Psychische en sociale aspecten bij een melanoom of uitgezaaid melanoom Auteur: Sjaak Rats (1953). Ik schreef onderstaand artikel op basis van mijn eigen ervaringen met uitgezaaid melanoom (met gunstig effect behandeld met immunotherapie) en ervaringen van mensen uit mijn omgeving met verschillende vormen van kanker. Daarnaast heb ik in het artikel kennis en ervaring uit mijn vroegere werk als sociaal psychiatrisch verpleegkundige verwerkt. Inleiding Veel mensen met een (uitgezaaid) melanoom hebben daar grote spanningen door. Daar gaat onderstaand stuk over. Omdat ieder mens anders is zal niet iedereen zich overal in herkennen. Hopelijk kun je er dan toch iets uithalen, waar je wel iets aan hebt. Ondanks verbeterde behandelmogelijkheden bij een aantal vormen van kanker, waaronder gelukkig ook melanoomkanker, hebben veel mensen nog steeds een beeld van ‘kanker’ dat het een afschuwelijke ziekte is waar je zware chemokuren voor krijgt waardoor je kaal wordt en waarbij de kans groot is dat je er aan overlijdt. Of het beeld dat ze van kanker hebben is gebaseerd op hoe de ziekte zich voordeed bij een familielid of kennis. Als we dan ‘uit het niets’ ineens een vorm van huidkanker (melanoom) blijken te hebben, doemt dat beeld daarbij op. We kunnen heftig reageren en ontregeld zijn als we te horen krijgen dat we een (uitgezaaid) melanoom hebben. De kans is daarbij aanwezig dat we ons in een vroeg stadium van de ziekte al druk gaan maken over zaken die helemaal niet zullen gebeuren. In het verloop van de ziekte en de behandeling zal er steeds onzekerheid blijven. Onzekerheid of de ziekte nog terugkeert, onzekerheid of een behandeling aan zal slaan, enz. Voor veel mensen is die onzekerheid moeilijk te hanteren. Ze blijven er over tobben en ze vinden het moeilijk de draad van het leven weer op te pakken. Mensen zijn sociale wezens. Dat wordt extra duidelijk bij een ziekte als kanker. Dan voelen we meer dan anders hoe belangrijk het is steun en begrip te krijgen. We worden ons extra bewust van onze relatie met anderen en zijn in bepaalde opzichten gevoeliger voor de reactie van anderen. De ziekte raakt ook mensen in onze (directe) omgeving. De band met mensen uit onze omgeving kan daardoor versterkt worden. Maar er kunnen ook wrijvingen en spanningen ontstaan. Dit kan zijn omdat mensen niet goed weten om te gaan met zaken die (misschien) ingrijpend zijn. Soms ontstaan er spanningen doordat verschillen tussen mensen duidelijker worden, conflicten meer aan de oppervlakte komen of doordat rollen omgekeerd worden. Onzekerheid en steeds weer af moeten wachten Wanneer je geconfronteerd wordt met het feit dat je (misschien) een melanoom hebt, is de kans groot dat je niet goed weet wat een melanoom is en of het iets ernstigs is. Mogelijk dacht je in eerste instantie: ’Ach zo’n moedervlekje, dat zal toch geen kwaad kunnen’. Wanneer de huisarts twijfelt of het om een melanoom gaat, maar je met enige spoed doorverwijst naar een dermatoloog, vat je dat misschien op als een teken dat het om iets ernstigs gaat. Als je het opzoekt op internet krijg je een brij aan informatie. Op de ene site lees je dat het de ernstigste vorm van huidkanker is. Elders kun je lezen dat het vaak goed behandelbaar is, als je er maar op tijd bij bent. En weer elders lees je over hoopvolle resultaten van nieuwe medicijnen/behandelingen bij uitgezaaid melanoom. Die informatie biedt waarschijnlijk weinig houvast in jouw specifieke situatie. Want wat is ‘er op tijd bij zijn’? Hoe weet je of je uitzaaiingen hebt en hoe erg is dat? Er is dan veel onzekerheid. En als de uitslag van de dermatoloog inderdaad is dat het om een melanoom gaat, zal er de komende tijd onzekerheid blijven. Nadat het melanoom is verwijderd en onderzocht krijg je misschien te horen dat je 60, 85 of 95% kans hebt dat de ziekte niet meer terug komt. Ook wanneer voor diagnostische doelen de schildwachtklier (lymfeklier in oksel, lies of hals) wordt verwijderd en hier geen uitzaaiingen in worden gevonden, blijft er een (kleine) kans dat de ziekte toch terug komt. Je krijgt geen echte houvast van je behandelaar, alleen maar kansen, meestal in procenten, soms in termijnen (iets in de trant van: ‘Als er na 3 of 5 jaar geen uitzaaiing is wordt de kans klein dat je die nog zult krijgen’). Eveneens wordt steeds je geduld op de proef gesteld. Wachten tot het volgende onderzoek, wachten op de uitslag of wachten tot een bepaalde termijn voorbij is. Soms krijg je weer enige houvast door de uitslag van een onderzoek, maar ook dan blijft er onzekerheid over het verdere verloop van de ziekte. Je wapenen tegen het ergste Vaak wordt de angst die mensen ervaren sterker in de aanloop naar een afspraak met de dermatoloog, chirurg of oncoloog als er een belangrijke uitslag verwacht wordt. Mensen zijn dan geneigd zich op het slechtst mogelijke nieuws voor te bereiden en staan klaar om de klap van dat slechte nieuws op te vangen. Dat doen we omdat we het idee hebben dat we dat slechte nieuws niet aan kunnen als we er door verrast zouden worden. We willen voorspellen wat voor onheil er op ons afkomt en ons schrap zetten. Dan denken we controle te hebben en het beter aan te kunnen. Maar helpen we onszelf wel als we ons zo proberen te wapenen tegen het ergste? Daardoor richten we wel sterk de aandacht erop. Om voorbereid te zijn op wat ons misschien te wachten staat, denken we door op hoe het zou zijn als we een vorm van kanker hebben die ongeneeslijk is. In onze beleving kan het dan lijken alsof dat in werkelijkheid ook zo zal gaan gebeuren. En als we iets raars voelen in ons lijf zijn we misschien bang dat het een teken is dat er inderdaad iets ernstigs aan de hand is. We voelen ons er ellendig bij en blijven er de hele dag en soms nacht over tobben. Mogelijk zien we onze begrafenis al voor ons, terwijl daar nog helemaal geen sprake van is. Door ons zo te richten op een ernstige vorm van de ziekte, kunnen we de kans dat we slecht nieuws krijgen gaan overschatten en de realiteit uit het oog verliezen. Met als gevolg dat we ‘lijden aan het lijden dat we vrezen doch dat nooit op zal dagen’(tekst uit een kerkgezang). Nachtelijk tobben Als iemand ’s nachts tobt over een belangrijke uitslag of de gevolgen van de ziekte, bestaat de kans dat het probleem nog groter en onoplosbaarder lijkt dan overdag. ’s Nachts werken de hersenen anders en kunnen we minder helder en realistisch denken. Hierdoor zijn we kwetsbaarder voor sombere gedachtes en gevoelens. Om die reden kan het ook verstandig zijn om ’s avonds laat of ’s nachts niet (te lang) over de problemen met anderen te praten. Niet vooruitlopen op feiten, die je nog niet kent Natuurlijk ben je gespannen in de aanloop naar een belangrijke uitslag. En als daar een aanleiding voor is kan het ook zinvol zijn je mentaal in te stellen op wat jou mogelijk te wachten staat. Maar iets anders is het als je in een vroeg stadium van de ziekte je voortdurend druk blijft maken over hoe het zal zijn als je een ernstige vorm van kanker hebt. Dan heb je er misschien baat bij die negatieve gedachten en emoties in te dammen. Dit zou kunnen door jezelf a.h.w. toe te spreken en de realiteit voor te houden: ‘Ik heb slechts een beperkte kans dat de uitslag ongunstig is. En ook al zou ik slecht nieuws te horen krijgen dan is nog niet gelijk alles verloren. Steeds maar blijven denken over wat de uitslag zal zijn helpt mij ook niet om te raden wat die uitslag zal zijn. Ik stop met dat denken want ik voel mij er alleen ellendig door. Ik moet gewoon afwachten, al is dat moeilijk’. Kort door de bocht betekent dit: ‘Niet vooruitlopen op feiten, die je nog niet kent’. Met dit voornemen zal de angstige gedachtegang niet in een keer zijn gestopt. Daar hebben we geen knopje voor. Maar het kan je wel helpen het denken te verminderen, meer bij de realiteit te blijven en je daardoor minder rot te voelen. Ook kan het helpen iemand anders te zoeken die jou, op een begripvolle wijze, de realiteit voor houdt en helpt te voorkomen dat je teveel doordenkt in rampscenario’s. Zoek afleiding. Ga iets doen waar jij je aandacht bij nodig hebt. Als je overdag actief bent voel jij je daarna meestal beter dan wanneer je blijft zitten (tobben). Blijf bewegen, wat ook kan helpen spanning af te bouwen en beter te slapen. Probeer je dag- en nachtritme (op tijd naar bed, op tijd opstaan, op tijd eten) goed te houden. En als je daar behoefte aan hebt: uit je gevoelens naar anderen, maar houd dat ook beperkt in tijd. Voor diegene die een beginstadium van de ziekte heeft en bij wie de spanningen hoog oplopen, kan ‘niet vooruitlopen op de feiten’ ook betekenen ‘hier niet verder lezen, maar eerst afwachten wat de uitslag is’. Relatie met partner/gezin/familie Tussen partners en familieleden kan de band sterker worden door de confrontatie met een ziekte als kanker. Maar het kan ook aanleiding zijn voor wrijvingen doordat de een anders omgaat met spanningen dan de ander. De een wil er (veel) over praten en krijgt een onaangename spanning als dat niet lukt. De ander kan juist een onaangename spanning ervaren als hij/zij wel over de problemen moet praten. Voor de een geeft het uiten van emoties opluchting, voor de ander zijn emoties een bevestiging van hopeloosheid en machteloosheid. De een zit uren achter elkaar op internet informatie op te zoeken terwijl de ander juist niet teveel wil weten omdat hij/zij het idee heeft dat dit alleen maar angst oproept. De een houdt zich aan zijn/haar oncoloog, terwijl de ander de regie meer zelf in handen wil nemen, een second opinion wil of behandeling bij een nog gespecialiseerder centrum. Ook kunnen er spanningen ontstaan over keuzes in de behandeling. Bijvoorbeeld als de een de strijd op wil geven en wil accepteren dat er geen reële behandelmogelijkheden meer zijn, terwijl de ander, via een second opinion of deelname aan een trial, nog een kans wil zoeken. Zeker als de zieke een volwassene is met een gezond verstand, heeft die bij keuzeproblemen het laatste woord. Maar hoe krachtig kun je daar, bij meningsverschillen, als partner of familielid tegenin gaan? Jou gaat het immers ook aan welke keuzes gemaakt worden. Als iemand met (mogelijke) kanker zich wel wil uiten maar dit moeilijk vindt naar mensen die (te) dichtbij staan, kan het soms verstandig zijn (eerst) met iemand te praten die wat verder af staat, bijvoorbeeld met de huisarts of met lotgenoten. Maar ga dan ook na waarom je het moeilijk vindt je naar je dierbaren te uiten. Zeker als de ziekte fataal blijkt te zijn kunnen er belangrijke redenen zijn om goed met elkaar in gesprek te gaan. Het is een moment bij uitstek om elkaar te bevestigen in het goede wat je samen hebt gehad. Eveneens kan het voor rouwverwerking van diegenen die achter blijven van groot belang zijn of ze al dan niet met prangende vragen blijven zitten of andere zaken die onopgehelderd blijven. Partners of familieleden van iemand met kanker kunnen zich machteloos voelen en toch iets willen doen voor de zieke. Ze uiten dit vaak in grote zorgzaamheid. Zeker ook als er een kans is dat de ander komt te overlijden willen ze hem/haar een zo goed mogelijke laatste periode van het leven bezorgen. En als dat inderdaad zo lukt, kan dat helpen bij de rouwverwerking daarna. Maar als familielid/partner van iemand met kanker word je ook met lijden of met het naderend verlies van de ander geconfronteerd. Ook jouw leven staat op z’n kop. Doordat de behandelmogelijkheden van een (uitgezaaid) melanoom de laatste jaren verbeterd zijn kan het ziekteproces vaak verlengd worden. Dan moet je het als partner/familielid wel allemaal vol kunnen houden. En als blijkt dat de ziekte tot stilstand is gebracht of juist dat de zieke komt te overlijden moet je daarna als partner/familielid weer verder (kunnen) met je eigen leven. Contact met vrienden en kennissen Het omgaan met vrienden en kennissen is voor iemand met een (mogelijk) ernstige vorm van kanker soms een hele opgaaf. Meestal is het steunend als mensen meeleven. Het bevestigt ook dat je er toe doet. Mensen van wie je het niet verwacht kunnen heel hartelijk reageren, terwijl mensen van wie je het wel verwacht misschien terughoudend zijn. Sommige mensen zijn bang dat contact opnemen te belastend is, weten geen ingang te vinden voor een gesprek over zo’n precaire situatie of weten niet of ze wel belangrijk genoeg voor de betrokkene zijn om over zulke persoonlijke zaken contact op te nemen. Ze komen dan niet langs of zoeken geen telefonisch contact maar sturen bijvoorbeeld een emailbericht. Aan de andere kant kunnen ook mensen met wie iemand gebrouilleerd was ineens contact opnemen. Veel mensen die iets mankeren, lopen tegen het feit aan dat andere mensen soms opmerkingen maken die de problemen kleiner maken. Bijvoorbeeld: ‘Maar je ziet er goed uit’, ‘ik heb meer mensen in zo’n situatie als jij gezien en 15 jaar later leven ze nog steeds’, ‘ga genieten nu het nog kan’, ’we weten allemaal niet zeker of we over een jaar nog leven’ of ‘maar je hebt toch maar 15% kans dat het uitzaait’. Het kan zijn dat mensen die dit soort opmerkingen maken zich slecht in een ander kunnen verplaatsen. Het kan ook zo zijn dat ze het probleem een beetje weg wuiven omdat ze zich niet in willen laten met het leed van de ander. Om begripvol te reageren op iemand die met iets ernstigs wordt geconfronteerd, moet je je in de situatie van die ander inleven. Daarvoor moet je uit je comfortzone komen. Dat kan weerstand oproepen of een onaangename spanning geven. Misschien zou je je dan het probleem van de ander teveel aantrekken of word je dan met eigen angst voor ernstige ziekten of de dood geconfronteerd. Daar kun je je aan proberen te onttrekken door een relativerende opmerking te maken. Of we komen met oplossingen en adviezen waarmee we de machteloosheid van de ander en van onszelf proberen teniet te doen. Ook mensen die wel meeleven kunnen onzeker zijn hoe je een gesprek aanknoopt met iemand die met iets ernstigs als kanker wordt geconfronteerd. Hoe zet je zo’n gesprek voort na de vraag: ’Hoe is het nu met je’? En je wil ook niet iets verkeerds vragen, bijvoorbeeld wat je al had moeten weten. Want dat kan als desinteresse worden opgevat. Om je betrokkenheid te tonen zeg je dan misschien iets opbeurends dat voorbij gaat aan de ernst die de ander ervaart. Als problemen al een langere tijd bestaan kunnen sommige mensen de neiging hebben te zeggen: ’Ben je daar nu nog steeds niet overheen’. En dat kan grievend zijn. Realiteit is dat sommige mensen zich irriteren aan mensen die langer met een verwerkingsproces bezig zijn dan zijzelf denken dat ze in zo’n situatie zouden doen. Of ze denken zelfs die ander te helpen met zo’n confronterende opmerking. En dat idee geldt waarschijnlijk zolang ze zelf niet met zo’n probleem worden geconfronteerd. Misschien heb je, door de ernstige situatie waarin je terecht bent gekomen, het gevoel recht te hebben op aandacht van bepaalde mensen gezien de band die je met ze hebt of omdat je zelf altijd voor hun klaar stond. Dan bestaat er een kans dat dit tegenvalt. De rollen in een relatie laten zich niet altijd omkeren of wijzigen. Als een van de partijen zich niet prettig voelt in de nieuwe rol en andere verwachtingen van het contact heeft, kan dit tot fricties leiden. Het kan zijn dat in een contact gebaseerd op gezelligheid geen plaats is voor ernstige gezondheidsproblemen. Iemand die altijd de sterkere was kan misschien moeilijk steun aanvaarden. Of iemand vindt ‘dat die jouw problemen er niet bij kan hebben’. Wees er op voorbereid dat sommige mensen minder tactvol reageren. Bedenk van te voren een kort en bondig antwoord voor het geval die mensen vragen hoe het met je gaat. Vertel pas iets meer als ze geïnteresseerd blijken. Zoek het antwoord op de vraag ‘hoe het met je is’ bij jezelf en niet uit de reactie van die anderen. Zoek mensen op die wel steunend zijn. Maar wees ook niet te snel geraakt. Als je kanker hebt zijn er een hoop gevoelige thema’s en mensen hebben dan al snel iets verkeerds gezegd. Vaak kun je er dan maar het best van uit gaan dat het niet zo kwaad bedoeld is, als dat het misschien overkomt. Na slecht nieuws Als in een verder stadium van de ziekte het nieuws dat we krijgen slecht nieuws is, dan kan het zijn dat we ontredderd en wanhopig zijn, angstig voor wat komen gaat. We vrezen de toename van de ziekte en het mogelijke einde van ons bestaan. We maken ons druk over de consequenties voor onze kinderen, partner of anderen. Maar als we ontredderd, angstig of boos reageren hoeven we daar niet in te blijven steken. Mensen kunnen zelf verbaasd zijn hoe er na een emotionele periode toch weer meer rust komt en een gevoel dat ze de nieuwe situatie aan zullen kunnen. Ze beseffen dat het nu eenmaal is zoals het is en proberen er het beste van te maken. Hierbij kan ook horen dat ze de grenzen accepteren van wat medische mogelijk is. Er zijn mensen die de reis gaan maken die ze altijd al hadden willen maken. Of mensen die ‘bij de dag’ gaan leven en dat leven bewuster invullen. Of ze richten zich meer op zaken die er werkelijk toe doen en maken zich minder druk over zaken die niet echt belangrijk zijn. De laatste tijd zijn er enkele tv-programma’s geweest over mensen die een vergevorderd stadium van kanker hebben of een andere ernstige ziekte. Veel van deze mensen hebben een vorm gevonden om met de (dreigende) ziekte om te gaan. En natuurlijk hebben de programmamakers mensen uitgezocht die goed over hun situatie kunnen praten. Toch zijn de mensen die in die programma’s aan bod komen geen uitzonderingen. Maar misschien behoor je tot de groep mensen die niet een vorm vindt om met de ingrijpende consequenties om te gaan en blijf je er ontregeld door. Als dat zo is kan het goed zijn dit met je behandelaar of huisarts te bespreken en professionele hulp te zoeken. Vaak is het zo, bij ingrijpende gebeurtenissen, dat wat je te wachten staat vooraf erger lijkt dan wanneer het zover is of nadat we de tijd hebben gekregen ons er op in te stellen. Denk aan iemand die een been moet verliezen i.v.m. botkanker of suikerziekte. In eerste instantie is het een gruwel waar hij/zij denkt nooit overheen te komen. Toch vinden veel mensen die zoiets overkomt uiteindelijk een manier om er mee om te gaan. Zo kan het ook gaan met ingrijpende consequenties ten gevolge van melanoomkanker. ‘En je tolerantiegrens schuift mee’, zei René Gude, de Denker des Vaderlands, die in 2015 aan botkanker overleed. Rond de vraag of iemand euthanasie wil, kan het zelfde spelen. Vooraf kun je het ergste vrezen, mocht de ziekte echt gaan toeslaan en daarom euthanasie willen. Maar misschien schuift ook bij toenemende ziekte de tolerantiegrens mee en wil je jouw bestaan dan toch nog niet loslaten en nog een tijd samenzijn met je familie/vrienden. Goede afspraken met de (huis)arts over euthanasie en pijnbestrijding kan houvast bieden. Het besef dat er zo nodig een ontsnapping mogelijk is, via het achterdeurtje van de euthanasie, kan maken dat je de situatie beter aan kunt. Stabilisatiefase En mocht de ziekte door behandeling tot stilstand komen dan kom je in het spanningsveld terecht tussen enerzijds de draad van het leven weer oppakken en anderzijds omgaan met de dreiging dat de ziekte toch weer terug komt. Als je iets voelt in je lijf schrik je misschien en ben je bang dat de ziekte weer de kop op steekt. In de voorafgaande periode was het weliswaar zwaar weer, maar de belevingen waren ook intens. Dan kan het leven daarna wat schraal lijken. De aandacht van vrienden en familie verandert en je komt weer meer terug in je oude positie van voor de ziekte. Anderen vinden misschien dat je nu moet gaan genieten of anderszins over moet gaan tot de orde van de dag. Ook kunnen mensen denken dat je erg veranderd zult zijn door wat je hebt meegemaakt en anders omgaat met wat belangrijk is in het leven en wat niet. En al kan het deels kloppen dan kun je toch het idee hebben vooral dezelfde gebleven te zijn. Als het niet lukt de draad van het leven weer op te pakken door de dreiging dat de ziekte terugkeert, kan het verstandig zijn om met je behandelend arts of huisarts te overleggen over professionele hulp. Bij de meeste ziekenhuizen, gespecialiseerd in de behandeling van uitgezaaid melanoom, zijn er mogelijkheden voor psycho-oncologische hulp (van een maatschappelijk werker, psycholoog of psychotherapeut, gespecialiseerd in hulpverlening bij kanker). Zo niet dan kan je behandelaar of huisarts je verwijzen naar een ander (gespecialiseerd) centrum. Mocht je behoefte hebben aan persoonlijk contact met lotgenoten dan kan dat bij de Stichting Melanoom via het lotgenotencontact (e-mail - of telefonisch contact met een vrijwilliger) of via het melanoomforum. Lotgenotencontact via Stichting Melanoom http://stichtingmelanoom.nl/mel/lotgenotencontact Telefoonnummer: 088 - 0029747 Ons emailadres is: [email protected] Melanoomforum, Stichting Melanoom http://www.melanoomforum.nl