Germaanse mythologie Wij stammen allemaal van onze Germaanse voorouders af. Naast en onder 2000 jaar Christendom zit een aanwijsbare laag die te maken heeft met onze verre voorouders. Wellicht zit daar nog een laag onder, of naast: de Kelten. Maar dat is voor een andere keer. Ik ben ervan overtuigd dat een behoorlijk aantal van onze denkbeelden, psychologische gedragingen en culturele uitingen, te maken hebben met deze lagen. Hiervan akte! Vandaar dat ik het leuk vond om hierin te grasduinen. De Germaanse mythologie kan ingedeeld worden in de Continentaalgermaanse en de Scandinavische (Noordse) groep. Deze lijken sterk op elkaar, maar toch zijn er enkele verschillen. Zo zijn in Scandinavië Frigg en Freya twee verschillende, maar duidelijk verwante godinnen, terwijl zij in de Germaanse mythologie maar één godin is. In het Noordse/Germaanse scheppingsverhaal wordt de hemel door vier dwergen ondersteund, Nordri, Sudri, Austri en Vestri. Je ziet natuurlijk de overeenkomsten met de windrichtingen noord, zuid, oost en west. Opmerkelijk is dat de Romeinen Auster gebruikten voor de windrichting zuid. Inhoud 1 Godheden en andere entiteiten 2 Begrippen 3 Feestdagen en weekdagen 4 Negen werelden 5 Zie ook 6 Externe links Godheden en andere entiteiten De belangrijkste goden en godinnen zijn (links de Noorse, rechts de Continentaalgermaanse benamingen): Odin (Wotan/Wodan/Woden) - Alvader, god van wijsheid, oorlog, dood en poëzie. Woensdag is naar hem genoemd; Georg von Rosen - Oden som vandringsman, 1886 Odin de wandelaar Odin (Oudnoords: Óðinn, Zweeds en Deens: Oden) wordt gezien als de oppergod in de Germaanse en Noordse mythologie. West-Germaanse namen van Odin zijn Woden (Angelsaksisch en Oud-Saksisch), Wodan (Oud-Frankisch), Wuodan (Alemannisch), Wotan of Wothan (Germaans) en Guodan (Lombardisch). De naam is verwant met óðr, in de betekenis van "geestdrift", "excitatie," "furie", "universele wijsheid" of "poëzie". Odin wordt aldus in verband gebracht met zowel wijsheid (kennis, wijsheid, poëzie en literatuur) als kracht (energie, strijd en oorlog). Odin woont in Gladsheimr maar verblijft ook regelmatig in Valaskjálf waar zijn zetel Hlidskjalf ruim uitzicht over de werelden biedt. Hij heeft daar nog een speciale hal Valhöll, met vele poorten en bedekt met schilden, waar hij alle gesneuvelde en uitverkoren strijders ontvangt. Naast Frigg, zijn echtgenote, beminde Odin vele andere vrouwen. Tot zijn zoons behoorden Donar, Baldr en de blinde Hodr (ook wel Hod of Hodur). Met Jörd (Aarde) heeft hij een zoon Thor en met een reuzin een zoon Vidar, die hem in de eindstrijd zal wreken. Met Rind (winterse bevroren aarde) heeft hij de zoon Vali. Inhoud [verbergen] 1 Opperste kennis en wijsheid 2 Odins offer 3 God van strijd en oorlog 4 God van magie en geneeskunde 5 Runen 6 Attributen 7 Andere namen (kenningen) 8 Zie ook Opperste kennis en wijsheid Proza-Edda, Gylfaginning, 7: Odin was de meest begaafde onder hen en van hem leerden ze alle –althans de meestekunsten, want hij beheerste ze als eerste allemaal. En als men verklaren moet waarom Odin zozeer geëerd werd, dan was dat om de volgende redenen: als hij bij zijn vrienden zat, was hij zo mooi en indrukwekkend om te zien, dat het een ieder warm om het hart werd. (Ref. Snorri Sturluson – Over de noordse goden – Verhalen uit Edda en Heimskringla – Nederlandse vertaling 1983 door P. Vermeyden. ISBN 9029019018 - uitg. Meulenhoff) Odin is in de Edda, het boek van het ‘weten’ van Germanen en Kelten, het levend symbool van opperste macht en wijsheid. Hij is in die hoedanigheid zelf tot stand gekomen via de reus Ymir die aspecten van een levende plant kreeg waaruit allerlei wezens groeien zoals de reuzen Bur of Borr en Bestla die zelf Odin, Vili en Ve voortbrengen. De laatste drie scheppen samen Midgard, een wereld waar mensen kunnen leven. Als materiaal daarvoor gebruiken zij de oerreus Ymir, die door hen wordt opgeofferd. (De schedel van de reus wordt het uitspansel, gedragen door vier dwergen: noord, zuid, oost en west. De hersenen worden wolken, de botten gebergten enz. Alven veranderen het bloed van de reus in water en zee, en zijn vlees in aarde en klei.) Odin heeft veel gezichten en evenveel namen (in Grimnismal alleen al vijftig). Zo wordt hij ook Alvader genoemd, omdat hij één van de scheppers van de wereld is. Hij wordt eveneens 'de wandelaar' genoemd, omdat hij altijd onderweg is en tussen de mensen aanwezig, om nieuwe kennis op te doen. Hij kan van gedaante veranderen, en beleeft aldus vele avonturen. Hij heeft niet altijd even makkelijke karaktertrekjes, want behalve wijs is hij ook tegelijk sluw. Hij heeft een oog afgestaan aan de dwerg Mimir om van de bron van wijsheid te mogen drinken en dat ligt nu helemaal op de bodem van de bron: Die bron bevond zich op het gebied van Mimir, die er alle dagen van dronk en steeds tegen zichzelf schaak speelde. Odin mocht van de bron drinken, op voorwaarde dat hij er een prijs zou voor betalen. Odin zei dat hij er wel een oog wou voor afstaan waarop Mimir hem zei dat dit dan ook de prijs was die hij vroeg. Mimir was echter niet kwaadwillend, hij wou enkel aantonen dat wijsheid zijn prijs heeft. Hij verzorgde Odin dan ook zo goed mogelijk. Later, wanneer de oppergod terugkeerde naar de Asgard, werd hij vergezeld van Mimir, die voortaan de raadsheer van de goden zou zijn en regelmatig met Odin een spelletje schaak speelde. Aan dit avontuur hield Odin de naam "de Eenogige" over. Kennis en wijsheid moeten de ondergang van de wereld uitstellen, want Odin weet dat hij zelf zal worden meegesleurd in de Ragnarök. Hij heeft wel macht over zijn schepping, maar niet over het noodlot dat door de Nornen wordt ineen gesponnen. In de Völuspá verhaalt de Wolwa (zieneres) hem hoe het ging en zal gaan. Zijn kennis van de toekomst bedrukte Odin. De Germaanse mythologische cyclus was begonnen met een bloedbad toen Odin en zijn broers Vili en Ve, de mensenwereld uit het lijk van de vorstreus Ymir schiepen, en zou eindigen met het bloedbad Ragnarok, waar het bloed van de reuzen zelf zou vloeien. De proloog tot Ragnarok was de dood van Odins zoon Baldr, die de goden deed beseffen dat Loki’s listigheid een verduivelde macht was geworden. Odin kan de catastrofe niet voorkomen. Zijn enige troost ligt in de wetenschap dat Baldr als oppergod vereerd zal worden in een nieuw land dat uit de oerzee zal oprijzen. Baldr komt over als een soort veredelde heruitgave van Odin: zonder zijn kleine kantjes. Odins offer Aldus vertelt Odin/Wodan hoe hij de runen der wijsheid verwierf: Negen nachten hing ik aan de boom, gewond door de speer, die aan Odin gewijd is. Mijzelf geofferd aan mijzelf. Hangend aan die boom, weet niemand waar de wortels zijn. Niemand gaf mij brood, niemand gaf mij water. In de afgrond tuurde ik om de runen te grijpen, met een luide kreet... en ik verloor het bewustzijn. Welbevinden was mijn beloning en ook wijsheid. Ik groeide en ik had vreugde van mijn groei van woord naar woord werd ik geleid naar woord, van een daad naar de andere. Net als Wodan is van Odin ook bekend, hoe hij een oog offerde en juist daardoor alziend en alwetend werd. Check nu mijn pagina Poezie!! God van strijd en oorlog Oden Odin is op vele manieren een strijder. Vooral met woorden. De woordkunst werd hoog aangeschreven in de noordse beschaving. Er was een doorgedreven debatcultuur, (waarbij de verliezer letterlijk het hoofd kwijt kon raken...). Proza Edda, Gylfaginning, 8: Als hij echter ten strijde trok, leek hij afschrikwekkend in de ogen van zijn vijanden. Dat kwam omdat hij de kunst verstond om op velerlei wijze van uiterlijk en gedaante te veranderen, al naar hem zinde. Ook kon hij zo vlot en goed praten dat een ieder die ernaar luisterde, dacht dat alleen dat de waarheid was. Hij zei alles in versvorm, zoals dat heden nog in de dichtkunst gebeurt. Hij en zijn priesters heten ‘versmakers’, want zij zijn in de noordse landen met die kunst begonnen. Odin is verwant aan andere Indo-Europese goden zoals Indra en Zeus. Maar bij de oude Noordse volkeren was er geen echte priesterstand, zodat de stand of kaste van edelen (en krijgers) de hoogste was. Daarom zou hun oppergod ook als god van de oorlog dienen en was die rol niet voor een ondergeschikte zoals Mars bij de Romeinen weggelegd. Volgens Georges Dumézil heeft oorlog alles gekleurd en ingepalmd in ideologie en praktijken van de Germanen. Odin stond vooral bij de Vikingen in hoog aanzien en zijn verering bereikte een hoogtepunt in de 8e en 9e eeuw. De ruige zeelieden en plunderaars voelden zich aangetrokken tot 'de vader der gesneuvelden', die in het Walhalla de Einherjar ('roemrijke doden') huisvestte. In deze periode kwam de eenogige Odin vermoedelijk als oppergod in de plaats van Tyr, volgens de Romeinen de hemelgod van de Noord-Europese volkeren. Ook Tyr was een oorlogsgod, maar Odin bezielde de fanatiekste krijgers. Hij kon mannen in een staat van razernij brengen, zodat ze nergens bang voor waren en geen pijn meer voelden. Proza Edda, Gylfaginning, 9: Odin kon bewerken dat zijn vijanden in de slag blind, doof, of van angst vervuld werden, en dat hun wapens net zo scherp werden als bezems. Zijn mannen vochten zonder harnas en gedroegen zich als dolle honden of wolven, beten in hun schilden, waren sterk als beren of stieren. Ze doodden mensen, en vuur noch ijzer konden hen schaden. Zoiets wordt berzerkerwoede genoemd. (Ref. Snorri Sturluson – Over de noordse goden – Verhalen uit Edda en Heimskringla – Nederlandse vertaling 1983 door P. Vermeyden. ISBN 9029019018 - uitg. Meulenhoff) Deze angstaanjagende 'berserkers' stortten zich naakt en met luid kabaal in de strijd, het lichaam geheel zwart geverfd. Ze waren een schrikbeeld voor de Romeinen. Odins naam betekent zoveel als 'razernij' of 'waanzin', en suggereert eenzelfde bezetenheid als die van de Ierse held Cú Chulainn. Uit het feit dat Odin oppergod werd, blijkt hoe belangrijk oorlogvoering voor de Germanen was geworden. Odin belichaamde overigens niet de strijdlust: hij blies die slechts bij anderen in. Odin zaait altijd conflicten en beval Freyja eens twee vorsten elkaar naar de strot te laten vliegen, zodat hun vazallen op het slagveld door plassen bloed moesten waden. Het bijeenbrengen van gesneuvelde krijgers in het Walhalla is de enige strategie die hij kan volgen met het oog op de godenschemering. Hij heeft de Einherjar, strijders in woord en daad, hard nodig voor de definitieve slag tegen de vorstreuzen op de Vigrid-vlakte, die bijna niemand zal overleven. Tijdens de godenschemering wordt zelfs Odin gedood door de alverscheurende wolf Fenrir, één van de kinderen van Loki. De scheppingsgod gaat mee ten onder met zijn schepping. God van magie en geneeskunde Odin is tegelijk de god van wijsheid en tovenarij (kennis en kunde). Hij heeft bijna alles over voor wijsheid. Zozeer zelfs dat hij zijn ene oog in de bron van Mimir had geworpen in ruil voor wijsheid. Hij kreeg initiële diepe wijsheid door zich negen dagen op te hangen aan de wereldboom Yggdrasil. Door deze vrijwillige dood en de daarop volgende herrijzing (zijn zelf opgelegde initiatie tot eerste shamaan) verkreeg hij grotere wijsheid dan wie ook. Proza Edda, Gylfaginning: Ódin kon van gedaante veranderen. Dan lag zijn lichaam erbij alsof het dood of ingeslapen was, en onderwijl was hij dan een vogel of viervoetig dier of een vis of een slang, en zo ging hij vliegensvlug naar verre landen om daar zijn zaken of die van anderen te behartigen. Ook kon hij door middel van woorden alleen vuur doven, de zee tot bedaren brengen en de wind laten waaien uit iedere richting die hij maar wilde. Hij had een schip dat Skidbladnir heette, waarmee hij grote zeeën bevoer; dat schip kon als een doek opgevouwen worden. Òdin had het hoofd van Mímír altijd bij zich en dat vertelde hem veel nieuws uit andere werelden. Soms wekte hij doden uit de aarde op of ging onder gehangenen zitten. Daarom werd hij ook wel Heer van de Doden of Heer van de Gehangenen genoemd. Hij bezat twee raven die hij had leren spreken. Ze vlogen de hele wereld door en brachten hem vele berichten. Door dit alles werd hij uitermate wijs. Αl deze kunsten onderwees hij in runen en liederen die `toverzangen' heten. Daarom worden de Asen ook wel `tovenaars' genoemd. Òdin beheerste de kunst die de meeste macht geeft, de `seidr', en beoefende die zelf ook. Daardoor kon hij het lot van de mensen en de toekomst te weten komen. Ook kon híj dood, ongeluk of ziekte van mensen veroorzaken en hen van hun verstand of kracht beroven en die aan anderen geven. Als dit soort rituelen plaatsvinden, gaat dat met zo veel seksuele uitspattingen gepaard, dat men vond dat mannen zulke rituelen niet zonder schande konden leiden, en daarom werd deze kunst aan priesteressen onderwezen. Ódin wist altijd waar geld in de grond verborgen zat en kende de spreuken waardoor de aarde, de bergen, de rotsen en grafheuvels voor hem opengingen, en met woorden alleen bond hij degenen die op de schatten moesten passen, ging naar binnen en nam wat hij wilde. Door deze krachten werd hij zeer beroemd. Ζijn vijanden vreesden hem, maar zijn vrienden vertrouwden hem en geloofden in hem en in zijn kracht. De meeste van zijn kunsten onderwees hij aan zijn priesters. Ze waren bijna even wijs en bedreven in de toverkunst als hijzelf. Vele anderen hebben er echter ook heel wat van geleerd en zo heeft de toverkunst zich ver verbreid en is lang blijven bestaan. De mensen brachten offers aan Ódin en aan de andere elf vorsten en ze noemden hen hun goden en lange tijd geloofden ze in hen. Naar Ódin wordt iemand Audun genoemd. en zo noemen de mensen hun zonen, en naar Thór heten mensen Thorir of Thórarín of worden namen als Steínthór of Hafthor afgeleid, en zo zijn er nog meer mogelijkheden. (Ref. Snorri Sturluson – Over de noordse goden – Verhalen uit Edda en Heimskringla – Nederlandse vertaling 1983 door P. Vermeyden. ISBN 9029019018 - uitg. Meulenhoff) Odin laat zich verder op de hoogte houden van de ontwikkelende kennis en gebeurtenissen in de negen werelden, door zijn twee trouwe raven Hugin en Munin eropuit te sturen en hem verslag te laten komen uitbrengen. Runen Zoals eerder vermeld, hing Odin zichzelf aan de levensboom om zijn wijsheid te voeden. Eén van die dingen was het verkrijgen van de magische runen (het runen ritsen). Deze tekens bestaan uit krachtige lijnen. Dit met doel ze gemakkelijk te tekenen op rotsen, metalen of hout. De runen zouden toegang geven tot de machtige natuurkrachten. Ze worden over het algemeen Futhark genoemd. Er bestaan verscheidene variaties. Zo heb je een Angelsaksische, Deense en Zweed-Noordse variant. De dag van vandaag worden ze nog altijd gebruikt om de toekomst te voorspellen. De runen staan in verbinding met de beroemde Tarotkaarten. Zo weerspiegelt de gehangene de zelfopoffering van Odin om zijn runen te bemachtigen. Er bestaat jammer genoeg ook een sombere kant aan deze runen. Zo misbruikte Hitler ze in zijn oorlog om zijn divisies te bestempelen. Elke divisie had zijn rune. Denk maar aan de SS. De speciale opmaak verwijst eigenlijk naar de rune Sowilu. Ze staat voor succes, vitaliteit, voorspoed en populariteit. Attributen Odin rijdt Valhalla binnen op Sleipnir (Ardre image stone). Ook beschikte hij over een achtbenig paard, Sleipnir genaamd. Sleipnir was uiteraard het snelste paard van de godenwereld. Ook de naam Yggdrasil betekent letterlijk 'felle hengst' en verwijst naar de fervente 'woede' van Odin. Odin's bekendste attributen: zijn speer Gungnir, een speer die nooit haar doel mist. zijn ring Draupnir beide door de dwergen gesmeed. De ring brengt om de negen dagen negen gouden ringen voort. De raven Hugin (gedachte) en Munin (geheugen) zitten op zijn schouders. Zij zijn afkomstig van de watergod Mimir (hij die denkt). Hij was de wachter van een bron die je kennis verhoogde. Mimir eiste oog om oog, tand om tand. Dus offerde Odin zijn oog op. In ruil kreeg hij deze 2 raven erbij. De raaf is vanzelfsprekend Odins totemdier. Hij draagt vaak een beker in de hand, symbool van de kosmos (de ketel), waaruit hij de mede drinkt die zijn geest doet gisten en wijsheid en nieuwe kennis doet opborrelen. Odin loopt rond met een staf waarvan de knop voortdurend frisgroene blaren en bloemen draagt. Achter hem aan lopen de vraatzuchtige wolven Geri (gulzigheid) en Feki (vraatzucht) die hij voedt. Zelf eet hij niet, maar drinkt enkel de wijn. Odin wordt ook geassocieerd met het concept van de Wilde Jacht, een lawaaierige, bulderend loeiende horde, die zich doorheen de ruimte beweegt aan het hoofd van de verslagenen (direct vergelijkbaar met de Vedische Rudra en de Maruts). Odin deelt het Joelfeest (21 december) met de god Ull. Andere namen (kenningen) Bolverk (onheilbrenger) Har (de heel hoge) Harbard (grijsbaard) Jafnhar (gelijk hoge) Thidi (de derde) Vegtam (de wegkenner) Zie Sinterklaas: http://www.antoinetteberns.nl/sinteducatief/stnicolaas/index.htm Thor (Donar) - god van de donder en het weer, grootste vijand van de Jotuns (reuzen). Donderdag is naar hem vernoemd; Thors Strijd met Jättarna Thor, in het Oudnoords Þórr, bij de Westgermanen ook Donar, de god van de donder, was een zoon van Odin en de aardgodin Fjorgyn. Als kind al was hij sterk, en daarnaast moeilijk opvoedbaar. Daarom werd hij opgevoed door twee bliksemgeesten, Vingir en Hlora. Hij groeide uit tot een enorme man, bijna een reus, met dezelfde kracht, en zijn hamer Mjöllnir maakte hem nog sterker. Thor was bevriend met Loki, en zijn favoriete bezigheid was het doodslaan van reuzen. Hij staat voor ordeschepper tegenover de chaos. Inhoud 1 Sterke verhalen 2 Attributen 3 Band met Loki 4 Aartsvijanden 5 Cultus 6 Zie ook 7 Externe link Sterke verhalen Deze twee eigenschappen komen beiden terug in Þrymskviða, waarin de reus Þrymr Thors hamer steelt. Þrymr wil hem enkel teruggeven als hij Freya, de vruchtbaarheidsgodin, tot vrouw krijgt. Dit is natuurlijk onmogelijk, zonder Freya zou nooit de zomer intreden (de Vikingen noemden slechts zomer en winter), en daarom smeedde Loki een plan. Hij leende de verenjurk van Freya, en liet Thor die aantrekken. Verkleed als vrouw ging Thor, samen met Loki, naar Útgard, het land der reuzen, waar zij hartelijk ontvangen werden door Þrymr. Deze laatste dacht namelijk dat Thor Freya was; dat deel van het plan slaagde dus. Doch Thor at en dronk zoveel, dat het de reuzen opviel. Loki legde echter uit dat Freya zo verheugd was te mogen trouwen met de beroemde Þrymr, dat zij zeven dagen en zeven nachten niet had gegeten. Kort daarna, toen de reuzen dronken genoeg waren, vroeg hij de hamer te geven, en daarop sloeg Thor alle aanwezige reuzen dood. Ook in de Hymiskviða, een ander Edda lied staan enkele sterke verhalen over Thor. Ook daar laat hij zich kennen als een buitenmatige eter. Misschien heeft hij deze eigenschap om aan te tonen dat hij in feite zelf niet moet onderdoen voor de reuzen, die Jötnar (eters) en Thursten (drinkers) zijn van al wat beschikbaar is. Attributen In de Edda wordt hij beschreven als de sterkste onder de goden en als beschermheer van zowel goden als mensen (Asgard en Midgard). Hij rijdt door de lucht op een wagen getrokken door twee bokken en met zijn hamer Mjöllnir die na iedere worp naar hem terugkeert. Thor met hamer, IJslandse voorstelling uit de 18e eeuw Hij heeft nog enkele attributen die hem nog sterker, nog gevaarlijker maken voor zijn vijanden. In de eerste plaats is er de machtige Mjöllnir, een magische hamer, door dwergen gesmeed. Wanneer Donar zijn hamer werpt ontstaan er bliksemschichten. De hamer is het symbool voor het brengen van orde. Thor is ordeschepper op zijn manier. De hamer van de rechter of van de voorzitter is een relict van de Noordse cultuur en gaat terug op de hamer van Thor. Verder heeft hij een gordel die zijn van nature reeds overweldigende kracht nog eens verdubbelt, en ijzeren handschoenen voor een stevige greep op zijn hamer. Hij wordt voorgesteld als een zeer forse man met bliksemende ogen en een rode baard. Zijn stem klinkt als de donder en zijn eet- en drinklust is enorm. Hij wordt geholpen door zijn snelvoetige knecht Thialfi. Band met Loki Donar heeft een speciale band met Loki. Er bestaan vele verhalen over de avonturen die ze samen beleefden toen ze eropuit trokken. De vriendschap met Loki eindigde op het zeebanket van de zeegod Ægir, waarbij Loki de goden ten schande maakte, zoals beschreven in de Lokasenna. Thor kwam binnenlopen, hoorde Loki’s scheldpartij aan, en snoerde hem de mond. Aartsvijanden Thors aartsvijanden zijn de vorstreuzen en demonen, die de kosmische orde willen vernietigen, de Thursen en Joten. Hij verbrijzelt ze dan ook steevast door middel van zijn hamer, bijvoorkeur door ze de schedel in te slaan. Bij de eindstrijd (Ragnarok) tussen goden en vorstreuzen zal Thor de wereldslang, ook Midgardslang of Jormungandr genoemd, met zijn hamer vermorzelen, maar zal hij zelf door het gif van het monster sterven. Cultus Evenals Odin is ook Thor het onderwerp van de meest fantastische avonturen, maar ondanks zijn woeste uiterlijk en zijn bloedige vechtpartijen was hij zeer populair bij de mensen, die bij hem geborgenheid en bescherming van het gezin en van het huiselijk leven vonden. In tegenstelling tot Odin vraagt Thor geen mensenoffers. Een van zijn cultuscentra was een groot centrum in Uppsala waar hij centraal stond, met aan zijn rechterzijde Odin. Als Donar gaf Thor zijn naam aan donderdag. Thor wordt door de Romeinen (interpretatio romana) gelijkgesteld met Hercule Frey/Freya (Fro/Freyja) - god(in) van liefde en vruchtbaarheid. Er is onenigheid of Frey en Freya nu 1 of 2 godheden zijn. Vrijdag is naar hem/haar vernoemd. Freya is volgens sommigen dezelfde als Frigg, de vrouw van Odin; Freya, ook wel Frea of Freyja genoemd, is de Germaanse godin van de vruchtbaarheid, de liefde en de wellust. Zij was mooi en machtig, (zo'n vrouw wordt ‘frova’ genoemd). Ze was tegelijk ook vechtersbaas. Van tijd tot tijd wierp ze zich mee in één of andere veldslag. Als het er op aankwam wierp ze zich met evenveel vuur in de strijd als een Walkure. Dat is ook de reden waarom Freya soms wordt aanzien als de vrouwelijke aanvoerster van de Walkuren (Wodan is echter hun aanvoerder). Als vruchtbaarheidsgodin heeft zij veel aspecten van de Moedergodin. Freya in haar wagen getrokken door katten door Nils Blommér. Ze is de godin van de engelen en de 'knapste' volgens de germanen, van alle goden. Inhoud 1 Attributen 2 Verwantschappen 3 Mythen 4 Freya als strijdgodin 5 Homologen 6 Zie ook Attributen Haar meest gekende attribuut is het halssnoer Brinsingamen,maar ook de engelen rondom haar. Dit prachtig stukje smeedkunst, door dwergen gemaakt, straalt een uitzonderlijke schoonheid uit en maakt de liefdesgodin, die toch al als uitzonderlijk mooi werd beschouwd, nog mooier. Over de prijs die ze er voor moest betalen heeft ze het liever niet: de dwergen die het halssnoer smeedden vroegen om elk één nacht met haar de lakens te mogen delen. Eerst wilde Freya hier niet aan toegeven (de dwergen waren niet bepaald aantrekkelijk te noemen), maar toen ze zag hoe hoopvol ze haar aankeken gaf ze uiteindelijk toch toe. Naast het prachtige halssnoer beschikte zij eveneeens over een mantel van arends- of haviksveren. Daarmee kon ze in om het even welke vogel veranderen. In de Þrymskviða leent ze dit kledingsstuk aan Loki. Freya's vervoermiddel bij uitstek is een wagen getrokken door boskatten ter grootte van leeuwinnen. Boskatten werden beschouwd als haar troeteldieren. Verwantschappen Freya is oorspronkelijk een van de Wanen. Dat is de wat meer aardse familie van goden, naast de Asen die atmosferische goden zijn. Ze wordt wel eens vereenzelvigd met Wodan's vrouw Frigg, ook wel Frigga, Frija of Fricka genoemd, de Noordse godin van de vruchtbaarheid, die min of meer dezelfde verantwoordelijkheden heeft. Zij was onder andere tevens bekend als Gefn, Horn, Mardoll, Menglad, en Vanadis. Maar Freya is de dochter van de zeegod Njord. De god Freyr, ook wel Frey genoemd, is haar tweelingbroer. Hoewel er ook wel gespeculeerd wordt dat Freyr gewoon de mannelijke vorm van Freya is. In Germaans/Noorse mythologie komen verschillende vormen of geslachten van één godheid wel meer voor. Denk bijvoorbeeld aan Odin of Loki die zich in veel verscheidene vormen en geslachten manifesteren. Haar dochter heet "Hnoss", wat juweel betekent. Wanen De Wanen, ook Vanir of Vanen genoemd, zijn de volgelingen van Vili en Ve. Zij staan tegenover de Asen. Deze beide godenfamilies zijn ontstaan nadat Odin, Vili en Ve de wereld hadden geschapen. Odin was nog niet tevreden, maar zijn broers wel, die wilden gaan rondtrekken in hun schepping. Zo zijn de twee "godenfamilies" ontstaan. Later zou er tussen beide families ruzies ontstaan, omdat de Asen een muur wilden bouwen om de Asgard te beschermen. De Wanen wilden dit niet omdat dit hun vrije doorgang zou belemmeren. De Wanen trokken namelijk rond, zij bleven niet op een plaats. Zo ontstond er een oorlog tussen de Asen en de Wanen. Regelmatig zullen beide families zich herverzoenen en tenslotte Kvasir in het leven roepen om hen te helpen de vrede te bewaren door tussen beide families als "ombudsman" te fungeren. Bovendien zullen de beide families "gijzelaars" uitwisselen. Enkele van de Asen zullen bij de Wanen gaan wonen en omgekeerd. Zo zouden Njord met zijn dochter Freya en zoon Freyr naar de Asgard verhuizen en is o.a. Honir met de Wanen gaan rondtrekken. Asen Mythen In twee mythen wil er een reus met Freya huwen: de bezitter van Svaðilfari zoals verteld wordt in de Gylfaginning en Thrym, zoals in de Þrymskviða wordt verhaald. Beiden raakten daarmee voortijdig aan hun einde, ze werden bedrogen en gedood door de goden. F reya als strijdgodin Als strijdgodin berijdt Freya een ever genaamd Hildisvín, de strijdever. In Hyndluljóð wordt verteld dat zij Ottar in een ever veranderde om hem te verbergen. De ever heeft een speciale relatie met de Noord-Europese mythologie, zowel in verband met zijn vruchtbaarheid als met zijn strijdlust. De ever werd als beschermende talisman gebruikt in oorlog, waarschijnlijk omdat echte evers bijzonder heftig kunnen aanvallen, (vooral wijfjes die hun jongen verdedigen). Helmen uit de 7e eeuw die in Zweden werden gevonden hebben afbeeldingen van strijders die grote evers dragen als helmteken. Ook in Beowulf wordt gezegd dat de ever op de helm dient om het leven van de krijger te beschermen, die hem draagt. Een aantal uitverkorenen in de strijd worden door Freya naar haar burcht Fòlkvangr geroepen, waar zij in het hiernamaals een goed leven hebben. (Odin kiest van zijn kant ook eigen uitverkoren strijders voor zijn Walhalla, aldus Grímnismál De negende hal heet Folkvang, waar briljante Freya Beslist waar de krijgers zullen zitten: Sommige gevallenen zijn voor haar, En sommigen behoren Odin. De associatie van Freya met de dood wordt aangestipt in Egil's saga wanneer zijn dochter Thorgerda (Þorgerðr), met zelfmoord dreigt na de dood van haar broer: "Ik zal niet eten tot ik bij Freya aanzit". Homologen Freya wordt beschouwd als de Noord-Europese tegenhangster van Venus en Afrodite, al bezit ze een combinatie attributen die in geen enkele mythologie van andere Indo-Eruropese volkeren aanwezig is. Ze komt wat dat betreft dichter bij de Mesopotamische Ishtar, voorzover die ook zowel in de liefde als in de strijd is betrokken. Sommigen menen dat zij de meest directe mythologische opvolgster is van de hermafrodiete vruchtbaarheidsgod Nerthus. Vrijdag is naar deze godin vernoemd, alhoewel er sterke naamverwantschap ook is met Frigg Týr (Tiwaz) - god van oorlog, rechtspraak en moed, god van het ding (oude volksvergaderingen). De dinsdag is naar hem vernoemd; Inhoud 1 Naam 2 Verwantschap 3 Eigenschappen 4 Mars Thincsus 5 Plaatsnamen 6 Varia 7 Zie ook Naam De Oudnoordse naam Týr is een voortzetting van het Oergermaanse (gereconstrueerde) woord *Tīwaz. De Oudhoogduitse gereconstrueerde vorm van de naam is *Ziu. In het Oudengels heette hij Tīw of Tīg. De Germaanse namen voor de dinsdag zijn vaak afgeleid van de namen van deze god. Zie dinsdag. Verwantschap Týr staat blijkbaar ietwat buiten de familierelaties van de Oudnoordse goden. Een echtgenote wordt in de Oudnoordse literatuur bijna nergens genoemd en er bestaat onduidelijkheid over zijn vader. Eigenschappen Týr is de god achter de evengenaamde rune, ofwel de rune T (een pijl die naar boven wijst). De rune T hoort bij Týr en staat voor rechtvaardigheid, discipline, zelfopoffering en het is een krijgersrune. Týr is de hemelvader en personifieert de zon. Daarnaast is Týr als god van het zwaard en de speer ook de oorlogsgod. Týr zorgt voor gerechtigheid, eer, moed en wijsheid in de strijd. Aangezien Týr voor gerechtigheid zorgt, is hij ook de god van het 'ding' (de germaanse volksvergadering). Týr was rond het begin van onze jaartelling één van de voornaamste Germaanse goden, die in de Griekse mythologie vergeleken wordt met Zeus. Later -in de tijd van de Vikingen- is hij wat op de achtergrond geraakt. Odin werd de populairste en daarmee de belangrijkste god. Bij het einde der tijden (Ragnarok) zal Týr de hellehond Garmr doden. Aangezien Týr ooit zo’n belangrijke god is geweest, is het waarschijnlijk dat hij de voortzetting is van een oudere Indogermaanse godheid. De samenhang met de godennamen Zeus en Dyaus en woorden als het Latijnse 'deus' en het Franse 'dieu' (voor 'god') is echter niet zo doorzichtig dat van een onmiddellijke verwantschap gesproken mag worden. Mars Thincsus In Noord-Engeland zijn twee gedenkstenen gevonden uit de Romeinse tijd (ca. 222-235 na Chr.), die zijn gewijd aan Mars Thincsus. Deze stenen zijn opgericht door Twentse soldaten die bij de Cuneus Frisiorum (een Romeinse hulptroep) hoorden. Deze Mars Thingsus letterlijk 'Mars van het ding'- is vrijwel zeker dezelfde als de Germaanse god Týr. Uit de vondst van de gedenkstenen blijkt vooral ook dat hij blijkbaar ook in Nederland vereerd werd als 'god van het Ding'. De Tubanti (of Tubanten) waren een Germaanse stam die zich rond het begin van de jaartelling had gevestigd in het huidige Oost Nederland. Op de expeditie van Germanicus in 14 door het huidige Nederland en Noord Duitsland werd de Germaanse stam de Marsi aangevallen door de Romeinse troepen. De Bructeri, de Usipeti en de Tubanti kwamen hen te hulp, maar liepen tegen een forse nederlaag op. Enkele eeuwen later werden de Tubanti opnieuw geconfronteerd met het Romeinse leger. Ontzet door de wreedheid van de Romeinse keizer Constantinus bij zijn aanval op de Bructeri (308) besloot een coalitie van Germaanse stammen – waaronder de Tubanti – het Romeinse Rijk binnen te vallen. Constantinus wist hen te verslaan. De Tubanti worden wel gelijkgesteld met de Tuihanti. In de derde eeuw diende een groep Tuihanti de Romeinse keizer als onderdeel van een Friese ruiterafdeling die gelegerd was bij Vercovicium: het huidige Housestead (Groot-Brittannië) vlak bij de Muur van Hadrianus. Op aldaar gevonden altaarstenen staan de inscripties: DEO MARTI THINCSO ET DVABVS ALAISIAGIS BEDE ET FIMMILENE ET N AVG GERM CIVES TVIHANTI V S L M (aan de god Mars Thincsus en de twee Alaisiagae, Beda en Fimmilena en de verheven geest van de keizer. De Germaanse onderdanen van de Tuihanti (uit vrije wil en eerbied hun eed zwerend)) MARTI ET DVABVS ALAISIAGIS ET N AVG GER CIVES TVIHANTI CVNEI FRISIORVM VER SER ALEXANDRIANI VOTVM SOLVERVNT LIBENTES M (Aan Mars en de twee Alaisiagae en de verheven geest van de keizer. De Germaanse onderdanen van de Tuihanti, de ruiterafdeling van de Friezen van Vercovicium voor Severus Alexander (uit vrije wil en eerbied hun eed zwerend)) De hier genoemde Mars of Mars Thincsus wordt wel geassocieerd met de germaanse god Zui ( germ. Tiwaz en ahd. Zio, noors Tyr). Over de twee Alaisiagae, Beda en Fimmilena is verder niets bekend. Enkele eeuwen later zouden de Tubanti opgaan in het grote stamverband van de Franken. Herken in het woord TVIHANTI - TUIHANTI - TWENTE. Baldr (Baldur/Balder) - God van schoonheid, goedheid en puurheid; Baldr is een Asengod uit de Noordse mythologie. Hij werd bijgenaamd de Schone en de Goede. Baldr, die de zoon was van Odin en Frigga, woonde in het paleis Breidablik samen met zijn vrouw Nanna. Zolang hij leefde zou het paleis waarin hij woonde licht over de aarde verspreiden. Daarom werd Baldr ook geëerd als god van het licht en de lente, van de wijsheid en de welsprekenheid. Zijn rechtvaardigheid en zijn goede humeur deden iedereen de sombere tijden vergeten. Maar in een droom werd voorspeld dat iemand Baldr zou vermoorden. Daarom liet Frigga iedereen een belofte afleggen, hem geen kwaad te doen. Zowel de bomen als de dieren moesten de eed afleggen, niemand werd vergeten. Door deze maatregel vergat iedereen al gauw de doodsbedreiging en keerde de rust weer. Maar Loki, de onruststoker, was niet tevreden. Hij kwam te weten dat de maretak de eed niet had afgelegd en Baldr dus kon doden. Hij maakte van de maretak een pijl en liet die door Hodur, een blinde broer van Baldr, afvuren op Baldr. Zo doodde de nietsvermoedende Hodur zijn eigen broer. Baldr kan niet naar Valhöll omdat hij niet eervol op het strijdperk is gestorven, maar moet dus naar Hel (de ‘gewone’ onderwereld). Frigg smeekt alles ter wereld om opnieuw Baldr weer naar de wereld te laten komen om daarna naar Valhöll te kunnen. Voorwaarde van Hel is dat dan iedereen, zonder uitzondering, op aarde moet treuren. Er is echter een reus die weigert te treuren, op aanstoken van Loki... Maar wanneer de nieuwe wereld zal ontstaan, dan zal Baldr het hoofdwezen zijn, na de Ragnarok. Baldr is ook degene die de reuzendochter Skadi had hopen te mogen kiezen uit de Asen ter vergoeding voor de dood van haar vader. Ze mocht enkel de voeten van de kandidaten zien en koos er de meest blanke voeten uit. Maar het waren die van de zeegod Njord. Skadi Njordr Cultus Volgens James Frazer (de schrijver van The Golden Bough (1890—1922), een uiterst invloedrijk werk over mythen en gebruiken bij vele volkeren) was er een cultus van Baldr: een palissade rond een sacrale plaats met een soort tempel, met beeltenissen van goden. Het Baldr verhaal leende zich ertoe om opgevoerd te worden, net zoals de Griekse tragedies. Er waren rituelen met vuurfeesten en mensenoffers (de begrafenis van Baldr op een schip als brandstapel door een reuzin in zee gestuurd werd een midzomernachtsymbool). Baldr is ook de god van de bomen: heilige bossen in Noorwegen waren aan hem gewijd. De maretak, het hout waarmee hij gedood werd, groeit zelden op een eik. Vandaar de interpretatie als teken van bliksem van de goden, sacralisering van de eik. De druïden bij de Kelten snijden midzomer met een gouden sikkel deze maretak. Fraser ziet relicten in het St. Jansvuur. De Germanen hadden dan de herdenking van Baldr’s dood. ‘Germanen’ is eigenlijk een verzamelnaam voor een massa cultussen en culturen. Loki (Loke/Loge) - Loki is eigenlijk een Jotun (reus). God van chaos en leugens. Bloedbroeder van Odin. Vader van wezens zoals Fenrir en Sleipnir. Vele van deze goden werden ook vereerd door andere volkeren/stammen, Odin en Thor zijn min of meer dezelfde als de Slavische goden Veles en Perun, Týr werd bij de Grieken Zeus genoemd. Men neemt ook aan dat in de vroege Noordse/Germaanse mythologie Týr de voornaamste god was, maar dat op een of andere manier Odin zijn rol als oppergod overnam. Fenrir Er zijn nog tientallen andere goden en godinnen, dwergen, elfen, reuzen en andere wezens die een grote rol spelen in de Germaans/Noordse mythologie. Begrippen Enige bekende begrippen uit de mythologie zijn bijvoorbeeld het Walhalla of Folkvangr, het dodenrijk waar gesneuvelde strijders naar toe gaan, en de Hel of Niflhel, het dodenrijk voor mensen die een natuurlijke dood zijn gestorven. Walhalla Walhalla (van het oud-IJslands Valhöll) betekent letterlijk Zaal (höll, halla) voor de Gevallenen (val, wal). In de Noordse mythologie was het Walhalla een speciale hemel, voorbehouden voor de gesneuvelden in de strijd. Voor de Vikingen was het sneuvelen in de strijd de hoogste eer die een man kon halen; de angst om een natuurlijke dood te sterven was zo groot dat veel mannen zich op het ziekbed lieten doorboren met speren. Volgens de Vikingen was het Walhalla het rijk van de god Odin. De Vikingen geloofden dat de helden van Odin dagelijks in de strijd sneuvelen om 's avonds door Óðinns krijgsmaagden, de walkuren, van het slagveld naar het Walhalla te worden gebracht. Hier werden ze onthaald op varkensvlees en honingwijn. Elke ochtend keerden de strijders terug naar de strijd om opnieuw gedood te worden. De Vikingen waren ervan overtuigd dat het Walhalla een enorme zaal was, gelegen in Asgard. De afmetingen waren fenomenaal. Volgens de Grimnismál zou het Walhalla 500 poorten hebben en nog eens 40 die elk 800 krijgers herbergden. De vloer was met speren bedekt, de wanden bestonden uit schilden en op de banken lagen pantsers. Van het westen bewaakte een wolf de poorten en een adelaar waakte uit de lucht. En op het dak stonden nog een hert en een geit. Voor de ingang stond een met goud bewerkte haag, Læraðr, de geit Heiðrun voedde zich met de takken en produceerde de mede die de Einherjar dronken. Een deel van de gevallenen verbleef ook in Vingolf ("vriendelijk huis"). Niet alle gesneuvelden gingen naar Odin, Freya kreeg de helft van de gevallenen, zij kwamen in Folkvangr (Veld van het volk). Naast het Walhalla bestond nog een ander dodenrijk, Niflhel, die bedoeld was voor de zieken, ouderen, de vrouwen en mannen die een natuurlijke dood waren gestorven. Deze wereld werd geleid door de godin Hel. De ingang werd bewaakt door de hond Garmr. De naam Walhalla/Valhalla/Valhöl betekent misschien ook "Ommuurde Hal", waarbij we in 'Wal' of 'Val' ons Nederlands woordje 'wal' nog horen doorklinken. Een wal duidt op bescherming. Zie bijvoorbeeld bij kastelen die de naam 'Walburg' dragen (Sint-Niklaas, OostVlaanderen). Feestdagen en weekdagen Zondag en maandag zijn genoemd naar de godin Sunna en de minder belangrijke god Mana. Dinsdag komt van thing, dat met rechtspraak te maken heeft, woensdag is genoemd naar Odin, donderdag naar Thor en vrijdag naar Freya. Zaterdag is de enige dag van onze week die niet naar een Germaanse maar een Romeinse god is genoemd, namelijk Saturnus. Vele namen, begrippen en gebruiken die in onze huidige samenleving voorkomen, stammen nog uit onze heidense voorgeschiedenis: zo zijn feesten zoals Pasen en Kerstmis verchristelijkte vormen van heidense seizoensfeesten. Er zijn nog talloze andere overblijfselen van onze voorchristelijke geschiedenis op te noemen. Een ervan is bijvoorbeeld Sinterklaas die sterk lijkt op Odin zoals die te zien is in enkele afbeeldingen. Voorbeelden zijn de baard, hoed (vervangen door een mijter), speer (staf nu) en mantel. Bovendien rijdt Odin ook in de lucht op een witte schimmel genaamd Sleipnir. De Zwarte Pieten staan symbool voor Hugin en Munin, de raven die Odin op de hoogte hielden van wat er gebeurde. Het strooien met letters wordt gekoppeld aan het feit dat Odin ons de runetekens gaf. En de kleine liederen die rijmen en gezongen worden rond die periode hebben te maken met het feit dat de dichtkunst aan Odin gewijd was. Negen werelden Deze illustratie toont een 19de eeuwse poging om de kosmogonie te visualizeren van de Prosa Edda. In de Germaans/Noordse mythologie zijn er 9 werelden die verbonden worden door de wereldboom Yggdrasil en de regenboogbrug Bifrost, namelijk Asgard Vanaheim Midgard Alfheim Svartalfheim Jotunheim Niflhel Muspelheim Nidavellir Het getal negen is ook een voortdurend terugkerend getal in de mythologieën. De wereldboom (Yggdrasill) is een boom met drie wortels die verbonden zijn met de aarde en de kruin met de godenwereld. Tussen deze twee gaat een eekhoorn op en neer die als boodschapper fungeert (we herkennen hier Hermes uit de Griekse mythologie). Aan de eerste wortel is een bron van wijsheid waarin Odin als offer een oog heeft afgestaan in ruil voor wijsheid. Aan de middelste wortel bevinden zich de drie Nornen; zij weven het lot van de mensen. Eén voor het verleden (Urd), één voor het heden (Verdandi) en één voor de toekomst (Skuld). Aan de derde wortel knagen de slang/draak Nidhoggr en talloze andere slangen.