De familie Trumbull/Turnbull

advertisement
De familie Trumbull/Turnbull
- De oorsprong van de naam Turnbull
- De opkomst van de familie Rule/Turnbull
- Bezittingen van de Turnbulls
- Border Reivers
- Turnbulls op het rechte en op het slechte pad
- Een waarschuwing van de aartsbisschop
- Het einde van de Reivers
- Turnbulls in gedichten
De oorsprong van de naam Turnbull
Hierboven zagen we dat de aanduidingen Tromel, Trommel en Drommel (voor latere
generaties werden ook Thrommel, Trommer, Trommels, Drommels, Trommele en vooral
Trommelen gebruikt) Nederlandse schrijfwijzen waren van een oude Schotse familienaam
met tientallen variaties.
Het Keltische woord clann betekende afstammelingen. Een clan in de Schotse
Hooglanden had gewoonlijk zijn eigen territorium en een hoofd, heidsman. Sommigen
onderscheiden binnen de clan zogenaamde septs als families met een andere achternaam,
door een afstamming van het hoofd van een clan in de vrouwelijke linie. Families die niet zo
machtig waren, konden bescherming van de buren krijgen; ze werden een tak van de clan,
maar behielden hun eigen naam.1 In de Laaglanden bestond iets wat daar wel een beetje op
leek. In plaats van clans met een eigen territorium waren hier de zogenaamde surnames, maar
daarvan waren de territoria niet afgebakend en die hadden niet altijd één heidsman. In het
Schots-Engelse grensgebied waren de Grahams, de Elliots en vooral de Armstrongs - de
grote vijanden van de Turnbulls - de belangrijke Surnames.2 In het geval van de Turnbulls
kwamen de verschillende aanduidingen voor één en dezelfde persoon vaak naast elkaar
voor. Ze kunnen dus niet worden gebruikt om afzonderlijke families binnen de surname
Turnbull te onderscheiden, zoals sommigen menen. Anderen vinden dat het bestaan van
verschillende achternamen niet zozeer wijst op aparte groepen binnen een clan (of surname),
maar op de geleidelijke overgang van Keltische naar Engelse benamingen, huwelijken met
andere families en veranderingen door migratie.3 Daar kun je natuurlijk aan toevoegen dat
schrijvers een naam opschreven zoals ze die hoorden, en ze hoorden vaak wat anders.
Van Paull Turnbull of Paull Trumbull bestaat geen doopakte. Waar hij vandaan kwam, is
niet bekend. De overgeleverde akten uit Edinburgh zijn in veel gevallen pas van na de tijd
waarin hij geboren moet zijn, zoals blijkt uit het volgende overzicht van de desbetreffende
parochies:4 Canongate vanaf 1564 (Turnbull, Trumbull en dergelijke namen komen wel
degelijk voor), Colinton vanaf 1654, Corstorphine vanaf 1690, Cramond vanaf 1651, Currie
vanaf 1638, Duddingston vanaf 1631, Edinburgh (City/Midlothian) vanaf 1595 (Turnbull,
Trumbull e.d. aanwezig), Leith North vanaf 1615, Leith South vanaf 1599 (met Turnbull,
Trumbull e.d.), Liberton vanaf 1624, Ratho vanaf 1682, St Cuthbert vanaf 1573 (hoewel
zonder Turnbull, Trumbull e.d.).
Het achterhalen van de herkomst van de familienamen is geen gemakkelijke opgave.
Voor de oorsprong van Turnbull, Trumbull en de andere bijna 120 bekende varianten
bestaan verschillende theorieën:
1 - Een Romaanse bron
De namen kunnen zijn afgeleid van woorden als Tremoille, Tremouille, Tremblet,
Trembley en Tremblot. Deze zijn dan op hun beurt te herleiden tot het Latijnse tremulare, in
antieke tijden gebruikt om het trillen van de espeboom aan te duiden; de achternaam zou
dan slaan op iemand die bij zulke bomen leefde.5
2 - Een verband met vee drijven
Vee drijven was een veelvoorkomende bezigheid in de Borders. Het Franse Tournboeuf
(bedenk wel dat dit de naam is van Turnbulls die in Frankrijk terechtgekomen zijn) is een
woord voor veedrijver en in Groot-Brittannië komen onder de varianten van Turnbull ook
namen als Turnbaugh, Turnbeaugh en Turnbough voor.
3 - Een Engelse naam voor een sport
De negentiende-eeuwse etymoloog Canon Charles Bardsley herleidde de spellingen
Trumbull, Trembell, Trimble en Trumble in het graafschap Cumberland (in NoordwestEngeland, pal ten zuiden van de grens met Schotland) tot Turnbull. Hij schreef die naam toe
aan het ophitsen van stieren, dat in de Middeleeuwen een populaire sport was. De
vaardigheid om de stier om te draaien (to turn the bull) werd gebruikt om de durfals aan te
duiden.6 Sommigen denken dat namen als Trumble en Trimble uit Fife op dezelfde manier
uit Turnbull voortgekomen zijn.
4 - Een eretitel
Een variant op de vorige theorie is dat William Rule de Schotse koning Robert the Bruce
in het bos van Callander bij Stirling Park gered heeft van een aangeschoten stier (eigenlijk
een bison) die aangestormd kwam. Hij zou het dier in zijn eentje de kop hebben omgedraaid,
waarna het door toegesnelde jagers kon worden afgemaakt. De held wiens atletische en
sportieve moed reeds ver buiten zijn geboortestreek in de Borders bekend was,7 kreeg van de
koning in 1315 de westelijke delen van de goederen van Philiphaugh in Selkirkshire, tegen
betaling van één brede pijl elke Maria-ten-Hemelopneming (15 augustus).8 Op diverse
wapens van de Turnbulls, Trumbells en Trimbles en dergelijke zijn dan ook één of drie
stierenkoppen afgebeeld. Het motto was oorspronkelijk I Saved The King.
William zou na het incident met de stier een nationale held zijn geworden. Zijn einde
vond hij in de slag bij Halidon Hill in 1333. In een kroniek staat dat een dappere kampioen
van grote gestalte, genoemd Turnebull, met een mastief vóór het Schotse leger ging staan.
Hij daagde de Engelsen uit met hem te vechten. Een ridder uit Norfolk, Sir Robert Benhale,
kreeg van de koning van Engeland toestemming en versloeg William na eerst diens hond te
hebben gedood.9
Waarschijnlijk is het verhaal van die Turn-e-bull alleen maar bedoeld om de naam
Turnbull achteraf een mooie betekenis te geven. De MacLeod-clan in de Hooglanden heeft
immers ook zo’n legende en al eerder werd er vanuit Ierland een dergelijk verhaal naar
Schotland gebracht.10 Opmerkelijk genoeg is de naam Turnbull vóór 1315 niet op papier
teruggevonden. Sindsdien werd de naam Rule steeds minder en de naam Turnbull steeds
vaker gebruikt. Bovendien rept de schrijver Even over een paard Turnbull uit Yorkshire
(1358), dus de gedachte aan een bijnaam is niet geheel onmogelijk.11
5 - De uitspraak van Teviotdale
Volgens een andere theorie zijn Trumble en allerlei varianten daarop een verengelsing
van de Schotse streeknaam Teviotdale, omdat dit gewoonlijk als ‘trumell’ uitgesproken
werd.12 Sommigen constateren dat deze namen voor het eerst in Roxburghshire
voorkwamen.13 Overigens zou uit deze opvatting de conclusie kunnen worden getrokken
dat Turnbull van Trumble en dergelijke is afgeleid en niet omgekeerd. Deze theorie is
zwak, aangezien het woord Teviotdale plaatselijk als ‘tie-vie-i’-deel’ wordt uitgesproken!14
6 - Een Angelsaksische naam
Namen als Tremble, Tromble en Trumble kunnen zijn afgeleid van de vroegmiddeleeuwse Oud-Engelse persoonsnaam Trumbeort, of het Angelsaksische Trumbeald, of
Trumbold. Zij verwijzen alle naar kracht en moed.15 Soms wordt als stam van het woord ook
wel Tumbald gebruikt. Het oudst bekende voorbeeld van een dergelijke patroniem is die van
Alan Tumbald van het landgoed Wakefield in het Engelse graafschap Yorkshire in 1316. In
Yorkshire kwamen de namen Trumbald of Thrumball al in 1313 voor, in Suffolk bestond
Trumbald op zijn laatst in 1327. Ook volgens deze gedachte zou Turnbull een logische
verbastering van Trumball en Trumbull zijn.
Niet iedereen accepteert overigens de afleiding van Trumbald. De vroege vormen van
Trumble en dergelijke namen verschillen volgens sommigen duidelijk van Turnbull en
kunnen een andere oorsprong hebben.16 Aan de andere kant zijn de namen uit de vijftiende
en zestiende eeuw die met Trum- en Trom- begonnen zijn wel typerend voor de East Borders
en voor de twee Noordoost-Engelse graafschappen Durham en Northumberland.17
7 - Een Normandische edelman
De etymoloog George Black (The Surnames of Scotland) meent dat de families Trimbill,
Trombill en Trumble uit Fife hun namen ontlenen aan dezelfde plaats als Robert de Tremblee
of de Tremblay uit Fife.18 Deze edelman uit het einde van de dertiende eeuw en andere heren
stammen uit wat vandaag Tremblay-le-Villages is, ten noorden van Chartres in het
departement Eure-et-Loir, of uit het huidige Le Tremblay-Omonville in het departement
Eure. Zij kregen grondgebieden van Yorkshire in Noordoost-Engeland tot Roxburghshire in
Zuidoost-Schotland.19
In de taalwetenschap wordt het woord metathese gebruikt voor de verplaatsing van
klanken in een woord. Een beroemd voorbeeld in het Nederlands is klovenier uit kolvenier, en
in Engeland komen de plaatsnaam en familienaam Strickland ook als Stirkland voor (er is
een variatie waarin de r ontbreekt: Stickland).20 Zo is het ook begrijpelijk hoe Turnbull zou
zijn verbasterd tot Trumbull, mede onder invloed van de Schotse rollende r: Turnbull Turr’nbull - T’runbull - Trumbull (want een n voor een b wordt door klankverschuiving
natuurlijk een m). Het omgekeerde lijkt minder waarschijnlijk; ten eerste lijkt het onlogisch
dat een m vóór een b zich tot een n ontwikkelt en bovendien lijkt het even onlogisch dat de
sneller uit te spreken klank trumb in turnb veranderd is. Aan de andere kant zouden de
eerder vermelde persoonsnamen als Tumbald en Trumbald zich hebben kunnen ontwikkeld
tot een woord dat uit twee herkenbare stukken bestaat: turn-bull.
Doop- en trouwboeken beginnen niet zomaar ergens in de tijd en overal tegelijk, ook niet
in Schotland. In de tweede helft van de zestiende eeuw kwamen veel Trumbles, Turnebulls
en dergelijken in het gebied van Fife voor. Meer dan de helft van de gezinnen met die naam
kwam alleen al uit Dunfermline!21 Andere en vooral oudere bronnen laten echter zien dat de
oorsprong van personen met deze naam in de Borders gezocht moet worden en dat het
aantal dragers zich in die streek in de loop van de tijd sterk uitgebreid heeft.
Na de personele unie van Engeland en Schotland in 1603 zijn overigens veel leden van
verschillende Surnames (vooral Grahams, maar ook Turnbulls) uit de grensstreek
weggetrokken en/of verdreven naar het noorden van Schotland, naar Engeland, naar Ierland
en naar het vasteland van Europa. Als Pauwels Trommel bij zijn inschrijving als poorter in
Geertruidenberg in plaats van Edinburgh plaatsen als Kelso, Bedrule, Hawick, of Roxburgh
zou hebben opgegeven, was hij mogelijk een lid van de beroemde plaatselijke Surname
geweest. Maar ja, hij noemde nu eenmaal ‘Edinborch’.
Paull’s eerste vrouw Marioun was overigens een Foster. Foster, Forster, Forrester, dat is
samen met Turnbull (Trumble) één van de 77 belangrijke Border reiver surnames, meestal aan
Engelse kant. En Schotse Forsters trouwden ook met Engelsen.22
Vandaag de dag komen de Turnbull-achtige namen het meest voor in de Tyneside van
Northumberland, Durham en het Schotse grensgebied, dus weer aan de oostkust van het
Verenigd Koninkrijk. Ook elders in Schotland zijn er naamgenoten en niet in de laatste plaats
in de Verenigde Staten leven veel afstammelingen; wereldwijd zijn er volgens een schatting
in totaal ongeveer 750.000.23 De naam komt behalve in Roxburghshire al in de veertiende
eeuw in verschillende gebieden en onder verschillende spellingswijzen voor: een Turbolle in
1327 in Suffolk en in 1379 een (paard) Turnebull in Yorkshire.24 Doopboeken uit de tweede
helft van de zestiende eeuw van diverse parochies in Schotland vermelden ook al de namen
Trumble, Trumbull en Turnebull. Het valt op dat behalve in Kelso (Roxburghshire) al deze
parochies te vinden zijn in kustplaatsen aan de Firth of Forth (met de klok mee Edinburgh,
Falkirk, Dunfermline, Dysart en Anstruther) en aan de Firth of Tay (Errol en Perth).25
De familie waar de achternaam Turnbull uit voorkomt,26 stamt samen met andere
families waarschijnlijk af van de Boerniciërs, een volk uit het Engels-Schotse grensgebied
sinds het einde van de Romeinse tijd. De regio rond de grens was vóór de middeleeuwen
een ware smeltkroes. James Leyburn (The Scotch-Irish) onderscheidt acht hoofdgroepen:
Picten, Keltische Schotten, Bretoense Kelten (vooral in Cumbria), Ieren (vooral in
Galloway), Angelen (vooral in Northumbria), Saksen, Noormannen (vooral in
Northumbria, Cumbria en de Pennines) en Oost-Europese afstammelingen van de soldaten
aan de grens van het Romeinse rijk (vooral in Lancashire). Voeg daarbij Normandische
edelen, Vlaamse handelaren (vooral in Edinburgh) en Hongaarse hovelingen van Margaret
Atheling die met prins Malcolm Canmore trouwde en je hebt één van de verscheidenste
gebieden op de Britse eilanden in die tijd en tevens de bakermat van de Border reivers.
Sommigen menen dat de families aan de Border grotendeels afstammelingen van
Noormannen en Vikingen waren, maar er is weinig bewijs van nederzettingen door
Vikingen in Northumberland, waar zowel plaatsnamen en dialect bijzonder Angelsaksisch
(Oud-Germaans) zijn. Anders is het aan de westkant van de Pennines. Het plaatselijke
dialect is daar anders en veel plaatsnamen hebben een Noordse oorsprong, zoals in
Yorkshire - het oude Vikingkoninkrijk Jorvik.
De oorsprong van de surnames in het grensgebied tussen Engeland en Schotland zal
eerder Angelsaksisch dan Keltisch zijn, aangezien zij in tegenstelling tot beroemde clans
van de Hooglanden als MacDonald en MacDougal het voorvoegsel Mac (Keltisch voor
‘zoon van’) missen. De verklaring is eenvoudig: de grenzen van het oude Angelsaksische
koninkijk Northumbria strekten zich uit tot Edinburgh en de Lothians.
De opkomst van de familie Rule/Turnbull
De familie Rule of Roule ontleende haar naam aan het Rule Water, dat bij Spittal-on-Rule
tussen Hawick en Jedburgh uitkomt in de rivier de Teviot. Het plaatsje Rule lag aan de
linkeroever van het Rule Water op de hellingen van de Ruberslaw, een meer dan 400 m hoge
en steile punt. Van het stadje is alleen een boerderij met wat bijgebouwtjes over. De naam
van de boerderij luidt nog wel Town o’ Rule.
Aan het einde van de 12de eeuw is ene Waldeve de Rula getuige in een charter voor de
abdij van Jedburgh. Aan het begin van de 13de eeuw werd een Richard de Rule genoemd en
tussen 1214 en 1249 komt ook de naam Thomas in akten voor. 27
Pas aan het einde van de dertiende eeuw werden opnieuw Rules in akten genoemd. In
1296 zweerden ongeveer 2.000 Schotse lairds, landeigenaren, trouw aan de Engelse (!) koning
Edward I door de tweede Ragman Roll te ondertekenen. Onder de meer dan veertig
grondbezitters uit het gebied rond Roxburgh bevonden zich ook Adam de Roule, Aleyn de
Roule, Thomas de Roule en William de Rouley (sic).28 Aleyn of Allyn de Roule was de
pastoor van de kerk van Rule. Een William of Rule was in 1300 getuige van een gift aan de
monniken van Kelso in Roxburghshire.
Het bezit van de Turnbulls in het gebied van het Rule Water was destijds baroniaal
eigendom van de familie Douglas, die veel leunde op de kwaliteiten van de Turnbulls als
strijders en die hun in ruil voor militaire diensten beloonde met landgoederen. Aan het begin
van de veertiende eeuw was The Guid Sir James Douglas bevriend met Robert Bruce en als
het verhaal van de koninklijke jachtpartij in 1315 waar is, kan William of Rule via Douglas
uitgenodigd zijn.29 De eerste Turnbull zou overigens zelf getrouwd zijn met een Margaret
Douglas,30 mogelijk een zuster van Sir James.
Bezittingen van de Turnbulls
De oudste en grootste versterking in de Rulevallei was het 13de-eeuwse kasteel van
Bedrule, gebouwd door de familie Comyn. Vóór 1320 was het kasteel in eigendom van de
invloedrijke familie Douglas gekomen. William Douglas, bijgenaamd le Hardi of the Hardy
(overleden 1298), was een strijdmakker van William Wallace. Zijn zoon Sir James Douglas
(1286-1330) was de grote militaire strateeg van Robert the Bruce. Sir James installeerde een
Turnbull op het kasteel van Bedrule en diens tak verbleef er generaties. Bedrule kan in de
veertiende tot en met de zestiende eeuw worden beschouwd als het hart van Turnbull
country. Het gebied en het kasteel werden in 1545 door de Engelsen onder de hertog van
Hertford platgebrand. De overgroeide resten van het kasteel zijn nog te zien tussen het
kerkhof van Bedrule en het Rule Water. Vanuit de lucht is de omtrek van een ovale muur te
zien, die een ruimte van 20 bij 13 meter omvatte, met een poortgebouw en drie torens. Het is
mogelijk dat hier in 1510 tweehonderd Turnbulls met stroppen om hun nek voor koning
James IV verschenen zijn, maar waarschijnlijker was dat bij de Deed Haugh of Rulehaugh bij
Rulemouth. De korenmolen ten oosten van de Rule is tot 1696 van de Turnbulls in Bedrule
gebleven.31
Zoals gezegd, kreeg William ‘Turnbull’ de Rule van de koning in 1315 de westelijke
delen van de goederen van Philiphaugh in Selkirkshire. Deze gebieden in Ettrick Forest
bleven ongeveer drie eeuwen in handen van de familie. In 1360 werd een John Turnbull
genoemd als sheriff (van shire reeve, baljuw van het graafschap, ambtenaar door de landsheer
belast met de rechtspraak in het graafschap) van Selkirkshire. Vier jaren later was een andere
Turnbull depute sheriff. In de 15de eeuw verwierf de familie Murray een deel van de
landgoederen en door het huwelijk van een Turnbull-erfgename met een Murray en het
uitsterven van deze tak van de Turnbulls in 1572 kwamen de goederen van Philiphaugh
definitief in het bezit van de Murrays.32
Minto (plaatselijk uitgesproken als Minto, Minti, of Min’i) was een landgoed aan de
oevers van de Teviot, vlak bij de monding van het Rule Water. De eerste Turnbull van Minto
was waarschijnlijk een zoon van William of Rule, de eerste Turnbull, en had zijn titel
gekregen van de Schotse koning David II. Een andere Turnbull van Minto was John,
vanwege zijn eigenzinnige karakter en impulsieve handelen bijgenaamd Out with the Sword.
Hij heeft het eigendom over Minto in 1390 overgegeven aan zijn al even koppige neef Sir
William Stewart van Jedworth. Samen namen ze deel aan plundertochten in het zuidoostelijk
gelegen Northumberland. In 1399 werden enkele Schotten bij zo’n rooftocht door de
Engelsen gevangen genomen. De hoofdmannen, onder wie Out with the Sword en Sir William
Stewart, verbleven tot 1413 in de Tower van London. Zes jaar later behoorden ze tot de
leiders van een groep Schotten die overzee het Franse leger tegen de Engelsen steunde. Out
with the Sword stierf in Frankrijk in 1424 bij de slag van Cravant. Sommige Turnbulls werden
onderscheiden en vestigden zich in Normandie (spellingsvarianten Tournebu en Turnebu)
en Champagne (spellingsvariant Tournebulle); ook in Berry kwamen zij terecht (onder de
naam Tourneboeuf).
De zoon van Out with the Sword, Walter Turnbull, maakte aanspraak op Minto met als
argument dat zijn vader ten tijde van het weggeven van het goed al tot leproos verklaard
was en daarom helemaal geen contracten had mogen sluiten. De jury, met veel familieleden,
vonniste in het voordeel van Walter. De Stewarts appelleerden en het duurde tot 1438 dat
koning James II opdracht gaf een beslissing te nemen. Er kwam een compromis uit de bus,
waarin de Stewarts een derde deel van de landgoederen kregen, inclusief het gezag van
baron, en de overige twee derde delen werden teruggegeven aan de Turnbulls. Zo waren er
generaties lang twee lairds, voordat verschillende eigenaren de gebieden kregen en de Elliots
die aan het einde van de 17de eeuw kochten.33
Een tak van de Turnbulls leverde de oudste gedocumenteerde lairds van Fulton, zo’n
2½ kilometer ten zuiden van Bedrule. Eén van de vroegste grondbezitters was John
Turnbull. Op 27 februari 1426 waren hij en anderen er getuigen van dat Walter Scott de
erfgenaam werd van de landen van Elerig in het bovenste deel van Borthwick. Deze laird,
die zelfs de stamvader van deze tak geweest kan zijn, was bailiff (schout, hoogste rechtelijke
ambtenaar names het centrale gezag) van het koninklijke bezit van Sprouston (op
steenworp afstand van Kelso, in het noordoosten). In die hoedanigheid beleende hij in 1432
de landerijen van Primside aan George of Rule en zijn vrouw Margaret Ker. In die functie
bleef ‘John Turnbulle of le Foulton’ in vele belangrijke transacties handelen voor de
Douglases. Dezelfde John was met verscheidene andere Turnbulls en Schotten een week
later aanwezig in de kapel van het voormalige gasthuis van Spittal-on-Rule voor het
onderzoek naar de melaatsheid van John Turnbull van Minto.
Van Fulton Tower is niet veel meer over. Ooit een houten gebouw, is het vermoedelijk
opnieuw in steen opgetrokken rond 1537, nadat de staten van Schotland verordonneerd
hadden dat alle belangrijke landeigenaren een versterking of toren van steen en kalk
moesten bouwen. Reeds in 1545 ging het verloren, nadat het door Engelse troepen in brand
gestoken was. Het is nog te zien dat de muren meer dan een meter dik waren; de
oppervlakte is ongeveer 8 bij 8 meter. Het was het huis van Margaret Home in de jaren
1570, voordat zij met William Turnbull van Bedrule trouwde. Sindsdien was het een
versterking van de Turnbulls.34
Ongeveer halverwege de Fulton Tower en het plaatsje Bedrule lag in vroegere tijden het
gehucht Crosscleugh, dat vóór 1490 bevolkt was door de Turnbulls en eveneens tijdens de
invasie van Hertford in 1545 verwoest is.
Weer een andere bezitting van de Turnbulls was Barnhills Tower, een stenen
rechthoekig torenhuis uit de zestiende eeuw bij de voet van Minto Crags. Ook ‘East
Barnehill’ werd in 1545 door de Engelsen in de as gelegd. Momenteel is de toren een door
bomen overgroeide ruïne, waarvan alleen de eerste etage over is. In de gewelfde kelder zijn
veel schietgaten te zien en er zijn aanwijzingen voor een wenteltrap in één van de hoeken.
Het is gebouwd tegen de noordelijke oever van een beek.
Dicht bij deze toren ligt Fatlips Castle, soms ook Minto Tower genoemd, ook van de
Turnbulls uit Barnhills. Het is een stenen rechthoekig torenhuis op een heuvel, heeft met
zijden van 9 meter lang en stamt uit de zestiende eeuw. Het heeft drie etages en een
vliering. De ingang leidt naar een gewelfde kelder met een wenteltrap in één hoek, die
toegang tot alle verdiepingen geeft. Voor de vreemde naam van de toren zijn drie
verschillende verklaringen: de Turnbull die het liet bouwen zou dikke lippen hebben
gehad, de lippen zouden zijn geweest van een geit die voor de naderende Engelsen
gewaarschuwd had, of heren mochten bij het binnengaan van de toren de dames zoenen.35
De Turnbulls van Bedrule, Fulton en Crosscleugh (tussen Bedrule en Fulton) bleven tot
aan het begin van de zeventiende eeuw invloedrijke grootgrondbezitters in het zuiden van
Schotland. Overige plaatsen waar Turnbulls zich gevestigd hadden, waren Belses,
Billerwell, Braidhaugh, Chamberlain Newton, Clarilaw, Denesyde, Hallrule, Harden,
Hartshaugh, Hassendean en Hassendeanbank, Hawick, Hawthornside, Hobsburn, Howa,
Minto, Rouchhope, Rulewud, Stouslie, Templehall, Wauchope, Whithope en ten slotte ook
het Debateable Land. Dit was een strook land in het westelijke grensgebied, tussen de
rivieren Esk en Sark, waarop vóór 1603, maar vooral tussen 1450 en 1552 door beide
koninkrijken aanspraak werd gemaakt. Het was het meest rechteloze gebied in de Borders
en enkele families zoals de Elliots, de Armstrongs, de Rutherfords, de Croziers en ook de
Turnbulls maakten hier de dienst uit.36
Border Reivers
In 1296 begon de Engelse koning Edward I een serie campagnes in Schotland. Niet
alleen faalde Edward in zijn plan om de controle over de Schotse troon te krijgen, maar de
Engelsen werden later ook nog verslagen door de Schotse koning Robert I the Bruce (13061329). Schotland was onafhankelijk, maar in de volgende 300 jaar waren er voortdurend
oorlogshandelingen tussen de twee landen. Dit maakte het voor de mensen direct ten
noorden en ten zuiden van de grens er niet gemakkelijker op. Telkens passerende legers
wilden bevoorraad worden, vaak zonder betaling, en maakten gewoonlijk alles wat hun
voor de voeten kwam kapot. Oogsten werden vernietigd, boerderijen werden in brand
gestoken, de mensen verjaagd of vermoord. De voortdurende dreiging van nieuwe
conflicten maakte landbouw in deze regio weinig aantrekkelijk. Waarom zou je als boer
nog gewassen planten als ongewenste vreemdelingen erop uit waren zoveel mogelijk
schade en ellende te veroorzaken en de oogst misschien werd platgebrand voordat die kon
worden binnengehaald? De mensen in deze grensstreek zochten naar andere middelen om
zichzelf en hun families te onderhouden: ze gingen roven. Vandaar de term Border reivers
(of in Engeland gewoon Thieves). Reivers stalen schapen, vee en paarden en verder alles wat
gemakkelijk verplaatst kon worden, inclusief de kleren van hun vijanden. Een gedupeerde
had wel het recht om de dieven te achtervolgen en het bezit terug te pakken. Dit heette een
hot trod, herkenbaar aan de ruiter met een brandend stuk turf op een speer. Reivers hadden
24 tot 48 uur de tijd om hun rivalen te pakken en de gestolen goederen terug te eisen. Als
hun dat niet lukte binnen die tijd, moesten ze bij de toezichthouder van de march een klacht
tegen de dieven indienen. Aangezien de wardens net zo corrupt konden zijn als de rest,
namen zij vaak smeergeld aan van reivers die een hot trod wilden houden.
Iedereen die een groep tegenkwam die vee of goederen wilde terugeisen, moest op
straffe van de dood meedoen. Het doel van zo’n tocht was vaak een peel tower, een
torengebouw van 10 bij 15 met twee of drie etages, kantelen en een dakkamertje, zoals
bijvoorbeeld Fatlips Castle. Op de begane grond bevonden zich vaak de opgeslagen
goederen en het vee; de bovenste etages waren voor de woonruimten. Een bastle was een
dergelijk gebouw, maar zag er meer als een schuur uit en had geen kantelen.
De meeste diefstal kwam voor tussen Lammas (1 augustus) en Candlemas (2 februari). De
oogst was dan al binnen en de veestapel goed gevoed. De duisternis van de vroege avond
bood goede bescherming aan dieven en de gerechtshoven waren in reces.
Na een geslaagde tocht konden de rovers met de buit van vee en spullen slechts
langzaam naar huis terugkeren. Ze verplaatsten zich ’s nachts en profiteerden van het
geaccidenteerde landschap.
De reivers reden op hobblers, kleine stevige ponies die snel lange afstanden over moeilijk
begaanbaar land konden afleggen. De ruiters droegen stalen kappen en een gewatteerde
leren jas (jack) met metalen of hoornen platen om het lichaam te beschermen. De wapens
waren zwaarden, dolken en bijlen, maar vooral Border lances, lange speren.
De reivers verdedigden hun eigen bezit en vielen dat van hun buren aan. Ze waren
vooral trouw aan hun eigen surname. Kleinere en niet zo machtige families schikten zich
naar surname en betaalden voor bescherming in goederen of geld, of door middel van
ondersteuning bij rooftochten. Greenmayle was het woord voor pacht die kleine boeren voor
het gebruik van land betaalden. Blackmayle (!) was de term voor ‘pacht’ die ’s nachts door
de reivers of criminelen geïnd werd. De ontvanger liet in ruil voor de blackmayle de boerderij
van de betaler met rust, beschermde die tegen andere rovers en haalde eventueel gestolen
goederen terug. Wie niet kon betalen, werd “ridden upon daily and spoiled” en had het
niet goed. Van reiver zijn afgeleid de woorden bereaved en bereft. Oorspronkelijk betekenden
die iemand of iets van waarde missen, die of dat meestal op een gewelddadige manier
ontnomen was.
Kidnapping is nog een woord uit de Borders. In tijden van oorlog werd dit beschouwd
als een wettelijke manier om gevangenen voor losgeld vast te houden. In vredestijd was
gijzeling onwettig en de straf was gevangenschap en betaling van een vergoeding, maar dat
deed de reivers niet veel. Iemand gijzelen was immers ook handig bij het afdwingen van de
vrijlating van iemand die door een rivaliserende surname of toezichthouder gevangen
gehouden werd. Je kon maar beter altijd een wapen bij je dragen en lekker rustig slapen
was er niet bij.
De plaatselijke bevolking trok zich weinig aan van het gezag van de Engelse en Schotse
koningen en het was ook gemakkelijk om van de één naar de andere over te lopen. Zo ging
het ook met bondgenootschappen met andere families: die werden gesmeed en even
gemakkelijk verbroken als het zo uitkwam.
De rooftochten over en weer leidden tot vetes. Die bestonden zowel tussen groepen aan
weerszijden van de grens, als tussen verschillende surnames uit hetzelfde land. Er was niet
veel voor nodig om een vete te beginnen, wel om die weer te laten ophouden. Ze konden
dan ook generaties voortduren. Volgens het overzicht hiernaast hadden de Elliots, Scotts,
Kerrs, Armstrongs , Irvines en Grahams de meeste vetes lopen. Dat is logisch, want niet
alleen waren zij de machtigste families in de grensstreek, maar ook kwamen zij in de
meeste graafschappen voor en waren zij bij het grootste aantal belangenconflicten
betrokken.
Reeds in 1246 hadden zes hoofden van de Schotse kant en zes van de Engelse kant in
Carlisle besloten een serie wetten voor het grensgebied en zijn bewoners op te stellen. In
1249 werden deze Leges Marchiarum , in het Engels Border Laws of March Laws, afgekondigd.
De Borders werden aanvankelijk in vier en vanaf 1381 in zes gebieden verdeeld: drie
Engelse en drie Schotse marches, elk met een toezichthouder, een warden of the march. Dezen
waren aangesteld door het centrale gezag en moesten in oorlogstijd de grens beschermen
tegen invallen van de overkant en in vredestijd de misdaad bestrijden en samenwerken met
de collega’s aan de andere zijde van de grens om de orde te bewaren. Voor huwelijken
tussen personen aan de overkant was toestemming van de wardens nodig. Een illegaal
huwelijk over de grens heen werd als verraad beschouwd en kon met de dood bekocht
worden. Dergelijke verbintenissen leidden immers tot bondgenootschappen tussen Engelse
en Schotse families die de plannen van de heersers en wardens kon ondermijnen. In tijden
van onrust waren grensoverschrijdende huwelijken meestal ronduit verboden.
Op bestandsdagen (Truce Days) moesten de wardens ruzies beslechten. Zij gooiden het
vaak op een akkoord met de heidsmen, de belangrijkste hoofden van de surnames, in hun
march om te helpen bij het onder controle houden van het gebied en bij het organiseren van
hot trods en cold trods. De wardens, die toch de wetten moesten bewaken, deden soms zelf
mee aan de rooftochten.
De voorschriften in de grensstreek mochten dan uniek en ook hard zijn, maar veel rust
en vrede konden ze niet brengen. Tot aan 1603 is het gebied dat nu Northumberland,
Cumbria, de Borders en Dumfries & Galloway vormt, het toneel geweest van voortdurende
onrust en constant geweld, van kletterende zwaarden en donderende paardenhoeven.
Diefstal en blackmayle, rooftochten, brandstichting, kidnapping, moord en afpersing waren
de gewoonste zaken van de wereld.
Turnbulls op het rechte en op het slechte pad
De eerste Turnbull was zoals eerder vermeld William van Rule (ook: Roule).
Hoogstwaarschijnlijk was het deze William die in 1296 de tweede Ragman Roll
ondertekende. In 1315 kreeg hij landgoederen in Philiphaugh.
William had een zoon genaamd Sir James Turnbull (1320-1355). Aan het einde van de
veertiende eeuw was er een Sir John Turnbull van Minto en ook een Adam ‘of Whytehope’,
met een zoon John, die in 1409 landgoederen in Hassendeanbank verwierf.
Een andere John van Minto (overleden 1425-26) had als bijnaam Out with the sword,
vanwege zijn vurige temperament. In 1399 werd hij gevangen door de Engelsen, die hem
tot 1413 in de Tower van London vasthielden. Daarna nam hij deel aan de slag van Cravat
(en mogelijk ook die van Verneuil), aan de zijde van de Fransen. Hij is ofwel in Frankrijk
overleden, ofwel later in Schotland aan melaatsheid gestorven. Hij werd opgevolgd door
zijn zoon Walter; sommige landgoederen gingen evenwel naar de Stewarts van Jedworth.
Rond 1400 leefde een laird van Bedrule, die mogelijk met een Stewart van Minto getrouwd
was. Een jongere zoon uit dit huwelijk was William Turnbull (circa 1410-1454), al vóór
1431 houder van de parochiekerk van Hawick en in 1434 deken van Moray. Hij werd
Secretaris en Lord Privy Seal (geheimzegelbewaarder), aartsdeken van St. Andrews in
Lothian en vanaf 1447-48 bisschop van Glasgow. William verkreeg in 1450 een pauselijke
bul die toestemming gaf tot de stichting van de Universiteit van Glasgow, een jaar later.
In 1448 leefde een Philip Turnbull, zoon van Richard ‘of Harden’ en mogelijk opgevolgd
door Walter, die het land in Harden in 1468 afstond. In 1456 was een Philip, zoon van
William ‘of Whithope’, die van William Douglas van Drumlanrig de landgoederen van
Whithope in de baronie van Hawick kreeg; mogelijk bestond er verwantschap met de Philip
in Harden. Een Robert Turnbull bracht het tot abt van Jedburgh, 1476-78. George ‘of Haw of
Roull’ (Hallrule) werd rond 1492 als kapitein van het kasteel van Hermitage aangesteld
door de nieuwe bezitter, de graaf van Bothwell;37 George van Hallrule en George van
Bedrule kregen in 1494/95 een boete van 10 Schotse ponden voor elk van de 84 Borderers
voor wie ze garant hadden moeten staan. In 1498 beloofden een David en een George
Trumbull met een grote groep mannen van Liddesdale aan de graaf van Bothwell dat ze zich
goed zouden gedragen.
Een John ‘in Dridane’ had de misdaad begaan Engelsen te assisteren. In 1498 kreeg hij
pardon daarvoor. Een jaar later stonden ‘Wilzame Trumbull of Myntow’ (‘lz’ werd vroeger
als ‘lj’ gelezen) en andere mannen in Stirling voor de koning naar aanleiding van misdaden
die ze gepleegd hadden.
Weinig veldslagen in het grensgebied zijn beschreven zonder vermelding van één of
meer Turnbulls. Als de mogelijkheid zich voordeed sloot de familie zich aan bij de Douglases
en buren, om land en geboortegrond te verdedigen en tegen de ‘oude vijand’ aan de andere
kant van de grens te vechten. Zo moeten er ook Turnbulls aanwezig zijn geweest bij de slag
om Otterburn in 1388; het Schotse leger dat Northumberland aanviel telde zo’n 30.000
manschappen en stond onder leiding van James, de graaf van Douglas, en zijn zoon
Archibald.38 Waar een Douglas vocht, was een Turnbull niet ver weg.
Tegen 1510 waren de Turnbulls zo weerspannig en veronachtzaamden zij het gezag
zozeer, dat koning James IV met een groot leger naar de vallei van de Rule trok om hen een
lesje te leren. Alle Turnbulls die daartoe in staat waren, moesten voor de koning verschijnen.
Tweehonderd van hen kwamen opdagen, in witte linnen doeken, met getrokken zwaard en
stroppen om de nek. Sommige schrijvers beweren dat elke tiende Turnbull opgehangen
werd, anderen dat slechts enkelen terechtgesteld werden, terwijl er ook een aantal gegijzeld
werd en de meerderheid zich verplichtte tot goed gedrag. Dat bracht hooguit enkele jaren
rust. Wel zou het veel familieleden te heet onder de voeten zijn geworden en moeten zij zijn
gevlucht naar het noorden van Schotland, of naar het Europese vasteland om zich aan te
sluiten bij huurlingen. Het is mogelijk dat in deze woelige tijd de voorouders van Paul
Turnbull/Trumbull uit de Borders weggetrokken zijn.
De overgebleven Turnbulls vochten onder Alexander, Lord Hume (ook: Home) in de
slag op Flodden Field in 1513, die slecht afliep voor Schotland. James IV en de meeste van
zijn edelen kwamen om, net als 10.000 soldaten, zeker een derde deel van het Schotse leger.
Twee jaar later werd de Rule vallei aangevallen vanuit het zuiden, in weerwil van een
bestand. Geen gemakkelijke tijden voor de familie. Lord Hume en zijn broer werden later
veroordeeld wegens verraad aan de koning en de Turnbulls zouden medeplichtig zijn
geweest; terwijl His Lordship zelf in oktober 1516 werd onthoofd, kregen verscheidene
Turnbulls, zoals Adam, George en Andrew in Fulton en William in Crag, een maand later
kwijtschelding voor hun vermeende aandeel in de nederlaag.
In hetzelfde jaar als de slag van Flodden Field was er een incident bij de Sclaterford in de
Rulevallei. Na hun overwinning hadden de Engelse troepen zich teruggetrokken en daarna
wilden zij via de Cheviot Hills en het grensgebied naar het midden van Schotland
marcheren. Tegen november kwam Lord Dacre met 1000 Engelsen te paard over de heuvels.
De grensbewoners ontstaken de waarschuwingslichten en bij de Bowset Burn kwamen
gewapende mannen samen om de vijand te ontmoeten. De Engelsen, inmiddels voorzien van
onderweg geplunderd vee en schapen, reden in een hinderlaag en kregen er van langs.
Ondanks versterkingen door 4000 man te paard en 400 boogschutters trokken de invallers
zich terug, voortdurend bestookt door de achtervolgers. De 700 Schotten waren Kerrs en
Douglases van Jedburgh, Scotts van Hawick en Turnbulls met George Turnbull van Bedrule
als hun leider.
Het volgende jaar maakten de Engelsen gebruik van het gebrek aan eenheid in de
Schotse leiding en van de zwakheid van de regent Arran; een leger stak weer de grens over,
plunderde en vernielde de minst verdedigbare gebieden en dwong verscheidene plaatselijke
hoofdmannen voor bescherming te betalen en om onder hun rangen te dienen. Nog een jaar
later viel een leger binnen van meer dan 5000 Engelsen uit het noorden en buitenlandse
huurlingen, met ongeveer 700 broken Schotten (personen die door hun vele misdaden niet
meer aan een Surname verbonden waren), onder wie Turnbulls.39
In september 1545 vielen de Engelse troepen onder de hertog van Hertford de vallei
van de Rule binnen en verwoestten daar 12 plaatsen. Enkele belangrijke bezittingen van de
Turnbulls gingen daarbij verloren. In april 1570 marcheerde Sussex met troepen door
Teviotdale om de medestanders van de afgezette koningin Mary en andere aanhangers van
de katholieke partij te straffen. Versterkingen, steden en landerijen van onder andere de
lairds van Bedrule leden grote schade. Aangezien de Turnbulls de zaak van de verbannen
koningin hadden aangehangen, gaf James VI in januari 1571 Margaret Hume de landerijen
van ‘Fultoun’ en ‘Crocecleuch’ in de baronie van Bedrule.
De laird van Bedrule herkreeg snel de gunst; zijn moed bij de aanval op Reidswire in juli
1575 verhoogde zijn populariteit en reputatie. Gevolgd door ‘al zijn Turnbulls’ had ‘Auld
Bedrule’, zoals Andrew Turnbull werd genoemd, geholpen de erfvijand af te rossen.
De Turnbulls worden vaak genoemd in de strafrechtelijke stukken tussen het einde van
de 15de en het begin van de 17de eeuw, verzameld in Pitcairn’s Criminal Trials in Scotland.40
Daarin is overigens ook te lezen over de veelbezongen bevrijding van ene Will Kynmonthe,
met wie natuurlijk ‘Kinmont Willie’ Armstrong werd bedoeld. Bijna alle in de Criminal
Trials genoemde Turnbulls komen uit Roxburghshire, van Kelso in het noorden tot
Wauchope in het zuiden en van Dryden in het westen tot Wells in het oosten. Zeer
sporadisch staan er naamgenoten te boek uit andere gebieden: Cupar-in-Fife, Heriot in
Midlothian, Symintoune in Ayrshire, Tranent in East Lothian.
Van het jaar 1495 is bekend dat David Turnbule, de zoon van de laird van ‘Quhithope’
(Whithope), 14 schapen en een paard gestolen had, terwijl zijn oom James 18 schapen en
ijzeren ramen en deuren van de toren van Howpaslot gestolen had, en dat Andrew ‘Bald’
Turnbule brand gesticht had in Fastheuch en paarden, vee en goederen geroofd, maar ook
nog eens verraders bevrijd had.
In 1502 was David T. uit ‘Bonechestir’ een verrader en werden George, ‘Blew John’,
George, Thomas en nog 17 andere Turnbulls verdacht van de ‘wrede moord’ op ene Robert
Oliver. In hetzelfde jaar was David T. uit Tofts beschuldig bevonden van het bevrijden en
bevoorraden van Robert Turnbull, ‘the Kingis Rebel’, maar ook van roof van 24 schapen, 2
koeien en allerlei goederen, van brandstichting op de plaats van de laird van Riddale en van
het doden van een paard. Adam Turnbull uit Horn’s Hole had 20 schapen (enkele van een
andere Turnbull), 10 ossen en koeien en 4 paarden geroofd en contact gehad met een
Engelsman! Verder dat jaar werd een Turnbull verdacht van het naar Schotland halen van
diezelfde Engelsman en van brandstichting en roof. Een andere Turnbull stond voor de
rechter voor het binnenbrengen van dieven en verraders en voor het stelen van goederen.
Verder komen nog meer brandstichting en roof van allerlei dieren voor. Patrick T. uit
Wauchope, Peter T. uit Bonchester Bridge en John T. uit Minto maakten het wel erg bont:
brandstichting, meervoudige roof van goederen en dieren, in brand steken van goederen en
paarden (!), in het land brengen van Engelsen, ontvoering en meervoudige moord. Dan
leek Walter Turnbull uit Branxholme met diefstal van ossen, koeien en goederen en het
doden van paarden nog niet eens zo’n slechterik.
1502 lijkt wel een topjaar, maar niet alle misdaden in de zestiende eeuw zullen zo
nauwkeurig terug te vinden zijn en de ernst van de vergrijpen in andere jaren was niet
minder. Diefstal, rebellie, onderdrukking, ongehoorzaamheid, moord, de lijst is lang.
Robert ‘Febill Hob’ Turnbull was in 1537 een rebel en veedief; ook mishandelde hij drie
personen, “cruelly wounding and hurting them with lances”. In 1578 beging Thomas, de
zoon van nota bene Sir Thomas Trumble, de laird van Bedrule, een “cruell slauchtare and
murthour”. Twee jaar later stal Andro Trumbill, de zoon van Ekkie van Belfis, goederen en
hij beging bovendien een “cruell and schamefull murthour”. Zijn compaan werd
opgehangen, maar Andro werd vanwege zijn minderjarigheid onder bewaring gesteld.
Er zijn andere bronnen met dergelijke informatie. De Calendar of Border Papers41 bevat
klachten van de wardens van de marches van partijen die gerechtigheid en compensatie
zochten. De Bills of Teviotdale vermeldden in 1587 Robert Trumble van de Barnhill, James
Trumble uit ‘Stonyleache’, George Trumble uit ‘Bullerwell’, Watt Trumble van
‘Hoppesbourne’, James Davison van ‘Burnirig’ en 200 anderen die verdacht werden van
een day foray (rooftocht op klaarlichte dag) en het stelen van 80 koeien en ossen, 240
schapen, 10 paarden en merries, en bovendien het in brand steken van 10 huizen en het
gevangen nemen van 6 personen.
Een waarschuwing van de aartsbisschop
Tegen 1525 maakten de Reivers het zó bont, dat de aartsbisschop van Glasgow Gavin
Dunbar de Reivers waarschuwde dat zij vervloekt zouden worden als ze niet ophielden met
hun verwerpelijke levensstijl. In onze ogen mag de tekst lachwekkend zijn, maar in de
Christelijke zestiende eeuw moet het wel indruk gemaakt hebben:
“Ik vervloek hun hoofd en alle haren op hun hoofd; ik vervloek hun gezicht, hun hersenen, hun
mond, hun neus, hun tong, hun tanden, hun voorhoofd, hun schouders, hun borst, hun hart, hun
buik, hun rug, hun schoot, hun armen, hun benen, hun handen, hun voeten en elk deel van hun
lichaam, van top tot teen, voor en achter, van binnen en van buiten.
“Ik vervloek hen als zij gaan en ik vervloek hem als zij rijden; ik vervloek hen als ze staan en ik
vervloek hen als ze zitten; ik vervloek hen als ze eten en ik vervloek hen als ze drinken; ik vervloek hen
als ze opstaan en ik vervloek hen als ze gaan liggen; ik vervloek hen als ze thuis zijn, ik vervloek hen
als ze van huis zijn; ik vervloek hen binnenshuis, ik vervloek hen buitenshuis; ik vervloek hun
vrouwen, hun kinderen en hun personeel dat aan hun daden meedoet. Ik verwens hun gewassen, hun
vee, hun wol, hun schapen, hun paarden, hun zwijnen, hun ganzen, hun hennen en hun veestapel. Ik
verwens hun hallen, hun kamers, hun keukens, hun stutten, hun schuren, hun koeienstallen, hun
erven, hun koolbedden, hun ploegen, hun eggen en de goederen en huizen die nodig zijn voor hun
onderhoud en welzijn.
“Mogen alle slechtbedoelde wensen en vloeken die ooit bekend waren, sinds het begin van de
wereld tot dit uur, op hen schijnen. Mag de vervloeking van God, die op Lucifer en al zijn maten
gevallen is, die hen uit de hoge Hemel in de diepe hel gegooid heeft, op hen schijnen.
“(...) Moge de vervloeking die op de hele wereld gevallen is, mens en beest en al dat ooit leefde,
toen alle waren verdronken door de vloed van Noach, behalve Noach en zijn ark, op hen vallen en hen
verdrinken, mens en beest, en dit gebied vrij van hen maken, vanwege hun verdorven zonden.
“(...) Mogen alle plagen die op de farao en zijn volk in Egypte, hun land, gewassen en vee,
gevallen zijn, op hen vallen, hun uitrusting, hun plaatsen, hun land, hun gewassen en vee.
“Moge het water van de Tweed en ander water dat zij gebruiken, hen verdrinken, zoals de Rode
Zee koning Farao en zijn volk in Egypte verdronk en God’s volk van Israël behield.
“Moge de aarde zich openen en splijten en hen rechtstreeks naar de hel opslokken (...).
“En moge alle wraak sinds de wereld begon voor openlijke zonden en alle plagen en pestilentie die
ooit mens en beest trof, hen treffen voor hun openlijk slechte wijzen, zinloos afmaken en vergieten van
onschuldig bloed.
“Ik scheid hen af van de kerk van God en lever hen onmiddellijk bij de duivel van de hel af (...). Ik
vergrendel de ingang tot alle plaatsen waar ze komen voor hemelse bediening van de sacramenten van
de heilige kerk, met uitzondering van het sacrament van de kinderdoop; en ik verbied alle clerici om
hun de biecht af te nemen, of hen te absolveren van hun zonden, totdat zij onderworpen zijn aan deze
vloek.
“Ik verbied alle Christelijke mannen en vrouwen om met hen om te gaan, door te eten, drinken,
praten, bidden, liggen, lopen, staan of op andere wijze, op straffe van de doodzonde.
“(...) Ik verklaar hen uitgesloten van alle mettens, missen, avondgebeden, begrafenissen of andere
gebeden, met een boek of met de rozenkrans, van alle pelgrimages en aalmoezen in de heilige kerk (...).
“En, ten slotte, veroordeel ik hen eeuwig tot de diepe put van de hel, om daar te blijven met Lucifer
en al zijn maten, en hun lichamen tot de galgen van Burrow Moor, eerst om te worden opgehangen,
dan verscheurd door honden, zwijnen en andere wilde beesten.(...)” 42
Het einde van de Reivers
Aan het einde van de zestiende eeuw was er vrede tussen Engeland en Schotland, maar
aan de grens was de wetteloosheid zo omvangrijk, dat van terreur kan worden gesproken.
Toch eindigde het tijdperk van de Border Reivers abrupt. In 1603 overleed koningin
Elizabeth van Engeland; de Schotse koning James VI Stuart werd als James I haar opvolger.
De Elliots, één van de riding surnames, waren vaak huurlingen van Elizabeth geweest en
hadden James’ moeder Mary Queen of Scots het leven zuur gemaakt. Een grote groep met
Elliots, Armstrongs en Grahams stal in de week na het overlijden van Elizabeth uit
provocatie tegen James 3.000 of volgens sommigen meer dan 4.000 schapen in Cumbria.
Een groot deel van de Borders eindigde in een puinhoop. James liet meer dan 100
misdadigers oppakken en vooral veel Grahams eindigden aan de galg. Anderen vluchtten
naar Noord-Ierland; zij vormden de kern van de zogenaamde Scotch-Irish. De Turnbulls in
Ierland vestigden zich in het graafschap Donegal onder de naam Rule, in Antrim onder de
naam Trimble en in Ulster onder de naam Turnbull. Weer andere voormalige reivers
werden gedwongen in de Lage Landen te gaan vechten tegen de Spanjaarden. Paull
Turnbull/Trumbull is dan wel in Holland opgedoken, maar niet omdat hij een misdadiger
was; hij was immers een - naar we mogen hopen nijvere - bakker in Edinburgh.
James VI & I Stuart schafte de marches en de functie van plaatselijke toezichthouder af.
Van twee kanten vielen sterke legers de reivers aan en verdreven hen naar de moerassen,
omsingelden de schuilplaatsen van de rovers, staken hun huizen in brand, onteigenden
grond en deporteerden velen, voor zover die niet waren opgehangen. De bewoners van het
gebied mochten voortaan geen wapens meer dragen en konden alleen paarden bezitten die
ten hoogste 50 shilling waard waren. Doordat op deze manier hun middelen voor
rooftochten afgepakt waren, konden de reivers weinig meer uitrichten. Het wetteloze
gebied tussen twee koninkrijken in werd een rustige regio midden in een nieuw rijk,
waarin de wetten strikt werden nageleefd. Het gebruik van de term Borders werd verboden;
Middle Shires was de nieuwe naam. Aan het begin van de jaren 1620 had James het
voormalige grensgebied gepacificeerd, al bleven enkele mosstroopers en paardendieven
gedurende de zeventiende eeuw actief.
Sommige reiving surnames namen afstand van hun oude bondgenoten en zochten
toenadering tot de koning. Families die zich aan het gezag onderwierpen verwierven land,
dat soms van oude vrienden en bondgenoten geweest was. Enkele van hun
afstammelingen beschikten over titels en grote bezittingen.
Turnbulls in gedichten
John Leyden, zelf afkomstig uit Denholm in Roxburghshire, schreef ruim twee eeuwen
geleden in zijn lange gedicht Scenes of Infancy de heldhaftige daad van William of Rule, de
eerste Turnbull:
Between red ezlar banks, that frightful scowl,
Fringed with gray hazel, roars the mining Roull;
Where Turnbulls once, a race no power could awe,
Lined the rough skirts of stormy Ruberslaw.
Bold was the chief, from whom their line they drew,
Whose nervous arm the furious Bison slew;
The Bison, fiercest race of Scotia’s breed,
Whose bounding course outstripped the red-deer’s speed.
By hunters chafed, encircled on the plain,
He, frowning, shook his yellow lion-mane,
Spurned, with black hoof, in bursting race, the ground
And fiercely tossed his moony horns around.
On Scotia’s lord he rushed, with lightning speed,
Bent his strong neck, to toss the startled steed;
His arms robust the hardy hunter flung
Around his bending horns, and upward wrung,
With writhing force his neck retorted round,
And rolled the panting monster on the ground,
Crushed, with enormous strength, his bony skull;
And courtiers hailed the man, who turned the bull. (...)43
De Raid of the Redeswire 44 in 1575 wordt wel beschouwd als de laatste veldslag tussen de
Schotten en de Engelsen. Bij de Carter Fell, precies op de grens, hielden de wardens een
rechterlijke zitting, toen er schermutselingen uitbraken tussen de twee partijen. De Schotten
dreigden het onderspit te delven, toen een contingent uit Jedburgh arriveerde, onder het
roepen van “Jethart’s here!” Het tij keerde, één van de Engelse leiders sneuvelde en de
Engelse warden werd gevangen genomen. Aan de veldslag bij de Carter Bar wordt herinnerd
door de Redeswire Stone en door het gedicht The Raid of the Reidswire, waaruit de volgende
fragmenten:
Carmichael was our warden then,
He caused the country to conveen;
And the Laird’s Wat, that worthie man,
Brought in that sirname weil beseen:
The Armestranges, that aye hae been
A hardie house, but not a hail,
The Elliot’s honours to maintaine,
Brought down the lave o’Liddesdale.
Then Tividale came to wi’ speid;
The sheriffe brought the Douglas down,
Wi’ Cranstane, Gladstain, good at need
Baith Rewle water, and Hawick town.
Beanjeddart bauldly made him boun,
Wi’ a’ the Turnbills, strong and stout;
The Rutherfoords, with grit renown,
Convoyed the town of Jedbrugh out.
(...)
But little harness had we there;
But Auld Badreule* had on a jack,
And did right weel, I you declare,
With all his Turrnbills at his back.
Gude Edderstane was not to lack,
Nor Kirktoun; Newton, noble men!
Thirs all the specials I of speake,
By others that I could not ken.
(...)45
*
Andrew Turnbull
noten:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
http://www.bestofborders.com/index.php?main_page=page_2
http://www.bestofborders.com/index.php?main_page=page_2
http://www.electricscotland.com; http://clanturnbull.com/septs.html
http://www.genuki.org.uk/big/sct/
http://www.surnamedb.com/surname.aspx?name=trumble
ibidem; de etymologen op http://www.cosca.net/files/ClanListIndexForWeb_9May2005.xls
scharen 25 spellingsvarianten, die zij overigens abusievelijk sept names noemen, zonder meer
onder de clan affiliation Turnbull; zie ook
http://freepages.genealogy.rootsweb.com/~caryn/trimble.htm
R.E. Scott, I Saved the King. The Story of the Turnbulls (Hawick 1986)3, 1
ib., 1-2
ib., 3
http://www.rossie.nhturnbulls.org/ros_tbul.html
http://freepages.genealogy.rootsweb.com/~caryn/trimble.htm
http://www.northeastengland.talktalk.net/Surnames%20of%20North%20East%20England.htm
http://search.swyrich.com/
Douglas Scott, A Hawick Word Book (draft version 2007), 1035
http://www.4crests.com/surmeantz.html
http://freepages.genealogy.rootsweb.com/~caryn/trimble.htm
http://www.panix.com/~gabriel/public-bin/showfinal.cgi/2421.txt; dit zou kunnen
verklaren waarom sommigen alle personen met dergelijke namen toch tot de Turnbull clan
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
rekenen - zie http://www.cosca.net/files/ClanListIndexForWeb_9May2005.xls
http://freepages.genealogy.rootsweb.com/~caryn/trimble.htm
http://www.northpennineancestors.co.uk/OurSurnamesTUV.htm
J. Nicholson, R. Burn, Antiquities of the Counties of Westmorland and Cumberland, I (London 1777),
passim
www.scotlandspeople.gov.uk
http: www.electricscotland.com/history/other/border_reivers3.htm: Linda Bruce Caron:
‘Border Reivers Border Names’
http://www.surnamedb.com/surname.aspx?name=trumble
P H Reaney, R M Wilson, A Dictionary of English Surnames: The Standard Guide to English
Surnames (Oxford, Oxford University Press, 1996), 458.
www.scotlandspeople.gov.uk
Dit laatste stuk is gebaseerd op informatie van diverse sites als van Tyndale Heritage, Border
Reivers, Electric Scotland, Turnbull clan, Jedburgh Online, Northeast England Talktalk,
Frontier Net, Castle UK en http://www.rossie.nhturnbulls.org/ros_tbul.html
G. Watson, ‘Fulton Towers and some of its proprietors’.
A Hawick Word Book), 855
ib., 805
I Saved the King, 3-4
A Hawick Word Book, 1086
ib., 64-65
I Saved the King, 5-6
ib., 6-7
A Hawick Word Book, 390
ib., 363
ib., passim
A Hawick Word Book, 1073; vgl. George MacDonald Fraser, The Steel Bonnets. The Story of the
Anglo-Scottish Border Reivers (London 1995),19 39 en 228
I Saved the King, 7, 10
ib., 10-11
Robert Pitcairn, ed., Criminal Trials in Scotland (Edinburgh 1833), 1.1: 20, 22-25, 28, 34-37, 42-44,
61, 67-68, 88, 100, 106, 144, 146-148, 168-169, 182-183, 367-368, 413; 1.2: 77, 84-85, 210, 265, 363366
http://www.sorbie.net/border_reivers.htm
The Steel Bonnets, 382-385
www.lib.rochester.edu
A Hawick Word Book, 805-806
Alistair Moffat, The Reivers. The Story of the Border Reivers (Edinburgh 2007), 292
Download