thema beleggingen door Sidney Leever en Frank Pardoel ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN VALUE AT RISK Introductie De Value at Risk (VaR) meet het potentiële verlies in waarde van een positie, portefeuille, of instelling als geheel, over een vooraf gedefinieerde aanhoudingsperiode, gegeven een betrouwbaarheidsniveau. De VaR is een enkel getal gebruikt door financiële instellingen om een indicatie te geven van de mate van risico in een positie, portefeuille of op een balans. VaR wordt gebruikt om beslissingen te nemen betreffende risicoafdekking, beleggingsbeslissingen en monitoring. Het waren met name banken die VaR in de jaren tachtig van de vorige eeuw ontwikkelden voor het beheersen van hun handelsrisico’s. In een later stadium (omtrent 1996) kregen zij toestemming om kapitaal voor de handelsportefeuille afhankelijk te laten zijn van de hoogte van de VaR. Nu Solvency II haar intrede doet, zal dat ook voor de verzekeraars gaan gelden. Immers de Solvency Capital Requirement (SCR) onder de interne modellenmethode is in essentie niets anders dan een VaR met een betrouwbaarheidsniveau van 99,5% en een aanhoudingsperiode van een jaar. Nu ook verzekeraars deze kant op gaan is het nuttig de ontwikkelingen en de voor- en nadelen van VaR nog eens goed op een rijtje te zetten. Welke VaR-methode is de juiste? Drs. S. Leever (boven) en drs. F. Pardoel zijn respectievelijk partner en senior consultant bij RiskQuest. Grofweg onderscheidt men drie VaR-methodes. De eerste methode is de parametrische benadering. Hierbij wordt een bepaalde risicoverdeling verondersteld waar vervolgens het benodigde kwantiel wiskundig berekend kan worden. De tweede methode is de historische simulatiemethode. Hierbij worden scenario’s bepaald op basis van historische realisaties van risicofactoren. De impact voor elk scenario wordt doorgerekend en gerangschikt. Vervolgens komt de VaR overeen met een bepaalde waarneming uit de geordende steekproef. De derde methode is de Monte Carlo simulatie. Deze wijkt van de historische simulatie af doordat de scenario’s worden gegenereerd gebruikmakend van vooraf gedefinieerde kansverdelingen. Een illustratief overzicht met voor- en nadelen van de verschillende methodes is hieronder weergegeven: Voordelen Nadelen Parametrische benadering • Kwantielen eenvoudig en snel te bepalen. • Intuïtief en uitlegbaar. • Sterke afhankelijk van het type verdeling. • Geen autocorrelatie. • Geen grotere schokken dan geïmpliceerd staat door verdeling. • Geen niet-lineaire effecten. • Dunne staarten. Historische simulatie • Onafhankelijke van type verdeling. • Bruikbaar voor niet-lineaire producten. • Correlaties hoeven niet te worden geschat, maar zijn impliciet meegenomen in de historische scenario’s. • Data intensief. • Grootste schok die kan optreden heeft reeds plaatsgevonden. • Afhankelijk van de gekozen periode. Monte Carlo simulatie • Groot aantal scenario’s te genereren. • Bruikbaar voor niet-lineaire producten. • Zeer flexibel. • Afhankelijk van het type verdeling of gekozen verdeling. • Duur qua rekencapaciteit. • Afhankelijk van historische waarnemingen en aannames voor het schatten van correlaties en kalibreren van marginale verdelingen. 24 de actuaris september 2014 thema beleggingen De parametrische benadering werd in het verleden veel gebruikt toen computerkracht nog beperkt was. Het grote nadeel is dat voor deze methode in feite alleen de normale verdeling voldoet. Helaas is inmiddels bekend dat de normale verdeling het risico op extreme gebeurtenissen onderschat waardoor de parametrische benadering in onbruik is geraakt1. Deze benadering wordt nog wel gebruikt voor deelportefeuilles, bijvoorbeeld om real-time te kunnen monitoren hoe het risico verandert, maar wordt niet langer als serieuze optie gezien om de balansrisico’s mee te kunnen beheersen. Historische simulatie wordt met name in de bancaire sector gebruikt voor het berekenen van risicomaatstaven in de handelsportefeuilles. Een groot voordeel van historische simulatie is dat geen aannames noodzakelijk zijn ten aanzien van verdelingen of correlaties. Deze liggen immers besloten in de historische data waarop de scenario’s gebaseerd zijn. Het gebruik van historische simulatie in de praktijk is helaas een stuk complexer door de intensieve databehoefte van deze methode. Hierdoor is deze methode minder geschikt voor verzekeringstechnische risico's, waarvoor veel minder data beschikbaar zijn dan voor marktrisico's. Desalniettemin is de onafhankelijkheid van verdelingsaannamen en correlaties een zeer sterk argument in het voordeel van deze methode. 1 – Andere verdelingen zoals Student t kunnen ook, echter zijn wiskundig complexer. Hoewel het nog te vroeg is om te spreken van een ‘best practice’ bij verzekeraars, lijkt het erop dat de meeste verzekeraars die interne modellen gebruiken – dan wel uit hoofde van SCR, dan wel in het kader van Own Risk and Solvency (ORSA) – kiezen voor Monte Carlo simulatie. Deze keuze lijkt te zijn ingegeven door de eis van een betrouwbaarheidsinterval van 99,5% en een aanhoudingsperiode van een jaar. Als je zo ver in de staart moet meten over een relatief lange periode, wordt het lastig om voldoende historie te hebben. Monte Carlo simulatie is dan het enige alternatief. De grote uitdaging voor een dergelijke VaR-methode is enerzijds het kiezen van juiste marginale verdelingen en anderzijds het doen van correcte aannames over correlaties en de wijze waarop deze worden toegepast. Wat dit laatste betreft worden veelal Copulas gebruikt. Er bestaan vele soorten Copulas en het is vaak niet duidelijk welke het best gebruikt kan worden. Ook het inschatten van de correlatieparameters zelf is een grote uitdaging: er zijn relatief weinig datapunten en de meeste correlatiemaatstaven, zoals Pearson’s correlatiecoëfficiënt, gaan uit van lineaire verbanden en zijn daarom minder geschikt voor het meten van de staartrisico’s. Een ander nadeel is dat veel verschillende scenario’s moeten worden doorgerekend om een 99,5% niveau te bepalen. Zelfs voor verzekeraars met een relatief kleine balans vergt dit grote rekencapaciteit. Dit leidt ertoe dat verzekeraars hun modellen slechts op kwartaalbasis of maandbasis doorrekenen. Hierdoor is het model minder van toepassing om bijvoorbeeld de impact van nieuwe investeringsmogelijkheden te bepalen. Echter, een groot voordeel van Monte Carlo simulatie is dat het flexibel is en additionele assumpties of aanpassingen makkelijk door te voeren zijn. Samenvattend, kan worden geconcludeerd dat er geen eenduidige VaR methode is. Naast de conceptuele vooren nadelen, zullen vooral praktische overwegingen bepalend zijn voor de keuze voor een van de methodes. Kan het risico uitgedrukt worden in één enkel cijfer? De eenvoud van de VaR is tegelijkertijd ook de valkuil. De VaR of SCR drukt het totale risico van de portefeuille of verzekeraar uit in een enkel getal. Dit is wel zo makkelijk en het vergroot het gemak van communicatie over risico binnen de organisatie. Helaas is de werkelijkheid complexer. Risico laat zich moeilijk vatten in een cijfer. Immers een enkel getal als indicatie van risico geeft geen inzicht in de gevoeligheden en/of afhankelijkheden van de positie of de portefeuille. Het besef dat het VaR-getal ook kan worden overschreden in een tijdsbestek korter dan de 1 in 100, of 1 in 200 jaar – zoals tijdens de kredietcrisis – heeft de consensus in de financiële sector enigszins gewijzigd. In het laatste decennium wordt binnen de financiële sector ook gekeken naar additionele maatstaven, zoals stress testen en scenario analyses. Ook staat VaR zelf ter discussie. Het nadeel van VaR is dat het alleen iets zegt over het potentiële verlies dat de instelling kan dragen. Het zegt niets over hoe groot het verlies kan zijn als het dan toch misgaat. Hiervoor is de conditionele VaR (CVaR of expected shortfall) een betere maatstaf. De CVaR kijkt naar het verlies per de actuaris september 2014 25 thema beleggingen positie of op portefeuilleniveau gegeven dat de VaR wordt overschreden, ofwel een verliesverdeling conditioneel op verlies tenminste groter dan de VaR. Interessant op te merken is dat er binnen het toezicht voor banken een beweging gaande is richting CVaR. Zo wil het Basel Comite VaR op termijn vervangen door CVaR. Binnen de verzekeringssector is echter nog niet zo lang geleden expliciet voor 99,5% VaR-methode gekozen. VaR in het dagelijks gebruik Een andere vraag is in hoeverre VaR gebruikt kan worden voor dagelijkse investeringsbeslissingen. Voor de investment manager is het de vraag of voor een positie het rendement opweegt tegen de risicokosten waarbij de risicokosten weer direct afhangen van de SCR impact van de investering. Nadat de SCR voor de totale balans is berekend, wordt dit resultaat vaak toegewezen aan SCR op individueel positieniveau. Op basis daarvan kunnen investment managers vaststellen wat de kapitaalskosten van een positie zijn. Op basis daarvan kunnen zij vervolgens besluiten of er meer of minder van deze positie moet komen, middels (ver)kopen of hedgen. Echter er is een aantal nadelen aan deze methode. Ten eerste wordt de toewijzing vaak gebaseerd op een enkel scenario (het VaR-scenario). Hierdoor gelden de resultaten alleen voor zeer kleine wijzigingen in de portefeuille, namelijk alleen wijzigingen die niet leiden tot een scenario anders dan VaR. Ten tweede worden in de SCR diversificatie-effecten meegenomen die niet in het mandaat passen van een individuele investment manager. Zo zal een investment manager die een aandelenfonds beheert, niet afgerekend worden op het bereiken van optimale diversificatie tussen aandelen en verzekeringstechnische risico’s, maar alleen op het optimaliseren van de diversificatie binnen de aandelenportefeuille zelf. Een derde punt is dat voor de berekening van de SCR, veronderstellingen en aannames vaak op een veel hoger niveau worden vastgesteld. Zo zullen verschillende aandelen op identieke wijze worden gemodelleerd, ondanks het feit dat risico’s anders zijn. Voor de SCR van de verzekeraar als geheel zal dit weinig effect hebben, maar op een lager portefeuilleniveau heeft dit wel impact: doordat bepaalde basisrisico’s niet worden meegenomen 26 de actuaris september 2014 kunnen hedgebeslissingen niet genomen worden op basis van de centrale VaR-berekening. Hiervoor is het juist wel van belang dat er verschillende rentecurves zijn en dat aandelen als individuele risicofactor gemodelleerd worden. Het kan daarom overwogen worden om naast het VaR-model dat op groepsniveau draait een decentraal VaR-model te ontwikkelen om investeringsbeslissingen te ondersteunen. De scope van zo’n model is dan beperkt tot de portefeuille van de desbetreffende investment manager. Gezien de beperkte scope kunnen voor het model snel resultaten worden berekend, zodat de incrementele impact van een positie nauwkeurig kan worden bepaald. Nadelen van twee aparte VaR-modellen zijn er natuurlijk ook: zo zal de consistentie tussen het centrale en het decentrale model continu bewaakt moeten worden. Een ander punt om rekening mee te houden is dat investeringsbeslissingen die op lokaal niveau optimaal zijn, suboptimaal kunnen zijn voor de totale balans. Een keuze voor een apart VaR-model op lokaal niveau is dus niet een beslissing die te licht moet worden opgevat. Conclusie Het begrip ‘risico’ is een complex begrip. Doordat VaR een maatstaf is die risico tot een enkel getal reduceert, blijft VaR een krachtige methode die de communicatie over risico’s binnen de instelling vergroot. Echter, managers moeten zich er terdege bewust van zijn dat VaR een simplificatie betreft waarachter een grote complexiteit schuilgaat. Ook is het van belang dat de methode en de scope van het model aansluiten bij de doelstelling van het model: is de doelstelling het meten van de kapitaalsbehoefte of van het dagelijks managen van de beleggingsportefeuille? Daarnaast moet aandacht uitgaan naar de praktische invulling: moet er een centraal model zijn of moeten er meerdere decentrale modellen zijn? En hoe vaak moet het model draaien? Voorts raden wij aan verder te kijken dan alleen de VaR: CVaR als additionele maatstaf of het analyseren van enkele scenario’s die zich in de staart bevinden, kan de instelling verder helpen de risico’s te beheersen. @ Reacties op dit artikel graag naar [email protected]