De chemische concentratie • Het gehalte, uitgedrukt in mol opgeloste stof per liter oplossing, noem je molariteit en wordt weergegeven met de hoofdletter M. In formule is de molariteit van een opgeloste stof als volgt weergegeven: Molariteit = aantal mol opgeloste stof (M) aantal liter oplossing • Notaties molariteit De molariteit wordt op verschillende manieren genoteerd: 0,03 M C6H12O6 Dit is een oplossing waarin de glucoseconcentratie 0,03 mol.L-1 is. Je zegt ook wel de glucoseoplossing is 0,03 molair. • [C6H12O6] = 0,03 M. De glucoseconcentratie is 0,03 mol.L-1. • Ook wordt vaak gebruik gemaakt van mmol.mL-1. Dit is gelijk aan mol.L-1. • In 5,0 mL bloed wordt 4,0.10-2 mmol glucose aangetroffen. Hoe groot is het glucosegehalte van deze patient in mol.L-1 Gegeven : Opgeloste stof = glucose. Oplossing = bloed. Gevraagd : Suikergehalte in mol.L-1 Uitwerking: Aantal mol opgeloste stof = 4,0.10-2 mmol glucose = 4,0.10-5 mol glucose (want 1 mmol is 1/1000 mol) Aantal liter oplossing = 5,0 mL = 5,0.10-3L (want 1 mL is 1/1000 L) • Antwoord: 4,0 ˙ 10-5 / 5,0 ˙ 10-3 = 8,0 ˙ 10-3 M • Je lost 25 g magnesiumchloride op tot 2,0 L oplossing. Bereken de concentratie van de magnesium-ionen en de chloride-ionen. Gegeven : Opgeloste stof = magnesiumionen en chloride-ionen. Oplossing = magnesiumchloride-oplossing. • Wanneer je magnesiumchloride oplost splitst het in ionen. Het is een goed oplosbaar zout. De oplosvergelijking is: MgCl2(s) ----> Mg2+(aq) + 2 Cl-(aq) Wanneer 1 mol magnesiumchloride oplost ontstaan er 1 mol magnesiumionen en 2 mol chloride-ionen. Massa (Magnesiumchloride) = 25 g ; Dit moet worden omgerekend naar het aantal mol Magnesiumchloride. Hiervoor deel je de massa door de molmassa van magnesiumchoride (MgCl2) Molmassa (MgCl2) = 95,22 g.mol-1 (Binas tabel 98 of 99) Dus 25 g MgCl2 = 25 g / 95,22 = 0,262 mol MgCl2 • Uit de reactievergelijking leidt je de molverhouding af. n(MgCl2) : n (Mg2+) : n (Cl-) = 1:1:2 Bij het oplossen van 0,262 mol MgCl2 onstaan dus 0,262 mol Mg2+ en 2x0,262=0,524 mol Cl-. Het volume van de oplossing is 2,0 L dus: De concentratie van de magesiumionen is dan : [Mg2+] = 0,262/2,0 L = 0,13 mol.L-1 (M). De concentratie van de chloride-ionen is dan : [Cl-1] = 0,524/2,0 L = 0,26 mol.L-1(M). • Aan 50,0 mL 0,10 M suikeroplossing voeg je 250 mL water toe. Bereken de molariteit van de verdunde oplossing. • Uitwerking In 50,0 mL zit 5 mmol suiker (50,0 · 0,10) Dit komt in een nieuw volume van 300 mL 5 mmol/ 300 mL= 0,017 M Dit kan ook met de verdunningsfactor berekend worden: Verdunningsfactor = nieuw volume/oud volume = 300/50 = 6 x verdund. De nieuwe molariteit is: oorspronkelijke concentratie/ verdunningsfactor De nieuwe molariteit is: 0,10/6 = 0,017 M. 1. Je lost 10 gram suiker (C12H22O11 ) op in 200 mL water. a. b. c. Wat is de molariteit van deze suikeroplossing? (0.15 M) Er verdampt 150 mL water, wat is nu de molariteit van de suikeroplossing? (0.58 M) Je voegt 250 mL water toe en 15 gram suiker aan de oplossing van b, wat is nu de molariteit van de suikeroplossing? (0.24 M) 2. Bereken de concentratie chloride- ionen in 32,0 mL 0,44 M bariumchloride- oplossing. 3. Bereken de nieuwe molariteit wanneer je 25 mL 1,2 mol/L azijnzuur verdunt met 30 mL water.