Recht DEEL 1: INLEIDING TOT HET RECHT EN GRONDWETTELIJK RECHT H.1: Oorsprong van het recht H.2: Begripsomschrijving van het recht 1. Recht is een geheel van regels 1.1. Regels van openbare orde: Regels waar partijen aan gebonden zijn, kunnen niet er niet van afwijken. Regels die zo belangrijk zijn dat ze de essentiële belangen van de staat reiken en het private belang overstijgen. Bv. Niet door rood licht rijden / Iedereen heeft een familienaam. 1.2. Regels van dwingend recht: Regels die uitgevaardigd zijn ter bescherming van een bepaalde groep personen die de wetgever binnen een bepaalde relatie heeft willen beschermen en alleen de beschermende persoon kan afstand doen van de rechtsbescherming. Bv. Handelshuur duurt minstens 9 jaar (om handelshuur te beschermen), tenzij je als huurder zelf zegt dat 3 jaar voldoende is. 1.3. Regels van aanvullend / suppletief recht: Regels waar pertijen vrij van kunnen afwijken, maar die van toepassing zijn als de partijen niets anders hebben overeengekomen. Bv. De huurprijs van een kot is gekoppeld aan de index. Aanpassing gebeurt jaarlijks. Dus goederen ↑. Je kan ook contracten overeenkomen dat er geen rekening mee gehouden wordt. Indien er niets vermeld staat in het contract, kan je ervan uit gaan dat de index geldig is. 2. Opgesteld, minstens bekrachtigd door de samenleving Regels worden opgesteld door organen (instellingen) die daarvoor bevoegd zijn. 3. Met als doelstelling de ordening van de maatschappij Gedrag van de mensen, ordening is niet willekeurig, nl doel rechtvaardigheid, afweging tussen privaat belang en maatschappelijk belang. 4. (En gekemerkt door) Afdwingbaarheid Rechtsregel wordt gekenmerkt door afdwingbaarheid d.w.z. bij niet naleving mag geweld (figuurlijk op te vatten) gebruikt worden om de regel toch te doen naleven; straffen bij misdrijf, dwingen te betalen (bv. Deurwaarder, aanmaning), dwingen of verbieden iets te doen of niet te doen. H.3: Indelingen in het recht 1. Nationaal recht (van toepassing in België) = alle regels die worden uitgevaardigd (gemaakt worden) door een een bevoegde politieke instellingen en die van toepassing zijn binnen het belgisch grondgebied. (bv. wet van het vlaams parlement) 1.1. Privaat recht: Regelt in de eerste plaats verhouding tussen burgers onderling door hun subjectieve rechten te bepalen. Subjectieve rechten hebben betrekking op: a) handelingen met betrekking op individu (subject) zelf. vb. recht op trouwen b) handelingen met betrekking op een zaak. vb. een zaak bezitten 1.1.1. BURGERLIJK RECHT: omvat meest elementaire verhoudingen tussen burgers (vind je terug in het burgerlijk wetboek) Vb. alle problematieken rond erfenis, huwen, scheiden, adoptie, … 1 Recht 1.1.2. HANDELSRECHT: regelt statuut van de handelaren en de commerciële activiteiten Vb. ik koop als handelaar een vrachtwagen en er is een geschil 1.1.3. SOCIAAL RECHT: arbeidsrecht (individueel (regelt verhouding tussen werkgever en werknemer) en collectief (wordt tot stand gebracht door werkgevers- en werknemersorganisaties) arbeidsrecht) en sociaal zekerheidsrecht (=regelt verplichte sociale verzekeringen voor zelfstandigen en werknemers bv. arbeidsongeschiktheid, pensioenen, …) 1.1.4. GERECHTELIJK PRIVAATRECHT OF PRIVAATRECHTERLIJK PROCESRECHT: regelt inrichting en bevoegdheid van de rechtscolleges (rechtbanken) en regelt hoe een privaatrechterlijk proces verloopt. 1.2. Publiek recht: Omvat regels m.b.t. de bevoegdheid en de samenstelling van de overheidsorganen en de regels m.b.t. de verhoudingen burger en overheid. Soorten publiek recht: 1.2.1. GRONDWETTELIJK RECHT: regelt alles wat in de grondwet geregeld wordt = basiswetgeving van ons land (hoe ons land is ingericht). Bevat fundamentele rechten en vrijheden die ieder van ons kan inroepen als we denken dat ze geschonden zijn. Vb. niet zomaar huis binnenvallen (enkel indien bepaalde procedures werden gevolgd) en briefgeheim, gelijkheidsbeginsel. 1.2.2. ADMINISTRATIEF RECHT: regelt inrichting en werking van administratie Vb. ruimtelijke ordening, onteigening,… 1.2.3. FISCAAL RECHT: bepaalt hoe overheidsinkomsten worden gevormd (gevormd door aanslag) en geïnd (inning door ≠ soorten belastingen) 1.2.4. STRAFRECHT: bepaald welke handelingen strafbaar zijn en welke straffen daarop van toepassing zijn. (diefstal gevangenisstraf en geldboete) 1.2.5. STRAFPROCESRECHT (STRAFVORDERINGSRECHT): regelt inrichting en bevoegdheid van strafrechtcolleges/strafrechtbanken Vb. politie- en correctionele rechtbank 2. Grensoverschrijdend recht = alle verdragen tussen België en andere lidstaten. Bv. Europees verdrag van de rechten van de mens 2.1. Internationaal privaatrecht: Heeft tot doel uit te maken welke nationale wetgeving van toepassing is op een rechtsverhouding waarin elementen voorkomen uit verschillende staten. Bv. Ontroerend goed in Spanje erven als Belg. Erfenisrechten betalen volgens Spaanse of Belgische wet? 2.2. Internationaal publiek recht of volkenrecht en internationaal strafrecht: Regelt de verhouding tussen de staten onderling en de verhouding tussen staten & interne instellingen. Verdragingen tussen landen. H.4: Bronnen van het recht 1. Gewoonterecht = Geheel van rechtsregels, ontstaan uit een langdurig, constant en uniform gebruik door de gemeenschap of door een bepaalde bevolkingsgroep, gevolgd met recht overtuiging. Bv. Aannemers, diamanthandelaars een bepaalde code die ze in acht moeten nemen. Materieel bestanddeel: feitelijk gebruik, moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Een materieel bestanddeel is een algemeen gelden gebruik 2 Recht dat moet duurzaam en onafgebroken zijn. Een materieel bestanddeel moet bestendig zijn (= er mogen geen tegenstrijdige handelingen ten opzichte van het bestanddeel worden gesteld). (= een veelvuldige herhaling van gedrag door een staat in een bepaalde gelegenheid) Psychologisch element: rechtsovertuiging. Een psychologisch element is het geloof in het dwingend karakter van een regel. Het is het geloof dat een regel gevolgt moet worden. (=men gelooft in de regel en streeft ze daarom na) 2. Wetten (EXAMEN) 2.1. Begrip wet: Wet = verzamelnaam van alle regels die worden opgesteld door elk orgaan die daarvoor bevoegd is. 2.1.1. WET IN MATERIËLE ZIN: Verzamelnaam van alle rechtsregels van eender welke aard, uitgevaardigd door een orgaan dat de bevoegdheid heeft om rechten en verplichtingen van de burgers te bepalen den desnoods te begrenzen. Deze zijn altijd abstract en algemeen van aard ze gelden nooit voor enkel 1 bepaald individu, maar altijd voor een groep van personen. Vb. stedelijk politieregelement. 2.1.2. WET IN FORMELE ZIN: Beslissing van de federale wetgevende macht (koning + Kamer + de Senaat), tot stand gekomen volgens de daartoe vereiste procedure, ook wanneer ze geen algemeen bindende norm inhoudt. Kan wél van toepassing zijn op 1 bepaald individu. Bv. naturalisatie (wet die goedkeurt dat persoon X nu Belg is) 2.2. Formele verschijningsvormen van de wet 2.2.1. WETGEVING DOOR BELGISCHE INSTELLINGEN: (= organen die in België wetten kunnen opstellen) Federale wetgevende macht, gemeenschapsraden en gewestraden = wetgevende macht. Federale, gewestelijke en gemeenschapsregeringen = uitvoerende macht. Raden en uitvoerende organen van provincies en gemeenten = rechterlijke macht. Federale wetgevende macht maken federale wetten = wetten in de materiële zin van het woord. Grondwetgevende macht: Fundamentele wet die de inrichting en de structuren van onze samenleving als inhoud heeft en de fundamentele rechten en vrijheden van onze bewoners. Bv. Schending van de privacy kan zomaar niet, enkel onder bepaalde voorwaarden en procedures. Artikel 195 grondwet: herziening van grondwet. Hoe komt een wet tot stand?: Het hangt af van wie het iniatief neemt: iniatief door de koning we spreken van een wetsontwerp. Iniatief door de kamer of senaat we spreken van een wetsvoorstel. Voordat de koning het iniatief kan nemen, moet ontwerp eerst worden voorgelegd aan de afdeling van de Raad van Staten (dit advies is niet bindend. Het is een juridischtechnisch advies in zake leesbaarheid en duidelijkheid. Een wetsvoorstel hoeft niet naar de Raad van Staten. Het moet wel wanneer 1/3 van de leden van de Kamer of Senaat daar om vraagt. Het wetsvoorstel of wetsontwerp wordt besproken in de bevoegde Commissie tot het wordt goedgekeurd. Als het goedgekeurd is door de Commissie, gaat het naar de Kamer of Senaat en wordt er daar ook over gestemd. 3 Recht Als er positief wordt gestemd moet de Koning als lid van de wetgevende macht de wet bekrachtigen (goedkeuren). Als hoofd van de uitvoerdende macht moet de koning de gelding van de wet bevestigen en de publicatie er van bevelen. De wet wordt bekend gemaakt in het Belgisch staatsblad. Wetgevende machten: Federale wetgevende macht: Koning, Kamer van Volksvertegenwoordigers (groene zetels) en Senaat (rode zetels) bevoegd in het maken van wetten. Wetten in formele zin van het woord. Federale wetten gelden voor alle Belgen Gemeenschaps- en gewestraden: Federaal België heeft wetgevende bevoegdheid gegeven van gelijk hiërarchisch niveau aan zijn regionale wetgevers. Meerdere staatshervormingen sins 1970. 1970 autonomie door Vlaanderen op vlak van taal en cultuur (oprichting van cultuurgemeenschappen met beperkte bevoegdheden; onderwijs en taalaspecten). Walen wilden onafhankelijkheid op vlak van socioeconomische bevoegdheden. 1980 2de staatshervorming waarin de cultuurgemeenschappen omgevormd worden tot gemeenschappen en deze wordt uitgebreidt (persoonsgebonden aangelegenheden, jeugdzorg), plus oprichting van twee gewesten (Vlaams en Waals) met enkele bevoegdheden in sociaal economische sector. ’88 - ‘89 met gaat de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten nog uitbreiden en men is akkoord van de oprichting van het brussels hoofdstedelijk gewest. 1993 4de staatshervorming; nog uitbreiding van de bevoegdheden op vlak van verdragen. ’01 – ’03 nog uitbreidingop vlak van bevoegdheden. België is omgevormd van een unitaire naar een federale staat; een aantal bevoegdheden van nationaal niveau zijn verlaagd naar gewesten en gemeenschappen ( = bevoegdheden overhevelen). Twee soorten deelstaten: gemeenschappen en gewesten: Gemeenschappen: instellingen en samenstelling: Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschap [Een gemeenschap is een bevolkingsgroep die eenzelfde taal spreekt]. Elke gemeenschap heeft een eigen uitvoerend orgaan (regering) en een eigen parlement dat decreten uitvaardigd. Vlaamse gemeenschap: Vlaams parlement en Vlaamse regering [Vlaamse gemeenschap = inwoners van België die de Nederlandse taal spreken en Nederlandstalige Brusselaars]. Franse gemeenschap: Franse gemeenschapsraad en Franse gemeenschapsregering [Franse gemeenschap = inwoners Frans taalgebied en Franstalige Brusselaars]. Duitstalige gemeenschap: Duitse gemeenschapsraad en Duitse gemeenschapsregering [Duitstalige gemeenschap = inwoners Duitstalig taalgebied] Gewesten: instellingen en samenstelling: Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk gewest [ een gewest is een welafgebakend grondgebied ]. Ook weer elk met zijn eigen parlment en regering. Vlaams gewest: Vlaams parlement en Vlaamse regering (maakt decreten) => Vlaanderen. Waals 4 Recht gewest: Waalse gewestraad en Waalse gewestregering (maakt decreten) => Wallonië + Duitstalig taalgebied. Brussels Hoofdstedelijk gewest => 19 gemeenten van het tweetalig gebied. Brusselse Hoofdstedelijke Raad en Brusselse Hoofdstedelijke regering (maakt ordonnanties ipv decreten). (Brussel heeft geen gemeenschap, de vlamingen in brussel maken wel deel uit van de vlaamse gemeenschap, maar niet van het vlaams gewest.) De Brusselse gemeenschapscommissie (voor gemeenschapsmaterie zoals cultuur): Drie instellingen met rechtspersoonlijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheden van gemeenschapsmateries. Vlaamse-, Franse- en gemeenschappelijke gemeenschapscommissie. Instelling die bevoegd is voor de aangelegenheden van de Vlaamse of Waalse of gemeenschappelijke gemeenschap van Brussel (onderwijs, cultuur, …). Wetgevende bevoegdheid van de gemeenschaps- en gewestraden: Raden samengesteld uit verkozen mandatarissen om de vijf jaar. Wetgevende bevoegdheid in de vorm van decreten of ordonnanties (Brussels Hoofdstedelijk gewest). Bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten. Gemeenschappen heeft bevoegdheden op vlak van onderwijs, cultuur, taal, jeugdbescherming, gezinsbeleid, …. Gewesten ruimetelijke heeft bevoegdheden op vlak van ordening, leefmilieu, waterbeleid, tewerkstellingsbeleid, openbare wegenwerken, vervoer, …. Uitvoerende machten: Federale regering: Koning en ministers. Koning is lid van wetgevende macht en hoofd van uitvoerende macht. De koning is onschendbaar en daardoor is zijn gedrag steeds gedekt door een minister. Koninklijke onschendbaarheid (politiek en juridisch!): Juridische onschendbaarheid; kan nooit in de rechtbank gedagvaard worden of veroordeeld worden Politieke onschendbaarheid; zijn politieke handelingen worden steeds gedekt door een minister Federale regering bestaat uit ministers (eerste minister leidt de regering) en staatssecretarissen (worden benoemd door de koning en staan onder het gezag van een minister). Er zijn ten hoogste 15 ministers, de eerste minister inbegrepen; er is geen maximaal aantal staatssecretarissen. Ministers zijn volwaardig lid van de regering die in de regel een bepaald departement hebben (vb. minister van buitenlandse zaken). 1ste minister = voorzitter van de regering en woordvoerder van de regering in het parlement. Staatssecretarissen beheren hun departement niet zelfstandig, maar hangen aan de departementen van de ministers. Raden: Ministerraad of kabinetsraad: enkel de ministers, bespreken van de politieke dossiers en beslissen in consensus (= men komt 5 Recht gezamenlijk naar buiten na de stemming met een unanieme mening). Deze raad komt elke week samen. Regeringsraad; ministers + staatssecretarissen. Komen niet elke waak samen! Gemeenschaps- en gewestregering (maken decreten (BHG: ordonnanties)): Vlaamse regering (uitvoerend orgaan van zowel gemeenschappen als gewesten in Vlaanderen), Franse gemeenschapsregering, Waalse gewestregering, regering van Duitstalige gemeenschap, Brusselse Hoofdstedelijke regering. Besluitvorming; Koninklijke besluiten worden uitgevaardigd door Koning (of één of meer ministers) en wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (B.S). Ministeriële besluiten uitgevaardigd door Minister en publicatie in B.S. Besluiten van de gemeenschappen en de gewesten Uitvoeringsbesluiten (wet, decreet of ordonnantie in uitvoering), organieke besluiten (maatregelen ter inrichting van een openbare dienst, bv. OCMW) en politiereglementen (maatregelen om de openbare orde, veiligheid en rust te handhaven). De verschillende bevoegdheden van wetgevende en uitvoerende macht: Toegewezen bevoegdheden: gemeenschappen en gewesten beschikken enkel over de bevoegdheden die hen uitdrukkelijk worden toegewezen door de grondwet of wetten in uitvoering van grondwet. Residuaire bevoegdheid of restbevoegdheid: bevoegdheden die niet uitdrukkelijk zijn toegewezen en die toekomen aan de federale overheid en niet aan de gemeenschappen en gewesten. Bevoegdheden van federale overheid, gemeenschappen en gewesten: Federale overheid: bevoegd voor zaken die haar door grondwet of wetten in uitvoering van de grondwet uitdrukkelijk zijn toegekend. Bv. justitie, leger, pensioenen, … Gemeenschappen: bevoegd voor zaken die uitdrukkelijk zijn toegewezen zoals o.m. onderwijs, gezondheidsbeleid, cultuur, persoonsgebonden materies, ... Gewesten: bevoegd voor zaken die uitdrukkelijk zijn toegewezen zoals o.m. ruimtelijke ordening, leefmilieu, waterbeleid, ... Raden en uitvoerende organen van de ondergeschikte gemeenschappen: Op provinciaal niveau: provincieraad (bevoegd tot het nemen van verordeningen) en bestendige deputatie (gouverneur uitvoerende macht). Op gemeentelijk niveau: gemeenteraad en college van burgemeester en Schepenen. Wetgevende macht = provincieraad en gemeenteraad. Uitvoerende macht = gouverneur en college van burgemeester en schepenen. 2.2.2. INTERNATIONALE VERDRAGEN: Deze hebben vaak een directe werking (self executing) en is onmiddellijk van toepassing. Deze verdragen kennen rechten en verplichtingen toe aan de burgers zonder dat deze verdragen ook nog eens moeten worden goedgekeurd en niet nog eens in de wetgeving moeten worden ingevoerd. Bv. Europees verdrag voor de rechten van de mens (recht op eerlijk procesn eerbiediging privéleven, …) 2.2.3. HIËRARCHIE VAN RECHTSNORMEN: Alle wetten, decreten en ordonnanties staan op een zelfde hiërarchisch niveau en zijn niet ondergeschikt (het 6 Recht toepassingsniveau is wel anders). M.a.w decreten hebben dezelfde kracht van een wet. Bij een conflict tussen twee wetten of tussen een wet en decreet, … . gaat men kijken naar de bevoegdheidsverdeling (= kijken welk orgaan bevoegd is voor de wet) Normen waartussen geen hiërarchie bestaat, maar bevoegdheidsverdeling geldt: Wetten, decreten en ordonnanties staan op gelijke hoogte binnen hiërarchie. M.a.w decreten hebben kracht van wet bij een conflict: kijken naar bij wie de bevoegdheid ligt. Bv. onderwijs = bevoegdheid van de gemeenschap (decreet heeft voorrang op wet) Hiërarchie van de normen: Voorrang van internationaal en Europees recht met rechtstreekse werking op het interne recht Voorrang van grondwet op wetten, decreten en ordonnanties (regering moet voorrang geven aan het federaal parlement) Voorrang van wetten, decreten, ordonnanties op besluiten, verordeningen van uitvoerende macht Voorrang van wetten, decreten, ordonnanties en resp. besluiten op besluiten, verordeningen en plaatselijke reglementen van provincies en gemeenten 3. De rechtspraak Geheel van beslissingen (= vonnissen en arresten) van de verschillende rechtscolleges 3.1. Soorten rechtspraak: Geschillenbeslechting (bv. burenruzie) = men heeft een geschil en wil het aan de rechter voorleggen waarna de rechter beslist. Dit geschil kan rechten en plichten inhouden. Oneigenlijke of willige rechtspraak (vb. adoptie) de rechtbank zal de adoptieakte homogeniseren. Hier is geen geschil. 3.2. Rechtbanken: Judiciaire rechtscolleges en administratieve rechtscolleges Dubbele aanleg (= je kunt in hoger beroep gaan wanneer je niet akkoord gaat met je veroordeling van de rechtbank van 1ste aanleg, je proces wordt dan overgedaan. Je tekent dan beroep aan bij de rechtbank van 2de aanleg. Een 3de aanleg bestaat niet; het kan wel nog naar het Hof van Cassasie gestuurd worden, waar ze zoeken naar eventuele procedurefouten). Gerechtelijk apparaat is piramide. Burgerlijke procedure wordt gevoerd voor een burgerlijke rechtbank (bv. echtscheiding, adoptieprobleem, geschil tussen twee handelaren). Strafprocedure wordt door het OM voor een strafrechtbank (correctionele) gevoerd. Territoriale bevoegdheid (de rechtbank is bevoegd voor een bepaald territorium) en materiële bevoegdheid (de rechtbank is bevoegd voor een bepaald materie, domein) van de rechtbanken. 3.2.1. DE RECHTSCOLLEGES VAN DE RECHTERLIJKE MACHT (piramidale structuur) Lagere rechtbanken: in principe één per kanton: Vrederechter: Burgerlijke geschillen onder de 1860 Euro (vb. je betaalt je tv niet af) en aantal specifieke bevoegdheden (vb. alles i.v.m. huurovereenkomsten en onderhoudsgeld). Beroep bij rechtbank (burgerlijk) van eerste aanleg Politierechterbank: Strafrechter in geval van overtredingen (vb. huisdier dat los loopt), alle overtredingen i.v.m. de wegcode, verkeersongevallen. Beroep bij de rechtbank (correctionele en burgerlijke) van eerste aanleg 7 Recht Gewone rechtbanken: in principe één per arrondissement: Rechtbank van Eerste Aanleg: kamers onderverdeeld in kamers van één of drie rechters. Burgerlijke rechtbank (burgerlijke kamer), correctionele rechtbank (strafkamers), jeugdrechtbank (jeugdkamers). Rechters met speciale opdracht: beslagrechter en Voorzitter van de Rechtbank van Eerste aanleg. Beroep bij Hof van Beroep Arbeidsrechtbank: Kamers met drie rechters: een voorzitter (professionele rechter) en bijzitters die rechters in sociale zaken zijn (d.w.z. vertegenwoordigers van vakbonden, middenstands- en/of werkgeversorganisaties). Alle geschillen die verband houden met sociale geschillen. Bv. werknemer twijfelt over de ziekte van de werknemer. In principe in beroep bij Arbeidshof Rechtbank van Koophandel = Handelsrechtbank: Kamers met drie rechters: een voorzitter (professionele rechter) en twee bijzitters die rechter in handelszaken zijn (handelaars die voor de gelegenheid recht spreken. bv. bankdirecteur). Alle geschillen tussen handelaars of waarbij verweerder handelaar is en boven 1860 Euro en specifieke bevoegdheden. Bv. uitspraak faillissement. Beroep bij Hof Van Beroep Hogere rechtbanken: één hof van beroep per rechtsgebied (5): Hof van Beroep (een vonnis wordt hier een arrest genoemd): Groep raadsheren (= rechters) die in principe enkel zaken beoordelen die al voor hetzij de Rechtbank van Eerste Aanleg, hetzij de Rechtbank van Koophandel zijn geweest. 3 soorten kamers: burgerlijke -, strafrechtelijke - en jeugdkamers. Vordering tot cassatie bij Hof van Cassatie Arbeidshof: Raadsheren in arbeidshof en lekenmagistraten (=rechters in sociale zaken). Vordering tot cassatie bij Hof van Cassatie Hoogste Rechtscollege in België: Hof van Cassatie (in Brussel): Groep rechters die controleren of andere rechtbanken de wetten wel juist interpreteren / toepassen en nazien of er geen procedurefouten zijn gemaakt. Oordeelt nooit over de zaak zelf. Burgerlijke kamer, strafkamer, jeugdkamer en sociale kamer. Nederlandstalige en Franstalige afdeling. Hof van Assisen: Tijdelijk rechtscollege bestaande uit drie beroepsrechters (voorzitter, m.n. een raadsheer in het Hof van Beroep en twee bijzitters of assessoren, m.n. rechters van de Rechtbank van Eerste Aanleg). Het Openbaar Ministerie (spreekt de beschuldiging uit + formuleert de schuldvraag) wordt uitgeoefend door de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep, die zijn bevoegdheden kan overdragen aan een advocaat– generaal of een substituut-procureur–generaal. Het Hof van Assisen wordt bijgestaan door een jury van 12 door het lot aangewezen gezworenen. De algemene lijst van gezworenen wordt om de vier jaar opgemaakt uit een gemeentelijke lijst, een provinciale lijst en een definitieve lijst. Om als gezworene op de algemene lijst te worden ingeschreven moet met: ingeschreven zijn op de lijst van de kiezers voor de wetgevende kamers de Belgische nationaliteit hebben volle 30 jaar zijn en minder dan 60 jaar oud zijn op het ogenblik van het opmaken van de lijsten op de gemeenten kunnen lezen en schrijven in de provincie wonen waar het proces gevoerd wordt 8 Recht Bij misdaden: moord – poging tot moord – doodslag Wie is er allemaal aanwezig? 3 rechters, 12 juryleden, beschuldigde, het OM, griffier, advocaten , deskundigen, getuigen, burgerlijke partij (benadeelden van de misdaad) De jury (beslist over de schuldvraag): mag vragen stellen aan de getuigen (VIA DE VOORZITTER!), moet onpartijdig zijn, heeft discretieplicht (niet met 3e spreken!), moet de eed afleggen Na het proces: Voorzitter stelt vragen aan de jury bv. ‘Is hier sprake van moord?’ Jury gaat stemmen ( met meerderheid, i.g.v. 6-6 gaat de beschuldigde vrijuit). Indien de beschuldigde schuldig bevonden wordt, gaan de voorzitter, bijzitters en de jury samen de strafmaat bepalen Er is GEEN beroep mogelijk, men kan enkel naar het Hof van Cassasie gaan. In geval van toekenning wordt het proces opnieuw in HvA gehouden. Straf = opsluiting 3.2.3. ADMINISTRATIEVE RECHTSCOLLEGES: Enkel bevoegd om uitspraak te doen over geschillen omtrent politieke rechten en alleen voor zover zij door de wet uitdrukkelijk hiertoe bevoegd werden verklaard. Spreken voor de gelegenheid recht! Raad van State, Rekenhof 3.2.4. RECHTSCOLLEGES VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN: Hof Justitie Luxembourg 3.2.5. INTERNATIONALE RECHTSCOLLEGES 4. De rechtsleer Geheel van opvattingen van rechtsgeleerden die terug te vinden zijn in handboeken, verzamelwerken, artikels, tijdschriften, … Voornamelijk uitwerking van criteria voor de toepassing en uitlegging van andere rechtsbronnen en vnl. wetten 9 Recht DEEL 2: STRAFRECHT H.1.: Inleiding Onderscheid tussen materieel strafrecht en strafprocesrecht. H.2.: Het Misdrijf 1. Indeling van de misdrijven (algemene term) Misdaden worden onderscheiden naargelang hun straf. We onderscheiden: Overtredingen: bestraft met gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen en/of met een geldboete van 1 tot 25 euro (politiestraf). Kan ook worden bestraft met een werkstraf. politierechtbank Wanbedrijven (grootste categorie): bestraft met gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en een werkstraf en/of met een geldboete van 26 euro en meer (correctionele straf). correctionele rechtbank van eerste aanleg (bv. diefstal, oplichting, verkrachting, aanranding) Misdaden: bestraft met gevangenisstraf van minstens 5 jaar tot aan levenslange opsluiting (criminele straf). Hof van Assisen (vb. moord, inbraak). Misdaden correctionaliseren zodat het kan bestraft worden als een wanbedrijf. Want vb. 10 jaar opsluiting is te lang voor de persoon zijn daad, maar de straffen kunnen ook hoger zijn dan 5 jaar, vb. 15 jaar voor verkrachting. In principe zijn alle misdrijven vervolgbaar het Openbaar Ministerie beslist wanneer er wordt vervolgd of niet. Bij een klachtenmisdrijf kan er enkel worden vervolgd als er een klacht wordt neergelegd. Bv. stalking, laster en eerroof 2. De kwalificatie Het Openbaar Ministerie (OM), dat de vervolging instelt, gaat strafbaar feit vergelijken met de voorziene omschrijving van het misdrijf in het strafwetboek. Een doorsnee artikel uit het strafwetboek beschrijft een misdrijf. Bij de in verdenkingstelling wordt het misdrijf gekwalificeerd => het OM (wie vervolgt) gaat dat strafbaar feit vergelijken met de omschrijving in het strafwetboek. Naargelang de kwalificatie wordt de bevoegde rechtbank aangeduid. Veel misdaden worden gecorrectionaliseerd = men gaat de misdaden voor de correctionele rechtbank brengen, een lagere rechtbank dus. 3. Bestanddelen van het misdrijf Materieel bestanddeel: er moet een uitwendige, menselijke gedraging zijn; je hebt een daad nodig om te kunnen bestraffen Wederrechtelijke element: wat men doet/deed, moet in strijd zijn met het recht; er moet een artikel bestaan dat zegt dat het niet mag Zedelijk bestanddeel: de dader moet het misdrijf hebben gewild, hij moet er schuld aan hebben (toerekeningsvatbaar) Misdrijf moet strafbaar zijn: de wetgever moet het misdrijf strafbaar hebben gesteld, er moet er straf opstaan Als 1 van deze bestanddelen niet aanwezig is, kan men niet spreken van een misdrijf. 3.1. Rechtvaardigingsgronden (wederrechtelijk element ontbreekt) 10 Recht 3.1.1. WETTIGE ZELFVERDEDIGING: Verdediging van persoon tegen wederrechtelijke aanranding. Verdediging moet onmiddellijk noodzakelijk zijn en in verhouding staan tot de aanval Aan de rechtbank om te oordelen of dit al dan niet het geval was… 3.1.2. NOODTOESTAND: Werkelijke nood, waarbij beschermde belang een grotere waarde heeft dan het opgeofferde belang. Men noemt dit ook “nood breekt wet”. Wanneer een dokter zijn beroepsgeheim zou schenden; vb. wanneer deze verneemt dat een kind ernstig mishandeld wordt door de ouders nood breekt wet 3.2. Ontoerekenbaarheidsgronden (zedelijk element ontbreekt) 3.2.1. KRANKZINNIGHEID: Er wordt een maatregel genomen ter beveiliging van de samenleving Er is geen misdrijf gepleegd, de persoon is ontoerekingsvatbaar de rechter beslist dit niet alleen, maar in samenspraak met deskundigen (vaak college (=3) van deskundigen). De rechter beslist op basis van een deskundig verslag. Bij krankzinnigheid wordt de persoon geïnterneerd (deze straf duurt zeer lang terwijl men bij een gewone straf al na 1/3 uitgezeten straftijd kan vrijkomen). 3.2.2. OVERMACHT: Dwang die vreemd is aan de persoon van de dader, die van buitenaf op hem inwerkt, op het ogenblik dat het misdrijf wordt gepleegd. Dit noemt men ook onweerstaanbare dwang. Dit is zeer moeilijk in te roepen, maar kan wel in volgende 3 gevallen: De dwang moet onweerstaanbaar zijn = je wilsvrijheid wordt volledig uitgeschakeld De dwang moet bestaan op het ogenblik van de misdaad De dwang moet vreemd zijn aan de wil van de dader (= normaal moet men zich wel kunnen beheersen) vb. passionele moorden (mishandelde vrouw kan het niet meer aan en vliegt haar man aan met een mes) vb. een vrouw die pas geopereerd is en ontslagen wordt uit het ziekenhuis, die niets van de invloeden van medicatie wist en een ongeval veroorzaakt 3.2.3. DWALING: (komt weinig voor want iedereen wordt veronderstel de wet te kennen). Feitelijke dwaling (onwetendheid omtrent een essentieel element van een misdrijf) en rechtsdwaling (indien een redelijk en voorzichtig mens in die specifieke situatie ook zou gedwaald hebben). vb. feitelijke dwaling bij jacht; in plaats van een hert een mens neerschieten 3.2.4. MINDERJARIGHEID: De (strafrechtelijke) meerderjarigheid is bepaald op 18 jaar. Tot op heden blijven jongeren beneden de 18 schuldonbekwaam, ze worden niet gestraft; er wordt wel een beschermingsmaatregel opgelegd. vb. gesloten jeugdinstelling van Everberg. ! Echter; bij heel zware feiten (vb. moord) kunnen ze uit handen gegeven worden aan de correctionele rechtbank H.3.: De straf 1. Indeling van de straffen 1.1. Hoofdstraffen: Bij correctionele straffen en politiestraffen kan de hoofdstraf ook een WERKSTRAF zijn: Rechter gaat echter wel ook altijd een gevangenisstraf uitspreken, voor als men de werkstraf niet nakomt. Een werkstraf duurt min. 20 uur en max. 300 11 Recht uur. De straf wordt geïndividualiseerd; vb. uitzitten in dierentuin, rusthuis, groendienst, … Een werkstraf is kosteloos en vindt na de werkuren plaats. Een werkstraf kan enkel worden uitgevoerd bij een openbare dienst en er mogen jobs voor sneuvelen. De rechter bepaalt het aantal uren en het werk dat je moet doen. De werkstraf moet worden uitgevoerd binnen de 12 maanden na de uitspraak. Doel is om mensen uit de gevangenis houden, maar hen laten beseffen dat ze fouten hebben gemaakt. De werkstraf is ingevoerd in 2002. Steeds met instemming van de verdachte. Dus als verdachte moet je op de rechtbank aanwezig zijn & ermee akkoord gaan. Werksstraf wordt opgevolgd door het justitiehuis (door justitie- of probatieassistenten). Bij een werkstraf hoger dan 55 uur spreekt met van een correctionele straf, bij minder dan 55 uur is het een politiestraf. Voor enkele straffen/misdaden kan je geen werkstraf krijgen; moord, verkrachting, iets met minderjarigen. 1.1.1. CRIMINELE STRAFFEN: Levenslange opsluiting, opsluiting van 20 tot 30 jaar; opsluiting van 15 tot 20 jaar; opsluiting van 10 tot 15 jaar en opsluiting van 5 tot 10 jaar. 1.1.2. CORRECTIONELE STRAFFEN: Gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en/of geldboete vanaf 26 euro. 1.1.3. POLITIESTRAFFEN: Gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen en/of geldboete van 1 tot 25 euro. 1.2. Bijkomende straffen 1.2.1. DE GELDBOETE: Kan zowel hoofdstraf (bv. te snel rijden, …) als bijkomende straf zijn (Bv. samen met gevangenisstraf voor diefstal, …). Er wordt steeds een vervangende gevangenisstraf uitgesproken voor het geval de geldboete niet wordt betaalt. De geldboetes staan in het wetboek en worden niet geüpdate. In plaats daarvan wordt de boete vermenigvuldigd met een coëfficient die wel hedendaags is, nl. 5,5 (dit getal stijgt elk jaar). 1.2.2. DE BIJZONDERE VERBEURDVERKLARING: Bijzondere goederen, die het voorwerp van het misdrijf uitmaken en die gediend hebben of bestemd waren voor het plegen van een misdrijf, worden definitief eigendom van de Staat Bv. geweer dat gebruikt werd voor het misdrijf wapen wordt van de staat, wapen wordt verbeurd verklaard / diefstal met een wapen plegen wapen verbeurd verklaren / met de opbrengst van drugsdealen een loft kopen bij arrestatie wordt de loft verbeurd verklaard. 1.2.3. DE ONTZETTING UIT (BEPAALDE) BURGERLIJKE EN POLITIEKE RECHTEN: geldt alleen voor de toekomst en begint slechts te lopen na het uitvoeren van de hoofdstraf. (mensen in de politiek kunnen zich niet terug verkiesbaar stellen, enz.) 1.2.4. HET VERVAL VAN HET RECHT TOT STUREN (Rijverbod): Het verval kan tijdelijk of definitief zijn en slaat op alle of bepaalde categorieën van voertuigen. Dronken rijden: straf = boete + celstraf + rijverbod van 1 maand. 1.2.5. BEROEPSVERBOD: Uitzonderlijk is het ook mogelijk dat verboden wordt om een bepaald beroep uit te oefenen. Bv. boekhouder die jaren misdrijf pleegt, krijgt een beroepsverbod. D.w.z. hij mag deze job de komende 5 à 10 jaar niet meer uitvoeren. Bv. iemand veroordeeld voor pedofielie mag niets meer met minderjarige doen. Bv. iemand met al een starfblad mag geen café meer openen enz. 12 Recht 1.3. Andere gevolgen van straftoemeting 1.3.1. SCHADEVERGOEDING: Wanneer n.a.v. een misdrijf ook schade wordt veroorzaakt, kan de benadeelde zich burgerlijke partij stellen en schadevergoeding vorderen bij de strafrechtbank. Bv. iemand in zijn gezicht slaan & vast gebit gaat daardoor stuk vals gebit betalen. Bv. psychologische hulp, emotionele kost, … 1.3.2. GERECHTSKOSTEN: Ontvanger van Registratie en Domeinen is belast met de inning van deze kosten = kosten naar aanleiding van een strafproces (enkel kosten van de advocaat niet): kunnen hoog op lopen. Bv. telefoononderzoek, kosten van takeldienst, … 2. Bijzondere criteria van straftoemeting De rechter is gebonden aan de wet bij het toekennen van een straf. De straf ligt tussen de minimum- en maximumwaarden. De rechter kan bij het toekennen van een straf rekening houden met: 2.1. Verzachtende omstandigheden: Feitenkwestie die door de rechter vrij wordt beoordeeld, straf komt onder wettelijk minimum. Verzachtende omstandigheden worden niet omschreven in het wetboek, het wordt geval per geval bekeken. Bv. de dader heeft een heel ongelukkige jeugd gehad / dit is zijn 1e diefstal / het was maar een heel kleine diefstal, … 2.2. Verschoningsgronden 2.2.1. STRAFVERMINDERENDE VERSCHONINGSGRONDEN: Wettelijk voorziene verzachtende omstandigheid (moeten in de wet opgenomen zijn); strafverzachting is verplicht. Bv. uitlokking van slagen, verwondingen en doodslag (wettelijke zelfverdediging) 2.2.2. STRAFUITSLUITENDE VERSCHONINGSGRONDEN: Beslissende verschoningsgronden, waarbij het gepleegde misdrijf niet meer wordt gestraft. Bv. een drugsdealer klapt uit de biecht en noemt namen van zijn leveranciers (moet wel voor de dagvaarding!) 2.3. Verzwarende omstandigheden: Moeten uitdrukkelijk voorzien zijn in de wet en mogen niet afhangen van de appreciatie van de rechter. Bv. diefstal (1 maand tot 5 jaar) + braak + wapendracht + bende (allemaal straafverzwaring) / doodslag met voorbedachten rade = moord / verkrachting van/drugverkoop aan meerderjarige/minderjarigen (hoe jonger, hoe zwaarder de straf) 2.4. Wettelijke herhaling: In geval er een nieuw misdrijf is gepleegd na definitieve veroordeling door een Belgische rechtbank (wordt zwaarder gestraft). H.4.: Het strafrechtbedelingssysteem Het strafrechtbedelingssysteem bestaat uit verschillende fases: 1. Het vooronderzoek 1.1. De politie: Doorgaans wordt het misdrijf geregistreerd door een proces-verbaal van de politie ingeval politie het misdrijf zelf heeft vastgesteld, wanneer het slachtoffer klacht heeft ingediend of wanneer een derde aangifte doet van een misdrijf. P.V.: het wie, wat, waar… Wanneer wordt een proces –verbaal opgesteld? In het geval de politie zelf een misdrijf heeft vastgesteld Iemand dat een klacht indient Wanneer een derde aangifte doet van een misdrijf 13 Recht De politie is niet bevoegd om te beslissen wat er met het P.V gebeurt of om een zaak op te lossen, ze moeten dit steeds verplicht naar het OM sturen. 1.2. Openbaar Ministerie (= het Parket): Zijn verantwoordelijk voor het opsporen van misdrijven, vervolgen van daders, vorderen van straffen en tenuitvoerlegging. Procureur des Konings (= substituten) mag zich laten leiden door oppurtuniteitsbeginsel (= men mag met de zaak verschillende dingen doen) en voor zover een vervolging geen bijdrage kan leveren voor het algemeen belang staat het de procureur des Konings vrij niet te vervolgen. Wat kan het Parket doen met de zaak?; 1.2.1. SEPONEREN: Zaak wordt geklasseerd Betekent niet dat de dader vrijuit gaat (= een voorlopige beslissing). Als de dader terug een misdrijf pleegt, wordt de dader voor beide (dus ook het eerder gepleegd misdrijf) zaken veroordeelt. Het misdrijf wordt geklasseerd en staat dus bekend de dader gaat dus niet vrijuit. Bv. wanneer de dader onbekend is en er geen spoor van hem/haar is, wanneer de impact klein is (vb. blikje cola gestolen) 1.2.2. MINNELIJKE SCHIKKING – BEMIDDELING IN STRAFZAKEN – HERSTELBEMIDDELING: Procureur kan minnelijke schikking voorstellen, waardoor strafvordering vervalt tegen betalling van een geldsom. Minnelijke schikking = de zaak vervalt na de bataling van een geldsom, de dader wordt niet meer gedagvaard voor de rechtbank. Bv. bij verkeersboetes Bemiddeling in strafzaken = er wordt aan de dader van een misdrijf therapie, dienstverlening of vorming voorgesteld. De strafvordering vervalt wanneer de dader heeft voldaan aan alle door hem aanvaarde voorwaarden. Deze zaak wordt begeleid en afgewerkt met een justitie-assistent. Bv. interfamiliaal geweld de vader moet verplicht naar AA-bijeenkomsten. Herstelbemiddeling = bemiddeling tussen dader en slachtoffer – O.M is geen deelnemende partij 1.2.3. DAGVAARDEN: De verdachte wordt voor het Parket gebracht en moet zich verantwoorden voor de feiten die hem/haar ten laste worden gelegd. Bv. Het O.M. stelt een onderzoek in en trekt bij een stalking de telefoonrekening na 1.2.4. EEN OPSPORINGSONDERZOEK GELASTEN (gebeurt door OM): De procureur des Konings geeft de opdracht aan verschillende politiediensten om bijkomende inlichtingen in te winnen. MAAR het O.M. kan de rechten van een persoon niet schaden (kan geen telefoon aftappen, een huiszoeking uitvoeren, iemand aanhouden,…) en het opsporingsonderzoek mag geen dwangmaatregel inhouden 1.2.5. EEN GERECHTELIJK ONDERZOEK VORDEREN (gebeurt door onderzoeksrechter): Wettelijk verplicht bij een misdaad en wanneer specifieke grondrechten van verdachten kunnen worden geschonden. Bv. er vindt een diefstal plaats het O.M. formuleert een strafaanvraag en doet een opzoekingsonderzoek wanneer het O.M. de rechten van de verdachte wil schaden, moeten ze de zaak overlaten aan het gerecht (= de rechtbank). ≠ tussen een opsporingsonderzoek en een gerechtelijk onderzoek; Het opsporingsonderzoek wordt geleid door het parket (met de procureur des Konings) en het gerechtelijk onderzoek door de rechtbank in 1e aanleg (met de onderzoeksrechter). 1.3. De onderzoeksrechter: Het gerechtelijk onderzoek wordt geleid door de onderzoeksrechter en kan op 3 manieren starten: 14 Recht Op vordering van de procureur des Konings; hij/zij vraagt een gerechtelijk onderzoek aan Door een slachtoffer; hij/zij legt een klacht neer met burgerlijke partijstelling. Hiervoor moet je een borgsom van €650 betalen. De onderzoeksrechter MOET de zaak VERPLICHT onderzoeken (gerechtelijk onderzoek) en hij heeft geen opportuniteitsbeginsel (onderzoeksrechter heeft geen keuze). Deze klacht kan dus niet geseponeerd worden. ↔ klacht neerleggen bij de politie: deze klacht kan geseponeerd worden. Bv. Je bent bestolen en je weet wie het gedaan heeft je gaat een klacht neerleggen tegen die persoon Door de onderzoeksrechter zelf, wanneer hij/zij iemand op heterdaad betrapt (komt niet veel voor). Opportuniteitsbeginsel speelt hier niet! 1.3.1. PRINCIPES VAN HET GERECHTELIJK VOORONDERZOEK: Moet objectief gebeuren, zonder enige vooringenomheid. Is schriftelijk, geheim en niet tegensprekelijk. De onderzoeksrechter is onpartijdig, onafhankelijk en objectief. Wat hij/zij doet, is niet tegensprekelijk (= verdachte kan niet eisen dat hij aanwezig mag zijn bij het verhoor van het slachtoffer) 1.3.2. ONDERZOEKSVERRICHTINGEN Onderzoeksrechter kan een bevel tot medebrenging geven: wanneer de onderzoeksrechter een verdachte wil verhoren, zorgt hij ervoor dat deze verdachte door de politie opgehaald wordt en tot bij zich gebracht wordt. Onderzoeksrechter kan een bevel tot aanhouding geven = iemand van zijn vrijheid beroven. Onderzoeksrechter kan getuigen verhoren. Afstapping ter plaatse; de procureur des Konings en de onderzoeksrechter die de plaats delict na een moord, doodslag of brand (of waar vele mensen gestorven zijn) gaan bekijken. Gedwongen huiszoeking (dit mag het O.M. niet, enkel vrijwillige huiszoekingen = met toestemming van de bewoners) Het aanstellen van deskundigen; vb. lijkschouwer, boekhouding laten controleren,… 1.4. De onderzoeksgerechten: Appreciatie van vooronderzoek, m.n. de Raadkamer (in 1ste aanleg) en de Kamer van inbeschuldigingstelling (K.I) (in beroep). Neemt volgende beslissingen: buitenvervolgingstelling, verwijzing en uitzonderlijk een beslissing ten gronde van internering/opschorting. Beroep bij K.I; eventueel voorziening in Cassatie. Wanneer de onderzoeksrechter stelt dat zijn (gerechtelijk!) onderzoek afgerond is, stuurt hij/zij het onderzoek naar het O.M. Het O.M. kan twee dingen doen: het O.M maakt vordering tot verwijzing (= vragen aan de raadkamer om door te verwijzen) of het O.M vraagt buitenvervolgingstelling. Het O.M. legt het onderzoek voor aan de Raadkamer. De Raadkamer bestaat uit een rechter die beslist of de verdachte al dan niet naar de correctionele rechtbank moet. (vb. is er wel voldoende bewijsmateriaal?) De Raadkamer kan drie dingen doen: Vordering tot verwijzing; de verdachte moet voor de rechtbank verschijnen (in geval dat er bezwarende elementen zijn) Internering 15 Recht Buitenvervolgstelling; de verdachte moet niet voor de rechtbank verschijnen (wanneer er onvoldoende bewijzen zijn) Opschortingn van de straf: dan is het proces gedaan! De zittingen in de Raadkamer gebeuren steeds achter gesloten deuren. De Raadkamer deelt ook geen straffen uit. Je kan steeds protesteren tegen je uitspraak. Je zaak komt voor in de Kamer van Inbeschuldigingstelling Je bent nog niet akkoord? Dan wordt je zaak voorgelegd in Cassatie. 1.5. De voorlopige hechtenis 1.5.1. VRIJHEIDSBENEMING: Iedereen die van een misdrijf verdacht is en voor maximum 24 uur. Kan alleen worden genomen door procureur des Konings, tenzij betrapping op heterdaad. Dient te worden onderscheiden van een administratieve aanhouding (maximum 12 uur). ≠ Administratieve aanhouding = bestuurlijke aanhouding (max. 12 uur) gebeurt door de politie. Je kan iemand 12 uur opsluiten: Wanneer de openbare orde en rust verstoord wordt. Bv. dronken Wanneer iemand zich niet kenbaar wilt maken Wanneer iemand van plan is om een misdrijf te plegen 1.5.2. BEVEL TOT AANHOUDING = onder aanhoudingsmandaat geplaatst worden. Wordt afgeleverd door onderzoeksrechter en dit binnen 24 uur na initiële aanhouding. Dit is alleen mogelijk in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor openbare veiligheid en moet gemotiveerd worden. De aangehouden persoon moet binnen de 24 uur ondervraagd worden. Je kunt aangehouden worden wanneer men een misdrijf pleegt dat kan bestraft worden met minstens 1 jaar celstraf. Redenen voor aanhouding (= motivatie door de onderzoeksrechter): Er bestaat gevaar dat de verdachte opnieuw een misdrijf pleegt (= recidive gevaar) Er bestaat gevaar dat de verdachte zich zou onttrekken aan het gerecht Er bestaat gevaar dat men bewijzen zou laten verdwijnen Er bestaat gevaar dat de verdachte met derden zou afspreken om hetzelfde verhaal op te hangen 1.5.3. VERBOD VAN VRIJ VERKEER: Secreet (maximum drie dagen) en moet gemotiveerd worden. Secreet = de verdachte mag gedurende 3 dagen geen contact met iemand, uitgezonderd met zijn advocaat. Dit secreet kan niet worden vernieuwd en mag maar 1 keer worden opgelegd. 1.5.4. HANDHAVING VAN VOORLOPIGE HECHTENIS: Voor verstrijken van 5 dagen moet raadkamer beslissen of voorarrest gehandhaafd blijft; oordeelt over noodzakelijkheid van voorarrest. Beschikken blijft één maand geldig. Een aanhoudingsmandaat is 5 dagen geldig. In die tijd moet de Raadkamer beslissen of je aangehouden blijft (ze moeten het aanhoudigsmandaat dus bevestigen). Indien ja; dit blijft gedurende 1 maand gedig, en de verdachte moet iedere maand terug voorkomen als hij in voorlopge hechtenis geplaatst is (is dus nog niet veroordeeld). 1.5.5. BEROEPSMOGELIJKHEDEN: Hoger beroep door verdachte of door O.M. binnen 24 uur. Wordt gebracht voor Kamer van lnbeschuldigingsteling. Zaak afhandelen binnen de 15 dagen; eventueel voorziening in Cassatie. Indien je 16 Recht niet akkoord bent met de beslissing van de raadkamer die je blijft aanhouden, kun je cassatieberoep aantekenen. Dan komt de zaak binnen de 15 dagen voor. Het besluit van cassatie is ook een maand geldig. Bij zeer zware misdrijven is de beschikking 3 maanden geldig. 1.5.6. VRIJHEID ONDER VOORWAARDEN: Voor maximum termijn van drie maanden; kunnen in de loop van het onderzoek worden opgeheven, gewijzigd of verlengd (kan maar 1 maal verlengd worden voor max. 6 maanden) Bv. stalking contactverbod, straatverbod, verboden om te telefoneren, … Interfamiliaal geweld cursus / behandeling. Vrijheid door borgstelling = je moet een borg betalen om vrij te zijn tot het proces. Zo heeft de raadkamer zekerheid dat je je niet gaat ontrekken aan het gerecht want na uitzitting van de opgelegde straf krijg je je borgsom terug betaalt. 1.5.7. SCHADEVERGOEDING: Indien voorlopige hechtenis werd opgelegd in strijd met de wet (= onrechtmatige voorlopige hechtenis). Indien voorlopige hechtenis niet wordt gedekt door een latere straf (vrijspraak) én je meegewerkt hebt met het onderzoek (=onwerkdadige voorlopige hechtenis) 1.5.8. Slachtoffer van het misdrijf: klacht neerleggen bij de politie openbaar ministerie. Wanneer deze dit seponeren klacht bij de onderzoeksrechter indienen zaak moet worden onderzocht (hier moet een borgsom voor betaald worden, als de verdachte veroordeeld wordt, krijg je dit geld terug, anders gaat het naar de staat!). Of rechstreekse dagvaarding uitbrengen voor de correctionele rechtbank door het slachtoffer. 2. De straftoemeting Fase in de rechtsgang waarbij de rechter bij wijze van vonnis een oordeel velt over de betichte. Uitspraakmogelijkheden van de rechter: vrijspraak, veroordeling (gevangenisstraf en of geldboete), internering, opschorting van straf of uitstel van de tenuitvoerlegging, probatiemaatregelen, werkstraf ( = autonome straf). Is GEEN taak van de Raadkamer (beslist of verdachte al dan niet naar de correctionele rechtbank moet), gebeurt door de rechter; rekening houden met de minima en maxima, verzachtende, verzwarende omstandigheden 2.1. Opschorting, uitstel en probatie (Sinds 1980: straf individualiseren): Gewone opschorting: strafbare feiten zijn bewezen maar er wordt geen veroordeling uitgesproken. Na verloop van een bepaalde termijn (1 tot 5 jaar) en mits er zich geen nieuwe ernstige feiten voordoen, wordt de strafbare handeling met al haar mogelijke gevolgen ongedaan gemaakt. Bv. winkeldiefstal gepleegd (je had nog een blanco strafblad) & de feiten zijn bewezen. Maar het is een jonge kerel die werk zoekt, maar dat zal niet lukken als hij geen blanco strafblad bezit. geen effectieve straf opleggen MAAR binnen dit en 5 jaar mag de jongeman geen strafbare feiten plegen. Indien hij opnieuw een strafbaar feit zou begaan; veroordeling voor zowel het vroegere feit waarvoor hij geen veroordeling kreeg, als voor het nieuwe feit. Opschorting is geen straf, komt dus niet op het strafregister of op ‘bewijs van goed gedrag en zeden’. Opschorting kan enkel wanneer je in het verleden niet meer dan 6 maanden gestraft bent. Probatie-opschorting; idem maar gekoppeld aan voorwaarden. Bv. je moet je min. 2 jaar aanmelden bij het justitiehuis/ de justitie-assistenten / Je laten 17 Recht behandelen bij een psychiater / Een cursus volgen; “hoe ga ik om met geweld?” / Aansluiten bij de AA-club. Uitstel; voorwaardelijke veroordeling (= straf met uitstel; komt wel op strafregister) waarbij bij wijze van proef, lopend over bepaalde termijn (1 tot 5 jaar), de uitgesproken straf niet wordt uitgevoerd. Bv. straf voor 8 maanden opgelegd of geldboete. Deze wordt niet direct behaald en wordt niet uitgezeten, MAAR binnen de 5 jaar mag je geen strafbare feiten meer plegen, anders moet je wel betalen of je straf wel uitzitten! Geen voorwaardelijke beoordeling/straf met uitstel bij een straf van meer dan 12 maanden komt wél op strafregister. Kan gekoppeld worden aan probatie-maatregelen. Probatie-uitstel: idem maar gekoppeld aan voorwaarden. Je kan enkel uistel krijgen wanneer je in het verleden nooit bent gestraft met een gevangenisstraf van meer dan 12 maanden. Wanneer je tijdens je uitstel een nieuw feit pleegt wordt je voorwaardelijke straf omgezet naar een effectieve straf. 2.2. Probatie: Stellen van voorwaarden door de rechter bij beslissing tot opschorting of uitstel; geen autonome maatregel. Probatiecommissie stelt probatie-assistent (= justitie-assistent) aan: Controleren of de verdachte alles doet zoals gevraagd Om de 3 maand schrijft de assistent een verslag naar de probatiecommissie Kan na verloop van tijd vragen de voorwaarden aan te passen Wanneer de verdachte de voorwaarden niet naleeft, kunnen de probatievoorwaarden herroepen worden, waardoor men de straf wel kan uitspreken (Bv. de gevangenisstraf wel tot uitvoering brengen). Voorwaarden: afhankelijk van gedrag en milieu van de verdachte. En wordt een justitieverslag (= maatschappelijke enquête) opgesteld om zo de juiste straf uit te kunnen spreken. De rechtbank kan niet zeggen “ik leg zelf de voorwaarden op”, de voorwaarden zijn steeds gekoppeld aan de wet of de regels. 2.3. Internering: Beveiligingsmaatregel die zal worden uitgesproken als aan aantal voorwaarden voldaan is. Van onbepaalde duur; geïnterneerde zal na de rechtbank verschijnen voor Commissie ter Bescherming van de Maatschappij (= Psychiatrische commissie): beslist over inrichting, vrijlating of invrijheidsstelling op proef. Internering is geen straf, maar een beveiligingsmaatregel. Wordt toegepast bij ontoerekeningsvatbaarheid of wanneer de dader op het ogenblik van de feiten in een ernstige staat van geestesstoornis verkeerde, die hem ongeschikt maakte voor het controleren van zijn daden (maakt van hem een gevaar voor zichzelf en de maatschappij). Commissie ter bescherming van de maatschappij; beslist over de inrichting, vrijlating of invrijheidsstelling op proef. Deze evalueren (psychiaters, …) om de 6 maand de persoon, die opgenomen werd, aan de hand van de verslagen van de behandelende psychiater(s). de geïnterneerde krijgt om de 6 maanden de kans om vrij gelaten te worden. Als geïnterneerde kan je beroep aantekenen tegen het oordeel van de commissie, bij de hoge commissie ter bescherming van de maatschappij. Bij de invrijheidsstelling op proef; zien hoe het verloopt, indien goed, uiteindelijk vrij laten. Eventueel bepaalde voorwaarden opleggen (opgevolgd worden door justitie-assistent). 18 Recht 3. De strafuitvoering 3.1. Codificatie van de modaliteiten van strafuitvoering en inwerkingtreding (ENKEL LEZEN!!!!!!): Op 15 juni 2006 verschenen in het Belgisch Staatsblad twee wetten die een grondige wijziging van de externe rechtspositie van gedetineerden inhouden. Het betreft hier enerzijds de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten en anderzijds de wet van 17 mei 2006 houdende de oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken. 3.2. Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken: De meeste beslissingen inzake de uitvoering van vrijheidsstraffen worden toevertrouwd aan een rechter of aan een rechtbank. In de rechtbanken van eerste aanleg zijn één of meer strafuitvoeringskamers ingesteld. Deze kamers van de strafuitvoeringsrechtbank bestaan uit een rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt en twee assessoren (lekenrechters; staan de rechter bij, maar hebben niet het diploma van een rechter. Bv. gevangenisdirecteur) in strafuitvoeringszaken, de ene gespecialiseerd in penitentiaire zaken en de andere in de sociale reïntegratie. Ook magistraten van het openbaar ministerie worden verbonden aan de strafuitvoeringsrechtbank. 3.3. Door de minister van Justitie toe te kennen maatregelen De beslissingen over de uitgaansvergunning, het penitentiair verlof en de onderbreking van de strafuitvoering behoren tot de bevoegdheid van de minister van justitie. Deze beslissingen wijzigen niet de aard en de duur van de vrijheidsstraf en kunnen aanzien worden als inherent aan het standaardregime van veroordeelde gedetineerden. Ze kunnen enkel toegekend worden aan veroordeelden die recht hebben op verblijf in België. 3.3.1. UITGAANSVERGUNNING (enkel bij mensen die in België verblijven): De uitgaansvergunning is een maatregel die de veroordeelde toelaat om de gevangenis te verlaten voor een bepaalde duur die niet langer mag zijn van 16 uur. Er zijn twee categorieën uitgaansvergunninge: De eerste zijn de uitgaansvergunningen die dienen om medische, sociale, morele, juridische, familiale, opleidings- of professionele belangen te behartigen vb. operatie van terminale moeder De tweede zijn de vergunningen die toegekend worden om de sociale reintegratie van de betrokkenen voor te bereiden. Bv. kans om bij de oude werkgever terug aan het werk te kunnen (maar gesprek vooraf is een eis) of mogelijkheid om weer even buiten te kunnen Er mogen in hoofde van de veroordeelden geen tegenaanwijzingen bestaan. De uitgaansvergunning wordt toegekend door de minister op verzoek van de veroordeelde en na een met redenen omkleed advies van de gevangenisdirecteur. 3.3.2. PENITENTIAIR VERLOF (enkel bij mensen die in België verblijven - ruimer): Het penitentiair verlof laat de veroordeelde toe de gevangenis driemaal 36 uur per trimester te verlaten en heeft tot doel de familiale, affectieve en sociale contacten van de veroordeelde in strand te houden en te bevorderen en/of de sociale reïntegratie van de veroordeelde voor te bereiden. Tijdens het verlof loopt de detentie verder en wordt zij niet geschorst. De veroordeelde kan maar genieten van een verlof vanaf het jaar dat de datum voorafgaat, waarop hij tot 19 Recht een vervroegde invrijheidsstelling toegelaten kan worden. Er mogen geen tegenaanwijzingen bestaan. 3.3.3. ONDERBREKING VAN DE STRAFUITVOERING: Om ernstige en uitzonderlijke redenen van familiale aard kan de veroordeelde een onderbreking van de strafuitvoering toegekend worden. Deze onderbreking schorst de uitvoering van de straf voor een duur van maximum drie maanden, die hernieuwd kan worden. Deze maatregel is aan geen tijdsvoorwaarde onderworpen, maar wordt niet toegestaan wanneer er in hoofde van de veroordeelde contra – indicaties bestaan die betrekking hebben op het gevaar dat de veroordeelde zich aan de uitvoering van zijn straf zou onttrekken, op het risico dat hij tijdens de onderbreking van de strafuitvoering ernstige strafbare feiten zou plegen of op het risico dat hij de slachtoffers zou verontrusten. De onderbreking van de strafuitvoering wordt toegekend door de minister, op schriftelijk verzoek van de veroordeelde en na een met redenen omkleed advies van de gevangenisdirecteur. 3.4. Door de strafuitvoeringsrechter en de strafuitvoeringsrechtbank toe te kennen strafuitvoeringsmodaliteiten: Deze strafuitvoeringsmodaliteiten zijn de voorwaardelijke invrijheidsstelling, de voorlopige invrijheidsstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering, de beperkte detentie en het elektronisch toezicht. De wet maakt voor de toekenning een onderscheid tussen de vrijheidsstraffen, waarvoor het uitvoerbaar gedeelte niet meer is dan drie jaar en de vrijheidsstraffen van meer dan drie jaar. Het meest wezenlijke verschil is de bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechter ( d.i. de alleen zetelende voorzitter van de strafuitvoeringsrechtbank) voor de eerste categorie en de multidisciplinair samengestelde strafuitvoeringsrechtbank (= 2 vrijheidsrechters + 2 lekenrechters) voor de tweede categorie. Ook de tijdsvoorwaarden en de inhoudelijke voorwaarden verschillen op bepaalde punten. 3.4.1. VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING: De voorwaardelijke invrijheidsstelling is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf, waardoor de veroordeelde zijn straf ondergaat buiten de gevangenis, mits naleving van de voorwaarden die hem gedurende een bepaalde proeftijd opgelegd worden. Vrijheidsstraffen van 3 jaar of minder (nog niet in werking): Wordt toegekend voor zover de veroordeelde één derde van de vrijheidsstraffen ondergaan heeft en voor zover er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan. Wordt toegekend door de strafuitvoeringsrechter op gemotiveerd advies van de gevangenisdirecteur die advies uitbrengt. Vrijheidsstraffen van meer dan 3 jaar: Wordt toegekend aan elke persoon die veroordeeld is tot één of meer vrijheidsstraffen, waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt, voor zover de veroordeelde hetzij één derde van deze straffen ondergaan heeft of hetzij, in geval van een veroordeling tot een levenslange vrijheidsstraf, tien jaar van deze straf ondergaan heeft. Er mogen geen tegenaanwijzingen bestaan die betrekking hebben op de afwezigheid van vooruitzichten op de sociale reclassering, het risico van het plegen van nieuwe ernstige feiten, of het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen of de houding van de veroordeelde ten aanzien van de slachtoffers. Wordt toegekend 20 Recht door de multidisciplinair ( ≠ disciplines vertegenwoordigd) samengestelde strafuitvoeringsrechtbank op advies van de directeur. 3.4.2. VOORLOPIGE INVRIJHEIDSSTELLING MET HET OOG OP VERWIJDERING VAN HET GRONDGEBIED / OVERLEVERING: De veroordeelde gedetineerden die geen recht hebben op verblijf in België of die overgeleverd dienen te worden aan een buitenlandse autoriteit, kunnen vervroegd in vrijheid gesteld worden volgens dezelfde tijdsvoorwaarden die gelden voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Eerst hier inspanningen leveren om burgerlijke partij te vergoeden. Er mogen geen tegenaanwijzingen bestaan die betrekking hebben op de mogelijkheden voor de veroordeelde om een onderdak te hebben, op het risico dat hij de slachtoffers zou lastig vallen of op de inspanningen om de burgerlijke partijen te vergoeden. 3.4.3. BEPERKTE DETENTIE OF ELEKTRONISCH TOEZICHT: De beperkte detentie is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf die de veroordeelde toelaat om op regelmatige wijze de strafinrichting te verlaten voor een bepaalde duur van maximum 12 uur per dag en die aan de veroordeelde toegekend kan worden om professionele, opleidingsof familiale belangen te behartigen die zijn aanwezigheid buiten de gevangenis vereisen. Het elektronisch toezicht is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf, waardoor de veroordeelde het geheel of een gedeelte van zijn vrijheidsstraf ondergaat, volgens een bepaald uitvoeringsplan, waarvan de naleving onder meer door elektronische middelen wordt gecontroleerd. Bv. altijd om 18u. thuis zijn en binnen een straal van 25 km blijven 4. Het strafeinde Een aantal gevallen waarin de straf vroeger beëindigd wordt. 4.1. Genade (komt heel weinig voor): Koning heeft recht om straffen kwijt te schelden (maar de straf blijft wel bestaan; je vonnis wordt niet gewijzigd, maar je komt wel vroeger vrij) of te verminderen. Slaat op strafuitvoering; uitzonderlijk collectieve maatregel (voor groepen) 4.2. Amnestie: Beslissing van wetgevende macht; bepaalde misdrijven worden als niet bestaande beschouwd; voor groep van personen of groep van feiten. Amnestie geldt nooit voor een individu! Alle strafrechterlijke gevolgen vervallen, maar de burgerlijke gevolgen (vb. schadevergoeding) vervallen niet. 4.3. Uitwissing: De administratieve maatregel waardoor de meeste politiestraffen en correctionele gevangenisstraffen tot 6 maanden automatisch verdwijnen na verloop van 3 jaar 4.4. Eerherstel: Gerechtelijke beslissing die de strafrechtelijke gevolgen van de veroordeling(en) uitwist. Het eerherstel kan aangevraagd worden voor de veroordelingen, die niet in aanmerking komen voor uitwissing; wordt gericht aan de procureur des Konings. 4.5. Verjaring (uitvoering van de straf is niet meer mogelijk): De uitgesproken straf moet binnen bepaalde termijnen worden ten uitvoer gelegd. Vervalt die termijn, dan is de straf verjaard. Een straf moet binnen een bepaalde periode worden uitgevoerd. Er wordt een onderscheid gemaakt op basis van de straf. Er zijn 2 soorten verjaring: De uitvoering van de straf is verjaart 21 Recht De strafvordering is verjaart. Bv. je pleegt een diefstal (verjaart na 5 jaar) en pas na 6 jaar wordt je gedagvaard de strafvording is verjaart en vervalt dus. Misdaden 10 jaar Wandaden 5 jaar Veroordeling 6 maand 22 Recht DEEL 3: JEUGDRECHT 1. Bescherming, bijstand, straf: de geschiedenis in een notendop 1.1. Inleiding: Zoektocht naar het maatschappelijk antwoord op het probleem van jeugddelinquentie enerzijds en problematische jongeren anderzijds. Er zijn 2 soorten minderjarigen: De MOF-ers (Misdrijf Omschreven Feit); jongeren die een misdrijf gepleegd hebben (jeugddelinquentie) jeugdsanctierecht De POS-ers (Problematische OpvoedingsSituatie); hebben geen misdrijg gepleegd, maar bevinden zich in een problematische opvoedingssituatie integrale jeugdhulpverlening 1.2. Het begin van de bescherming: de Wet op de kinderbescherming van 15 mei van 1912: Elke jongere onder de 16 jaar wordt strafrechtelijk onbekwaam en verschijnt voor de kinderrechter (nu: jeugdrechter), die een maatregel kan opleggen (berisping of instelling). Ook op ouders kan worden ingegrepen, met name door ontzetting uit ouderlijke macht. 1.3. Wet op de jeugdbescherming van 8 april 1965: Optie voor preventieve aanpak; de jeugdbeschermingcomités (nu: Comité Bijzondere Jeugdzorg) worden opgericht; maatregelen pakket van jeugdrechtbanken wordt uitgebreider; strafrechtelijke meerderjarigheid wordt 18 jaar 1.4. De decreten inzake de bijzondere jeugdbijstand van 4 april 1990: Vlaanderen heeft een eigen jeugdbeschermingsbeleid. 1.5. Het internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind: Bevat zowel rechten ter bescherming van kinderen (minderjarigen), rechten op bepaalde voorzieningen, alsook specifieke participatierechten. 1.6. Naar een jeugdsanctierecht: Om POS’ers zoveel mogelijk uit de rechtbank te houden. 2. De krachtlijnen van de bijzondere jeugdbijstand 2.1. Uitdrukkelijke scheiding tussen vrijwillige hulp en gerechtelijke bescherming: Comités voor bijzondere jeugdzorg (= vrijwillige hulpverlening; proberen POS-ers zoveel mogelijk buiten de rechtbank te houden door oplossingen te zoeken). Bemiddelingscommissie: brug tussen vrijwillige hulpverlening en gerechtelijke bescherming. Wanneer vrijwillige hulp niet werkt, wordt verder gegaan. De jeugdrechtbank wordt ingeschakeld wanneer: De bemiddelingscommissie het zegt dat men geen vrijwillige hulpverlening kan garanderen. De situatie zo ernstig en acuut is dat er bij hoogdringdheid een pedagogische maatregel moet worden genomen. 2.2. Het subsidiariteitsbeginsel: Gerechtelijke dwangmaatregel moet worden vermeden zolang in problematische opvoedingssituatie op vrijwillige basis hulpverlening mogelijk is. 2.3. De rechtspositie voor minderjarigen: Eigen rechtspositie wordt aan minderjarige geboden m.b.t. de mogelijke hulpverlening in vrijwillig verband. Minderjarigen die tot het oordeel des onderscheids zijn gekomen (op 12 jaar, dit wil zeggen dat ze oud genoeg zijn om te beseffen wat er gebeurt) moeten instemmen met de hulpverlening. 23 Recht 2.4. De differentiatie van het hulpaanbod: Ruimer aanbod in voorzieningen en initiatieven in de bijzondere jeugdbijstand. 2.5. De gezinsgerichte werking: Men kan geen hulpverlening aan de jongere bieden als men de hulpverlening los ziet van het gezin. Men moet hulp bieden aan het hele gezin. 3. De krachtlijnen van de integrale hulp 3.1. Inleiding: GGZ, gehandicaptenzorg, … 3.2. Integrale jeugdhulp: integrale jeugdhulp beoogt, door sectoroverschrijdende samenwerking tussen jeugdhulpaanbieders en intersectorale afstemming van het jeugdhulpaanbod, aan die personen een continuüm van jeugdhulp aan te bieden als antwoord op een jeugdhulpvraag of een jeugdhulpbehoefte. 3.3. Modulering: Jeugdhulpverlening wordt aangeboden op basis van modules. Met name een duidelijk afgeleinde eenheid van jeugdhulpverlening die afzonderlijk of samen met andere eenheden kan worden aangeboden. Er is een vaste lijst van functies waarmee de module kan worden beschreven: diagnose, verblijf, begeleiding, training, … 3.4. Rechtstreekse toegankelijke jeugdhulpverlening: kan door iedereen gebruikt worden; toegang is vrij, laagdrempelig en duidelijk 3.5. Dwang: in principe wordt de hulpverlening op vrijwillige basis georganiseerd 3.6. Rechtspositie: recht op instemming met de hulpverlening, het recht niet tegen zijn wil van zijn ouders te worden gescheiden en het recht op toegang tot zijn dossiergegevens 4. Summier beeld van de huidige wettelijke situatie Voornaamste bronnen: de Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990 en het decreet betreffende de integrale jeugdhulp en het decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp van 7 mei 2004 4.1. De integrale jeugdhulpverlening: materie van de gemeenschappen en valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap 4.2. Comités voor Bijzondere Jeugdzorg. = ENKEL VOOR POS-ERS! Ook enkel materie van de Vlaamse gemeenschap 4.3. De bemiddelingscommissie voor bijzondere jeugdbijstand: materie voor Vlaamse gemeenschap. 4.4. De Jeugdrechtbank 4.4.1. ALS MIDRIJF OMSCHREVEN FEITEN: federalde bevoegheid! 4.4.2. PROBLEMATISCHE OPVOEDINGSSITUATIES 4.4.3. MAATREGELEN T.A.V. DE OUDERS: Toezicht op sociale uitkeringen, ontzetting uit ouderlijk gezag en opvoedingsbijstand materie van de federale bevoegdheid! 4.5. De voorzieningen in de bijzondere jeugdbijstand 5. Comités voor bijzondere jeugdbijstand 5.1. Hulp en bijstand in problematische opvoedingssituaties: Ontplooiingskansen van minderjarige moet in gedrang zijn met ernstige moeilijkheden, langdurige conflicten en complexe situaties. Consulent van sociale dienst van het comité zal zonodig bijstand en hulp organiseren; opmaken van hulpverleningsprogramma en 24 Recht handelingsplan. Bv. van maatregelen; thuisbegeleiding, semi-residentiële opname, begeleid zelfstandig wonen ( wordt begeleid door een consulent). Bij kinderen in een problematische opvoedingssituatie! 5.2. De taken van algemene preventie: O.m. uitwerken van vormingsprogramma’s bijvoorbeeld inzake verslavingsproblematieken (drugs) in inzake zelfmoordpreventie. 6. De bemiddelingscommissie Realisatie van scheiding tussen vrijwillige en gedwongen hulpverlening, waarbij getracht wordt de vrijwillige hulpverlening te maximaliseren. Wanneer het CBJ de jongere niet kan helpen, probeert de BC de zaak ook met behulp van vrijwillige hulpverlening op te lossen. 6.1. De bemiddelingsverzoeken = verzoeken die naar de BC worden gestuurd. Kan opgesteld worden door: 6.1.1. HET COMITÉ BIJZONDERE JEUGDZORG 6.1.2. DE HULPVRAGER (MINDERJARIGE OF OUDERS): Indien comité hulpverleningsaanvraag weigert 6.1.3. PARKETMAGISTRATEN: Indien parket kennis krijgt van een POS (gaat vaak eerst via CBJ) 6.1.4. HULPVERLENERS 6.2. De mogelijke beslissingen van de bemiddelingscommissie: Minnelijke regeling opgesteld. Dit is schriftelijk en houdt voor betrokkenen een belangrijk moreel engagement in. Niet afdwingbaar. Eens regeling is afgesloten, stopt opdracht van commisie. Naar het Parket doorsturen. De zaak klasseren. 7. De jeugdrechtbank Dubbele bevoegdheid: bevoegd in burgerlijke zaken en in jeugdbeschermingzaken. Burgerlijke zaken; bv. toestemming geven voor een huwelijk, ouderlijk gezag, adoptie, … Jeugdbeschermingzaken; maatregelen treffen voor MOF-ers en POS-ers 7.1. Problematische opvoedingssituaties 7.1.1. DE VORDERINGSMOGELIJKHEDEN VAN HET O.M.: Aanhangig maken van zaak bij de jeugdrechtbank na doorverwijzing door de bemiddelingscommissie of bij hoogdringendheid 7.1.2. DE PEDAGOGISCHE MAATREGELEN (niet allemaal vanbuiten kennen; wel weten wat ze willen zeggen). = kan de jeugdrechter opleggen in geval van problematische opvoedingssituatie (In geval van MOF spreekt met van beschermingsmaatregelen). Pedagogische richtlijn; het wijzen op de pedagogische verantwoordelijkheid van ouder, bedoelt voor ouders Ondertoezichtstelling; begeleidende controle op levenswijze van jongere vb. bij foute vrienden (max. 1 jaar) Gezinsbegeleiding; het leren op een andere manier om te gaan met problemen voor het gehele gezin vb. bij verwaarlozing – leren “hoe moet ik mijn kind opvoeden?” Opvoedend project; werk- of leerproject volgen Semi-residentiële voorziening – dagcentra die zich richten op POSgezinnen met schoolgaande kinderen. Men gaat gezinsbehandeling koppelen aan dagopname. 25 Recht Begeleid zelfstandig wonen: vanaf 17 jaar, om zelfredzaamheid te doen stijgen. Kamertraining: voorbereiding op begeleid zelfstandig wonen, onder permanente begeleiding (soort van internaat), min. 17 jaar, opgelegd, 1 jaar maar kan verlengd worden. Onthaal- en oriëntatiecentrum: maximale opvang van 30 dagen in crisissituaties (doorverwijzing). Observatiecentrum: ~ onthaal en oriëntatiecentrum, maar max. 60 dagen Pleeggezin: krijgt voorrang op plaatsing in instelling; sommigen hebben nood aan een socio-affectieve relatie. Open inrichting: ~ internaat; ook met regels. Wordt (uitzonderlijk) door de jeugdrechtbank gekozen. Voor 1 jaar en kan daarna verlengd worden met 1 jaar. Gesloten inrichting = uitzonderlijk! En voor max. 3 jaar. Voorwaarden; min. 14 jaar oud, er is al een plaatsing geprobeerd in een pleeggezin of open instelling waarbij het kind zich probeerde te onttrekken (vluchten), de maatregel is noodzakelijk voor het behoud van de integriteit van het kind. Psychiatrische instelling: als de psychiatrische instelling van het kind dit vereist. 7.1.3. VOORLOPIGE MAATREGELEN: De 13 maatregelen kunnen ook genomen worden als voorlopige maatregel; beperkt tot zes maanden. 7.1.4. DE HOOGDRINGENDHEID: Het OM kan onmiddellijk vorderen bij de jeugdrechtbank wanneer het een afdwingbare pedagogische maatregel dringend noodzakelijk acht, na te hebben aangetoond dat de betrokken minderjarige moet worden beschermd tegen een vorm van lichamelijk of geestelijk geweld, misbruik, verwaarlozing enz. en het verlenen van hulp en bijstand op vrijwillige basis niet dringend kan worden georganiseerd 7.2. Maatregelen ten aanzien van de ouders. 7.2.1. ONTZETTING UIT OUDERLIJK GEZAG: Mogelijk in gevallen van kindermishandeling of manifeste vormen van verwaarlozing 7.2.2. VOOGDIJ OVER GEZINSBIJSLAGEN: Gezinsbijslag maar ook andere sociale uitkeringen moeten in het belang van de kinderen worden aangewend. De jeugdrechter kan beslissen dat deze bedragen moeten worden uitbetaald aan de sociale dienst. Bv. kindergeld komt toe aan de noden van de kinderen 7.3. Als misdrijf omschreven feiten: Bij MOF-ers legt men beschermingsmaatregelen op. De jeugdrechter kijkt naar de leeftijd van de jongere wanneer men de feiten heeft gepleegd. Bv. wanneer men een diefstal pleegt op de leeftijd van 14 jaar en men moet pas op zijn 16de voor de jeugdrechtbank verschijnen, zal men bestraft worden volgens 14 jaar. 7.3.1. BESCHERMINGSMAATREGELEN De berisping; 1e keer, wordt door de vingers gezien en aanmanen tot beter gedrag. De ondertoezichtstelling; men gaat de minderjarige behouden in zijn milieu, maar er worden bijkomende maatregelen genomen. Controle door consulenten. (soort van huisarrest, bv. bepaald uur van thuiskomen, …) De (private) plaatsing; in een pleeggezin of in een privé-instelling (soms bij familie). 26 Recht De openbare instelling: is een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. De uithandengeving; wanneer de minderjarige 16 jaar is, kan men de jongere uit handen geven aan de volwassenrechtbank. Er zijn twee mogelijkheden: Bij het plegen van een misdaad wordt men doorverwezen naar Hof van Assisen Wanneer men een wanbedrijf pleegt komt men voor een speciale kamer met 2 jeugdrechters. Dit gebeurt in een correctionele rechtbank en er wordt dan een correctionele straf opgelegd. De inbewaringstelling; in een psychiatrische instelling 7.3.2. SPECIFIEKE VOORLOPIGE MAATREGELEN: Bv. wanneer de jongere op heterdaad betrapt wordt – kan niet in voorlopige hechtenis genomen worden. Of in afwachting van de veroordeling/ “bescherming”: De voorlopige plaatsing in een federaal centrum Gesloten opvoedingsafdeling - instelling vb. Everberg 7.4. Procedure en procedurele waarborgen 7.4.1. BEPERKTE DUUR VAN DE VOORLOPIGE MAATREGELEN (ENKEL LEZEN): Duur van de voorbereidende rechtspleging wordt beperkt tot 6 maanden; ten laatste tegen die tijd moet het dossier worden meegedeeld aan het OM (onderzoek moet tegen dan afgerond zijn), dat maximaal over een extra termijn van 2 maanden beschikt om te dagvaarden voor de jeugdrechter 7.4.2. HET HOORRECHT VAN DE MINDERJARIGE: Horen door de jeugdrechter van kinderen die voldoende onderscheidingsvermogen hebben (vaak vanaf 12 jaar). Recht op bijstand van advocaat 7.4.3. DE RECHTSBIJSTAND: Elke jongere heeft recht op bijstand van een advocaat, vanaf zijn eerste verschijning voor de jeugdrechter; wanneer er geen eigen advocaat wordt gekozen zal er ambtshalve een worden toegewezen (= gratis/pro deo) 7.5. De sociale dienst bij de Jeugdrechtbank 7.5.1. DE NAVORSINGSOPDRACHTEN: Navorsingen laten verrichten omtrent de persoonlijkheid en het milieu van de minderjarige, met het oog op het nemen van een (jeugdbeschermings)maatregel. 7.5.2. OPDRACHTEN VAN SOCIALE AARD: Uitvoering van maatregelen van toezicht en gezinsbegeleiding, alsook de uitvoering van de maatregelen genomen ten aanzien van misdrijfplegende jongeren. 7.5.3. OVERBRENGING VAN DE JONGEREN: kan door jeugdrechter aan sociale dienst gevraagd worden, tenzij dit om pedagogische redenen of om veiligheidsredenen niet is aangewezen. 7.5.4. ORGANISTIE EN AUTONOMIE: consultenten staan niet onder het gezag of bezicht van de magistratuur. 8. Bijzondere jeugdzorg voor meerderjarigen 8.1. De gedwongen verlenging: Kan bij een misdrijfplegende jongere worden verlengd tot de leeftijd van 23 jaar als hij blijk geeft van aanhoudend wangedrag of zich gevaarlijk gedraagt 8.2. De vrijwillige verlening: Kan ook door jongere zelf worden gevraagd; vraag naar vrijwillige hulpverlening wordt voorgelegd aan comité voor bijzondere jeugdzorg 27 Recht 9. De voorzieningen voor bijzondere jeugdbijstand 9.1. Erkende voorzieningen: alle initiatieven die minderjarigen opnemen of begeleiden moeten erkend worden door de Vlaamse Regering. De erkenningsvoorwaarden hebben betrekking op: personeel en materiële infrastructuur / opleidingsniveau van personeel / verzorging, onderwijs, beroepsopleiding en opvoedingsregime / pedagogisch concept- en programma. 9.2. De gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand: begeleidingstehuizen (jongeren permanent opnemen), gezinshuizen (instelling die minderjarigen in en gezinsverband opnemen), onthaal-oriëntatie en observatiecentra (opnemen en kijken wat ermee moet gebeuren), dagcentra (ambulant), thuisbegeleidingsdienst (ambulant en mensen die thuis komen en gezin helpen), dienst begeleiding zelfstandig wonen, diensten voor pleegzorg 9.3. Voorzieningen gelijkgesteld met de erkende voorzieningen: kind en gezin, kinderziekenhuis (neemt kind op in POS situatie - schoolintern) 10. Diverse thema’s 10.1. Het respect voor de overtuiging: Tussenkomsten in de bijzondere jeugdbijstand dienen te gebeuren met eerbiediging van de godsdienstige, ideologische en wijsgerige overtuiging van de gezinnen waartoe de minderjarigen behoren – innerlijke overtuigingen 10.2. Klachtrecht en ombudsfuncties: J.O. – lijn, d.i. een soort ombudsdienst, georganiseerd binnen de afdeling bijzondere jeugdbijstand 28 Recht DEEL 4: SOCIAAL RECHT H.1.: Inleiding De sociale wetgeving omvat: het arbeidsrecht en het sociaal zekerheidsrecht Het arbeidsrecht regelt de verhoudingen tussen de werknemers en werkgevers. Het sociaal zekerheidsrecht omvat alle maatregelen waardoor aan de werknemers en de zelfstandigen de mogelijkheid wordt gegeven om in alle omstandigheden in hun levensonderhoud te voorzien. Vb. pensioenreglementering, werkloosheidsreglementering, kinderbijslag, vakantiegeld, … H.2.: De arbeidsovereenkomsten 1. Aanwerving 1.1. CAO (Collectieve arbeidsovereenkomst-bindend) van 8 december 1983 Gelijke behandeling (leeftijd, geslacht, burgerlijke stand, ras, huidskleur edm) Kosten en documenten vb. bij afname van een examen van de sollicitanten mogen geen kosten verrekend worden Informatie aan de sollicitant: werkgever moet voldoende informatie verstrekken i.v.m. de arbeidsplaats die hij aanbiedt Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer Vertrouwelijke behandeling van gegevens Plichten van de sollicitant : moet ter goeder trouw meewerken aan selectieprocedure en mag vertrouwelijke gegevens niet publiek maken Duur selectieprocedure: binnen redelijke termijn Proefarbeid: niet langer dan nodig om bekwaamheid te testen Verplaatsingskosten: dienen zoveel mogelijk beperkt te worden Publicitaire werkaanbiedingen: verboden 1.2. Wet van 13 februari 1998: Verbod om maximumleeftijd te hanteren 2. Taalgebruik in de sociale betrekkingen in de onderneming Vlaams Decreet van 19/7/1973 tot regeling van het gebruik van talen voor de sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel. De te gebruiken taal is Nederlands voor werkgevers met een exploitatiezetel in een eentalig Nederlands taalgebied. Bij een tweetalig gebied: Frans en Nederlands. Strafsancties: werkgevers die bepalingen van decreet overtreden, worden gestraft met correctionele gevangenisstraffen en/of geldboete Burgerlijke sanctie: nietigheid = Stukken of handelingen die in strijd zijn met de bepalingen van het decreet zijn nietig ( ze worden geacht nooit te hebben bestaan). De nietigverklaring kan geen nadeel berokkenen aan de werknemer (werknemer kan zich m.b.t. nietig document beroepen op bedingen die voor hem voordelig zijn en voor de nadelige bedingen de nietigheid inroepen = relatieve nietigheid) 3. Toepassingsgebied van de wet op de arbeidsovereenkomsten De wet regelt de arbeidsovereenkomsten voor werklieden, bedienden, handelsvertegenwoordigers en dienstboden en de tewerkstelling van studenten 29 Recht 4. Wat is een arbeidsovereenkomst? Een overeenkomst waardoor een werknemer zich verbindt, tegen betaling van loon, onder gezag van een werkgever, arbeid te verrichten 4.1. Overeenkomst: Partijen bij de overeenkomst: werknemer en werkgever. Werknemer is altijd een natuurlijke persoon; overeenkomst ‘intuitu personae’ (=met een bepaald persoon) d.w.z. dat de werknemer zich niet zomaar mag laten vervangen en dat de overeenkomst eindigt bij de dood van de werknemer – overeenkomst is alleen met die persoon gesloten. Werkgever kan een natuurlijke persoon of rechtspersoon (vennootschap, vzw, bvba, …) zijn. Een natuurlijk persoon = een persoon van vlees en bloed. Een rechtspersoon kan bv. een vennootschap zijn. Een werknemer kan geen rechtspersoon zijn. 4.2. Arbeid: Het doel van de arbeidsovereenkomst is het verrichten van arbeid om in het levensonderhoud van de werknemer te (helpen) voorzien. Arbeidsovereenkomst is een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis: werknemer verbindt zich ertoe het hem toevertrouwde werk zorgvuldig en nauwkeurig te verrichten, niet om een welbepaald resultaat te bereiken. Men spreekt van een arbeidsovereenkomst: bij een ondergeschikte werkrelatie en als er loon wordt betaald. 4.3. Loon: Arbeidsovereenkomst om niet is onmogelijk; er moet een loon zijn, m.a.w. een tegenprestatie van arbeid die ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst wordt verricht (geld of in geld waardeerbare voordelen vb. bedrijfswagen, eindejaarspremie, gsm, … en fooien) 4.4. Gezag: Werknemer dient zijn arbeid te verrichten in een verhouding van ondergeschiktheid aan of onder het gezag van een werknemer. De voor de arbeidsovereenkomst kenmerkende verhouding bestaat zodra iemand in feite gezag kan hebben over andermans handelingen; beoordeling in concreto. Beoordeling in concreto = de arbeidsovereenkomst wordt per geval bekeken. 5. Ontstaan en duur van de arbeidsovereenkomsten Arbeidsovereenkomst is consensueel contract (d.w.z. er is een overeenkomst tss beide partijen); het kan uitdrukkelijk (mondeling of schriftelijk) of stilzwijgend worden gesloten; getuigenbewijs is toegelaten. Voor sommige arbeidsovereenkomsten is een geschrift vereist ( proefcontract, arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur of voor een bepaald werk, studentenarbeid, deeltijdse arbeid, arbeidsovereenkomst met concurrentiebeding, vervangingsovereenkomst) 6. Soorten arbeidsovereenkomsten 6.1. Indeling op basis van het verrichte werk Arbeidsovereenkomst voor werklieden (=arbeiders): is overeenkomst waarbij een werknemer, de werkman, zich verbindt tegen loon, onder het gezag van de werkgever, in hoofdzaak handenarbeid te verrichten Arbeidsovereenkomst voor bedienden: is overeenkomst waarbij een werknemer, een bediende, zich verbindt tegen loon, onder het gezag van de werkgever, in hoofdzaak hoofdarbeid te verrichten – vb. secretaresse Arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers: is een overeenkomst waarbij de werknemer zich ertoe verbindt cliënteel op te sporen met het oog op het onderhandelen over en het sluiten van zaken, verzekeringen uitgezonderd. Bv. aan bedrijven spullen verkopen 30 Recht Arbeidsovereenkomst voor dienstboden: is de arbeidsovereenkomst waarbij een werknemer, de dienstbode, zich verbindt tegen loon en onder gezag van een werkgever, in hoofdzaak huishoudelijke handenarbeid te verrichten in verband met de huishouding van de werkgever of van zijn gezin. Bv. tuinman. komt niet zoveel voor!! Onderscheid werkman – bediende: uitsluitend gebaseerd op de aard van het werk, niet aan de benaming die partijen aan de overeenkomst hebben gegeven. Wanneer hoofdarbeid samengaat met handenarbeid moet men nagaan welk element doorslaggevend is bij de uitoefening van het werk – de beoordeling hiervan is op basis van de praktijk, niet op basis van het contract (vb. belangrijk voor opzegtermijn) 6.2. Indeling op basis van de duur van de arbeidsovereenkomst Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd d.w.z. als er geen duurtijd bepaald is en ook in alle gevallen waarin geen schriftelijke overeenkomst werd opgesteld Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of voor bepaald werk: partijen bepalen duidelijk het tijdstip waarop de overeenkomst begint of eindigt of die de uitvoering van een welbepaald werk waarvan de omvang en de duurtijd kan worden geschat door de werknemer als voorbeeld heeft. Moet schriftelijk en bij verderzetting na de termijn, gelden dezelfde voorwaarden als bij de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Indien verscheidene opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk, wordt er verondersteld dat er een overeenkomst voor onbepaalde tijd werd aangegaan. De vervangingsovereenkomst: werknemer wordt aangenomen ter vervanging van een andere werknemer; moet schriftelijk, uiterlijk op het tijdstip dat de werknemer in dienst treedt en voor maximum twee jaar, bv. bij zwangerschapsverlof of ziekte, … 6.3. Indeling op basis van de omvang van de arbeidsprestaties: Voltijdse arbeidsovereenkomst: geen bijzondere voorschriften. Arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid: arbeid die regelmatig en vrijwillig wordt verricht met een arbeidsduur die korter is dan die vooropgesteld door de arbeidswet of door de bevoegde paritaire comités (= korter is dan een voltijdse betrekking); moet schriftelijk worden opgesteld en de inhoud moet de overeengekomen deeltijdse arbeidsregeling en het werkrooster vermelden Bv. 4/5e werken. Werkgever moet een duidelijk arbeidsrooster opstellen, anders bepaald de werknemer deze zelf, dus WG heeft hier alle belang bij. 7. Belangrijke bepalingen met betrekking tot de arbeidsovereenkomsten 7.1. Vermoeden van arbeidsovereenkomst: wanneer je als zelfstandige ook prestaties verricht onder toezicht en gezag, dan wordt er ook een arbeidsovereenkomst opgesteld. 7.2. Imperatief karakter van de wet op de arbeidsovereenkomsten: Bepalingen strijdig met de wet op de arbeidsovereenkomsten zijn nietig als ze tot doel hebben de rechten van de werknemers te verminderen of zijn verplichtingen te verzwaren. 7.3. Verantwoordelijkheid van de werkgever voor de handelingen van het leidinggevend personeel: Bij een arbeidsongeval is de werkgever aansprakelijk. 7.4. Het scheidsrechterlijk beding: Er mag geen bepaling toegelaten in de arbeidsovereenkomst die een geschil tussen werkgever en werknemer onttrekt 31 Recht aan de bevoegdheid van de rechterlijke macht. D.w.z. dat je steeds naar de arbeidsrechtbank moet kunnen stappen. Uitzondering voor bedienden met jaarlijks loon hoger dan 53.825 EUR en die belast zijn met het dagelijks beheer van de onderneming of die beheersverantwoordelijkheid hebben. 7.5. Verjaring: Rechtsvorderingen die ontstaat uit de arbeidsovereenkomst verjaren: Één jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst (als je er niet meer werkt) / Vijf jaar na het feit waaruit de vordering ontstaan is, zonder dat deze termijn langer mag duren dan één jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst (als je er dus nog werkt). Bv. achterstallig vakantiegeld, uitbetaling die vergeten is, … 8. Verplichtingen van de partijen 8.1. Gemeenschappelijke verplichtingen: Eerbied en achting verschuldigd, de goede zeden in acht nemen 8.2. Verplichtingen van de werknemer 8.2.1. WIJZE VAN WERKEN: Zorgvuldig, eerlijk en nauwkeurig, op de tijd, plaats en wijze zoals overeengekomen. Te handelen volgens de bevelen en de instructies die hem worden gegeven door de werkgever, zijn lasthebbers of zijn aangestelden, met het oog op de uitvoering van de overeenkomst 8.2.2. VERPLICHTING TOT GEHEIMHOUDING EN VERBOD VAN ONEERLIJKE CONCURRENTIE: Fabrieksgeheimen vb. Coca-Cola, zakengeheimen of geheimen i.v.m. persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden. Daden van oneerlijke concurrentie te verrichten of daaraan mee te werken. 8.2.3. ZORGEN VOOR DE VEILIGHEID: Werkgever moet zorgen voor de veiligheid van zichzelf en anderen. Veiligheidsvoorschriften, bv. speciale pakken, schoenen, maskers, … 8.2.4. ZORGEN VOOR GEREEDSCHAPPEN EN GRONDSTOFFEN 8.2.5. VERANTWOORDELIJKHEID VOOR SCHADE Art. 18 AOW: als werknemer bij de uitvoering van zijn overeenkomst de werkgever of derden schade berokkent, is hij alleen aansprakelijk voor zijn bedrog of zware schuld. Voor lichte schuld is hij alleen aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Voor de rest draait de werkgever altijd op voor de fout van de werknemer. Deze bepaling is van dwingend recht; er mag ( op straffe van nietigheid) niet van worden afgeweken. Aansprakelijkheidsbeperking geldt enkel op burgerrechtelijk vlak; voor strafbare handelingen blijft hij persoonlijk aansprakelijk Schadevergoeding die voorkomt uit bedrog, zware fout of een gewoonlijk voorkomende fout van de werknemer kan door de werkgever ingehouden worden op het loon van de werknemer: Bedrog = opzettelijke of intentionele fout die wordt begaan om de schade te berokkenen, bv. bestelen van klanten, … Zware fout = een onopzettelijke maar dusdanig grove en extreme fout zodat ze niet verschoonbaar is, bv. dronken taxichauffeur die een ongeval veroorzaakt, … Gewoonlijk voorkomende lichte fout (veelvulidige lichte schade) = herhaling van foutieve handelingen die wijzen op een zekere geestesgesteldheid van de werknemer, bv. veelvuldig beschadigingen aanbrengen tijdens het werken bij klanten, … 32 Recht Voor de toepassing van artikel 18 is het voldoende dat de onrechtmatige daad van de werknemer verricht werd op het ogenblik waarop de werknemer in dienst is van zijn werkgever, ook al is de fout niet gebeurd tijdens de uitoefening van de specifieke functie waartoe de werknemer werd aangesteld 8.2.6. VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HET AFGELEVERDE WERK 8.3. Verplichtingen van de werkgever 8.3.1. WERK GEVEN: Werkgever is verplicht de werknemer te doen arbeiden op de overeengekomen wijze, tijd en plaats en de nodige hulpmiddelen en hulpmaterialen ter beschikking te stellen 8.3.2. ZORGEN VOOR BEHOORLIJKE WERKOMSTANDIGHEDEN: Veilige, gezonde omgeving met EHBO-kit 8.3.3. LOON BETALEN 8.3.4. HUISVESTING BEZORGEN: als dat overeengekomen is, moet dit ter beschikking zijn, bv. wanneer werknemer naar het buitenland moet. 8.3.5. TOELATEN BURGERLIJKE VERPLICHTINGEN EN GELOOFSPLICHTEN TE VERVULLEN 8.3.6. ZORGEN VOOR HET ONTHAAL EN DE WERKNEMER 8.3.7. ZORGEN VOOR ARBEIDSGEREEDSCHAP EN PERSOONLIJKE VOORWERPEN 8.3.8. EEN GETUIGSCHRIFT EN SOCIALE DOCUMENTEN BEZORGEN BIJ HET EINDE VAN DE OVEREENKOMST: bv. attesten van het gepresteerde werk en takenpakket, … 8.3.9. AANSPRAKELIJKHEID VOOR HET AFGELEVERDE WERK 8.3.10. VERBOD OM VOORWAARDEN VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST EENZIJDIG TE WIJZIGEN: Want consensueel contract, enkel wanneer beide partijen akkoord zijn mogen wijzigingen doorgevoerd worden. 9. De arbeidsovereenkomst: bijzondere bedingen 9.1. Het proefbeding (=wanneer je op proef draait) 9.1.1. SLUITEN VAN EEN PROEFBEDING: Elke arbeidsovereenkomst, behalve voor dienstboden, kan een proefbeding bevatten. Het moet voor elke werknemer afzonderlijk en schriftelijk worden vastgesteld, uiterlijk op het ogenblik waarop de werknemer in dienst treedt. De proeftijd is een tijdvak gedurende het welk kan beoordeeld worden of bepaalde rechtsbetrekkingen na verloop van dat tijdvak al dan niet blijven voortbestaan (omschakeling naar vast contract van onbepaalde duur). Doel : partijen toe te laten na te gaan of de dienstbetrekking past. Verschillend van een test; proefarbeid of stage 9.1.2. DUUR EN BEËINDIGING Voor werklieden en studenten: De proeftijd duurt tenminste 7 dagen en maximum 14 dagen. Als het proefbeding geen duur bepaalt, is de minimumduur van 7 dagen van toepassing. Als aan het einde van de proeftijd de partijen de uitvoering van de overeenkomst voortzetten, ontstaat er automatisch een overeenkomst van onbepaalde duur. Tijdens de eerste 7 dagen van de proeftijd mag het contract niet eenzijdig beëindigd worden zonder dringende reden. Bv. Diefstal Na die periode van 7 dagen mag het contract wel beëindigd worden zonder een opzegtermijn te moeten naleven of een vergoeding te betalen. 33 Recht Voor bedienden en handelsvertegenwoordigers: De proeftijd duurt ten minste 1 maand. De maximumduur is 6 maanden wanneer het jaarlijks loon niet hoger is dan 33.082 EUR of 12 maanden wanneer het jaarlijks loon hoger is dan 33.082 EUR. Als het proefbeding geen duur bepaalt, is de minimumduur van 1 maand van toepassing. Als aan het einde van de proeftijd de partijen de uitvoering van de overeenkomst voortzetten, ontstaat er automatisch een overeenkomst van onbepaalde duur. Naast de mogelijkheid van beëindiging om dringende reden, kan de arbeidsovereenkomst tijdens de eerste maand van de proeftijd ook worden beëindigd op voorwaarde dat een opzegtermijn van 7 dagen nageleefd wordt. Na de eerste maand proeftijd en tot het einde ervan kan de arbeidsovereenkomst worden beëindigd op voorwaarde dat een opzegtermijn van 7 dagen nageleefd wordt. De opzegtermijn moet uiterlijk op de laatste dag van de proeftijd eindigen. Voor dienstboden: De eerste 14 dagen van het contract wordt als proeftijd beschouwd; het proefcontract moet dus niet schriftelijk worden overeengekomen. Tijdens die proeftijd man het contract beëindigd worden als een opzegtermijn nageleefd wordt van 2 dagen, die ingaat de dag na de dag van de betekening. Moet niet schriftelijk, de rest wel! 9.2. Het concurrentiebeding: Beding waarbij een werknemer zich ertoe verbindt bij zijn vertrek uit de onderneming geen soortgelijk werk uit te oefenen, hetzij door zelf een onderneming uit te baten, hetzij door in dienst te treden bij een concurrerende werkgever, waardoor hij de mogelijkheid heeft de onderneming die hij verlaten heeft nadeel te berokkenen door de kennis die eigen is aan die onderneming en die hij in die onderneming heeft verworven (vb. cliënteel), voor zichzelf of ten voordele van een concurrerende onderneming te gebruiken. Dit kan worden ingelast in de arbeidsovereenkomst maar is niet verplicht. Hoe hoger het loon, hoe meer verantwoordelijkheid, hoe meer kans op concurrentie. 9.2.1. GELDIGHEIDSVEREISTEN: Opdat het concurrentiebeding geldig zou zijn, moet aan volgende voorwaarden voldaan zijn: De mogelijkheid om een concurrentiebeding in te lassen in de arbeidsovereenkomst hangt af van het jaarloon van de werknemer: Moet betrekking hebben op soortgelijke activiteiten Moet geografisch beperkt worden tot de plaatsen waar de werkman de werkgever werkelijk concurrentie kan aandoen Mag niet verder reiken dan België Mag niet langer duren dan 12 maanden vanaf de dag dat de overeenkomst een einde heeft genomen Moet voorzien in de betaling van een forfaitaire compensatoire vergoeding verschuldigd door de werkgever die het beding wil laten toepassen van ten minste de helft van het brutoloon dat overeenstemt met de duur van het beding 9.2.2. VORMVOORWAARDEN: Schriftelijk 9.2.3. UITWERKING: Concurrentiebeding heeft geen uitwerking wanneer aan de overeenkomst een einde wordt gemaakt: Tijdens de proefperiode Tijdens de werkgever zonder dringende reden 34 Recht Door de werknemer om een dringende reden 9.3. Verboden bedingen = bepalingen die niet in een arbeidsovereenkomst mogen staan 9.3.1. VOOR DE WERKNEMER ONGUNSTIGE BEDINGEN: Alle bedingen van een arbeidsovereenkomst die strijdig zijn met de arbeidsovereenkomstenwet zijn nietig, voor zover zij ertoe strekken de rechten van de werknemer in te korten of zijn verplichtingen te verzwaren 9.3.2. HUWELIJKSBEDING: Nietig is het beding waarbij wordt bepaald dat het huwelijk een einde maakt aan de arbeidsovereenkomst 9.3.3. MOEDERSCHAPSBEDING: Nietig is het beding dat bepaalt dat moederschap een einde maakt aan de arbeidsovereenkomst 9.3.4. PENSIOENBEDING: Nietig is het beding waarbij wordt bepaald dat het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd een einde maakt aan de arbeidsovereenkomst 9.3.5. BESLAG OP LOON: Nietig zijn alle bedingen van de arbeidsovereenkomst waarbij de werkgever ertoe wordt gemachtigd de arbeidsovereenkomst zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn te beëindigen wanneer beslag is gelegd op het loon van de werknemer ten gevolge van een kredietovereenkomst bepaald door de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Bv. mensen met schulden 9.3.6. WIJZIGINGSBEDING: Het beding waarbij de werkgever zich het recht voorbehoudt om de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen is nietig. Bv. uurrooster, loon, … 10. Schorsing van de arbeidsovereenkomst = een tijdelijk niet uitvoeren van de arbeidsovereenkomst. In een aantal gevallen houden sommige of alle gevolgen van de overeenkomst op te bestaan, zonder dat een einde wordt gesteld aan de overeenkomst. In sommige gevallen houden zowel de verplichtingen van de werkgever als die van de werknemer op, in andere gevallen behoudt de werknemer wel gedurende een zekere zin zijn recht op het volledige loon of op een gedeelte ervan. 10.1. Overmacht: Overmacht is een gebeurtenis die niet te voorzien of niet te voorkomen is en die de uitvoering van de verbintenis onmogelijk maakt. Wie zich op overmacht beroept, moet die bewijzen. Als er overmacht is, moet de schuldenaar zijn verbintenis niet bewijzen. Overmacht belet dat de partij die haar verbintenis niet uitvoert daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld. Bv. door brand 10.2. Onvolledige arbeidsdag: Wanneer de werknemer geschikt is om te werken op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft, wordt de arbeidsovereenkomst geschorst en behoudt de werknemer zijn recht op loon in de volgende gevallen: Wanneer hij te laat op het werk aankomt of er niet aankomt wegens een oorzaak onafhankelijk van zijn wil. Bv. treinstaking, file, … Wanneer hij het werk niet kan beginnen of voortzetten wegens een oorzaak onafhankelijk van zijn wil. Wanneer hij het werk niet kan/wil beginnen of voortzetten wegens een staking (bij actieve deelname aan de staking) behoudt hij het recht op loon niet. 10.3. Jaarlijkse vakantie: De uitvoering van de overeenkomst wordt geschorst de dagen waarop de onderneming wegens jaarlijkse vakantie gesloten is, alsook de dagen waarop de werknemer buiten die periode jaarlijks vakantie neemt. Als de 35 Recht 10.4. 10.5. 10.6. 10.7. 10.8. werkgever opzegging geeft tijdens de vakantie, begint de termijn ten vroegste na het einde van de vakantie ( = wanneer je terug bent). De opzegging die door de werkgever gegeven is voor de vakantie wordt tijdens die periode geschorst. Zetelen in arbeidsgerechten: Gedurende de tijd dat de werknemer als raadsheer of rechter in sociale zaken moet zetelen in de arbeidshoven en rechtbanken wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst. Uitoefening van politiek mandaat: Burgermeesters, schepenen, voorzitters en leden van de districtsraden en OCMW-voorzitters kunnen met betrekking tot de uitoefening van hun mandaat hun arbeidsprestaties verminderen. Er is geen loonplicht voor de werkgever voor het politiek verlof. Voorlopige vrijheidsberoving: De overeenkomst wordt geschorst gedurende de periode dat de werknemer afwezig is tijdens maatregelen van voorlopige vrijheidsberoving. Er is geen loon verschuldigd. Kort verzuim.: De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn met behoud van zijn normaal loon: ter gelegenheid van familiegebeurtenissen voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke verplichtingen in geval van verschijning voor het gerecht Ziekte en ongeval: De onmogelijkheid voor de werknemer om zijn werk te verrichten ten gevolge van ziekte en ongeval, schorst de uitvoering van de overeenkomst. Verplichtingen van de werknemer en rechten van de werkgever: Meldingsplicht: de werknemer is verplicht zijn werkgever onmiddellijk op de hoogte te brengen van zijn arbeidsongeschiktheid Geneeskundig getuigschrift: de werknemer dient aan de werkgever een geneeskundig getuigschrift voor te leggen op verzoek van de werkgever. Behoudens in geval van overmacht moet de werknemer het getuigschrift aan de werkgever overmaken of geeft hij het op de onderneming af binnen 2 werkdagen vanaf de dag van de ongeschiktheid. Controle door de werkgever: de werkgever mag de voorgehouden arbeidsongeschiktheid van zijn werknemer controleren en trachten te bewijzen dat de werknemer in werkelijkheid niet arbeidsongeschikt is. De werknemer mag niet weigeren een controlearts te ontvangen, noch zich door deze te laten onderzoeken. De controlearts heeft als opdracht na te gaan of de werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is en de waarschijnlijke duur van de arbeidsongeschiktheid te verifiëren Gewaarborgd loon :in geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens de onmogelijkheid voor de werknemer om zijn werk te verrichten tengevolge van ziekte of ongeval, wordt er aan de werknemer een bepaald loon toegekend, hoewel hij geen arbeid verricht; dit is het gewaarborgd loon. Er geldt een verschillende regeling voor werklieden en bedienden. Gewaarborgd loon voor werklieden: De eerste 7 dagen moet de werkgever 100 % van het loon betalen. Carensdag : wanneer de arbeidsongeschiktheid geen veertien dagen duurt, is de eerste werkdag van de periode van arbeidsongeschiktheid een carensdag: de periode van gewaarborgd loon begint de volgende dag. De tweede periode van 7 36 Recht dagen: de werkman heeft recht op 60% van zijn loon gedurende de eerste 7 dagen die volgen op de eerste periode van 7 dagen. Gewaarborgd loon voor bedienden: De bediende die is aangeworven voor onbepaalde tijd, voor een bepaalde tijd van ten minste drie maanden of voor een duidelijk omschreven werk waarvan de uitvoering normaal een tewerkstelling van ten minste drie maanden vergt, behoudt het recht op loon gedurende de eerste dertig dagen van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval. De bediende die is aangeworven op proef, voor een bepaalde tijd van minder dan drie maanden of voor een duidelijk; omschreven werk waarvan de uitvoering normaal een tewerkstelling van drie maanden vergt, heeft recht, in geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of wegens ongeval, op zijn loon voor een periode van zeven dagen en op 60 pct. van het loon gedurende de zeven daaropvolgende dagen . 10.9. Zwangerschapsonderzoeken: De uitvoering van de overeenkomst wordt geschorst tijdens de duur van de afwezigheid van de zwangere werkneemster voor zwangerschapsonderzoeken. 10.10. Zwangerschaps – en bevallingsrust: Tijdens de periode van zwangerschapsen bevallingsrust (15 weken) is de arbeidsovereenkomst geschorst. 10.11. Borstvoedingspauze: De werkneemster heeft het recht haar arbeidsprestaties te schorsen om haar kind met moedermelk te voeden en/of melk af te kolven. Deze periode van schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt niet bezoldigd door de werkgever. De werkneemster heeft wel het recht op een uitkering van de ziekte – en invaliditeitsuitkering. 10.12. Vaderschapsverlof: Een werknemer heeft het recht ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind van het werk afwezig te zijn gedurende 10 dagen. De eerste 3 dagen van het vaderschapsverlof behoudt de werknemer zijn loon ten laste van de werkgever. De volgende 7 dagen betaalt het ziekenfonds een gedeelte van het brutoloon. 10.13. Adoptieverlof: De werknemer die een kind adopteert, heeft recht op een adoptieverlof gedurende een periode van 6 weken als het kind nog geen drie jaar is of maximum 4 weken als het kind drie jaar of ouder is. Voor een kind ouder dan acht jaar wordt geen adoptieverlof meer voorzien. 10.14. Verlof om dwingende reden: Werknemers uit de privésector hebben het recht in totaal maximum 10 dagen per kalenderjaar van het werk afwezig te blijven zonder loon omwille van een dwingende reden. Onder dwingende reden moet worden verstaan: elke niet te voorziene, los van het werk staande gebeurtenis die de dringende en noodzakelijke tussenkomst van de werknemer vereist en dit voor zover de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die tussenkomst onmogelijk maakt. Enkele specifieke gevallen: Ziekte, ongeval of hospitalisatie van een persoon die met de werknemer onder hetzelfde dak woont, zoals de echtgenoot of de persoon met wie de werknemer samenwoont of een ouder, een kind, een tante of een oom van de werknemer, van de echtgenoot of van de persoon met wie hij samenwoont. Ernstige materiële beschadiging van de bezittingen van de werknemer 37 Recht Het bevel tot persoonlijke verschijning in de rechtszitting wanneer de werknemer partij is in een rechtszaak (aan griffier briefje voor het werk vragen) 10.15. Oorzaken van schorsing enkel van toepassing op het werkliedencontract: Het slechte weer schorst de uitvoering van de overeenkomst voor zover het werk onmogelijk wordt en op voorwaarde dat de werkman werd verwittigd dat hij zich niet op het werk moet aanbieden. Bv. arbeider in de bouw. Tijdens de periode van schorsing heeft de werkman geen recht op loon, maar kan hij eventueel recht hebben op werkloosheidsuitkering. Als de schorsing lager duurt dat 1 maand heeft de werkman het recht om de overeenkomst te beëindigen zonder opzegging. 10.16. Thematische verlofstelsels Verlof voor palliatieve zorgen: Geeft een werknemer de mogelijkheid zich toe te leggen op de verzorging van een persoon uit de naaste omgeving die ongeneeslijk ziek is en die zich in de terminale fase bevindt. De werknemer kan zijn loopbaan gedeeltelijk of volledig schorsen gedurende één maand, een periode die met één maand kan verlengd worden. Dit verlof is een recht en de werknemer is beschermd tegen ontslag. Hij ontvangt een onderbrekingsvergoeding tijdens de periode van de schorsing van de arbeidsovereenkomst. Verlof voor de bijstand van een zwaar ziek familielid: Werknemers hebben het recht om de loopbaan gedurende maximaal 12 maanden te onderbreken of de prestaties gedurende maximaal 24 maanden te verminderen voor de bijstand van een zwaar ziek lid van het gezin of van de familie tot de tweede graad. Zware ziekte is die ziekte of medische ingreep waarvan de behandelende geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging nodig is voor het herstel. Het ouderschapsverlof: Elke werknemer op wie de wet betreffende de cao’s en de paritaire comités van toepassing is, heeft recht op ouderschapsverlof. De uitvoering van de arbeidsovereenkomst kan volledig geschorst worden gedurende drie maanden vanaf de geboorte van een kind tot het 6 jaar wordt. De werknemer kan drie maanden loopbaanonderbreking aaneengesloten nemen of hij kan deze periode naar keuze in maanden opsplitsen. Hij heeft ook de mogelijkheid te kiezen voor een vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5 gedurende een periode van 15 maanden als hij voltijds is tewerkgesteld. Om in aanmerking te komen voor het ouderschapsverlof moet de werknemer gedurende 15 maanden die voorafgaan aan zijn aanvraag tenminste 12 maanden tewerkgesteld zijn bij die werkgever. 11. Einde van de arbeidsovereenkomst 11.1. Algemeen: In het Belgisch arbeidsovereenkomstenrecht heeft elke partij steeds de mogelijkheid de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de andere partij op te dringen, zonder dat deze laatste het recht heeft de verdere uitvoering van de overeenkomst te vorderen. Ontslag is de handeling waarbij een partij aan de andere partij ter kennis brengt dat zij besloten heeft de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Ontslag is een eenzijdige handeling die aan geen vormvereisten is 38 Recht onderworpen. Opzegging is de voorafgaandelijke bekendmaking van de datum waarop de arbeidsovereenkomst een einde zal nemen. De opzeggingstermijn is de tijdsruimte die ligt tussen het tijdstip waarop de opzegging een aanvang neemt en het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst werkelijk een einde neemt. De kennisgeving van de opzegging dient op straffe van nietigheid schriftelijk te gebeuren. De opzeggingsbrief dient begin en de duur van de opzeggingstermijn te vermelden. 11.2. Hoe kan een arbeidsovereenkomst beëindigd worden? 11.2.1. MOGELIJKHEDEN: De arbeidsovereenkomst kan beëindigd worden: door het einde van de termijn bij een contract voor een bepaalde duur door het voltooien van het werk bij een contract voor een bepaald werk door de wil van één van de partijen bij een contract voor onbepaalde duur door een dringende reden door het overlijden van een werknemer, NIET bij overlijden van werkgever door overmacht 11.2.2. EINDE VAN DE OVEREENKOMST DOOR OVERLIJDEN: Dit is het gevolg van het feit dat een arbeidsovereenkomst ‘intuitu personae’ wordt aangegaan in hoofde van de werknemer. Het overlijden van de werkgever maakt geen einde aan de overeenkomst behalve als dat overlijden een gevolg heeft voor de activiteit waarvoor de werknemer aangeworven is of als de overeenkomst gesloten is met het oog op de persoonlijke medewerking. (vb. onder een zelfstandige loodgieter werken) 11.2.3. EINDE WEGENS EEN DRINGENDE REDEN: Elke partij kan de overeenkomst beëindigen zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn om een dringende reden = elke ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Bv. havenarbeider die cocaïne in container verstopt. De rechtbank zal moeten oordelen over de dringende reden. Dit wil niet zeggen dat elke dringende reden automatisch door de rechter zal worden beoordeeld. De dringende reden wordt in eerste instantie beoordeeld door de partij die het ontslag wenst te geven. Pas wanneer de andere partij van oordeel is dat ze ten onrechte werd ontslagen om een dringende reden kan zij aan de rechter beoordeling van de feiten vragen. Bij betwisting: naar de arbeidsrechtbank Elke partij: zowel werkgever als werknemer kunnen beëindigen wegens dringende reden Steeds: deze wijze van beëindiging kan zelfs wanneer de beëindiging normaal niet mogelijk is bijv. gedurende de schorsing van de overeenkomst De arbeidsovereenkomst: alle arbeidsovereenkomsten kunnen worden beëindigd om een dringende reden Niet elke ernstige tekortkoming van een van de partijen maakt de professionele samenwerking onmiddellijk en definitief onmogelijk. Kenmerkend is dat de arbeidsovereenkomst niet meer in stand kan gehouden worden, zelfs niet voor korte tijd. Vormvereisten: ontslag wegens dringende reden is een vorm van ontslag; het is een eenzijdige rechtshandeling waardoor een partij bij een arbeidsovereenkomst te kennen geeft dat zij de overeenkomst wenst te beëindigen. Het ontslag wegens dringende reden 39 Recht maakt een einde aan de arbeidsovereenkomst op het ogenblik waarop de partij die ontslag geeft aan de andere partij haar wil om te overeenkomst te beëindigen ter kennis brengt. Het ontslag om dringende reden is aan geen enkele vormvereiste onderworpen. Er zijn wel vormvoorwaarden voorgeschreven voor de kennisgeving van de redenen die het ontslag rechtvaardigen. Als een van de partijen die arbeidsovereenkomst wil beëindigen wegens een dringende reden dan moet: De overeenkomst beëindigd worden binnen de drie werkdagen nadat het feit ter rechtvaardiging ervan bekend is aan de partij die zich er op beroept De reden van het ontslag meegedeeld moet worden binnen de drie werkdagen na het ontslag (werkdag = elke dag die geen zondag of wettelijke feestdag is) De kennisgeving moet op straffe van nietigheid uitsluitend gebeuren op de drie volgende werkwijzen: bij aangetekende brief, bij deurwaardersexploot of door afgifte van een geschrift aan de andere partij; de handtekening van deze partij op het duplicaat van dit geschrift geldt alleen als bericht van ontvangst van de kennisgeving. De partij die de dringende reden inroept, moet hiervan het bewijs leveren; bovendien moet zij bewijzen dat de in de wet voorziene termijnen in acht werden genomen. Als de procedure niet gevolgd wordt, moet de partij die het contract beëindigd heeft het loon betalen voor de opzegtermijn die moest nageleefd worden. Vb. huisdiefstal (= diefstal in het bedrijf) 11.2.4. EINDE VAN DE OVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE DUUR: Het contract voor onbepaalde duur kan beëindigd worden door opzegging die door de ene partij aan de andere gegeven kan worden. De kennisgeving moet het begin van de opzegtermijn en de duur ervan vermelden. Het ontbreken van een van deze vermeldingen maakt de opzegging nietig. De reden van het ontslag moet niet worden vermeld. Als de opzegging uitgaat van de werknemer moet de kennisgeving op straffe van nietigheid (betrekkelijke nietigheid) gebeuren bij deurwaardersexploot, door een aangetekende brief of door een brief die de werknemer aan de werkgever afgeeft en waarbij de werkgever voor ontvangst tekent op het dubbel van de opzegbrief. Als de opzegging uitgaat van de werkgever, kan de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid (absolute nietigheid), enkel gebeuren door een aangetekende brief of bij deurwaardersexploot. Als de opzegtermijn niet wordt nageleefd, is de partij die de overeenkomst beëindigt verplicht het loon te betalen voor de duur van de opzegtermijn of van het niet nageleefde deel ervan. 11.2.5. EINDE VAN DE OVEREENKOMST VOOR EEN BEPAALDE DUUR OF BEPAALD WERK: Arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege bij het einde van de termijn of bij het beëindigen van het werk. Wordt het werk voortgezet na het verloop van de voorziene duur, dan ontstaat er van rechtswege een overeenkomst voor onbepaalde duur. Als de overeenkomst voortijdig beëindigt wordt zonder een dringende reden, dan moet er een vergoeding betaald worden die gelijk is aan het loon voor het niet verlopen gedeelte van de voorziene duur. Er moet echter niet meer betaald worden dan het dubbele 40 Recht van het loon voor een opzegtermijn die verplicht zou zijn bij een overeenkomst voor onbepaalde duur. 11.2.6. OUTPLACEMENT: Geheel van begeleidende diensten en adviezen die in opdracht van een werkgever en op zijn kosten door een outplacementbureau worden verleend om een werknemer in staat te stellen zelf of binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking te vinden bij een nieuwe werkgever of een beroepsbezigheid als zelfstandige te beginnen (o.m. psychologische begeleiding, hulp bij opstellen van een c.v. edm). Om recht te hebben op outplacement moet de ontslagen werknemer een arbeidsovereenkomst hebben gesloten met de werkgever en de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben op het ogenblik waarop het ontslag gegeven is en minstens één jaar ononderbroken in dienst zijn bij die werkgever. Outplacement is een recht, geen verplichting en de werknemer moet het schriftelijk vragen aan de werkgever binnen de twee maanden na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. 11.3. Einde van de arbeidsovereenkomst voor werklieden: De opzegtermijn wordt steeds bepaald in verhouding met de anciënniteit van de werknemer d.w.z. het aantal jaren dat de werknemer in dienst is geweest van dezelfde werkgever. Conventionele anciënniteit: partijen kunnen overeenkomen dat ook de dienstjaren bij de vorige werkgever in aanmerking te nemen bij de bepaling van de anciënniteit of fictieve anciënniteit toekennen. De opzeggingstermijn is vastgesteld op 28 dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en op 14 dagen wanneer de opzegging van de werkman uitgaat. Deze termijnen worden verdubbeld wat de werklieden betreft die gedurende ten minste 20 jaar ononderbroken bij dezelfde onderneming in dient zijn gebleven. Tijdens de opzegtermijn mag de werkman tweemaal per week een halve dag afwezig zijn met behoud van loon om ander werk te zoeken. Als de opzegtermijn korter is dan 7 dagen mag hij maar een halve dag per week afwezig zijn. Willekeurige afdanking : ontslag om reden die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werknemer of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming. Willekeurige afdanking is enkel van toepassing op werknemers met een werkliedencontract voor onbepaalde duur (vb. o.w.v. te weinig werk). Als er willekeurige afdanking is, moet de werkgever een vergoeding betalen die gelijk is aan het loon van 6 maanden. 11.4. Einde van de arbeidsovereenkomst voor bedienden: Met maakt een onderscheid tussen “hogere” en “lagere” bedienden. Minder dan 28.093 euro = lagere bediende. Meer dan 28.093 euro = hogere bediende. Opzeggingstermijn lagere bedienden: de opzeggingstermijn welke door de werkgever moet worden in acht genomen, bedraagt ten minste drie maanden voor de bedienden die minder dan 5 jaar in dienst zijn. Deze termijn wordt vermeerder met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van 5 jaar dienst bij dezelfde werkgever de opzeggingstermijn die door de werknemer in acht moet worden genomen bedraagt de helft van de door de werkgever in acht te nemen termijn; het maximum is vastgesteld op 3 maanden Schematisch: 41 Recht anciënniteit 0-5 jaar 5-10 jaar 10 - 15 jaar 15-20 jaar opzegging uitgaand van de werkgever werknemer 3 maanden 1 1/2 maanden 6 maanden 3 maanden 9 maanden 3 maanden 12 maanden 3 maanden In beginsel komt het aan de partijen toe de duur van de opzeggingstermijn te bepalen. Overeenkomst over de opzeggingstermijn: deze overeenkomst kan niet geldig worden gesloten voor de opzegging indien partijen niet tot een akkoord komen moet de rechter de opzeggingstermijn bepalen, met als enige beperking dat de termijn niet korter mag zijn dan de wettelijke minimumtermijn voor lagere bedienden (opzegtermijn kan verhogen) Opzeggingstermijn hogere bedienden: De door de werkgever en bediende in acht te nemen opzeggingstermijnen worden vastgesteld hetzij bij de overeenkomst, gesloten ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven, hetzij door de rechter. Indien de opzegging wordt gegeven door de werkgever, mag de opzeggingstermijn niet korter zijn dan de voor lagere bedienden vastgestelde termijnen. Criteria voor het bepalen van de opzeggingstermijn: De opzeggingstermijn dient door de rechter te worden bepaald met inachtneming van de op het tijdstip van de kennisgeving van de opzegging voor de bediende bestaande kans om spoedig een gelijkwaardige betrekking te vinden, rekening houdend met zijn anciënniteit, zijn leeftijd en van het bedrag van zijn loon. Volgende omstandigheden worden geacht geen invloed te hebben op de bepaling van de opzeggingstermijn: tekortkomingen van de werknemer aan zijn verplichtingen gezinssituatie van de werknemer de vrijstelling van prestaties tijdens de opzeggingstermijn Verschillende auteurs hebben formules opgesteld voor de berekeningen van de opzeggingstermijn (o.m. Formule Claeys). Gedurende de opzegtermijn mag de bediende tweemaal per week een halve dag afwezig zijn met behoud van loon om ander werk te zoeken. 42 Recht DEEL 5: JUSTITIEHUIS ANTWERPEN (Werkwijze en Deontologie) H.1.: Inleiding 1. Missie en visie Opstart in 1999 (nasleep zaak Dutroux). Om de efficiëntie en de effectiviteit van justitie te verbeteren, de humane aanpak te optimaliseren en de toegankelijkheid te verhogen. Herstellen van de verstoorde relaties tussen dader, slachtoffer en maatschappij. 2. Organogram Minister DirectoraatGeneraal Rechtelijke Organisatie Directoraat-Generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en vrijheden DirectoraatGeneraal Penitaire Inrichtingen DirectoraatGeneraal Justitiehuizen 3. Gerechtelijk arrondissement 1 justitiehuis per gerechtelijk arrondissement: Vlaanderen; Antwerpen, Brugge, Brussel, Dendermonde, Gent, Hasselt, Ieper, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oudernaarde, Tongeren, Turnhout, Veurne. Bevoegdheid van het justitiehuis wordt bepaald door de woonplaats van de cliënt. 4. Samenstelling Justiehuis Directeur – Kernprocesmanager (voor grote justitiehuizen) – Coördinator – Justitieassisstenten – Secretariaat 43 Recht H.2.: Taken van het Justitiehuis 1. Eerstelijnshulp Burger met vragen of problemen gelinkt aan de bevoegdheidsdomeinen van het jusitetiehuis onthalen, naar zijn vraag luisteren, hem informeren en waar nodig doorverwijzen naar bevoegde instanties of personen. Mogelijkheid gratis consultatie advocaat (enkel advies). Juridische eerstelijnsbijstand = het gratis kunnen stellen van juridische vragen aan advocaten. Eerstelijnshulp: Justitieassistenten verstrekken algemene informatie en verwijzen – indien nodig – naar bevoegde diensten. Doelgroep: Iedereen die in aanraking komt met de gerechtelijke wereld en op zoek is naar informatie. Daders, slachtoffers, ooggetuigen, derden, ‘ik ben opgeroepen voor een dagvaarding…’, … 2. Burgerrechtelijke opdrachten Sociale studie in het kader van een burgerlijke procedure om een geïndividualiseerde beslissing mogelijk te maken (gevraagd door jeugdrechter, rechter in kortgeding of rechter in burgerlijke zaken, Hof van Beroep). Deze studies hebben voornamelijk bertrekking op de verblijfsregeling en de omgangsregeling van minderjarige kinderen, het ouderlijk gezag of een herziening hieromtrent. Doel is de opdrachtgever te informeren over de familiale dynamiek, de huidige leefsituatie van de betrokken partijen, de minderjarige kinderen en hun visie en indien mogelijk een advies te formuleren. Betwisting inzake ouderlijk gezag Rechtbank Burgerrechtelijke opdracht 3. Slachtofferonthaal (niet gehuisd in justitiehuis) Binnen de parketten en rechtbanken een onthaalstructuur op poten zetten voor de slachtoffers opdat ze gedurende de gerechtelijke afhandeling de nodige aandacht krijgen en van hun rechten gebruik kunnen maken. Taken van de dienst slachtofferonthaal: onthaal, luisteren en informatie / bijstand / doorverwijzing / tussenkomst in het kader van de strafuitvoering (oa slachtofferfiches) / structurele acties (oa sensibiliseren magistratuur). 4. Bemiddeling in strafzaken Afhandelingsmodaliteit voor misdrijven waarvoor de Procureur des Konings niet meer dan 2 jaar hoofdgevangenis zou vorderen indien hij de verdachte zou vervolgen. Procedure: voorbereiding (tussen dader en slachtoffer tot een overeenkomst komen betreffende de schade (moreel en/of materieel) veroorzaakt door het misdrijf & voorstel bijkomende maatregel (cursus, therapie of dienstverlening) uitwerken) Proces Verbaal van Overeenkomst/Zitting Opvolging verdachte ivm naleving van de in het proces verbaal opgenomen voorwaarden Verval van strafvordering Bij niet naleving voorwaarden dagvaarding. Procureur des Konings Bemiddeling in strafzaken (BiS) Opdrachtgever 5. Daderbegeleiding Vrijheid onder voorwaarden als alternatief viir de voorlopige hechtenis Probatie 44 Recht Autonome werkstraf Penitentiaire opdrachten: voorwaardelijke en voorlopige invrijheidstelling, beperkte detentie, elektronisch toezicht, terbeschikkingstelling van de regering, vrijheid op proef in het kader van een internering 5.1. Vrijheid onder voorwaarden als alternatief voor de voorlopige hechtenis: De onderzoeksrechter beslist in de loop van de eerste vijf dagen van de voorhechtenis, en doorheen de duur van het onderzoek, of een persoon vrijgesteld kan worden onder voorwaarden. Ook de Raadkamer na vijf dagen) en de Correctionele Rechtbank (na het onderzoek) kunnen VOV opleggen. Een vrijheid onder voorwaarden heeft een maximale duur van drie maanden, telkens te verlengen met drie maanden tot de datum van het vonnis. Bv.: werk zoeken, vast adres, begeleiding volgen voor alcohol/drugs of agressie, geen contact met slachtoffer, straat- of regioverbod, uitgangsverbod, … Taak van de justitieassistent: Controle van de voorwaarden (aan de hand van attesten). Rapportage aan de opdrachtgever (onderzoeksrechter en/of Procureur des Konings) over functioneren van betrokkene en zijn houding naar de voorwaarden toe. Ondersteuning en motivering. Onderzoeksrechter kan betrokkene terug aanhouden indien hij zich niet aan de voorwaarden houdt of nieuwe feiten pleegt. Gerechtelijk onderzoek ↓ Onderzoeksrechter ↓ Arrestatie van de verdachte Voorlopige hechtenis - - - → Vrijheid onder voorwaarden (VOV) 5.2. Probatie Probatieopschorting: de uitspraak van de veroordeling wordt opgeschort voor een proeftermijn van minimum 1 jaar en maximum 5 jaar. Er wordt geen straf uitgesproken maar de betrokkene wordt wel schuldig bevonden. Probatieuitstel: de tenuitvoering van de straf wordt uitgesteld voor een proeftermijn van minimum 1 jaar en maximum 5 jaar. Hier wordt wel een straf uitgsproken maar de uitvoering ervan wordt uitgesteld. Aan de opschorting of het uitstel kunnen voorwaarden worden gekoppeld en dan spreken we van probatieopschorting en –uitstel. Bv.: gaan werken of werk zoeken, behandeling volgen inzake drugs/alcohol of seksuele problematiek, … Probatiecommissie: Op de uitvoering van de probatiemaatregel wordt toegezien door de probatiecommissie. Indien de betrokkene de voorwaarden niet nakomt of nieuwe feiten pleegt en hiervoor veroordeeld wordt, kan de probatiecommissie een voorstel tot herroeping indienen. Het dossier wordt terug naar de Rechtbank gestuurd. Deze kan het dossier terugsturen naar het Justitiehuis om de begeleiding terug op te nemen, kan de voorwaarden aanpassen of kan een straf uitspreken. 45 Recht Taak van de justitieassistent: Controle van de voorwaarden (aan de hand van attesten) Meehelpen om de voorwaarden in te vullen (bv. doorverwijzen naar hulpverleningsinstantie) Rapportage over het verloop van de maatregel aan de probatiecommissie. Maatschappelijke enquête: de Correctionele Rechtbank, het Hof van Beroep of de Politierechtbank kan een maatschappelijke enquête vragen met het oog op de toepassing van een probatiemaatregel of autonome werkstraf. Rechtbank ↓ Probatie Probatie - opschorting Probatie - uitstel Probatie; er heeft nog geen uitspraak plaatsgevonden 5.3. Autonome werkstraf: In correctionele zaken en politiezaken kan de rechter als hoofdstraf een werkstraf opleggen. De rechter voorziet ook een vervangende straf (geldboete of gevangenisstraf) ingeval de werkstraf niet wordt uitgevoerd. De werkstraf bedraagt minstens 20 uren en ten hoogste 300 uren. Ze moet uitgevoerd worden binnen de 12 maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. De veroordeelde verricht de werkstraf kosteloos tijdens zijn vrije tijd. De werkstraf wordt uitgevoerd binnen vzw’s of openbare diensten. Een veroordeling tot een werkstraf van meer dan 60 uren en een werkstraf waarbij een bijkomende straf (bv. rijverbod of geldboete) uitgesproken wordt, komt op het strafblad. Probatiecommissie: De probatiecommissie kijkt toe op de uitvoering van de werkstraf. Als de werkstraf niet of gedeeltelijk wordt uitgevoerd, meldt de justitieassistent dit aan de probatiecommissie. De probatiecommissie kan beslissen de justiabele een tweede kans te geven of het dossier over te maken aan het parket met de vraag tot uitvoering van de vervangende straf. Taak van de justitieassistent Bepalen van de invulling van de werkstraf (rekening houdend met mogelijkheden en beperkingen van de betrokkene). < 30 jaar: samenwerking met dispachtingsdienst vzw Elegast eindverantwoordelijkheid blijft bij justitieassistent. > 30 jaar: de justitieassistent volgt het dossier volledig op. Rapportage aan de probatiecommissie over het verloop van de werkstraf. Rechtbank Autonome werkstraf ~ dienstverlening 5.4. Peniteniaire opdrachten: Voorlichtingstaken: Met het oog op toekenning van penitiair verlof, onderbreking van de strafuitvoering, voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling, beperkte detentie of elektronisch toezicht, kan de gevangenisdirecteur het Justitiehuis belasten met een maatschappelijke enquête. Bedoeling van deze enquête is om een zicht te krijgen op het opvangmilieu van de betrokkene, hun mogelijkheden tot opvang, eventuele problemen, … Begeleidingstaken: Voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling Beperkte detentie 46 Recht Elektronisch toezicht Terbeschikkingstelling van de regering Vrijheid op proef in het kader van een internering 5.4.1. VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING: Persoon die veroordeeld werd tot een gevangenisstraf wordt vrijgesteld onder bepaalde voorwaarden. Tijdsvoorwaarden: 1/3de van de gevangenisstraf moet ondergaan zijn (10 jaar bij levenslange veroordeling). Duur van de proeftermijn: aantal maanden van de gevangenisstraf die de betrokkene nog moest ondergaan met een minimum van 2 jaar en een maximum van 10 jaar. VI wordt toegekend door de Strafuitvoeringsrechtbank. Bv. van voorwaarden: vast adres, dagbesteding hebben, afbetalen burgerlijke partij, begeleiding voor drug/alcohol/psychische of seksuele problematiek, budgetbegeleiding, … Taak justitieassistent: Controle van de voorwaarden (aan de hand van attesten) Begeleiden om de voorwaarden in te vullen/ondersteuning Rapporteren aan de strafuitvoeringsrechtbank over het verloop van de maatregel Strafuitvoeringsrechtbank kan maatregel intrekken indien de betrokkene de voorwaarden niet naleeft of een nieuwe veroordeling krijgt. Voorlopige invrijheidstelling: Zelfde principe als voorwaardelijke invrijheidstelling Totale gevangenisstraf is minder dan 3 jaar (VI: meer dan 3 jaar) Toekenning door Directie Detentiebeheer Kan zowel met als zonder voorwaarden worden toegekend 5.4.2. BEPERKTE DETENTIE: De persoon verblijft nog in de gevangenis maar mag overdag de gevangenis verlaten om een opleiding te volgen of te gaan werken (maximum 12u per dag). Tijdsvoorwaarden: 6 maanden voordat betrokkene in de tijdsvoorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling komt. Duur: onbepaald. Na deze maatregel krijgt betrokkene vaak elektronisch toezicht en/of voorwaardelijke invrijheidstelling. De beperkte detentie wordt toegekend door de Strafuitvoeringsrechtbank en kan door hen ook wordeningetrokken om dezelfde redenen als bij een voorwaardelijke invrijheidstelling. Zelfde voorwaarden als bij een voorwaardelijke invrijheidstelling. Taak justitieassistent: Opmaken van het uurrooster (wanneer mag de de betrokkene de gevangenis verlaten en wanneer niet) Controle van de voorwaarden (aan de hand van attesten, bv. loonfiches, aanwezigheidsattesten van begeleiding, …) Begeleiding om de voorwaarden in te vullen/ondersteuning Rapporteren aan de Strafuitvoeringsrechtbank over het verloop van de maatregel Penitentiair verlof: 36u gevangenis verlaten (1 tot 4 keer per maand) 5.4.3. ELEKTRONISCH TOEZICHT: De persoon brengt het geheel of een deel van zijn vrijheidstraf buiten de gevangenis door volgens een bepaald uitvoeringsplan (naleving uurrosster en voorwaarden), waarvan de naleving onder meer door elektronische middelen (enkelband) wordt gecontroleerd. Tijdsvoorwaarden: 6 maanden voordat betrokkene in de tijdsvoorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling komt. Duur:gedeelte van of volledige 47 Recht vrijheidstraf. Onderscheid totale gevangenisstraf. < 3 jaar: toekenning door gevangenisdirecteur of bij bepaalde categorieën van veroordeelden (seksuele delinquenten of geen verblijfsvergunning) door de Directie Detentiebeheer. > 3 jaar: toekenning door Strafuitvoeringsrechtbank. Het elektronisch toezicht kan worden ingetrokken wanneer het uurrooster of de voorwaarden niet worden nageleefd of wanneer er een nieuwe veroordeling is. Zelfde voorwaarden als bij voorwaardelijke invrijheidstelling. Penitentiair verlof: 36u huis verlaten (1 tot 4 keer per maand). Taak justitieassistent: Opmaken van het uurrooster (wanneer mag de betrokkene het huis verlaten en wanneer niet) Controle van de voorwaarden (aan de hand van attesten, bv. loonfiches, aanwezigheidsattesten van begeleiding, …) Begeleiding om de voorwaarden in te vullen/ondersteuning Rapporteren aan de Strafuitvoeringsrechtbank of de gevangenisdirecteur over het verloop van de maatregel Controle binnen- en buitengaan: Nationaal Centrum Elektronisch Toezicht. 5.4.4. TERBESCHIKKINGSTELLING VAN DE REGERING: Bijkomende straf (bovenop gevangenisstraf) waarbij de betrokkene wordt veroordeeld tot een opvolging door de minister van Justitie. Start na het verstrijken van de gevangenisstraf en/of eventuele proeftermijn. Directie Detentiebeheer beslist om de betrokkene verder gevangen te houden of hem vrij te laten onder voorwaarden. Duur: minimum 5 jaar, maximum 20 jaar. De TBR kan worden ingetrokken bij niet-naleving voorwaarden of nieuwe veroordeling. Zelfde voorwaarden als bij een voorwaardelijke invrijheidstelling. Taak justitieassistent: Controle van de voorwaarden (aan de hand van attesten) Begeleiding om de voorwaarden in te vullen/ondersteuning Rapporteren aan de Directie Detentiebeheer over het verloop van de maatregel 5.4.5. VRIJHEID OP PROEF IN HET KADER VAN EEN INTERNERING: Persoon wordt door de Rechtbank geïnterneerd wanneer hij ontoereikingsvatbaar wordt verklaard voor de feiten die werden gepleegd (geen straf maar een maatregel). Ontoereikingsvatbaar: De feiten zijn bewezen Op het ogenblik van de feiten + op het ogenblik van de berechting vindt de persoon zich in staat van krankzinnigheid, ernstige staat van geestesstoornis of is hij ongeschikt om daden te controleren. De commissie tot bescherming van de maatschappij beslist over de tenuitvoerlegging van de internering: Opsluiting in de gevangenis Vrijstelling op proef (VOP), bv. opvangcentrum, zelfstandig wonen, psychiatrische opname Duur van de internering en/of VOP: onbepaald (wordt beslist door commissie tot bescherlimg van de maatschappij). Bv. van voorwaarden verbonden aan de VOP: psychiatrische behandeling, dagbesteding, verbod van alcohol- of middelengebruik, … (voorwaarden kunnen in de loop van de termijn verzwaard worden). VOP kan worden ingetrokken door Commissie en het 48 Recht Parket. In dit geval gaat de geïnterneerde terug naar de gevangenis. Taak van justitieassistent: Controle van de voorwaarden (aan de hand van attesten). Meehelpen om de voorwaarden in te vullen (bv. doorverwijzen naar hulpverleningsinstantie). Begeleidingsluik:recidivepreventie (inzicht delictketen, resocialiseren, …) Rapportage over het verloop van de maatregel aan de Commissie tot bescherming van de maatschappij. H.3.: Deontologie Beroepsgeheim ten opzichte van de opdrachtgevende overheid en de cliënt/partij in conflict. Beroepsgeheim binnen de dienst. Beroepsgeheim ten aanzien van extrene professionelen. Informatie ten aanzien van derden. 1. Beroepsgeheim ten opzichte van de opdrachtgevende overheid en de cliënt Artikel 458 Swb: “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en met geldboete van 100 frank tot 500 frank.” Maar ten aanzien van de opdrachtgever is de justitieassistent verplicht ieder nuttig element met betrekking tot het mandaat over te maken. Artikel 29 Wb Sv: “iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, is verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de Procureur des Konings (…) en aan die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processenverbaal en akten te doen bekomen.” beroepsgeheim (uitgezonderd naar de opdrachtgever toe) + meldingsplicht. 2. Beroepsgeheim binnen de dienst Ten aanzien van de leidinggevende: de leidinggevende heeft recht op inzage in de dossiers van de justitieassistent maar hij is ook gebonden aan het in acht nemen van het beroepsgeheim. Ten aanzien van collega’s: collega’s kunnen raad vragen aan elkaar in een dossier maar dienen zich te beperken tot het verstrekken van die gegevens die noodzakelijk zijn om de situatie te begrijpen. 3. Beroepsgeheim ten aanzien van externe professionelen Gedeeld beroepsgeheim: vertrouwelijke gegevens kunnen slechts onder verschillende professionelen gedeeld worden voor zover de volgende voorwaarden samen nageleefd worden: Toestemming van cliënt over informatieoverdracht. De gegevens kunnen slechts gedeeld worden met personen die eveneens door het beroepsgeheim zijn gebonden. Enkel de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor het verwezelijken van het gemeenschappelijk deel van de taken worden uitgewisseld. Wanneer er een samenwerkingsakkoord van toepassing is, wordt er in het akkoord geregeld welke informatie doorgegevn moet worden (bv. Vagga, U-Turn, De Sleutel). 49 Recht 4. Informatie ten aanzien van derden Gegevens inwinnen of nagaan bij derden: toestemming van cliënt, zelf identiteit kenbaar maken en meedelen dat de ingewonnen informatie aan de opdrachtgevende overheid zal worden overgemaakt. Een derde neemt contact op met de justitieassistent om informatie te vragen: beroepsgeheim. Een derde neemt contact op met de justitieassistent om informatie te geven: enkel informatie ontvangen indien het mag besproken worden met de cliënt en meedelen dat de informatie wordt doorgegeven aan de opdrachtgever. LES van 18/05: Jeugdrecht MOF: verkeersovertreding tot moordslag, … Vroeger werden minderjarigen hetzelfde berecht als volwassenen met ook gevangenisstraffen! Nu jeugdbeschermingsrecht maatregelen van opvoeding (maatregel om opvoeding te verbeteren, onbepaalde duur, kan afgeschaft worden of afzwakken, maar jeugdrechter kan ook strengere maatregelen opleggen om de persoonlijkheid van de minderjarige te veranderen {jongere heeft geen perceptie, geen eindbeeld}) tot 18 jaar, eventueel tussen 16 en 18 jaar uithandengeving (verschijning voor de rechter). Maatregel wordt gekozen/wordt toegespitst in functie van de persoonlijk en de leefsituatie/omstandigheden van de minderjarige. Bv. het kan zijn twee jongens dezelfde fout begaan maar een andere straf krijgen naarmate hun verleden en persoonlijkheid! Elke minderjarige wordt individueel berecht, zodat de maatregel afstemd op de persoonlijkheid (verschillend met volwassenen). Bevoegdheid ligt bij de gezinsverblijfplaats van de de minderjarige. Dus een jongere die in Antwerpen woont, wordt berecht in Antwerpen door de jeugdrechter, ook al is de plaats van het delict buiten Antwerpen. Dus ongeacht de plaats van de feiten wordt de minderjarige altijd op de gezinsverblijfplaats berecht. Bij verhuizen wordt het dossier doorgestuurd naar het naar het arrondisement van de nieuwe verblijfplaats. Jeugdsanctierecht vergelijkbaar met werkstraf. Minderjarige moet gratis een paar uur gaan werken. Schadevergoeding kan betaald worden door minderjarige aan slachtoffer, men kan hier dan gunstig optreden tov de dader. dit gaat alleen als het slachtoffer hieraan wil meewerken! Strafprocedure van een minderjarige: Voorbereidende fase van het procedure: max 8 maanden, voorlopige maatregel, parket (onderzoeksrechter moet het misdrijf onderzoeken) Fase ten ongronde: openbare terechtzitting, beslissen of minderjarige in schuld is, maatregelen ter opvoeding opleggen bij vonnis 1 jaar Nazorg van de minderjarige: toezicht van de jeugdrechter in overleg (eventueel tot de leeftijd van 20 jaar) Leeftijd wordt vastgesteld door een röntgenopname van de polsgewrichten wanneer de leeftijd niet bekend is en de dader zou liegen. Maatregelen: Berisping Toezicht van de sociale dienst: minderjarige opvolgen met een aantal voorwaarden (bv. huisarrest, werken, anti-agressie cursus, …) bij niet vervullen van voorwaarden eventuele strengere maatregelen (open instelling {vanaf 12jaar}, gesloten instelling, …) jeugdrechter (federale rechter) gebonden aan regels van de instelling (wanneer de instelling volzet is, dan kan de jeugdrechter niets meer doen) ivm de onderzoeksrechter 50 Recht Uithandengeving: jeugdrechter is verplicht rekening te houden met het laatste verslag van de sociale dienst bv. wanneer minderjarige zich plots goed gedraagd in de instelling, wordt deze niet meer uit handen gegeven. pleeggezin MOF procedure ook toepassen op POS’ers die af en toe een misdrijf pleegt (want een POS procedure is moeilijker, want omweg via comité van bijzondere jeugdzorg en bemiddelingscomissie). Twee pocedures: Tegen de ouders: gevangenisstraf, … Tegen de minderjarigen: weghaling van minderjarigen en plaatsing in een pleeggezin brave POS minderjarige (mishandeling, psychisch geweld, …) vs. de onbuigzame POS minderjarige Categorie van de onbuigzamen (stoute POS’ers die geen misdrijven plegen bv. niet luisteren, spijbelen, …) POS procedure! Subsidialiteit: vrijwillige hulpverlening gaat voor op de gerechtigde hulpverlening omweg van CBJ en bemiddelingscommisie. Bv. bij hoogdringendheid is gerechtigde hulp nodig (baby met heroïne in bloed, …) Proprtionaliteit: gezinsplaatsing gaat voor op plaatsing in een instelling, pas wanneer er duidelijk geen goede opvoedingstechnieken merkbaar zijn wordt een plaatsing in instelling nodig! POS procedure Voorbereidende fase; 6 maand, voorlopige maatregelen, hoorrecht boven de 12 jaar, Fase ten gronde; vonnis van 1 jaar, ne evaluatie na 1 jaar kan verlengd worden met telkens een jaar Herziening: soms met verlengenis tot 18 jaar, toezicht van jeugdrechter eindigd op 18 jaar Burgerlijke procedures kunnen ook omgezet worden naar een POS procedure! Bv. een ontaarde echtscheiding waarbij de kinderen psychisch mishandeld worden! verschillende rechters die erbij betrokken worden; vrederechter, jeugdrechter, voorzitter kortgeding, … Echtscheidingszaken die besproken moeten worden ivm de kinderen: Uitoefening van het ouderlijk gezag Inschrijving van de kinderen (adres van één van de ouders) Verblijfsregeling: wanneer bij de papa en wanneer bij de mama meestal weekweek regeling Onderhoudsgeld: in behoefte van het kind en in functie van het inkomen (alimentatie) 51