van wa arde binding Burgerschap als politieke emancipatie Binding vraagt om burgerschap. Maar in Nederland denken we dat burgerschap over waarden en normen gaat. Dat is een misvatting. Burgerschap gaat over macht en die macht moet in handen van de burgers liggen. De sociaal-democratie laat daar kansen liggen. willem witteveen 76 Burgers zijn volgens een klassieke definitie de volwaardige leden van een politieke gemeenschap. Burgerschap is dus in de eerste plaats een juridische categorie. Het gaat erom vast te stellen wie meetelt als lid. Burgerschap in juridische zin vereist een mechanisme van inen uitsluiting. Wie de status van burger niet verwerft, telt niet mee of slechts in mindere mate. In het oude Romeinse recht kon een slaaf vrijgemaakt worden (daarin ligt de wortel van ons begrip emancipatie), maar daarmee was hij nog geen burger en dus geen volwaardig lid van de Romeinse republiek. Daar was meer voor nodig. Ook bij ons is er meer nodig om van juridisch burger, burger in sociale zin te worden: de goede burger. Als het burgerschap in onze politieke discussies opduikt, gaat het meestal daarover. Hoe moeten mensen die we in juridische zin meetellen zich zo ontplooien dat zij er Over de auteur Willem Witteveen is hoogleraar rechtstheorie en retorica aan de Universiteit van Tilburg, waar hij ook Dean Liberal Arts and Sciences is. Van 1999 tot 2007 was hij namens de PvdA lid van de Eerste Kamer. Hij is lid van de redactieraad van s&d. Noten zie pagina 81 s & d 11/ 12 | 20 11 ook echt bij horen? Welnu, ze moeten onze normen en waarden onderschrijven en in praktijk brengen. Deze stap van juridisch naar sociaal burgerschap zet helaas de deur wijd open voor manipulatieve retoriek. De politicus projecteert een ideaalbeeld van de goede burger die zich o zo sociaal gedraagt op de individuele burger, alsof de verbetering van de kwaliteit van de samenleving nu juist van hem of haar als persoon afhankelijk is. Het is de logica van de oproep tot mentaliteitsverandering. Burger, ga nationaler denken, ga gezonder leven, bemoei je met de school van je kinderen, ga je meer van de medemens aantrekken ¬ en ontlast met die activiteiten de overheid. Het patroon is maar al te herkenbaar. Sprekend over de vele mislukte debatten over sociaal burgerschap die over de heikele kwestie van de integratie van minderheden gaan, constateerde Bas Heijne onlangs: ‘Vrijwel altijd wordt burgerschap op een bevoogdende wijze gebruikt. Zelden of nooit betrekt de spreker het op zichzelf. Wie Nederlands burger wil worden, moet de kernwaarden van onze samenleving onderschrijven, heet het. Nog nooit heb ik iemand horen zeggen: ik onderschrijf de kernwaarden Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie van deze samenleving. Het zijn altijd de anderen van wie dat wordt verwacht ¬ de anderen voor wie we stiekem een beetje bang zijn.’1 Heijne noemt burgerschap daarom ‘geen verlicht begrip in duistere tijden’ maar ‘een angstig en leeg woord’. Daarbij lijkt hij over het hoofd te zien dat er behalve juridisch en sociaal burgerschap ook nog zoiets als politiek burgerschap mogelijk is. Mijn stelling is dat een beperking van het debat tot het sociale burgerschap gemakkelijk in het teken komt te staan van een valse retoriek en dat dan te weinig wordt nagedacht over het politieke burgerschap. Dat laatste biedt een perspectief van emancipatie en van het openbreken van het verstarde politiek regime tot iets dat op democratie lijkt. Hoe worden mensen eigenlijk betrokken burgers? Onderzoekingen van het scp wijzen er al geruime tijd op dat de meeste Nederlanders vinden dat het goed met hen gaat ¬ en trouwens ook met de mensen in hun omgeving en de projecten waar ze zich voor inzetten. Alles eigenlijk wat zich afspeelt binnen de horizon van hun eigen leefwereld. Ze vinden echter dat het niet goed gaat met de maatschappij, met de politiek, met de buitenwereld van bureaucratische systemen. Soms klinkt heimwee door naar iets hogers dat er niet meer is. Individuele belangen kan men aan, het Algemeen Belang blijft buiten bereik. Deze trend wijst erop dat sociaal burgerschap bestaat (het vele vrijwilligerswerk dat Nederlanders doen ondersteunt deze stelling). De stap naar actief politiek burgerschap wordt echter door maar weinig mensen gezet (en daarop wijst het kleine aantal burgers dat lid is van een politieke partij). Er komen geen of te zwakke bindingen tot stand tussen individu en collectief. En dat geldt voor de gevestigde burgers net zo goed als voor de buitenstaanders. De politieke participatie van de Nederlandse burgers is in de twintigste eeuw nooit erg hoog geweest; onder het regime van de verzuiling werd veel overgelaten aan de leiders van organisaties. Toen verzuilde organisaties hun achterban kwijtraakten (en professionaliseerden) ontstons & d 1 1 / 12 | 20 11 den er weinig alternatieve organisaties die het politieke burgerschap nieuw leven in bliezen, al werd natuurlijk wel een beroep gedaan op de portemonnee van individuen als donateurs voor ideële doelen. De ontwikkeling is zover voortgeschreden dat sociaal en politiek burgerschap als geheel verschillende onderwerpen worden ervaren. Sociaal burgerschap is bijvoorbeeld aan de orde in de discussie over de kosten van het persoonsgebonden budget in de zorg. Die discussie Individuele belangen kunnen mensen aan, maar het algemeen belang blijft buiten bereik staat op een hoog niveau, er doen veel mensen aan mee die praktijkervaring hebben, het onderwerp leeft in de publieke opinie en krijgt genuanceerd aandacht in de media. Hoe mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven en voor elkaar en wat de rol van de overheid en de markt daarbij zijn: het zijn grote vragen die tot scherp debat leiden, en dus tot een begin van politiek burgerschap. Maar de vervolgvraag hoe de politieke ordening van de democratie zo georganiseerd moet worden om deze debatten optimaal te voeren, met inschakeling van zoveel mogelijk burgers, lijkt in een heel ander domein thuis te horen. Als het over staatkundige vernieuwing gaat komen specialisten in het staatsrecht aan het woord waar niet veel mensen naar luisteren en loopt de Kamer leeg. Dat politiek in plaats van een afstandelijk drama dat aan vertegenwoordigers en bestuurders wordt overgelaten ook een arena voor burgerschap zou kunnen zijn, lijken mensen niet echt meer te geloven. De verbeelding is zelfs in de verbeelding niet meer aan de macht. Het is intussen goed mogelijk dat hier een kans blijft liggen. Laten we ons daarom proberen voor te stellen wat politiek burgerschap 77 van wa arde binding Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie zou kunnen betekenen. Daarbij kunnen we ons voordeel doen met een heel oude traditie van denken over politiek. In de republikeinse traditie, die teruggaat tot het oude Athene en Rome, is een ideaalbeeld van burgerschap tot ontwikkeling gekomen dat nog steeds latent aanwezig is in onze democratische cultuur. politiek burgerschap als democratisch ideaalbeeld 78 In het klassieke ideaalbeeld van republikeins burgerschap zijn burgers de vrije en gelijke leden van een gemeenschap die aan het bestuur daarvan deelnemen door beurtelings te regeren en geregeerd te worden. Ze leven onder zelfgemaakte wetten en dragen verantwoordelijkheid voor het wel en wee van de gemeenschap. Burgers zijn autonoom, loyaal, vaardig en ruimdenkend als het gaat om de omgang met pluraliteit. In de wrr-publicatie Eigentijds burgerschap uit 1992, geschreven onder leiding van Herman van Gunsteren, wordt het burgerschap omschreven als een ambt in de republiek. 2 Het is zelfs het primaire politieke ambt. Iemand is eerst burger, dan pas politicus, bestuurder, rechter, of drager van welke andere professionele gezagsrol ook. De burger wordt in alle interpretaties van de republikeinse traditie opgevat als het tegendeel van de slaaf, de onvrije, afhankelijke mens. In zijn magistrale studie over het republikeinse denken laat Philip Pettit zien dat deze tegenstelling tussen burger en slaaf geworteld is in een unieke vrijheidsconceptie. 3 Het gangbare liberale onderscheid, diepgaand bestudeerd door Isaiah Berlin, plaatst negatieve tegenover positieve vrijheid. Negatieve vrijheid betekent afwezigheid van inmenging door anderen, met name vanwege de staat; je hebt je eigen vrijheidssfeer. Positieve vrijheid is het vermogen om je eigen meester te zijn ¬ het gaat dus om autonomie. Het republikeinse vrijheidsbegrip benadrukt de afwezigheid van dominantie door anderen over het zelf. Het erkent en wenst betrokkenheid en bemoeienis van anderen, maar verwerpt afhankelijkheidsrelaties en overheers & d 11/ 12 | 20 11 sing. Er is altijd sprake van een of andere vorm van betrokkenheid van het individu bij anderen; wat niet deugt zijn alle omstandigheden en verhoudingen die het individu afhankelijk maken, slaafachtig. Het gangbare liberale vrijheidbeeld begint bij het losse individu en diens negatieve vrijheid en bepleit vervolgens verantwoordelijkheid; het republikeinse vrijheidbeeld begint bij het betrokken en geïnvolveerde individu ¬ en begint dus vanuit al gevestigde verantwoordelijkheden ¬ en situeert daarbinnen de vrijheid die vervolgens weer verantwoordelijk moet worden uitgeoefend. Vrijheid kan zo niet zonder gelijkheid en solidariteit: ‘There can be no hope of advancing the cause of freedom as non-domination among individuals who do not readily embrace the prospect of substantial equality and the condition of communal solidarity. To want republican liberty, you have to want republican equality; to realize republican liberty, you have to realize republican community.’4 Sociaal en politiek burgerschap liggen in elkaars verlengde. republikeins burgerschap in onze democratische rechtsstaat Dit republikeinse vrijheidbeeld is rijkelijk utopisch. Er zijn perioden en plaatsen geweest waarin het enige tijd werkelijkheid was, vaak in de context van kleine stadstaten waar de burgers aan de macht kwamen en in allerlei vormen van publieke deliberatie invloed kregen op de bestuurlijke gang van zaken. Even vaak zijn deze republieken weer ten onder gegaan. In de natiestaat met zijn grootschalige infrastructuur is voor de republikeinse mentaliteit nauwelijks plaats. De gedachte dat burgers zelf regeren en niet alleen geregeerd worden, raakt in onbruik. De wetten zijn niet langer zelfgemaakt, ze komen veeleer van boven of van veraf tot de onderdaan. De verantwoordelijkheid voor de publieke zaak is verdampt, wellicht omdat het niet duidelijk is wat de publieke zaak voor de individuele mens kan betekenen. De loyale en vaardige omgang met verschillen is soms Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie ver te zoeken. Het ambt van burger is uit beeld geraakt en ingewisseld voor de rol van consument van overheidsdiensten. Zo lijkt er weinig over te blijven van een waardevolle traditie. Geen wonder dat men zich liever op het sociale burgerschap concentreert. Toch is deze utopie nog steeds een ideaalbeeld dat helpt om kritisch te zijn over de stand van zaken van de democratische rechtsstaat en zelfs naar mogelijkheden te zoeken om die te verbeteren. De belangrijkste aanleiding hiervoor lijkt mij de conceptuele verwarring over de aard van het regime waaronder wij leven. We geloven in democratie maar er is democratie in soorten en maten waar we ons niet goed raad mee weten. Binnen het in Nederland werkende regime komen die verschillende varianten allemaal voor, soms in concurrentie met elkaar en soms elkaar versterkend. Ze perken de ruimte voor republikeins burgerschap soms in, maar bieden op andere momenten daarvoor wellicht juist onvermoede mogelijkheden. Door het vrijheidbeeld van niet-overheersing aan te houden kunnen we die mogelijkheden opsporen en uitlichten. Het eerste en voornaamste type ¬ en daarover is men het wel eens ¬ is de representatieve democratie. Dit regime definieert de rol van de burger als die van kiezer. Eens in de vier jaar is de kiezer koning. Wat er daarna met zijn stem gebeurt, onttrekt zich aan zijn invloed en vaak ook aan zijn waarneming. De burger van de representatieve democratie is iemand die niet regeert, maar geregeerd wordt. De burger is hiernaast ook iemand met meningen waarnaar opiniepeilingen gehouden worden; indirect telt zijn stem ook in het gewone politieke bedrijf een beetje mee. Dankzij de vrijheid van meningsuiting is de burger bovendien iemand die zelf een mening kan uitdragen in het publieke debat. Die vaag omgrensde rol van deelnemer en participant in de meningsvorming biedt mogelijkheden. De media zijn van communicatiemiddel zelf een politieke macht geworden, die onmisbaar is voor de agendering van de kwesties waar de s & d 1 1 / 12 | 20 11 politiek over beschikt. In het hart van de representatieve democratie heeft zich een ander type regime genesteld: de dramademocratie. Ook dit regime sluit de burger in en stoot hem tegelijkertijd af. De rol van de burger wordt nu gedefinieerd als die van toeschouwer. De medialogica is er een die tot dramatisering van de politiek leidt. Politiek wordt een melodramatische soap waarin persoonlijke eigenschappen belangrijker zijn dan beleidsdilemma’s en weerbarstige feiten. De burger wordt als toeschouwer geamuseerd en soms ook boos gemaakt, maar niet Vrijheid kan niet zonder gelijkheid en solidariteit serieus genomen als deelnemer aan het regime. Toch heeft de medialogica van de dramademocratie ook voordelen voor het burgerschap: er wordt met grote intensiteit op een beperkt aantal kwesties ingegaan waar geschoolde burgers hun eigen verhaal van kunnen maken. De media werken in twee richtingen; actieve burgers kunnen hun grieven dankzij diezelfde medialogica uitvergroten en dan de politici en bestuurders van de representatieve democratie krachtig onder druk zetten (zie de kwestie Mauro). Het derde regime, dat van deze twee zich symbiotisch tot elkaar verhoudende regimes aanvankelijk los staat, is dat van de participatieve democratie. Burgers komen in beweging, gebruikmakend van de nieuwe sociale media zoals Facebook. Netwerken van actieve burgers ontstaan als lichte organisatievormen waar overheden en gevestigde maatschappelijke organisaties vaak geen greep op hebben. Buiten en rond de officiële kanalen ontstaan acties die politieke betekenis krijgen en soms zelfs tot de val van een regime leiden (zoals we zien in de Arabische wereld). In tegenstelling tot de twee eerder besproken regimes is de participatieve democratie een regime dat burgers in zich opneemt. De beperking is hier dat dit alleen voor de actieve burgers geldt, en vooral voor mensen 79 van wa arde binding Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie 80 die zich al tot een bepaald issue voelen aangesproken; de anderen staan buitenspel. Vrijheid wordt expressief beleefd, maar gelijkheid is niet gegarandeerd en de solidariteit is niet inclusief. Ten slotte is er het regime van de formele en informele democratische controle op machtsuitoefening. Rechterlijke organen, ombudsmannen, onderzoekscommissies, inspecties en toezichthouders vormen een archipel van rechtsstatelijke fora waar de uitwassen van het regime bespreekbaar en controleerbaar gemaakt worden. Een parlement dat zijn taak serieus neemt, maakt hiervan gebruik om de regering en de andere machten in de staat te controleren. Maar in een regime dat Rosanvallon de contrademocratie noemt en Keane de waakhond democratie (monitory democracy), wordt deze archipel aangevuld met een grote veelheid van flexibele maatschappelijke organisaties die eveneens de macht ter verantwoording roepen.5 In deze onoverzichtelijke maar omvangrijke archipel van formele en informele instanties en initiatieven is veel ruimte voor republikeins burgerschap, inclusief het besef dat men een fundamenteel ambt uitoefent. De beperking is hier dat de archipel gevoed moet worden door een voortdurende stroom van actieve burgers en dat voor die burgers het participeren in de contra-democratie niet kosteloos is of vrijblijvend kan geschieden maar concurreert met andere zinvolle manieren om tijd en middelen te besteden. Ook hier is er dus geen garantie dat iedereen betrokken raakt, dat de idealen van gelijkheid en solidariteit in voldoende mate betrokken worden bij het streven onrecht en machtsmisbruik tegen te gaan. republikeinse vrijheid en burgerschap Zo komen we tot de intrigerende ontdekking dat terwijl de politiek eindeloos wacht op kansen om staatkundige vernieuwingen te realiseren, er in onze politieke gemeenschap al verschillende democratische regimes aanwezig zijn. Deze vier democratische regimes staan naast elkaar, ze erkennen elkaars bestaan niet, s & d 11/ 12 | 20 11 het is gemakkelijk er een of meer over het hoofd te zien. Intussen werken ze wel op elkaar in als burgers hun mogelijkheden benutten. We kunnen ons zo een matrix voorstellen met openingen voor republikeins burgerschap. Door daar gebruik van te maken, kunnen burgers en hun organisaties (zoals politieke partijen) nieuwe vormen van macht en tegenmacht in het leven De staat mag zich met de burgers bemoeien, maar bureaucratische overheersing en mensen afhankelijk maken, dat mag niet roepen die het regime van de democratische rechtsstaat in de richting van het ideaal dwingen. Als burgers inderdaad van deze matrix van mogelijkheden tot beïnvloeding gebruik gaan maken, wordt het republikeinse vrijheidbeeld van non-dominantie ook meteen actueel. Een voorbeeld kan helpen dit scenario inzichtelijk te maken. De bezuinigingen op het persoonsgebonden zorgbudget worden doorgaans in het teken van het sociaal burgerschap geplaatst; het gaat er onder meer over hoe mensen die zorg nodig hebben aan de samenleving kunnen blijven meedoen. Dan komt er een minister die voor de noodzaak staat te bezuinigen en ziet hoe deze openeinderegeling een groot maatschappelijk succes maar ook een grote kostenpost is geworden. De voorziening wordt vervolgens vrijwel in zijn geheel afgeschaft. Voor mensen die dankzij het persoonsgebonden budget zelfstandig konden blijven en in leven en werk zo min mogelijk afhankelijk hoefden te zijn van de zorgbureaucratie, is dit een aanslag op hun vrijheid in de zin van nondominantie. Zij worden in een slaafse afhankelijkheid teruggeworpen. Het verzet tegen deze overheidsmaatregelen kan nu een wending nemen waarbij het republikeinse vrijheidsideaal wordt ingezet. Alleen die kostenbeperkingen Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie zijn dan aanvaardbaar die de zorgbehoevende burger zoveel mogelijk zelfstandigheid laten. De staat mag zich met de burgers bemoeien, zelfs achter de voordeur komen als dat nodig is ¬ controle op de besteding van uitkeringen is altijd wenselijk ¬ maar bureaucratische overheersing en mensen afhankelijk maken, dat mag niet. Dat is op zich een heldere en duidelijke boodschap. Het probleem is nu echter om deze overtuigend over het voetlicht te brengen. Dat veronderstelt immers dat er al georganiseerd burgerschap bestaat, in vormen die zo krachtig zijn dat de gevestigde machten zich er iets van aan moeten trekken. Hier is weer veel denkbaar. Een netwerk, een actiegroep, een nieuwe Noten 1 Bas Heijne, Burgerschap, nrc Handelsblad van 26 november 2011. 2 H.R. van Gunsteren en anderen, Eigentijds burgerschap, Den Haag vakbeweging, een politieke partij, of een coalitie van al dit soort organisaties. De strategie zal echter subtiel moeten zijn. Om de instellingen van de representatieve democratie te bereiken, moet men de weg van de dramademocratie volgen. Dat kan weer het beste gebeuren door actief te worden in vormen van de participatieve democratie. De tegenkrachten uit de rechtsstatelijke archipel kunnen ook door acties worden gemobiliseerd. Hier liggen kansen. Duidelijk daarbij is wel dat inspirerend en effectief politiek leiderschap in dit scenario de ontbrekende schakel is. Dat houdt een uitdaging in voor elke politieke beweging die zich zowel sociaal als democratisch noemt. 1992: 18-20. 3 Van den Brink, Jansen en Kole verwijzen ook naar Pettit in het vorige nummer over arbeid in deze reeks Van waarde; zie s&d 2011/ 9-10, p. 76. 4 Philip Pettit, Republicanism. A Theory of Freedom and Government, Oxford 1996, p. 126. 5 Pierre Rosanvallon, La contredémocratie, Parijs 2006; John Keane, The Life and Death of Democracy, Londen 2009. 81 s & d 1 1 / 12 | 20 11