Document

advertisement
HET PRECAMBRIUM
Hadeïcum
Artistieke impressie van het Hadeicum
Met Hadeïcum wordt een geologisch tijdvak bedoeld, dat
niet gedefinieerd is op Aarde. Het is de oudste periode in de
geologische geschiedenis, vanaf het ontstaan van de Aarde
(4560 miljoen jaar (Ma) geleden) tot de oudst gedateerde
sedimentaire gesteenten (3800 Ma of 3,8 Ga geleden).
Hadeïcum
Periode
Tijd
geleden
(Ma)
Vroeg
Imbrien
3800 3850
Nectarien
3850 3950
Bekken
Groepen
3950 4150
Crypticum
4150 ~ 4560
Inhoud
 1 Naamgeving en onderverdeling
 2 Aardoppervlak
 3 Atmosfeer
 4 Leven
 5 Externe link
Naamgeving en onderverdeling
De geoloog Preston Cloud bedacht de naam Hadeïcum, afgeleid van de Griekse god Hades in
1972 voor de periode waarin toentertijd de oudste bekende gesteenten (uit het Archeïcum,
3800 Ma) gevormd zijn te benoemen. Nadien heeft men de Acasta-gneis gedateerd op 4,03
Ga. Deze gneis heeft zodoende een Hadeïcum-ouderdom, maar officieel heet deze periode
Eoarchaïcum.
Acasta-Gneiss
Acasta River, Canada
De onderverdeling van het Hadeïcum is opgesteld aan de hand van de geologie van de Maan.
Deze onderverdeling in Vroeg Imbrien, Nectarien, Bekken Groepen en Crypticum wordt dan
ook alleen gebruikt als men het over de Maan heeft, ze vormen geen onderdeel van de
officiële geologische tijdschaal.
Aardoppervlak
Ten tijde van het Hadeïcum was de aardkorst vloeibaar en zeer heet. Vanuit de hete kern van
de aarde ontstond er stroming van gesmolten gesteente naar de buitenste delen van de aarde.
De aan het aardoppervlak afgekoelde gesteenten zakten naar beneden. Dit proces wordt
convectie genoemd. Ook meteorietinslagen veranderden zowel oppervlak als temperatuur van
de oeraarde.
Uit deze periode dateren de oudst gedateerde zirkonen, die een ouderdom van 4,4 Ga hebben.
Deze zirkonen zijn mogelijk van vulkanische oorsprong, wat zou betekenen dat er zo'n 150
Ma na vorming van de Aarde al continenten zouden zijn.
Zirkonen
De oudste mineralen die tot nog toe op aarde gevonden zijn, zijn zirkonen uit de Narryer
Gneiss Terrane, Yilgarn Kraton van West-Australië met een ouderdom (kristallisatietijd) van
4,404 Ga. Er zijn afzettingen van zware mineralen waarin zirkoon soms in lagen als
voornaamste gesteente voorkomt. Dit soort afzettingen worden aangetroffen in India, de VS,
Australië, Sri Lanka en Zuid-Afrika.
Atmosfeer
Uit de kern van de aarde kwamen gassen die zorgden voor de vorming van een oeratmosfeer.
Deze oeratmosfeer bestond waarschijnlijk uit waterdamp, stikstof, waterstof, methaan,
zwavelwaterstof en koolmonoxide.
Leven
Door de hoge temperatuur, het gebrek aan een beschermende ozonlaag en door de vele giftige
stoffen in de atmosfeer was leven vermoedelijk niet mogelijk.
5
Hadeïcum (4.560 - 3.800 miljoen jaar geleden)
Het eerste tijdvak (eon) wordt Priscoïcum (Eng. Priscoan) of Hadean genoemd en duurde 760
miljoen jaar (4.600 - 3.800 miljoen jaar geleden) omvat het begin van de aarde. Er waren
grote meteorietenregens en de eerste aardkorst werd gevormd.
Ten tijde van het Hadeïcum was de aardkorst vloeibaar en zeer heet. Vanuit de hete kern van
de aarde ontstond er stroming van gesmolten gesteente naar de buitenste delen van de aarde.
De aan het aardoppervlak afgekoelde gesteenten zakten naar beneden. Ook meteorietinslagen
veranderden zowel oppervlak als temperatuur van de oeraarde.
Uit deze periode dateren de oudst gedateerde zirkonen (mineralen), die een ouderdom van 4,4
miljard jaar hebben. Deze zirkonen zijn mogelijk van vulkanische oorsprong, wat zou
betekenen dat er zo'n 150 miljoen jaar na vorming van de Aarde al continenten zouden zijn.
Uit de kern van de aarde kwamen gassen die zorgden voor de vorming van een oeratmosfeer.
Deze oeratmosfeer bestond waarschijnlijk uit waterdamp, stikstof, waterstof, methaan,
zwavelwaterstof en koolmonoxide. Door de hoge temperatuur, het gebrek aan een
beschermende ozonlaag en door de vele giftige stoffen in de atmosfeer was leven
vermoedelijk niet mogelijk.
Hadeïcum
De onderverdeling van het Hadeïcum is opgesteld aan de hand van de geologie van de Maan.
Deze onderverdeling in Vroeg Imbriën, Nectariën, Bekken Groepen en Crypticum wordt dan
ook alleen gebruikt als men het over de Maan heeft, ze vormen geen onderdeel van de
officiële geologische tijdschaal.
4560 - 4150 miljoen jaar geleden
Crypticum (Eng.
Cryptic)
De buitenste schil van de Aarde koelt af en wordt getroffen door een
kosmisch bombardement van kometen en planetoïden. Door een
botsing met een planeet in wording maakt de maan zich los van de
Aarde. Door ontgassing ontstaat de atmosfeer. Door condensatie
begint het langdurig te regenen en wordt de Aarde bedekt met
oceanen. Het Cryptic duurde 410 miljoen jaar.
4150 - 3950 miljoen jaar geleden
Bekken Groepen
(Eng. Basin Groups)
Door gigantische vulkaanuitbarstingen vormen zich eilanden, waaruit
kleine continenten ontstaan. De hoeveelheid koolstofdioxide neemt af
en de hoeveelheid stikstof neemt toe. De Basin-Groups duurde 200
miljoen jaar
3950 - 3850 miljoen jaar geleden
Nectariën (Eng
Nectarian)
De continenten zijn onstabiel en sommige verdwijnen onder de
zeespiegel. De aardmantel koelt verder af en de continenten drijven
minder snel. Tegen het einde van het Nectarian vormen zich de eerste
definitieve en blijvende rotslagen. Het Nectarian duurde 100 miljoen
jaar.
3850 - 3800 miljoen jaar geleden
Vroeg-Imbriën (Eng In de hete broedkamers bij de onderzeese vulkanen ontstaan vreemde
Imbrian)
chemische verbindingen. Enkele daarvan "groeiden" verder en
'ontwikkelden" zich in de bouwstenen voor de aminozuren. Het
Vroeg-Imbrian duurde 50 miljoen jaar.
Basalt uit de Isua Greenstone Belt van bijna 3,8 miljart jaar oud
.
Stromatoliet uit de Gunflint vuursten: het oudste onomstreden leven
Levensvormen van (meer dan) 3,85 miljard jaar oud zouden ook wel
heel bijzonder zijn, want dat tijdstip karakteriseert het einde van een
fase waarin de aarde, naar nu lijkt, de ergste catastrofe uit haar hele
geschiedenis onderging: het zogeheten Late Zware Bombardement,
dat omstreeks 4 miljard jaar geleden begon. Gedurende dat
bombardement werd de aarde getroffen door enorme hoeveelheden
ruimtemateriaal, waarschijnlijk de resten van een planeet (Vesta) die
tussen Mars en Jupiter moet hebben rondgedraaid. De aarde (met een
veel grotere zwaartekracht dan de maan, die toen al bestond) moet
veel meer inslagen te verwerken hebben gekregen dan de maan. Toch
vertoont de maan nog talrijke littekens van dat bombardement, onder
meer in de vorm van de Mare Imbrium. Het geweld van de inslagen
op aarde moet destijds zo groot zijn geweest dat de korst bijna geheel
weer moet zijn opgesmolten.
De Mare Imbrium, een grote inslagkrater op de maan, dateert uit de periode ongeveer 4-3,85
miljart jaar geleden, waarin ook de aarde door een zwaar bombardement vanuit de ruimte
werd getroffen
Archeïcum
Eon
Era
Tijd
geleden
(Ma)
Proterozoïcum
542 2500
Archeïcum Neoarcheïcum
2500 2800
Precambrium
Het geologisch tijdvak Archeïcum (ook
Archaïcum of Archeozoïcum (Engels:
Archean of Archaean)) is na het
Hadeïcum het tweede eon in de
geschiedenis van de Aarde, en duurde van
het ontstaan van de Aarde (4560 miljoen
jaar (Ma) tot 2500 miljoen jaar (2,5 Ga)
geleden. Samen met het Proterozoïcum en
het Hadeïcum wordt het Archeïcum ook
als Precambrium aangeduid.
Mesoarcheïcum
2800 3200
Paleoarcheïcum
3200 3600
Eoarcheïcum
3600 ~ 4560
Deze periode is verder onderverdeeld in de vier era's, de basis van het Eoarcheïcum is niet
nader gedefinieerd:




Neoarcheïcum (2800 - 2500 Ma)
Mesoarcheïcum (3200 - 2800 Ma)
Paleoarcheïcum (3600 - 3200 Ma)
Eoarcheïcum (4560 - 3600 Ma)
Leven
In het Archeïcum ontstonden de eerste cellen en er wordt aangenomen dat zo'n 70% van de
landmassa op aarde in dit tijdvak is ontstaan. Ook vormden zich eenvoudige bacteriën en
planten zoals algen, die door middel van fotosynthese glucose konden maken uit zonlicht en
water. Al deze vroege levensvormen stonden aan de basis van de ontwikkeling van het latere
meercellige leven. Uit het Archeïcum vindt men vooral sterk gemetamorfoseerde gesteenten.
Bekend zijn onder andere de komatiieten van West-Groenland, met 3,8
Komatiiet is een ultramafisch stollingsgesteente met tenminste 18% MgO (magnesiumoxide). Veel komatiieten hebben tot 33% MgO. Typisch voor komatiiet is ook de spinifex
structuur van olivijnkristallen. Die structuur is genoemd naar de Australische grassoort met
die naam, Spinifex. De olivijnkristallen zijn gevormd in radiale patronen tijdens het
stollingsproces. In sommige komatiieten worden NiS (nikkel-sulfide) ertsen gemijnd.
Naamgeving
Komatiieten zijn genoemd naar de plaats waar ze voor het eerst in detail beschreven werden,
de Komati rivier in Zuid-Afrika.
Voorkomen
Komatiieten zijn specifieke gesteenten van greenstone belts uit het Archaïcum. Ze zijn nu nog
ontsloten in de oude schilden van Canada, West-Australië en Finland. Ook in
gesteentevoorkomens van jongere ouderdom dan het Archaïcum worden komatiieten
gevonden, maar die hebben doorgaans lagere MgO gehaltes. Vermoed wordt dat de geotherm
tijdens het Phanerozoïcum veranderd is t.o.v. die tijdens het Archaïcum.
Het Phanerozoïcum is de eon waarin wij leven. Deze eon begon 542 miljoen jaar geleden en
duurt dus voort tot op de dag van heden. Het is het tijdperk van de ontwikkeling van de
dierenwereld en de plantenwereld zoals we die tegenwoordig kennen.
Omdat tijdens het Phanerozoïcum dierlijke organismen voor het eerst een harde schaal of een
skelet ontwikkelden, zijn er veel meer fossiele overblijfselen gevonden dan uit het veel langer
durende Pré Cambrium.
Hoewel het Precambrium ongeveer 4 miljard jaar duurde en daarmee verreweg de langste
tijdsaanduiding is uit de geschiedenis van de Aarde, is er weinig bekend over het
Precambrium. Van wat wel bekend is, is een groot deel pas de laatste 50 jaar ontdekt.
Wanneer er voor het eerst leven was in het Precambrium is niet zeker. Waarschijnlijk
ontstond de eerste levensvorm in het begin van het Archeïcum. Er zijn in het westen van
Australië bacteriën gevonden die ouder zijn dan 3450 miljoen jaar. De eerste meercellige
levensvorm ontstond in het Proterozoïcum, ongeveer 600 miljoen jaar geleden.
Rond 1 Ga, tijdens het Neoproterozoïcum, ontstond het supercontinent Rodinië dat ongeveer
750 miljoen jaar geleden uiteen viel in losse paleocontinenten.
Archeïcum (3.800 - 1.650 miljoen jaar geleden)
Hadeïcum (4.600 - 3.800 miljoen jaar geleden); Nectarian en Vroeg-Imbrian (3.950 3.800 miljoen jaar geleden)
Archeïcum(3.800 - 2.500
miljoen jaar geleden)
Het geologisch tijdvak
Archeïcum (ook Archaïcum of
Archeozoïcum (Engels:
Archean of Archaean)) is na
het Hadeïcum het tweede eon
in de geschiedenis van de
Aarde, en duurde van 3800 tot
2500 miljoen jaar geleden.
Samen met het Proterozoïcum
en het Hadeïcum wordt het
Archeïcum ook als
Precambrium aangeduid.
In het Archeïcum ontstonden
de eerste cellen en er wordt
aangenomen dat zo'n 70% van
de landmassa op aarde in dit
tijdvak is ontstaan. Ook
vormden zich eenvoudige
bacteriën (Archaea of
Oerbacteriën) en planten
zoals Groenwieren, die door
middel van fotosynthese
glucose konden maken uit
zonlicht en water. Al deze
vroege levensvormen stonden
aan de basis van de
ontwikkeling van het latere
meercellige leven. Uit het
Archeïcum vindt men vooral
sterk gekristalliseerde
(gemetamorfoseerde)
gesteenten.
Bekend zijn onder andere de komatiieten (stollingsgesteenten met hoog percentage zware
metalen, zoals magnesium en ijzer) van West-Groenland, met 3,8 Ga een van de oudst
gedateerde ontsloten gesteenten op Aarde.
Archeïcum
Tijdens het Archaeïcum ontstonden de oudst bewaarde gesteenten, het oudste leven op aarde
en de eerste continenten.
De Aarde heeft haar definitieve plaats in het zonnestelsel gevonden. Ze is bedekt met
uitgestrekte zeeën. De atmosfeer bestaat uit koolzuurgas, methaan-, ammoniak- en andere
giftige gassen. In die omgeving gebeurt echter iets unieks. Door een combinatie van
temperatuur, kosmische straling en de aanwezige gassen ontstaan de bouwstenen van het
leven. Langzaam ontstaan er primitieve levensvormen die floreren in de oersoep. Door een
explosieve groei van deze organismen wordt de atmosfeer zuurstofrijker. Gedurende het
Archaïcum worden de continenten eindelijk stabiel en beginnen met hun drift over de hete
aardmantel.
Het Archeïcum (Archean), wordt onderverdeeld in het Vroeg Archeïcum (3800-3300),
Midden Archeïcum (3.300-2.900) en Laat Archeïcum (2.900-2.500) (Schopf, 1983). Deze
indeling is enigszins globaal.
Een ondere onderverdeling is die in vier era's
Eoarcheïcum (3800 - 3600 Ma)
Paleoarcheïcum (3600 - 3200 Ma)
Mesoarcheïcum (3200 - 2800 Ma)
Neoarcheïcum (2800 - 2500 Ma)
Archeïcum
Een fijnere indeling is die in de onderstaande tijdvakken:
3.800-3.500 miljoen jaar geleden
Het klimaat is warm. De atmosfeer is een brouwsel van stikstof,
methaan, ammoniak, waterdamp en waterstof. Ook zijn er nog veel
spore-elementen in terug te vinden die stammen uit de
ontgassingsperiode in de Cryptic periode van de Hadean Era. Het
aardoppervlak bestaat uit uitgestrekte zeeën,doorwerven met jonge
continenten.
In de zeeën vormen zich onder invloed van kosmische straling,
zonnevlammen en elektrische ontladingen uit de aminozuren eiwitten.
De eerste RNA structuren die "zichzelf kunnen vermenigvuldigen."
ontstaan. Uit deze bouwstenen ontstaan eiwitten die de RNA / DNA
strengen ommantelen. Tegen het einde van het Isuan vullen de
oerzeeën zich met blauwgroene wieren (cyanobacteriën).
Isuan
Swazian
Randian
3.500-2.800
miljoen jaar
geleden
Bijna alle
waterstof
verdwijnt uit de
atmosfeer. De
groei van de
continenten gaat
onverminderd
door en het
supercontinent
Rodina wordt
langzaam groter.
Afzetting
bacteriën in
Stromatolieten
2.800-2.450 miljoen jaar geleden
Uit de Prokaryotische levensvormen evolueren de eerste organismen
die gebruik maken van fotosynthese.
Ten tijde van het Archaïcum bestond het paleocontinent Siberisch
Craton, ook Siberië genoemd. Het is een van de oudste
paleocontinenten op Aarde. Tegenwoordig bevindt het craton zich
midden in Azië, omgeven door andere paleocontinenten. Het
Siberisch Craton behoorde ongeveer 2,5 miljard jaar geleden samen
met het Canadese schild tot het paleocontinent Arctica.
Huronian
2.450-2.200 miljoen jaar geleden
Vorming van zuurstof. Aan het einde van het Huronian komt de
Aarde in een koude periode. Vrijwel de gehele Aarde wordt bedekt
met een ijslaag (tot aan de Evenaar). De eerste complexe vormen van
cellen vormen zich door endosymbiose de eerste Eukaryotische
levensvormen. Tot de eerste Eukaryoten (Protisten) behoren de
Wieren.
Animikean
2.200-1.650 miljoen jaar geleden
De Aarde komt tot rust. De continentale platen nemen hun definitieve
vorm aan en beginnen aan hun drift over de Aarde.
Het supercontinent Rodina krijgt vorm. Het zuurstofgehalte in de
atmosfeer neemt toe. In de zeeën wemelt het van leven, zowel
Eukaryotisch en Prokaryotisch.
Bacteriën (v. Gr. baktèrion = stok) behoren tot de oudste levensvormen op aarde. Ze zijn
overal. Veruit de meeste bacteriën die overal om ons heen zijn niet schadelijk. Veel bacteriën
doen bijzonder nuttig werk, bijvoorbeeld in onze darmen. Ook worden ze ingezet in de
industrie om bijvoorbeeld bepaalde soorten afval af te breken of om medicijnen te maken.
Archaea (spreek uit argea)
of Oerbacteriën behoren
tot de vroegste
levensvormen op aarde. Ze
bestaan al ongeveer 3,4
miljard jaar, en ontstonden
in het Issuan (3.800 3.500 miljoen jaar
geleden). Net als alle
andere bacteriën, bestaan
ze uit een eenvoudig
gebouwde cel, zonder
celkern. De cel is omgeven
door een dun omhulsel, dat
- evenals bij veel andere
bacteriegroepen - uit twee
lagen (membranen)
bestaat: het
plasmamembraan en het
meer poreuze buitenste
membraan.
Archaea kunnen leven
in extreme milieus leven
zoals die al vroeg op aarde
voorkwamen, bijv. bij hete
diepzeebronnen (black
smokers) en op plaatsen
met een hoog zoutgehalte.
Een Archaeais een relatief
eenvoudig eencellig
organisme zonder celkern
(een Prakryoot). Het DNA
bestaat uit een enkel
ringvormig chromosoom.
Archaea lijken het meest
verwant met een groep
binnen de Draadbacteriën
(met name de orde
Mycobacteriales). Van de
Archaea zijn de oerArchaeabacteriën de
oudste
vertegenwoordigers.
Ze behoren tot de vroegste
levensvormen op aarde en
bestaan al ongeveer 3,4
miljard jaar.
Haeckel (1894)
Drie rijken
Protista
Planten
Dieren
Whittaker (1959)
Vijf rijken
Prokaryoten
Woese (1977)
Zes rijken
Woese (1990)
Drie superrijken
(domeinen)
Eubacteriën
Bacteria
Archaeabacteriën
Archaea
Protista
Protista
Schimmels
Schimmels
Planten
Planten
Dieren
Dieren
Eukaryoten
Whittaker (1959) deelde de Archaea samen met de Bacteria in bij de Prokaryoten (pro =
voor; karyon = kern).
Net als alle andere bacteriën, bestaan Oerbacteriën uit een eenvoudig gebouwde cel, zonder
celkern. De cel is omgeven door een dun omhulsel, dat - evenals bij veel andere
bacteriegroepen - uit twee lagen (membranen) bestaat: het plasmamembraan en het meer
poreuze buitenste membraan. Kenmerkend voor de Oerbacteriën is, dat het buitenste
membraan nog niet uit bepaalde suikerverbindingen (sacchariden) bestaat, zoals bij latere
bacteriën wèl het geval is. In tegenstelling tot veel andere bacteriën bezitten Oerbacteriën nog
géén zweepharen (flagellen) of gasblaasjes. Waarschijnlijk zijn de directe voorouders van de
Oerbacteriën ontstaan door het samengaan van stoffen (eiwitten, nucleïnezuren) die
voorkwamen in de oeroceaan.
De cellen hebben evenmin een celwand; ze worden - evenals bij Draadbacteriën,
Luchtsporenbacteriën en naakte bacteriën - slechts omhuld door een enkele dunne
celmembraan. De celonderdelen die helpen bij het lezen van de DNA-codes (ribosomen)
hebben een vorm die afwijkt van die bij Echte bacteriën. Omdat de ribosomen ook afwijken
van die bij organismen mét celkern (Eukaryoten), worden de Archaebacteriën (inclusief
Geiserbacteriën, Methaanbacteriën en Zoutbacteriën) tegenwoordig ook wel als apart rijk of
zelfs als apart superrijk of domein beschouwd.
Kenmerkend voor de oerbacteriën is, dat het buitenste
membraan nog niet uit bepaalde suikerverbindingen
(sacchariden) bestaat, zoals bij latere bacteriën wèl het geval
is. In tegenstelling tot veel andere bacteriën
bezitten Oerbacteriën nog géén zweepharen (flagellen) of
gasblaasjes. Waarschijnlijk zijn de directe voorouders van de
Oerbacteriën ontstaan door het samengaan van stoffen
(eiwitten, nucleïnezuren) die voorkwamen in de oeroceaan.
Planten, dieren en mensen lijken genetisch meer op elkaar dan bacteriën en oerbacteriën
(Archaea). Alleen in uiterlijk hebben de Archaea veel weg van bacteriën. Ze werden dan ook
pas eind jaren tachtig van de bacteriën onderscheiden, voornamelijk omdat hun bouw
fundamenteel verschilt van die van bacteriën. Innerlijk hebben de Archaea meer weg van
eukaryoten als gisten, muizen en mensen. Het zijn geen dieren of planten, schimmels, noch
bacteriën, maar Archaea, 'oerbacteriën'. Onderzoekers van het Nederlands Instituut voor
Onderzoek der Zee (NIOZ) op Texel, hebben aangetoond dat de 'koude' tak van deze
primitieve eencelligen zich 112 miljoen jaar geleden afsplitste van de bestaande 'warme' tak
van de Archaea, die onder hete milieuomstandigheden voorkomen.
Terwijl de bacteriën in gematigde milieus voorkomen, blijken de Archaea zich thuis te voelen
onder extreme omstandigheden, zoals de hoge temperaturen van meer dan honderd graden,
die bijvoorbeeld voorkomen nabij vulkanen. Dat kan alleen als de cellen van de Archaea
daartegen bestand zijn. De celmembranen van deze warmteminnende oerbacteriën bevatten
dan ook bijvoorbeeld vetmoleculen, zgn. tetra-etherlipiden, die zijn 'versterkt' met ringen van
koolstof.
Niettemin troffen NIOZ-onderzoekers eind 2000 de moleculaire resten aan van membranen in
sedimenten van het oppervlak van de oceaanbodem. Ze vonden grote hoeveelheden van
koolstofringen bevattende membranen op plaatsen waar de temperatuur helemaal niet extreem
was geweest, zoals de Noordzee en de Indische Oceaan. Uit recente metingen van
Amerikaanse biologen blijkt dat de Archaea wel zo'n twintig procent uitmaken van het
zeeplankton dat kleiner is dan twee micrometer. Deze ontdekking betekent dat
afstammelingen van de warmteminnende oerbacteriën zich tijdens de evolutie van het leven
op aarde hebben aangepast aan een koelere omgeving.

Proterozoïcum (2500 - 542 Ma)
Eon
Era
Fanerozoïcum Paleozoïcum
Neoproterozoïcum
Tijd
geleden
(Ma)
251,0 542
542 1000
Proterozoïcum Mesoproterozoïcum
1000 1600
Paleoproterozoïcum
1600 2500
Het geologisch tijdvak Proterozoïcum is een
Archaïcum
eon uit de geologische geschiedenis van de
aarde, en duurde van 2500 (2,5 Ga) tot 542
miljoen jaar (Ma) geleden. Het is onderdeel
van het Precambrium en wordt onderverdeeld in de era´s:
 Neoproterozoïcum (1000 - 542 Ma)
 Mesoproterozoïcum (1600 - 1000 Ma)
 Paleoproterozoïcum (2500 - 1600 Ma)
Het eon voorafgaand aan het Proterozoïcum heet het Archaïcum, het era erna het
Paleozoïcum.
2500 3800
Flora en fauna
Het Proterozoïcum werd gekenmerkt door een bescheiden hoeveelheid leven, waardoor ook
weinig fossiele overblijfselen bekend zijn. Dit wordt nog versterkt door het feit dat het
mariene leven dat bestond nog geen kalkskeletjes had, waardoor de kans op fossilisatie klein
was. Aan het einde van het Proterozoïcum, en daarmee het begin van het Cambrium vond een
explosieve groei van de biodiversiteit plaats; de zogenaamde
Cambrische explosie!!
Ongeveer 1100 Ma geleden vormde zich door het botsen van drie of vier paleocontinenten
een supercontinent dat vrijwel alle continentale kratons in zich verenigde: Rodinië. Dit wordt
de orogenese van Grenville genoemd.

1000 - 800 Ma; het supercontinent Rodinië splitste zich en opende zich de
Panthalassa. Noord-Rodinië, bestaande uit de kratons Antarctica, Australië, India,
Arabië, Noord-China en Zuid-China schoof over de toenmalige Noordpool. In deze
tijd zijn er drie continenten: Noord-Rodinië, Zuid-Rodinië en het Congo kraton. Het
Congo kraton wordt ingeklemd door beide delen van Rodinië. Dit staat bekend als de
Panafrikaanse orogenese, waarbij een nieuw supercontinent Pannotia ontstaat.
Pannotia omvat de meeste kratons maar in een andere configuratie. Het supercontinent
schuift over de Zuidpool (zie afbeelding).
Pannotia is een supercontinent waarvan het bestaan betwist wordt. Het zou bestaan
hebben van ongeveer 600 miljoen jaar geleden tot ongeveer 540 miljoen jaar geleden.
Het werd voor het eerst beschreven in 1997 door Ian Dalziel.
Zo ongeveer 600 miljoen jaar geleden kwam het Nigerblok tussen West- en Oost
Gondwanaland klem te zitten waarbij Gondwanaland werd gevormd. In de buurt van de
zuidpool raakten Gondwanaland en Laurazië elkaar bijna. Kritiek zijn de posities van het
Siberisch Craton en Baltica op dat moment. Onduidelijk is of deze dicht genoeg tegen de
andere continenten aan lagen om een supercontinent te vormen.
Pannotia bestond in ieder geval kort. De botsingen welke Pannotia gevormd moeten hebben
waren "schampende" botsingen en de continenten waaruit Panotia bestond, hadden al actieve
slenkvorming. 540 Miljoen jaar geleden brak Pannotia uiteen in Laurentië, Baltica, Siberisch
Craton en Gondwanaland.

760 - 700 Ma; de Sturtian wereldijstijd.
Op het einde van het Precambrium traden twee ijstijdvakken op, resp. ongeveer 710 en 635
miljoen jaar geleden. Zowel de oudste (Sturtian) als de jongste (Marinoan) van deze twee
ijstijdvakken worden ervan 'verdacht' zo koud te zijn geweest dat zelfs de oceanen bij de
evenaar bevroren waren. Daarom wordt wel van 'sneeuwbal aarde' gesproken. Aan die
volledige ijsbedekking wordt echter ook door veel deskundigen getwijfeld, om talrijke,
uiteenlopende redenen.
Diamictiet (versteende keileem) uit het Neoproterozoïcum van de Appalachen:
Een nieuw onderzoek draagt niet alleen nieuwe argumenten aan voor het bestaan van een
'sneeuwbal aarde' maar geeft ook aanwijzingen voor de duur ervan. De nieuwe argumenten
zijn gebaseerd op de analyse van 44 chemische elementen uit boorkernen in kopermijnen van
Zambia en Congo. Beide boorkernen bereikten de glaciale afzettingen uit de genoemde twee
Precambrische ijstijden.
http://www.snowballearth.org/week1.html
Diamictiet van 650 miljoen jaar geleden in Namibië
Een van de onderzochte elementen betreft iridium. Dat metaal is inmiddels bekend omdat een
laagje dat sterk verrijkt is aan iridium de grens markeert tussen Krijt en Tertiair. Dat iridium
was afkomstig van de toen ingeslagen meteoriet. In steenmeteorieten bevindt zich namelijk
veel meer iridium dan in de aardkorst. Omdat er een voortdurende 'regen' van meteorieten
(vaak in zeer kleine deeltjes) op aarde valt, moet bij een 'sneeuwbal aarde' dat iridium op het
ijs terecht zijn gekomen. Toen dat ijs smolt, moet - als dat snel gebeurde - in de oceanen een
laagje gevormd zijn dat verrijkt is aan iridium. En het ijs moet na een 'sneeuwbal aarde'
inderdaad snel zijn gesmolten, omdat de totale ijsbedekking opname door de zee van
koolzuurgas uit de atmosfeer verhinderde. Daardoor nam de concentratie op een gegeven
moment zo sterk toe dat een 'broeikaseffect' ontstond, die de ijskappen snel deed smelten.
In alle drie boorkernen vonden de onderzoekers inderdaad een laagje met veel iridium
bovenop de glaciale sedimenten uit het Sturtian. In twee van de drie kernen vonden ze dat ook
voor het Marinoan. Daarmee komt de hypothese van 'sneeuwbal aarde' dus een stukje dichter
bij een bewijs. Aannemende dat destijds de 'regen' van meteorieten even heftig was als in de
afgelopen 80 miljoen jaar, konden de onderzoekers aan de hand van de concentratie iridium,
in combinatie met de verhouding tussen deze concentratie en die van andere elementen,
uitrekenen hoelang het iridium door het ijs moet zijn tegengehouden, voordat het (na het
smelten van de ijslaag) in het zeewater kon wegzinken. Uit die berekeningen blijkt dat dit
ijstijdvak ongeveer 12 miljoen jaar moet hebben geduurd, plus of min 3 miljoen jaar.

620 - 580 Ma; de
Varanger
wereldijstijd.

600 - 542 Ma; het
Vendian. In deze
laatste fase van het
Neoprotozoëcum
worden de eerste
fauna's van
meercellige dieren
(metazoa)
Bron: NASA
aangetroffen. Een
mogelijke verklaring voor deze plotselinge ontwikkeling van de meeste moderne
metazoa phyla, is de Sneeuwbal Aarde theorie. In het Vendian begint Pannotia uit
elkaar te vallen. Laurazië (Noord-Amerika minus Florida, Newfoundland enz.),
Baltica (Scandinavië; en Rusland tot de Oeral) en Siberië bewegen naar het noorden
en de Iapetus oceaan ontstaat.

610 - 600 Ma; de Twitya fossielen van het MacKenzie gebergte, waarschijnlijk
Cnidaria, (kwallen).
573 Oudst bekende vleeseter stamt uit het Precambrium
Dieren - en zeker roofdieren - worden gewoonlijk gezien als organismen die zich vrij kunnen
bewegen. Niet alle dieren zijn echter vrij om te gaan en te staan waar ze willen: zeelelies
(crinoïden) en koralen zijn ook bij geologen bekende voorbeelden van dieren die
onlosmakelijk aan hun ondergrond zijn verbonden. Dat blijkt een eigenschap te zijn die al
vroeg bestond: in het Precambrium kwam al een (roof)dier voor dat, net als zeelelies, in zijn
ondergrond was 'geworteld'. Wat die ondergrond was, is niet helemaal duidelijk, maar het lijkt
erop dat die organisch was; uit die organische massa (die ofwel een soort 'moederlichaam' kan
zijn geweest ofwel een massa van bijvoorbeeld bacteriën of kolonievormende algen) kwamen
duidelijk individuele exemplaren tevoorschijn.
Kolonie van kokers van Corumbella werneri, ontspruitend aan 1 individu
Het gaat om een organisme (Corumbella werneri) dat voor het eerst in 1982 werd beschreven,
maar waaraan nu een nieuwe interpretatie wordt gegeven. Het dier wordt beschouwd als
behorend tot het fylum van de Cnidaria (klasse Scyphozoa), en het maakt deel uit van de
matig diverse fauna die gevonden is in de Laat-Precambrische Corumbá Groep in WestBrazilië. Binnen deze fauna is Corumbella werneri het meest voorkomende macrofossiel. Een
ander fossiel dat voorkomt in de 8-100 m dikke uit kalksteen (met een interval van tuf)
bestaande ca. 570 miljoen jaar oude Tamango Formatie, onderdeel van de Cormbá Groep, is
een klein kegelvormig schelpje (Cloudina). Deze twee dieren maken het mogelijk om de
fauna te correleren met de Ediacara-fauna die inmiddels van tal van plaatsen op aarde uit het
Laat-Cambrium bekend is, maar die voornamelijk bestaat uit afdrukken van dieren die geen
harde bestanddelen hadden.
Detail van een individuele koker met schroefvormige draaiing
Exemplaren van het geslacht Corumbella scheidden materiaal af waardoor een nauw,
langgerekt, vierzijdig symmetrisch buisje ontstond; de buisjes werden tot 80 mm lang en
hadden een maximale doorsnede van 20-25 mm. Gezien de vorm waarin de fossiele buisjes
zijn aangetroffen, moeten ze heel flexibel zijn geweest. Het nu beschikbaar gekomen
materiaal maakte een betere analyse van deze buisjes mogelijk. Daaruit blijkt een grote
gelijkenis met het huidige geslacht Stephanoscyphus, die ook tot de Cnidaria behoort. Waar
Corumbella echter eerder werd beschouwd als behorend tot een groep die niet jaagt (hij werd
door de oorspronkelijke ontdekkers verwant geacht met de zeepennen), wordt hij nu ingedeeld
bij een groep die dat wel doet. Het ging volgens de nieuwe interpretatie, die mede op de
vergelijking met Stephanoscyphus is gestoeld, om een vleeseter (die alleen wel moest wachten
totdat zijn prooidieren binnen bereik waren gekomen). Welke prooidieren Corumbella ving, is
overigens vooralsnog onbekend; het is waarschijnlijk dat het om kleine, vrij zwemmende
diertjes ging, mogelijk microplankton.
Er zijn al wel eerder aanwijzingen gevonden dat de kundigheid om een prooi te vangen een
belangrijke rol speelde bij de evolutie binnen het dierenrijk in het Laat-Precambrium. Er zijn
echter nooit eerder Precambrische organismen aangetroffen waarvan met grote zekerheid kon
worden vastgesteld dat het vleeseters waren. Nu lijkt het bewijs daarvoor geleverd.

560 Ma; Ediacara fauna

542 Ma; begin van het Cambrium
Fauna tijdens het Neoproterozoïcum
 De Ediacara-fauna
 Kimberella
 Vernanimalcula
Vernanimalcula (lentediertje) is momenteel (2005) het oudst bekende tweezijdig
symmetrische dier. Het is gevonden in de Lagerstätte van Doushanto in Guizhou, China, en is
vermoedelijk tussen de 580 en 600 miljoen jaar oud.
Vernanimalcula was slechts 1-2 millimeter groot en ovaal van vorm. Het dier vertoont al de
basisvorm van de Bilateria: een spijsverteringskanaal met een mond aan de ene kant en een
anus aan de andere, hieromheen gepaarde lichaamsholten en een ectoderm, endoderm en
mesoderm die deze delen van elkaar scheiden.
Na Vernanimalcula stammen de eerstvolgende Bilateralia van ca. 555 Ma, als er zich grotere
tweezijdig symmetrische dieren zoals de 10 centimeter grote Kimberella hebben ontwikkeld.
Uit de tussentijd (het begin van de Ediacara-fauna) zijn nog geen vindplaatsen bekend waar
ook microscopische dieren zoals Vernanimalcula bewaard zijn. Nog weer iets later, 542 Mya,
begint de Cambrische explosie, waarin het aantal tweezijdig symmetrische dieren snel
toenam, en de eerste harde delen verschijnen.
Proterozoïcum (1.650 - 570 miljoen jaar geleden)
Archaeïcum (3.800 - 1.650 miljoen jaar geleden); Animikean (2.200 - 1.650 miljoen jaar
geleden)
Na het Archaeïcum volgde het Proterozoïcum (1.650 - 570 miljoen jaar geleden). De grens
tussen Archaeïcum en Proterozoïcum is nog steeds onduidelijk. Er blijft een interval van ca.
500 miljoen jaar, waarover nagenoeg niets bekend is In het Proterozoïcum ontstonden de
eerste blauw- en groenwieren, bacteriën, planten en ongewervelde dieren. Ook ontstond de
huidige zuurstofrijke atmosfeer.
Het Proterozoïcum kent verschillende onderverdelingen:
Tijdschaal van Harland en Smith
Burzyan (1.650 - 1.350)
Riphien (Eng. Riphean (1.650
- 800)
Yurmatin (1.350 - 1.050)
Karatau (1.050 - 800)
Sinian (800 - 570)
Sturdian (800 - 610)
Vendian (610 - 570)
Vroeg- of PaleoProterozoïcum (1.650 1.350)
Midden- of MesoProterozoïcum (1.350 - 800)
Laat-Proterozoïcum (800 570)
Rodinië
Rodinië was een supercontinent in het Neoproterozoïcum. Het heeft zich ongeveer 1 miljard
jaar geleden gevormd en omvatte het merendeel van alle continenten. Men vermoedt dat
Rodinië zich ongeveer 750 miljoen jaar geleden is beginnen op te splitsen in de
paleocontinenten Nigerblok, West-Gondwanaland, Oost-Gondwanaland, Laurentië, Baltica,
het Siberisch Craton en het Baikalblok. Er is weinig bekend over de continentbewegingen
voor de vorming van Rodinië, vanaf de opbreking weet men de bewegingen echter vrij
redelijk te reconstrueren. Uiteindelijk zouden de continenten zich samenvoegen tot een nieuw
supercontinent Pannotia, en daarna tot Pangaea.
De naam van het paleocontinent is afgeleid van het Russische woord voor "voortbrengen":
roditj.
Stromatolieten
Stromatolieten, de oudste bekende fossielen, bestaan uit kalk. Ze komen al 3000 miljoen jaar
voor. Ze worden ook nu nog gevormd.
Een moeilijkheid waarmee de aanhangers van de evolutieleer zijn geconfronteerd is de
afwezigheid van fossielen uit het Precambrium. Er zijn, hoewel pas in de vorige eeuw
ontdekt, fossiele bewijzen uit bijna het gehele Precambrium, van ca. 3800 miljoen jaar
geleden tot aan het begin van het fossielrijke Cambrium, 570 miljoen jaar geleden. De oudste
fossielen komen tegelijk voor met de eerste gebande-ijzersteen-formaties die in de jaren
tachtig, in Australië zijn ontdekt. Deze fossielen zijn onder de naam stromatolieten bekend.
Het zijn dunne lagen kalksteen in de vorm van zuilen of heuveltjes. De naam komt van het
Griekse stroma en betekent 'stenen deken'.
Fig. 1
Levende stromatolieten bij Hamelin Pool, West-Australië, een hypersalien milieu, ongeschikt
voor de meeste organismen, zodat de cyanobacteriën zich in alle rust kunnen ontwikkelen.
Aan het begin van deze eeuw zijn ze in Noord-Amerika door Charles D. Walcott (1850-1927)
ontdekt. Hij heeft ze geïnterpreteerd als fossiele riffen die door een soort algen zijn gevormd.
De meeste geologen hebben deze interpretatie afgewezen. Naar hun mening is er sprake van
een chemische neerslag en heeft het niets te maken met levende organismen. In 1954 worden
fossiele blauwgroene algen, nu als 'cyanobacteria' bekend, en andere bacteriën ontdekt.
Langzamerhand wordt Walcotts oorspronkelijke interpretatie door alle geleerden op dit
gebied geaccepteerd. In Australië zijn later, in de jaren vijftig, blauwgroene algen, waaruit
stromatolieten zijn ontstaan, gevonden. Dat is het definitieve bewijs voor de oplossing van het
probleem geweest. Deze ontdekking is gedaan in Shark Bay, een zeer zoute lagune, een
omgeving die voor normale mariene organismen vijandig is. Juist daar kunnen de primitieve
cyanobacteriën en andere bacteriesoorten zich ongehinderd ontwikkelen. De ontdekking van
levende structuren die alleen uit gesteenteformaties van 3000 miljoen jaar oud bekend zijn, is
een grote verrassing. Hun voorkomen van opgestapelde pannekoeken is ontstaan door de
opeenvolgende afzettingen van laagjes kalk.
Stromatolieten uit het Precambrium in Canada; erosie heeft de concentrische lagen
blootgelegd.
Fossiele stromatolieten bij Enorama Creek, Flinders Ranges, Australië.
Finland
http://www.ryanphotographic.com/cyanopics.htm
De Meercelligen veroverden de zeeën:
Cyclomedusa, Charnia, Kimberella,
Eoporpita, Nemiana, Pteridinium,
Arkarua, Dickinsonia, Spriggina,
Tribachidium en andere worden tezamen
de Ediacara fauna genoemd naar de
vindplaats Ediacar Hills in Australië.
Warme en koude perioden wisselden zich
af. In die periode vond een grote
differentiatie van de levensvormen plaats.
Marokko
Cyclomedusa
Charnia
Nemiana
Pteridinium
Eoporpita
Arkarua
Dickinsonia
Spriggina
Aan het eind van het Vendian - ook wel Ediacaran genoemd (590 - 570 miljoen jaar geleden)
- bedekten grote landmassa's het gebied van de huidige Stille Oceaan, terwijl wat nu Europa,
Azië en Afrika is, bedekt was met water.
Uit de alzijdig symmetrisch gebouwde Radiata ontwikkelden zich tijdens het Vendian de
Ribkwallen en de Neteldieren.
Aan het eind van het Vendian vond een grote uitsterving plaats als gevolg van grote
klimaatswisselingen, onder andere veroorzaakt door superuitbarstingen van vulkanen en
meteorietinslagen. Hele groepen organismen legden toen het loodje. Echter niet alle
paleontologen zijn overtuigd van deze massa-uitsterving. Zij geloven dat de Vendian-fauna de
voorouders waren van de Cambrium-fauna, terwijl andere paleontologen geloven dat de
Vendian-fauna geen representanten had tijdens het Cambrium. Deze laatste hypothese gaat
ervan uit dat de Vendian-fauna ten onderging en dat daarna de Cambrium fauna ontstond.
Het Vendian eindigde 570 miljoen jaar geleden en met het Vendian kwam er ook een eind aan
het Proterozoïcum. De Paleozoïcum Era stond voor de deur.
591 De ouderdom van de Ediacara-fauna
Op het einde van het Precambrium ontwikkelden zich levensvormen
zonder harde bestanddelen die vooral bekend zijn van afdrukken die
ze in de zachte bodem van ondiepe zeeën achterlieten. Van veel van
deze dieren is niet bekend tot welke groep ze gerekend moeten
worden; in veel gevallen gaat het waarschijnlijk om
vertegenwoordigers van groepen die al in het begin van het
Cambrium (of zelfs nog eerder) uitstierven.
Doorsneden door een stekelige Acritarch (Tianzhushania) uit
vuursteen in de Doushantuo fm
Deze bijzondere fauna, vernoemd naar het Australische plaatsje
Ediacara waar hij het eerst werd aangetroffen, is inmiddels van veel
plaatsen op aarde bekend. Desondanks blijven er nog steeds veel
vragen onbeantwoord. Een daarvan is waarom er zo plotseling relatief
gecompliceerde organismen in zo'n grote verscheidenheid ontstonden.
Een andere vraag is hoe ze zich zo snel wereldwijd konden
verspreiden, en een derde vraag is waarom de hele fauna ook weer zo
snel en zo plotseling lijkt te zijn uitgestorven.
Een stekelige Acritarch (Meghystrichospaeridum) uit de fosforiet van
de Doushantuo fm
Een van de punten die daarbij van belang is, is het tijdstip van
opkomst en ondergang van deze fauna. Daar bestond tot nu toe weinig
duidelijkheid over. Dat was des te minder plezierig omdat de fauna zo
belangrijk wordt beschouwd voor het inzicht in de ontwikkeling van
het leven op aarde dat deze periode inmiddels een eigen naam heeft
gekregen (Ediacara Periode; in het Engels: Ediacaran). Het begin van
deze periode kon tot nu toe echter niet met enige accuratesse worden
bepaald omdat de fauna steeds werd aangetroffen in sedimenten die
geen directe datering toelieten.
Zo'n datering is nu tot stand gebracht door een team onderzoekers van
het Massachusetts Institute of Technology en de Chinese Academie
van Wetenschappen. Ze deden dat door radiometrische datering (op
basis van de vervalreeks van uranium naar lood) in zirkoonkristallen
die ze aantroffen in twee laagjes vulkanische as in de Doushantuo
Formatie (China). Deze formatie omvat volgens de onderzoekers
meer dan 90% van de tijd waarin de Ediacara-fauna voorkwam.
Het bijzondere van de datering bestaat uit de positie van de aslaagjes.
Het oudste bevindt zich op het niveau waar de gesteenten het einde
markeren van een wereldwijde ijstijd. De ouderdom van dat laagje is
635 miljoen jaar. Direct boven dit laagje komen de eerste (nog weinig
gedifferentieerde) vertegenwoordigers van de Ediacara-fauna voor.
Het tweede aslaagje is gedateerd op 550 miljoen jaar. Direct boven
dat laagje 'explodeert' de Ediacara-fauna: er komt een veel grotere
verscheidenheid aan organismen. De onderzoekers denken dat ten
tijde van de asafzetting een milieuramp heeft plaatsgevonden die een
situatie creëerde waarin de nieuwe ontwikkeling kon plaatsvinden.
De Ediacara-fauna komt ook in afzettingen voor die jonger zijn dan
550 miljoen jaar. De bovengrens van de Ediacara-fauna blijft
daardoor nog onduidelijk, maar de fauna verdwijnt al heel snel boven
de grens tussen Precambrium en Cambrium (542 miljoen jaar). Omdat
die grens formeel is vastgelegd, eindigt de Ediacara Periode per
definitie op die grens. De duur van de Ediacara Periode is nu dus
bekend: van 635 tot 542 miljoen jaar geleden.
Zie nu verder in deel 2, het Palaeozoicum!!
Download