Reglement voor de financiële ondersteuning van projecten van sociaalculturele verenigingen 1. Inleiding en situering De positieve samenhang tussen sociale participatie enerzijds en cultuurparticipatie – in de brede betekenis van het woord – anderzijds lijkt een evidentie. Uit recente onderzoeken blijkt dat de sociaal-culturele participatie hiertoe één van de belangrijkste hefbomen is. Het uitgangspunt dat er een expliciete samenhang is tussen participatie aan het verenigingsleven en bepaalde maatschappelijke attitudes, zoals meer solidariteit en meer verdraagzaamheid, is intussen ook verworven. Het verenigingsleven is met andere woorden belangrijk voor het ontwikkelen van een democratische politieke cultuur en het verhogen van de cultuurparticipatie. Het “Charter met wederzijdse engagementen” dat de Vlaamse Regering eind 2006 met het verenigde middenveld afsloot, is hiervan een belangrijke uitdrukking. De participatie aan het brede en diverse verenigingsleven, vertoont, over de afgelopen jaren heen, een vrij stabiel beeld. De participatiegraad in Vlaanderen ligt ook beduidend hoger dan het Europese gemiddelde. Toch doen er zich tussen diverse vormen van verenigingsleven enkele verschuivingen voor. Deze ontwikkelingen hebben vanzelfsprekend ook invloed op het verenigingsleven, dat in beeld komt via het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Een erg uitgebreid en gevarieerd vrijetijdsaanbod, bepaalde vormen van individualisering, de veel te drukke agenda’s zijn slechts enkele van de vele factoren die mee aan de grondslag liggen van meer los-vaste relaties tussen burgers en verenigingen. Dit gegeven vormt misschien wel de belangrijkste uitdaging voor het verenigingsleven in de steeds complexer wordende omgeving waarin zij opereren. Naar welke uiteenlopende vormen van participatie zal dit leiden? Hoe kan de deelsector van sociaal-culturele volwassenenverenigingen prominenter aansluiten bij het veelvuldige en diverse lokaal engagement, en bij het ontwikkelen van bruggen tussen generaties? Dit zijn maar enkele vragen die in dit verband opduiken. De ontdekkingstocht – zowel binnen vele verenigingen als binnen de werksoort – is al een tijd aan de gang. Welke projecten, methoden en acties zijn efficiënt? Welke partnerschappen creëren een nieuwe meerwaarde? Het aanwenden van een vernieuwende en verbredende invalshoek bij de ontwikkeling van sociaal-culturele projecten kan de betrokkenheid van een breed publiek doen toenemen en bijdragen aan een boeiend en gevarieerd cultureel landschap. 24-7-2017 Pagina 1 van 5 Met dit reglement wil Vlaams minister Bert Anciaux aan erkende verenigingen extra ruimte en een stimulans bieden om projecten op te zetten met een experimenteel karakter op het vlak van methoden, inhoud, invalshoeken of vorm met een sterke klemtoon op praktijken ontworpen vanuit samenwerkingsverbanden. De projecten dienen zich dan ook te richten naar minstens één van de volgende prioriteiten: - het stimuleren van de continuïteit tussen organisaties van jongvolwassenen en volwassenenorganisaties; toenadering zoeken tot relevante lokale actoren die geen plaats hebben in het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk; nieuwe doelgroepen aanspreken en (potentiële) leden nauwer betrekken door het ontwikkelen van voor de vereniging vernieuwende samenwerkingsverbanden in het maatschappelijke middenveld. 2. Het subsidiereglement voor de jaren 2008 en 2009 Artikel 1 In het reglement wordt verstaan onder: Minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden; Administratie: het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen; Vereniging: een sociaal-culturele vereniging erkend en gesubsidieerd in het kader van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk; Project: een activiteit die zowel qua opzet of doelstelling als in de tijd afgebakend kan worden. Jongvolwassene: iedere persoon tussen 18 en 30 jaar. Artikel 2 De subsidies voor projecten van verenigingen vallen binnen de perken van de kredieten. De Vlaamse Regering voorziet in een subsidie van 500.000 euro per jaar. Artikel 3 Een aanvraag moet ten laatste bij de administratie – aangetekend of tegen ontvangstmelding – worden ingediend voor 1 juni van het lopende jaar. Voor 2008 wordt uitzonderlijk de datum van 1 oktober gehanteerd. Aanvragen die na de vooropgestelde datum worden ingediend, zijn niet ontvankelijk. Als datum geldt de poststempel en het afgiftebewijs. 24-7-2017 Pagina 2 van 5 De aanvraagdossiers worden in 2 exemplaren (1 op papier en 1 digitaal) ingediend t.a.v.: Joris Smeets Adjunct van de directeur Arenberggebouw Arenbergstraat 9 1000 Brussel E-mail: [email protected] Tel. : 02/553.69.89 Artikel 4 De maximale duurtijd van het project waarvoor in het lopende jaar projectsubsidies gevraagd wordt, is 12 maanden. Voor projecten die worden ingediend in 2008 is dat 10 maanden. Een vereniging kan per kalenderjaar slechts één project indienen. De toegekende subsidie kan per projectaanvrager 50. 000 euro niet overschrijden. Artikel 5 De aanvraag voor een projectsubsidie bevat een beschrijving van het initiatief, een argumentatie op basis van de criteria in dit reglement en een raming van inkomsten en uitgaven verbonden aan de uitvoering van het project, in het bijzonder ten aanzien van eventuele personeelsuitgaven in het kader van het project. Artikel 6 De aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria: 1° het project moet zich op minstens één van de drie volgende prioriteiten richten: 1. de aansluiting tussen werkingen met jongvolwassenen en organisaties van volwassenen; 2. vormen van samenwerking met en aansluiting bij relevante lokale actoren die geen deel uitmaken van landelijke verenigingsstructuren zoals bedoeld in het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk; 3. (voor de vereniging) nieuwe vormen van samenwerking met andere nieterkende verenigingen uit het maatschappelijke middenveld met het oog op het aanspreken van nieuwe doelgroepen of het versterken van het inhoudelijke aanbod voor de (potentiële) leden; 2° de wijze waarop de vereniging met het project de eigen werking vernieuwt; 3° de wijze waarop het project wordt gemotiveerd vanuit de bestaande werking van de vereniging en vanuit de vernieuwing die wordt beoogd; 4° de mate waarin het project realistisch werd uitgeschreven en gebudgetteerd. 24-7-2017 Pagina 3 van 5 Vervolgens worden de aanvragen vergeleken op basis van de volgende criteria: 1° de mate waarin het project exemplarisch kan zijn voor de sociaal-culturele organisaties; 2° de mate waarin voor de realisatie van het project wordt samengewerkt met andere erkende sociaal-culturele verenigingen. Artikel 7 Voor de beoordeling van de projectaanvragen stelt de minister een beoordelingscommissie aan, die bestaat uit een voorzitter en minstens 4 leden, allen deskundigen uit het werkveld. Op basis van het advies van de beoordelingscommissie formuleert de administratie een ontwerp van beslissing aan de minister voor 15 juli van het lopende jaar. Voor 31 juli van het lopende jaar beslist de minister over de toekenning van de projectsubsidies. De administratie brengt de verenigingen op de hoogte van de beslissing van de minister. Voor projecten die worden ingediend in 2008 zijn de data respectievelijk 1 november en 15 november (beslissing van de minister). Artikel 8 Voor de verantwoording van de projectsubsidie bezorgt de vereniging voor 1 september van het jaar volgende op de projectaanvraag aan de administratie een inhoudelijk verslag en een financieel verslag over het gerealiseerde project. De projectsubsidie wordt als volgt beschikbaar gesteld: 1° de subsidie wordt uitbetaald door middel van vier driemaandelijkse voorschotten van elk 22,5 percent van het subsidiebedrag; 2° het saldo van 10 percent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie de uitvoering van het project heeft vastgesteld, na de goedkeuring door de administratie van het inhoudelijke en financiële eindverslag en een eindafrekening met een overzicht van de uitgaven en inkomsten van het project. Voor subsidies vanaf 25.000 euro wordt een verslag van een bedrijfsrevisor of beëdigd accountant bijgevoegd. Artikel 9 Elke begunstigde moet het logo van de Vlaamse Overheid met het bijschrift “met steun van de Vlaamse overheid” opnemen op alle informatiedragers en relevante externe communicatiekanalen. Artikel 10 24-7-2017 Pagina 4 van 5 De verenigingen die een projectaanvraag indienen, gaan de verbintenis aan om de gegevens te verstrekken die door de administratie gevraagd worden. De administratie kan steeds ter plaatse de aanwending van een projectsubsidie controleren. De aanvrager verbindt er zich toe alle informatie over de openbare activiteiten in het kader van het project aan de administratie te melden. Artikel 11 Afgezien van eventuele rechtsvervolging kunnen vastgestelde misbruiken of het niet of slechts gedeeltelijk voldoen aan de in dit reglement gestelde voorwaarden, aanleiding geven tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de subsidie. Artikel 12 Dit reglement heeft uitwerking met ingang van 19 september 2008 Gedaan te Brussel op 19 september 2008, Bert ANCIAUX 24-7-2017 Pagina 5 van 5