, die ook de geslachtsorganen draagt. De sporofyt bestaat uit een voet, een soms korte steel, en het sporenkapsel. Levermossen omvatten bijna 400 geslachten en 6-8000 soorten, in 2 subklassen: de thalleuze Marchantiidae, met 4 ordes en 17 families, en de Jungermanniidae, met 10 ordes en 57 families, met zowel thalleuze als bebladerde levermossen. De Hauwmossen werden ook wel tot de Levermossen gerekend. Het is een kleine groep van ongeveer 100 soorten, die nu in een aparte afdeling naast de Levermossen en de Bladmossen worden geplaatst. Het sporenkapsel van Hauwmossen is ongesteeld en langwerpig, en opent zich met lengtespleten. Het groeit van onderaf bij terwijl het aan de bovenkant al rijpe sporen kan vormen. Er worden meestal 6 geslachten onderscheiden: Anthoceros, Phaeoceros, Folioceros, Notothylas, Megaceros en Dendroceros. ■ Liverworts (Marchantiophyta) ■ Hornworts (Anthocerotophyta) Among the Liverworts 2 types of growth form exist: thallose, consisting of a thallus of green lobes, and foliose, with stems and leaves without any veins. These are arranged in 3 rows along the stem, that also bears the reproductive organs. The sporophyte consists of a foot, an occasionally short stalk, and the capsule. There are almost 400 genera, and 6-8000 species, in two subclasses, the foliose Marchantiidae, with 4 orders and 17 families, and Jungermanniidae, with 10 orders and 57 families, containing thallose as well as foliose forms. Hornworts were sometimes placed among the Liverworts. It is a small group of about 100 species, which is now placed in a separate division, apart from the Liverworts and Mosses. The linear spore capsules have no stem, and open with longitudinal slits. The capsule continues growing from the base while it may already produce ripe spores at the top. Usually 6 genera are distinguished: Anthoceros, Phaeoceros, Folioceros, Notothylas, Megaceros, and Dendroceros. A D G RO EN ■ Levermossen (Marchantiophyta) BL s nog en en de There are no more than about 24.000 species of bryophytes. Bryophyte plants are small, and have no internal transport system or roots: they are fixed to their substrate by root-like cell threads, called rhizoids. If bryophytes have leaves, these are very small and thin. Many are not differentiated into stems and leaves: all Hornworts and part of the Liverworts form a thallus, consisting of lobes. ● 3.700.000.000 ■ Bladmossen (Bryophyta) Voorbeelden van Levermossen Bladmossen hebben stengels met kleine blaadjes met hooguit 1 of 2 onvertakte nerfjes. Sommige Bladmossen hebben een centrale streng in hun stengels, die gezien kan worden als een voorloper van de vaatbundels bij hogere planten. Er worden 6 klassen onderscheiden: Takakiopsida, Andreaeopsida en Andreaeobryopsida, elk met 1 orde en 1 familie, Veenmossen (Sphagnopsida) met 1 orde en 2 families, Polytrichopsida met 2 ordes en 4 families en Bryopsida met 16 ordes en meer dan 100 families. mae en) ■ Mosses (Bryophyta) Mosses have stems and small leaves with at most one small simple or double vein. Some mosses have a central strand in their stems, which may be regarded as a precursor to vascular bundles in higher plants. Mosses are divided into 6 classes: Takakiopsida, Andreaeopsida, and Andreaeobryopsida, each with 1 order and 1 family, Peat mosses (Sphagnopsida) with 1 order and 2 families, Polytrichopsida with 2 orders and 4 families, and Bryopsida with 16 orders and over 100 families. ■ Parapluutjesmos (Marchantia polymorp Het bekendste thalleuze levermos is het Parap waarbij de gametofyt parapluutjes vormt die a de geslachtsorganen dragen. Dragers van vrouwelijke sporenkapsels zijn diep gedeeld in ongeveer 10 naar beneden gekromde lobben, mannelijke dragers zijn minder diep ingesneden. Het thallus vormt grote, tot 10 cm lange, licht- tot donkergroene plakkaten en draagt meestal ongeveer 4 mm brede, gewimperde bekertjes met groene broedkorrels. Het groeit Pa op allerlei voedselrijke plekken. ■ Schoffelmosfamilie (Scapaniaceae) Bosschoffelmos (Scapania nemorea), Stomp zaagmos (Diplophyllum obtusifolium) en Nerflevermos (Diplophyllum albicans) zijn voorbeelden van bebladerde levermossen. De bladeren zijn steeds in 2 lobben gedeeld, waardoor er meer dan 3 rijen blaadjes langs de steel lijken te staan. Broedkorrels zijn vaak aanwezig. Rizoïden van Zandhaarmos sen e en groeit pe Groot rimpelmos Bosschoffelmos Voorbeeld van een Hauwmos ■ Zwart hauwmos (Anthoceros punctatu Rozetmos , rom with rom at the os, d Gesteelde haarmuts Gewoon haakmos Zwart hauwmos heeft licht- tot donkergroene, vrij dikke thallusrozetten. Het thallus vertoont vanwege de kolonies van blauwbacteriën die d slijmholtes bewonen. De sporenkapsels zijn 2-8 De sporen zijn zwart en dicht gestekeld. Tussen bevinden zich onregelmatig verdikte celdraden elateren) die een rol spelen bij het loswerken v sporenmassa. Hauwmossen zijn in Nederland v Ze komen voor als pionier op open bodem, en greppels. Zowel de Latijnse naam Anthoceros a Nederlandse naam Hauwmos verwijzen naar d hauwvormige sporenkapsels. De afbeelding hier rechts is afkomstig uit de A Nederlandse Levermossen (KNNV-uitgave, 1980 met hooguit ebben een orden als een orde en en 2 families, psida met one small l strand in to vascular ndreaeopsida, family, Peat s, Bryopsida with Voorbeelden van Levermossen Voorbeelden van Bladmossen ■ Parapluutjesmos (Marchantia polymorpha) ■ Veenmos (Sphagnum) Het bekendste thalleuze levermos is het Parapluutjesmos, waarbij de gametofyt parapluutjes vormt die aan de onderkant de geslachtsorganen dragen. Dragers van vrouwelijke sporenkapsels zijn diep gedeeld in ongeveer 10 naar beneden gekromde lobben, mannelijke dragers zijn minder diep ingesneden. Het thallus vormt grote, tot 10 cm lange, licht- tot donkergroene plakkaten en draagt meestal ongeveer 4 mm brede, gewimperde bekertjes met groene broedkorrels. Het groeit Parapluutjesmos op allerlei voedselrijke plekken. Een aparte klasse binnen de Bladmossen (Sphagnopsida), die naast levende groe kleurloze cellen hebben voor wateropsl dikke pakketten die veel water kunnen voornaamste vormers van hoogveen. In 40 soorten Veenmos voor, die het best te bekijken zijn door eerst het water uit de plant te knijpen. Ze bestaan uit een hoofdstengel met clusters van bebladerde zijtakken. De glimmende zwarte sporenkapsels sta aan het eind van een dun steeltje. Veen zich ook vermeerderen door uiteen te v ■ Schoffelmosfamilie (Scapaniaceae) Bosschoffelmos (Scapania nemorea), Stomp zaagmos (Diplophyllum obtusifolium) en Nerflevermos (Diplophyllum albicans) zijn voorbeelden van bebladerde levermossen. De bladeren zijn steeds in 2 lobben gedeeld, waardoor er meer dan 3 rijen blaadjes langs de steel lijken te staan. Broedkorrels zijn vaak aanwezig. Nieuw voor Nederland: ■ Lichtmos (Schistostega pennata) Onlangs is op een diep beschaduwde pl nieuwe soort ontdekt: het Lichtmos, wa voorkiem oplicht in het donker. Lichtmo 15mm hoog plantje met blauwgroene, met elkaar vergroeide nerfloze bladere langgesteeld, vrijwel bolvormig kapsel. Bosschoffelmos, Stomp zaagmos en Nerflevermos Voorbeeld van een Hauwmos ■ Zwart hauwmos (Anthoceros punctatus) esteelde haarmuts Zwart hauwmos heeft licht- tot donkergroene, 1-3 cm grote en vrij dikke thallusrozetten. Het thallus vertoont zwarte punten vanwege de kolonies van blauwbacteriën die de inwendige slijmholtes bewonen. De sporenkapsels zijn 2-8 cm lang. De sporen zijn zwart en dicht gestekeld. Tussen de sporen bevinden zich onregelmatig verdikte celdraden (pseudoelateren) die een rol spelen bij het loswerken van de sporenmassa. Hauwmossen zijn in Nederland vrij zeldzaam. Ze komen voor als pionier op open bodem, en langs beken en greppels. Zowel de Latijnse naam Anthoceros als de Nederlandse naam Hauwmos verwijzen naar de hoorn-of hauwvormige sporenkapsels. De afbeelding hier rechts is afkomstig uit de Atlas van de Nederlandse Levermossen (KNNV-uitgave, 1980). Zwart hauwmos Voorbeelden van Bladmossen Leven op het lan orpha) ■ Veenmos (Sphagnum) apluutjesmos, e aan de onderkant Een aparte klasse binnen de Bladmossen zijn de Veenmossen (Sphagnopsida), die naast levende groene cellen ook dode, kleurloze cellen hebben voor wateropslag. Veenmossen vormen dikke pakketten die veel water kunnen vasthouden en zijn de voornaamste vormers van hoogveen. In Nederland komen bijna 40 soorten Veenmos voor, die het best te bekijken zijn door eerst het water uit de plant te knijpen. Ze bestaan uit een hoofdstengel met clusters van bebladerde zijtakken. Veenmos De glimmende zwarte sporenkapsels staan aan het eind van een dun steeltje. Veenmos kan zich ook vermeerderen door uiteen te vallen. De eerste landplanten de meest recente inzic 500 miljoen jaar geled Parapluutjesmos Nieuw voor Nederland: ■ Lichtmos (Schistostega pennata) Onlangs is op een diep beschaduwde plaats een voor Nederland nieuwe soort ontdekt: het Lichtmos, waarvan de blijvende voorkiem oplicht in het donker. Lichtmos vormt een tot 15mm hoog plantje met blauwgroene, aan de basis met elkaar vergroeide nerfloze bladeren en een langgesteeld, vrijwel bolvormig kapsel. Bij leven op het land g om leven in de lucht. O kunnen groeien, moet aanpassen aan een om uit lucht bestaat, en n Dat vereist verschillend 1. bescherming tegen een waterdicht was 2. de voortplanting m afhankelijk zijn van geslachtscellen 3. bij grotere planten systeem dat water e in de plant vervoert steunweefsel dienst De overgrote meerder leeft in het water. Enk landbewoners, meesta een korstmos, een sym schimmel. Bij mossen l vrijwel alle mossen lev zijn enkele mossen zo Lichtmos mos, Stomp zaagmos en Nerflevermos Sporen van Bladm tus) ne, 1-3 cm grote en ont zwarte punten e de inwendige 2-8 cm lang. sen de sporen den (pseudon van de d vrij zeldzaam. en langs beken en os als de r de hoorn-of e Atlas van de 980). Zwart hauwmos Mossen zijn de oudste landplanten. Hun onts mogelijk gemaakt doo van een rechtopstaand sporen die tegen droo zodat de nieuwe land verspreiding minder a van water. Het sporen de levenscyclus (de spo nog bescheiden, maar evolutie in toenemend de lucht in, gaan groe wereld die wij om ons vooral uit sporofyten. Leven op het land De eerste landplanten verschenen volgens de meest recente inzichten ongeveer 500 miljoen jaar geleden. groenwieren mossen varens naaktzadigen bloemplanten bloemen en vruchten zaden Bij leven op het land gaat het eigenlijk om leven in de lucht. Om op het land te kunnen groeien, moeten planten zich aanpassen aan een omgeving die vooral uit lucht bestaat, en niet uit water. Dat vereist verschillende aanpassingen. 1. bescherming tegen uitdroging d.m.v. een waterdicht waslaagje, de cuticula 2. de voortplanting mag niet geheel afhankelijk zijn van vrij zwemmende geslachtscellen 3. bij grotere planten een transportsysteem dat water en voedingsstoffen in de plant vervoert en vaak als steunweefsel dienstdoet. transportvaten droogtebestendige sporen of stuifmeel bladgroenkorrels Life on land According to the most recent data the first land plants appeared about 500 million years ago. Life on land is all about life in air. In order to be able to grow on land, plants have to adjust to being surrounded by air and not by water. This calls for several adaptations. 1. protection against dehydration by a waterproof waxy layer, the cuticle 2. fertilization should not depend entirely on freeswimming sperm cells 3. in larger plants a transport system is needed in order to transport water and nutrients within the plant, which often also serves as supporting tissue. De overgrote meerderheid van de wieren leeft in het water. Enkele wiersoorten zijn landbewoners, meestal als onderdeel van een korstmos, een symbiose met een schimmel. Bij mossen ligt dit anders: vrijwel alle mossen leven op het land, al zijn enkele mossen zoetwaterbewoners. Most algae live in water. Some are living on land, usually as part of a lichen, in symbiosis with a fungus. In contrast, the majority of mosses lives on land, although a few live in fresh water. Mosses are the oldest surviving land plants. The development of an upright sporophyte and drought-resistant spores has enabled their development, by making their dispersal less dependent on water. The spore forming phase of the life cycle (the sporophyte) in mosses is a modest one, but later in evolution it started to grow more and more upwards. The green world as we know it consists mainly of sporophytes. Sporen van Bladmossen TE N A N TE PL N A ● ● ● ● 500.000.000 450.000.000 350.000.000 125.000.000 ED H BL O EN EM PL D A ZA VA LA N D AT P PL LA A N N TE TE N N N Mossen zijn de oudste overgebleven landplanten. Hun ontstaan is mede mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van een rechtopstaande sporofyt en sporen die tegen droogte bestand zijn, zodat de nieuwe landplanten voor hun verspreiding minder afhankelijk waren van water. Het sporenvormende deel van de levenscyclus (de sporofyt) is bij mossen nog bescheiden, maar is verder in de evolutie in toenemende mate omhoog, de lucht in, gaan groeien. De groene wereld die wij om ons heen zien bestaat vooral uit sporofyten. ●