Het Nieuwe Strijkkwartet

advertisement
Het
Nieuwe
Strijkkwartet
Den Haag
14 oktober · Intuïtie
23 december · Liefde/Hartstocht
3 februari · Poëzie
14 april · Fantasie
2010 - 2011
1
colofon
foto’s omslag en p.26 · Louis Haagman
redactie en vormgeving · Philip Leussink
drukwerk · Kwadraat Grafimedia
met dank aan
Concert- en congresgebouw de Doelen
Muziekgebouw aan ’t IJ
Goethe Institut Rotterdam
Stichting DoelenEnsemble
Atelier Günther Borst
De serie Het Nieuwe Strijkkwartet komt
tot stand met steun van
M.A.O.C.
Gravin van Bylandt
Stichting
DoelenKwartet
Frank de Groot · viool
Maartje Kraan · viool
Karin Dolman · altviool
Hans Woudenberg · cello
Kanaalweg 30, 2584 CK Den Haag
[email protected]
www.doelenkwartet.nl
2
Het Nieuwe Strijkkwartet 2010-2011
1. Intuïtie
pagina 5
donderdag 14 oktober 2010 · 20.15 uur
Duitse Kerk · inleiding om 19.30 uur
Bach 4 delen uit Die Kunst der Fuge
Cage String Quartet in Four Parts
Sjostakovitsj Strijkkwartet nr.5
2. Liefde / Hartstocht
11
donderdag 23 december 2010 · 20.15 uur
Dr Anton Philipszaal
m.m.v. Simone Riksman sopraan
Janáček - Het verliefde hart
3. Poëzie
15
donderdag 3 februari 2011 · 20.15 uur
Waalse Kerk · inleiding om 19.30 uur
Fontyn Vola il tempo… Debussy
Strijkkwartet Boesmans Summer dreams
Dutilleux Ainsi la nuit
4. Fantasie 21
donderdag 14 april 2011 · 20.15 uur
Paleiskerk · inleiding om 19.30 uur
m.m.v. Eva Zöllner accordeon
Abrahamsen Air; Three little nocturnes;
Strijkkwartet nr.3 Adès Strijkkwartet
‘Arcadiana’ Britten Strijkkwartet nr.3
WELKOM BIJ HET DOELENKWARTET
Den Haag · oktober 2010
Het is een lang gekoesterde wens van het DoelenKwartet om in Den Haag, waar een
meerderheid van het kwartet studeerde en woont, concerten te geven. Met de serie ‘Het
Nieuwe Strijkkwartet’ gaat deze wens in vervulling.
‘Het Nieuwe Strijkkwartet’ heeft niet zozeer betrekking op het al sinds de vroege jaren
negentig opererende DoelenKwartet als wel op het karakter van de concerten. Sinds Joseph
Haydn vormt het strijkkwartet in de muziek naast het symfonieorkest de meest constante
instrumentale formatie. Echter, anders dan het symfonieorkest, heeft het strijkkwartet zich
qua bezetting niet gewijzigd. Een modern strijkkwartet zou kunnen spelen op instrumenten van 300 jaar oud. Dit gegeven staat in schril contrast met het feit dat een hedendaags
strijkkwartet totaal anders klinkt dan dat uit de tijd van Haydn. Hoe heeft het strijkkwartet
zich zo van binnenuit kunnen veranderen? Dat is een vraag die we hopen te beantwoorden
door de stem van het nieuwe strijkkwartet met bevlogenheid te laten horen.
In dit programmaboekje vindt u toelichtingen op alle werken die wij het komende seizoen
voor u zullen spelen. Deze bundeling in één boekje geeft u de kans zich op voorhand te
laten inspireren voor nog komende concerten.
Ons als spelers is het gegund om gedurende langere tijd met een compositie te leven, wat
zijn rijkdom en diepgang aan het licht brengt. U zult het met één keer luisteren moeten doen.
Wij hopen met de hulp van uw wijd geopende oren tot uitvoeringen te komen die recht doen
aan wat het innerlijk oor van de componist hoorde tijdens het componeren.
Zo gaat de muziek met drie paar oren door de wereld: die van de componist, die van de
uitvoerende en die van u, die misschien wel het meest gezegende paar bezit.
Veel luisterplezier,
namens het DoelenKwartet
Hans Woudenberg
1
Uitdagend en vertrouwd · Het strijkkwartet in de twintigste eeuw
Het strijkkwartet is het alfa en omega van de muziek. Hans Erich Apostel
Met het strijkkwartet moet gestreden worden, vinnig en liefdevol. Wolfgang Rihm
De hemelbestormers van de afgelopen zestig
jaar wilden de operatheaters opblazen, het
symfonieorkest grondig hervormen, soms
zelfs radicaal met het verleden breken. In hun
woede om het klassieke muzieklandschap te
veranderen hebben de verschillende generaties avant-gardisten opvallend genoeg het
strijkkwartet ongemoeid gelaten. Sterker nog,
uitgesproken vernieuwers als Cage, Kagel,
Stockhausen en Xenakis hebben allemaal
geschreven voor een bezetting die lange
tijd associaties opriep met pruiken en
adellijke paleizen.
Het strijkkwartet blijft een uitdagend genre
voor componisten van diverse pluimage en
Arnold Schönberg
2
Béla Bartók
heeft daardoor alle muzikale revoluties overleefd. Hoewel het cliché van een hoffelijke
samenspraak tussen vier beschaafde heren
al lang achterhaald is, biedt het genre nog
steeds een unieke combinatie van polyfone
rijkdom en spel met de klankkleur. Métier
en verbeeldingskracht zijn nodig voor componisten die het contrapuntische potentieel
en de klankmogelijkheden van de zestien
snaren willen uitbuiten. In die zin vormt het
schrijven van een strijkkwartet nog steeds
de ultieme proeve van bekwaamheid.
Dit verklaart wellicht waarom verschillende
twintigste-eeuwse componisten zich op
cruciale momenten in hun carrière aan het
Alban Berg Sergej Prokofjev
strijkkwartet hebben gewijd. Om drie voorbeelden te noemen: in 1908 gebruikte Arnold
Schönberg het slotdeel van zijn Tweede
Strijkkwartet, met sopraan, om de gewaagde
stap naar de atonaliteit te maken (‘Ich fühle
Luft vom anderen Planeten’); veertig jaar
later stapte de jonge Pierre Boulez met zijn
Livre pour quatuor voor het eerst uit de invloedssfeer van de piano; in 1950-’51 ten
slotte trok Elliott Carter zich terug in de
Arizona-woestijn om in alle rust aan zijn
Eerste Strijkkwartet te werken, een retraite
die zijn muziek voorgoed zou veranderen.
Hiermee verwant is de autobiografische
lading van toonaangevende kwartetcom­
posities. De twee late bijdragen van Janáček
aan het genre, Kreutzersonate en Intieme
brieven, vormen evenveel bekentenissen.
Bergs Lyrische Suite verwijst eveneens naar
het privéleven van de maker. En dat terwijl
Elliott Carter
Iannis Xenakis
het strijkkwartet tot het eind van de negentiende eeuw als bolwerk van de ‘absolute
muziek’ gold.
Dat het medium zich bij uitstek leent tot min
of meer expliciete ontboezemingen, blijkt
ook uit het oeuvre van Sjostakovitsj, waarin
vijftien symfonieën bestemd voor het grote
publiek tegenwicht krijgen van evenveel naar
binnen gekeerde strijkkwartetten. De gekwelde Rus behoort tot de selecte groep twintigste-eeuwse componisten die hun leven lang
voor deze bezetting zijn blijven schrijven.
Andere voorbeelden zijn Martinů, Bacewicz,
Scelsi, Tippett en uiteraard Bartók, die veel
kwartetliefhebbers als de waardige opvolger
van Beethoven beschouwen.
Wat aantallen betreft, wordt Sjostakovitsj
voorbijgestreefd door Villa-Lobos met zeventien stukken en door Milhaud, auteur van
Pierre Boulez
Karlheinz Stockhausen
3
achttien kwartetten, waarvan het veertiende
en het vijftiende tot een octet ‘opgestapeld’
kunnen worden. Bij veel toonaangevende
componisten is de teller op één (Stravinsky,
Lustosławski en Dutilleux) of twee (Ives en
Prokofjev) blijven steken.
Het aanhoudende succes van het strijkkwartet in de vroege twintigste eeuw heeft
ook historische oorzaken, zoals de praktische
noodzaak om naar kleine bezettingen terug
DoelenKwartet © Louis Haagman
4
te keren na de vernielingen van de Eerste
Wereldoorlog. Binnen het neoclassicisme
van de jaren twintig en dertig kon het strijkkwartet, directe erfgenaam van de Weense
Klassieken, zich moeiteloos handhaven. Nog
belangrijker was de opkomst in de Duitstalige
landen van hoogwaardige gezelschappen die
zich op het eigentijdse repertoire toespitsten,
zoals het Amar Quartett, met Hindemith op
de altviool, en het Kolisch Quartett.
In de tweede helft van de voorbije eeuw werd
de fakkel overgenomen door onder meer het
Quatuor Parennin uit Parijs en het LaSalle
Quartet, gevestigd in Cincinnati. Vanaf de jaren zeventig kwamen jongere gezelschappen
op de voorgrond, zoals het Kronos Quartet
uit San Francisco, dat zich aanvanke­lijk op
het Amerikaanse minimalisme richtte, en het
Arditti Quartet uit Londen, dat de confrontatie aanging met de complexe partituren van
de modernisten. Nederland doet volop mee
met gespecialiseerde ensembles als het
Mondriaan Kwartet, het onlangs gestopte
Schönberg Kwartet en uiteraard het DoelenKwartet. Met zulke toegewijde pleitbezorgers
wereldwijd heeft het eeuwenoude strijkkwartet een mooie toekomst.
michel khalifa © 2010
1. Intuïtie
donderdag 14 oktober 2010 · 20.15 uur
Duitse Kerk · Bleijenburg 5 · Den Haag · inleiding om 19.30 uur
Johann Sebastian Bach 1685-1750
Die Kunst der Fuge (1742-1749)
• Fuga’s 1 - 6 - 14 - 20 (Edition Ries & Erler)
John Cage 1912-1992
String Quartet in Four Parts (1949-1950)
• Quietly Flowing Along
• Slowly Rocking
• Nearly Stationary
• Quodlibet
pauze
Dmitri Sjostakovitsj 1906-1975
Strijkkwartet nr.5 in Bes opus 92 (1952)
• Allegro non troppo
• Andante - Andantino - Andante Andantino - Andante
• Moderato - Allegretto - Andante
5
DUITSE KERK
De kerk aan het Bleijenburg behoort aan de Duitse Evangelische Gemeente in Den Haag,
die in 1857 werd opgericht. Er woonde toen in Den Haag een groot aantal Duitsers. Zij
wilden graag een eigen kerk met een Duitse (Lutherse) predikant. De kerk dateert uit 1861
en is gebouwd in neo-gothische stijl. Het gebouw is een fraai voorbeeld van zogenaamde
stucadoors-gothiek. De eenbeukige kerkruimte heeft gestucadoorde houten gewelven
waarvan de ribben overgaan in kapitelen van stucwerk. De hofloge rechts voorin werd in
1903 gebouwd. Met name koningin Emma heeft hier veel gebruik van gemaakt. Door de grote
ramen kan het buitenlicht een ruime bijdrage leveren aan de speciale sfeer in het gebouw.
6
Intuïtie
Johann Sebastian Bach
Die Kunst der Fuge (Fuga’s 1, 6, 14, 20)
Hoe zou Johann Sebastian Bach zich aan het
eind van zijn leven gevoeld hebben? Jarenlang gold hij als een van de belangrijkste
componisten van zijn tijd, maar uiteindelijk
raakte hij uit de mode en gold de moderne
(vroeg-klassieke) muziek van onder anderen
zijn zonen Johann Christian en Carl Philipp
Emanuel als maat. Was hij gedesillusioneerd?
Ontgoocheld? Feit is dat hij tussen 1742 en
1749 met Die Kunst der Fuge werkte aan een
soort testament, al noemde Bach het nimmer
zo. Waarschijnlijk wilde hij de kunst van het
complexe contrapunt, die hij als geen ander
beheerste, nog één keer vastleggen. Het is
met veertien fuga’s (hier Contrapunctus genoemd) en vier canons, alle op eenzelfde
thema in d-mineur, een meesterlijke weerslag
van de barokke kunst van het meerstemmig
schrijven. Of Bach het werk, dat hij uiteindelijk niet heeft kunnen voltooien, voor uitvoering
bedoelde of slechts als ‘naslagwerk’ is niet
duidelijk. Hij liet geen instrumentatie na.
Wel groeide Die Kunst der Fuge uit tot een
bijbel van de barokke meerstemmigheid die
tot op de dag van vandaag van invloed is
op componisten. Bovendien bleek het werk
zowel geheel als in delen uitstekend uitvoerbaar en betekende de ontbrekende instrumentatie eerder een zegen dan een last. Die
Kunst der Fuge is inmiddels voor vele instrumenten en instrumentcombinaties gearrangeerd en al lang gepromoveerd van ‘volstrekt
uit de mode’ tot ‘tijdloos’.
Uit de delen die vandaag op het programma
staan blijkt uitstekend de opbouw van het
complete werk. In Fuga 1 (Contrapunctus I)
begint Bach met een rechttoe rechtaan presentatie van het thema dat in alle delen een
rol speelt, gevolgd door een zeker voor Bach
simpele fuga. Na de vierde fuga wordt het
notenbeeld complexer. Zo is Fuga 6 (Contrapunctus IX) een dubbelfuga met twee duidelijk te onderscheiden thema’s en Fuga 14
(Contrapunctus XI) een tripelfuga. Bij Fuga 20,
het laatste deel van Die Kunst der Fuge verdicht het notenbeeld nog meer. De fuga groeit
uit van een dubbel- naar een tripelfuga en was
waarschijnlijk een quadrupelfuga geworden
als Bach het werk had kunnen voltooien. Nu
breekt het werk bij de introductie van het
thema BACH (Bes-A-C-B) af. Zijn zoon Carl
7
Laatste fuga uit Die Kunst der Fuge met bijschrift van
C.Ph.E. Bach
Philipp Emanuel schreef op deze plek bij een
uitgave van het werk in 1752: ‘Über dieser
Fuge, wo der Nahme B A C H im Contrasubject angebracht worden, ist der Verfasser
gestorben’. Een mooie dramatisering die niet
met de waarheid strookt – volgens handschrift- en papierstudies schreef Bach dit
laatste deel op zijn laatst in 1749 – maar die
wel de mythische status vergroot van deze
partituur die zo mooi het einde van een
tijdperk markeert.
paul janssen © 2010
John Cage
String Quartet in Four Parts
Het String Quartet in Four Parts ontstond
grotendeels in Parijs, waar John Cage in
1949 verbleef, en waar hij niet alleen met
Pierre Boulez in contact kwam, maar zich
8
ook veel met de muziek van Erik Satie bezighield. Na de percussieve klanken van de
‘prepared piano’ in de Sonatas and Interludes
(1946-’48) koos Cage in het String Quartet
voor een vertrouwder geluid. Toch wordt hier
geen traditioneel vierstemmig strijkersdebat
gevoerd. Cage laat de vier spelers als één
persoon ageren en samen één melodischharmonische stem vormgeven.
De vier delen van het String Quartet symboliseren de vier seizoenen met hun onophoudelijke cirkelbeweging tussen verval en groei:
achtereenvolgens zomer, herfst, winter en
voorjaar. Deze symboliek komt vooral tot uitdrukking in de muzikale beweging. De melodische stroom van de zomer maakt plaats
voor het melancholieke schommelen van de
herfst. En op de eenvormige stilstand van de
ijle winterklanken volgt het eruptieve uitbotten
van een nieuwe lente, een snelle dans.
Het String Quartet is gebaseerd op een vooraf vastgelegd reservoir van klanken. Elke
klank is exact voorgeschreven voor bepaalde
snaren van één of meer instrumenten, met
een eigen speelwijze. Deze klanken worden
als de losse steentjes van een mozaïek aan
elkaar gelegd: soms tot een complexe opeenvolging, waaruit een melodische boven-
stem ontstaat, soms, uitgedund, tot herhalingen van slechts twee of drie klanken. In de
diatonische, archaïsche samenklanken, die
aan Satie herinneren, duiken geregeld atonale dissonanten op. Toch blijft elke klank
autonoom, er ontstaat geen hiërarchie; Cage
was op zoek naar statische muziek zonder
harmonische stuwkracht. Doordat hij bovendien de lengte en de vormonderdelen van het
String Quartet vooraf met behulp van vaste
tijdsduurproporties vastlegde, bevrijdde hij
de muziek grotendeels van de expressie van
een subjectief ‘ik’. Met dit laatste lag Cage
min of meer op één lijn met Boulez. Maar
kenmerkend voor dit strijkkwartet is, dat
Cage zijn complexe structuren met geraffineerd ongekunstelde klanken verwezenlijkte.
Ze verlenen de muziek een uitzonderlijke rust
en openheid, als afspiegeling wellicht van
Cage’s voorliefde voor oosterse filosofie.
hella melkert © 2010
Dmitri Sjostakovitsj
Strijkkwartet nr.5 in Bes opus 92
John Cage (1960) © William Gedney
Na de beroemde aanval uit naam van Stalin
op zijn opera Lady Macbeth of Mtsensk in
1936 kreeg Dmitri Sjostakovitsj het in 1948
wederom aan de stok met de Sovjetmachthebbers. Tijdens het Componisten Congres
van februari 1948 werd de componist samen
met Prokofjev en Katsjatoerjan beticht van
het schrijven van ‘formalistische’ en ‘ondemocratische’ muziek. Na de officiële reprimande
hield Sjostakovitsj zich in het openbaar bezig
met patriottische partituren en filmscores,
maar gedekt door deze façade componeerde
hij werken die hem meer aan het hart gingen.
Zo ontstond in 1949 zijn Vierde Strijkkwartet
9
Dmitri Sjostakovitsj
en in de herfst van 1952 begon hij vol goede
moed aan zijn Vijfde Strijkkwartet, terwijl hij
ook de eerste schetsen neerzette voor een
nieuwe symfonie, zijn tiende. Het kwartet
bleef in de bureaulade liggen en werd pas
in november 1953 uitgevoerd door het
Beethoven Kwartet aan welk ensemble het
werk ook is opgedragen.
Dat Sjostakovitsj het werk pas naar buiten
bracht nadat Stalin overleden was en het
culturele klimaat zich iets ontspande, is niet
zo verwonderlijk. Zijn Vijfde Strijkkwartet bevat
alle elementen die de autoriteiten eerder als
formalistisch en ondemocratisch beschouw10
den. Het is een zwartgallig en buitengewoon
persoonlijk werk, waarin voor het eerst sinds
lange tijd weer veelbetekenend het persoonlijk motief van de componist opduikt. Dit
motief – DSCH (D-Es-C-B), naar de Duitse
spelling van zijn initialen (D.Sch.) – vormt de
kern van het openingsthema (C-D-Es-B-Cis)
van het eerste deel, Allegro ma non troppo,
en vervult ook verder een voorname structurerende rol. Dit eerste deel, geschreven in
de sonatevorm, is donker van aard en zit vol
conflicterend materiaal. Een quasiluchtig
walsje lijkt de sfeer te doorbreken, maar de
eerste themagroep klinkt bij terugkeer aan
het slot nog grimmiger dan aan het begin.
Het tweede deel, Andante, volgt naadloos
op het eerste. Met een door de Russische
volksmuziek geïnspireerd eerste thema en
een lieflijk tweede thema bewandelt de
componist even meer ontspannen wegen.
Pas als het werk overgaat in het laatste deel
Moderato-Allegretto, een sonate-rondo, keert
de spanning van het begin weer terug. Terwijl
thema’s uit de eerdere delen terugkeren blijft
de sfeer ijzig. Pas aan het slot, als de noten
langzaam wegsterven, gloort er licht aan het
einde van de tunnel.
paul janssen © 2010
2. Liefde / Hartstocht
donderdag 23 december 2010 · 20.15 uur
Dr Anton Philipszaal · Spuiplein 150 · Den Haag · geen inleiding
JANÁČEK - HET VERLIEFDE HART
Simone Riksman (als Kamila) sopraan
DoelenKwartet
Frank de Groot · viool
Maartje Kraan · viool
Karin Dolman · viool / altviool
Hans Woudenberg · cello / cello piccolo
David Prins scène en tekstbewerking
Henriette Straub regieassistent
Hans Woudenberg concept
zondag 19 december 2010 · 15.00 uur
Paviljoen De Verbeelding · Zeewolde
woensdag 5 januari 2011 · 20.15 uur
Theater LUX · Nijmegen
donderdag 6 januari 2011 · 20.15 uur
Schuurkerk Theater · Maassluis
Leoš Janáček 1854-1928
Znělky (Sonetten) (1875)
• Nummer 1 in A
• Nummer 2 in d
Moravische volkspoëzie in liederen
(1892-1901) voor sopraan en strijkers
bewerkt door Pieter Smithuijsen
• Co je to za nebe (Wat is de hemel)
• Kvítí milodějné (Liefdeskruiden)
• Stálost’ (Standvastigheid)
• Komu kytka (Voor wie is het boeket)
• Lavečka (De steiger)
Strijkkwartet nr.2 (1928) ‘Intieme brieven’
• Andante - Con moto - Allegro
• Adagio - Vivace
• Moderato - Andante - Allegro
• Allegro - Andante - Adagio
pauze
11
Op een overwoekerd pad (Po zarostlém
chodníčku, 1911) voor strijkers bewerkt
door Pieter Smithuijsen
•Nače vešery (Onze avonden). Moderato
•Frýdecká panna Maria (De maagd Maria
van Friedeck). Grave
•Sýček neodletěl (De kleine uil blijft
krassen). Andante
Moravische volkspoëzie in liederen
voor sopraan en strijkers bewerkt door
Pieter Smithuijsen
•Rozmarýn (Rozemarijn)
•Loučení (Vaarwel aan de geliefde)
•Tíha (Zware last)
•Osamělý (Alleen)
•Osud (Het lot)
Strijkkwartet nr.1 (1923) ‘Kreutzersonate’
•Adagio - Con moto
•Con moto
•Con moto - Vivace - Andante - Tempo I
•Con moto - Adagio
12
Liefde / Hartstocht
‘Geachte mevrouw, aanvaard deze rozen
als een teken van mijn grenzeloze achting
voor u’, schreef Leoš Janáček in de zomer
van 1917 aan Kamila Stösslová. ‘U bent zo
lieflijk van karakter en verschijning, dat men
in uw gezelschap helemaal opmontert.’
Kort daarvoor hadden de twee elkaar voor
het eerst ontmoet en sindsdien verdween
Kamila niet meer uit Janáčeks romantische
gedachten. Het was een kansloze liefde:
beiden waren getrouwd, en ook het leeftijdsverschil werkte niet in Janáčeks voordeel
– hij was 63 jaar, zij nog maar 25. Dat
hinderde de componist niet om Kamila te
bedelven met honderden vurige brieven, die
grotendeels bewaard zijn gebleven. Ze
geven een prachtig beeld van Janáčeks late bloeiperiode.
‘Ons leven ligt erin besloten’
Niet alleen Janáčeks brieven, maar ook zijn
composities vanaf 1917 dragen op allerlei
manieren de sporen van zijn liefde voor
Kamila. Geen enkel werk doet dat zo direct
als het Tweede Strijkkwartet ‘Intieme brieven’
uit Janáčeks laatste levensjaar. ‘Ons leven
ligt erin besloten’, vertelde de componist in
een brief aan Kamila. De eerste twee delen
van het kwartet noemde hij een weergave van
hun eerste ontmoeting. Het derde deel is een
verheerlijkt portret van Kamila: muziek ‘waarin de aarde begint te sidderen’. De finale
‘weerspiegelt de liefdespijn die ik voor je
voel – hoewel het uiteindelijk niet klinkt als
angst, maar als de vervulling van een groot
verlangen.’
Janáček schreef Kamila ook over zijn Eerste
Strijkkwartet. ‘Wat me voor ogen stond, was
een ongelukkige vrouw die gemarteld wordt,
geslagen, ter dood gebracht, zoals de Russische schrijver Tolstoj beschrijft in zijn
Kreutzersonate.’ Het Eerste Strijkkwartet is
als een opera zonder woorden, met het weemoedige openingsdeel als ouverture tot het
drama. Het tweede deel schildert de spanningen binnen het huwelijk; deel drie verklankt
de obsessieve jaloezie van de echtgenoot.
In de finale bereikt de tragedie haar hoogtepunt met een crime passionel.
Boomkruinen en struikgewas
De andere werken op het programma dateren
van vóór Janáčeks eerste ontmoeting met
Leoš Janáček
13
Kamila. De Znělky
(Sonnetten) ontstonden
in 1875, toen Janáček
net was afgestudeerd
aan de Orgelschool van
Praag. In die tijd
ontwikkelde hij een
levendige belangstelling
voor de Tsjechische
volksmuziek, die zich
onder meer zou uiten in
zijn Moravische volkspoëzie in liederen (18921901). ‘Er bestaan
Kamila Stösslová met haar zoontje Otto (1917)
liederen en gezangen,’
schreef Janáček in zijn voorwoord bij een
Toen hij die stukken enkele jaren later bundelde onder de titel Op een overwoekerd
van de eerste uitgaven, ‘waarbij slechts de
pad, had hij ze omgedoopt tot ‘kleine comwind de orkestbegeleiding speelt, met alle
levende stemmen van boomkruinen en
posities voor klavier’. Deze sfeervolle werken
vervlochten struikgewas, van verweesde
verwierven zich al snel een plaats tussen
stoppelvelden en sappige graslanden…’ De Janáčeks meest geliefde werken. Maar hoe
eenvoud die hij nastreefde in zijn arrangepopulair Op een overwoekerd pad ook werd,
menten van de volkspoëzie komt mooi tot
Janáček repte er met geen woord over in
uitdrukking in Pieter Smithuijsens bewerking zijn brieven aan Kamila. Met haar besprak
hij bij voorkeur de periode vanaf 1917, toen
voor sopraan en strijkers.
Terwijl Janáček zijn verzameling Moravische zijn leven pas werkelijk begonnen was.
volkspoëzie nog uitbreidde, begon hij al aan bart diels © 2010
een reeks nieuwe miniaturen voor harmonium.
14
3. Poëzie
donderdag 3 februari 2011 · 20.15 uur
Waalse Kerk · Noordeinde 23/25 · Den Haag · inleiding om 19.30 uur
Jacqueline Fontyn 1930
Vola il tempo… (2009)
Claude Debussy 1862-1918
Strijkkwartet in g opus 10 (1893)
• Animé et très décidé
• Assez vif et bien rythmé
• Andantino, doucement expressif
• Très modéré
pauze
Philippe Boesmans 1936
Summer dreams (1993, revisie 1998)
Henri Dutilleux 1916
Ainsi la nuit (1973-1976)
• Libre et souple
• I Nocturne
• Parenthese 1
• II Miroir d’espace
• Parenthese 2
• III Litanies 1
• Parenthese 3
• IV Litanies 2
• Parenthese 4
• V Constellations
• VI Nocturne 2
• VII Temps suspendu
15
WAALSE KERK
De kerk van de Waals-Hervormde gemeente aan het Noordeinde werd in 1808 gebouwd op
kosten van koning Lodewijk Napoleon, omdat hij de Hofkapel op het Binnenhof ging gebruiken voor katholieke erediensten. Deze was namelijk tot dan toe gebruikt door de Waalse
gemeente. (De Hofkapel is later in de negentiende eeuw bij een verbouwing verdwenen.)
De Waalse gemeenten in Nederland zijn ontstaan in de tachtigjarige oorlog, toen protestante
vluchtelingen uit de Zuidelijke
Nederlanden hier hun toevlucht zochten. Eind zeventiende eeuw voegden zich
de Hugenoten uit Frankrijk
daar nog bij.
De in neo-classisistische
stijl gebouwde kerk aan het
Noordeinde is een zaalkerk.
De kerk heeft een gestuct
koofplafond en het interieur
is verder zeer sober.
Als koningin Wilhelmina gedurende het winterseizoen
haar intrek nam in haar Residentie, ging zij hier ter kerke.
Nog steeds worden er in deze
kerk diensten gehouden in
de Franse taal.
16
Poëzie
Jacqueline Fontyn
Vola il tempo…
Jacqueline Fontyn geldt al decennialang als
een van de meest vooraanstaande Belgische
componisten. Haar werken worden tot ver
over de grenzen uitgevoerd en ze geniet het
respect van vele collega’s. Zo onderhield ze
hechte vriendschappen met onder anderen
Goffredo Petrassi, Witold Lutosławski en
Henri Dutilleux. Aan deze laatste droeg ze
bijvoorbeeld haar eerste strijkkwartet op, dat
uit het begin van de jaren zestig stamt.
Jacqueline Fontyn, in 1993 door koning
Boudewijn I in de adelstand verheven voor
haar verdiensten voor het Belgische muziekleven, wist al jong dat ze componist wilde
worden. Ze schreef haar eerste werken op
negenjarige leeftijd en week niet meer van
haar pad af. Na haar studie piano en compositie aan het Koninklijk Conservatorium van
Brussel studeerde ze verder bij Nadia Boulanger en Schönbergleerling Max Deutsch.
Hij introduceerde bij Fontyn de twaalftoonstechniek. Deze techniek bleef lange tijd het
vertrekpunt voor haar werk, al ging ze er door-
gaans zeer vrij mee om. Vanaf de late jaren
zeventig verdwijnt de twaalftoonstechniek
meer en meer naar de achtergrond om plaats
te maken voor een haast intuïtieve synthese
van de erfenis van de klassieke muziek en
hedendaagse technieken.
In 2009 kreeg zij het verzoek van Jenny
Spanoghe van het Belgische Landini Kwartet
om een nieuw strijkkwartet te schrijven. Vola
il tempo… (De tijd vliegt…), haar antwoord
op dit verzoek, en haar derde strijkkwartet,
is een relatief kort werk in één beweging. Het
begint met prachtige, geheimzinnige fluisterklanken (misterioso) en ontwikkelt zich uiteindelijk naar een ontspannen slotpassage.
In deze compositie komt Fontyn naar voren
als een ‘modern impressionist’. Het kwartet
is kleurrijk en vol inventief instrumentgebruik
en verrassende wendingen. Bovendien wordt
de instrumentalisten op momenten gevraagd
de stem te gebruiken, wat subtiel een extra
klank- en kleurdimensie toevoegt. Over de
titel en de verdere betekenis van het werk is
de componiste kort. Titels komen bij haar
altijd achteraf en zijn meer een indicatie van
haar persoonlijk gevoel op dat moment dan
van de noten of de opzet van het werk. ‘Ik
schrijf in de hoop dat de musici en het publiek
17
er plezier aan beleven. Verder heb ik niet zo
veel op met diepere betekenissen.’
paul janssen © 2010
Claude Debussy
Strijkkwartet in g
Claude Debussy componeerde zijn Strijkkwartet vrijwel gelijktijdig met zijn baan­
brekende, ‘impressionistische’ Prélude à
l’après-midi d’un faune. Dat laatste werk
overrompelde door de vrije, improvisatorische
schrijfwijze; het Strijkkwartet daarentegen is
een gebeeldhouwd stuk voor een oer-klassieke bezetting, vierdelig en opgebouwd uit
duidelijk gemarkeerde thema’s. Het staat,
kortom, nog stevig in de traditie waarvan
Debussy zich steeds verder zou verwijderen
(tot hij, aan het eind van zijn leven, vrij plotseling weer tot klassieke vormen terugkeerde).
Binnen die kaders gebeuren evenwel zeer
Debussyaanse dingen. Alle delen groeien uit
het hoekige beginmotief: sober notenmateriaal dat voortdurend wordt omgevormd en
uitgebreid. Die metamorfose-techniek was
op zich niet nieuw: Liszt hanteerde die al,
evenals César Franck (die overigens het in
Frankrijk vrijwel afwezige strijkkwartetgenre
18
tot leven had gewekt, een paar jaar eerder).
Maar Debussy plaatst het spel met motieven
in een nieuw decor. In deel twee kleurt hij
het met oosterse invloeden: echo’s van het
gamelan-orkest dat hem gefascineerd had
tijdens de recente Wereldtentoonstelling. En
in deel drie evoceert hij een bijna middeleeuwse sfeer door het materiaal te vertalen
in ijle, primitieve kerktoonsoorten.
Eigenlijk is de essentie van de latere Debussy
in dit werk al aanwezig – noem het ‘muzikale
bewustzijnsverruiming’, het aan symbolistische schrijvers ontleende streven om ‘het
verborgene’ hoorbaar te maken. Een motief
van een paar noten gaat een eigen leven
leiden, buiten de geijkte vorm- en harmonie­
principes – die beschouwde Debussy als
schools en
bekrompen.
En vooral: hij
plakte er nooit
een kunstenaars-ego op,
zoals Liszt en
diens tijdgenoten deden.
Altijd sloot
Philippe Boesmans © Ann Selders
Debussy zijn
persoonlijke stemmingen buiten, om de muziek en de fantasie van de luisteraar alle
ruimte te geven.
Philippe Boesmans
Summer dreams
Aanvankelijk wees alles erop dat de Waalse
musicus Philippe Boesmans carrière zou
maken als concertpianist. De dynamiek van
de muzikale wederopbouw bleek echter onweerstaanbaar; sinds het midden van de jaren
1960 wijdde Boesmans zich uitsluitend aan
compositie. Zijn vroege werken zijn sterk
beïnvloed door de toenmalige avant-garde:
hij absorbeerde de serialistische klankconstellaties van Pierre Boulez en de elektronische klankwerelden van Henri Pousseur.
Spoedig groeide hij evenwel los van zijn voorbeelden, mede omdat hij – zoals veel andere
rijpende kunstenaars van zijn generatie – de
beperkingen van het serialisme doorzag.
Boesmans wilde weliswaar ontraditioneel
componeren, maar niet verstrikt raken in
dwangmatige compositieregels. Communicatie met het publiek moest altijd voorop
blijven staan en niet opgeofferd worden aan
steriele hi-tec.
‘En in Summer dreams hoor je wat voor
eigenzinnige taal dat opleverde’, zegt cellist
Hans Woudenberg. ‘Er zitten “gewone” drieklanken en majeur/mineur-passages in die
in een stuk van Boulez ondenkbaar zouden
zijn. Maar hij neemt wél de glasheldere, kaleidoscopische klank van Boulez mee. Voeg
daarbij de enorme ritmische verfijningen: net
als je in een bepaalde beweging zit kom je
ongemerkt in een andere cadans terecht,
zodat de flow voortdurend verandert op een
heel organische manier. Het resultaat is een
enorm beweeglijk, associatief klankweefsel,
droomachtig inderdaad. Bij Dutilleux sta je
nog met beide benen op de grond en kijk je
in een donkere nacht naar een sterrenhemel,
maar hier wordt je verplaatst in een totaal
onwerkelijke sfeer. Alles neemt voortdurend
andere contouren aan, melodieën beginnen
bij de ene speler en lopen door naar de andere. Die constante veranderlijkheid maakt
dat het stuk bepaald niet makkelijk te spelen
is, temeer daar Boesmans een eigenaardige
notatie gebruikt waarin alleen de verhoudingen van de tempi zijn uitgeschreven. Maar
als het goed gaat klinkt het heel logisch – net
zoals de raarste dromen logisch lijken op het
moment dat je er middenin zit.’
19
Henri Dutilleux
Ainsi la nuit
Henri Dutilleux is, ondanks zijn lange leven,
schepper van een zeer klein oeuvre, maar
elk werk is verbluffend expressief. Van zijn
vroege, sterk naar Ravel neigende stukken
distantieerde hij zich om een onafhankelijke
stijl te kunnen ontwikkelen. Dat betekende
ook dat hij zich na de Tweede Wereldoorlog
verre hield van de schoolvorming rond Boulez,
Stockhausen en andere avant-gardisten. Dutilleux bewonderde hun onderzoekersdrift,
maar brak nooit rigoureus met vooroorlogse
tradities. Melodie bleef voor hem een voorwaarde om ‘menselijke’ muziek te schrijven.
Ook oude kerktoonsoorten zijn een ijkpunt;
soms hoor je ze in ritueel aandoende passages, waarbij slagwerk of andere percussieve effecten het klankbeeld een extatisch
karakter geven, en soms ontleedt hij ze tot
ijle, statische klankvelden. Door de sterke
nadruk op klankkleur, beweging en sfeer
klinkt zijn muziek nog altijd zeer Frans, meer
in het verlengde van Debussy dan van Ravel.
En evenals Debussy beschouwt Dutilleux
de natuur én de literatuur als zijn belangrijkste leermeesters.
20
Zo illustreert het strijkkwartet Ainsi la nuit een
gegeven dat hij aan de romans van Marcel
Proust ontleende: de mens is iets instabiels,
een speelbal van zijn herinneringen en zijn
omgeving. De muziek begint dan ook niet
met een markant hoofdthema, maar met toespelingen en variaties daarop; pas geleidelijk
verdichten de thematische flarden en associaties zich tot een compact gegeven met
een duidelijke melodische identiteit.
‘Een topstuk’, aldus violist Frank de Groot,
‘zangerig en altijd transparant, ondanks de
enorme notenmassa’s. Tijdens onze ontmoeting met hem zei hij niet veel, maar uit
zijn oogopslag of zijn subtiele gebaren kon
je de speelinstructies afleiden. Toen we hem
vroegen of hij nog een tweede kwartet zou
componeren
reageerde hij
bijna beledigd:
een Frans componist zegt
alles in één
kwartet.’
michiel cleij
© 2010
Henri Dutilleux
4. Fantasie
donderdag 14 april 2011 · 20.15 uur
Paleiskerk · Paleisstraat 8 · Den Haag · inleiding om 19.30 uur
m.m.v. Eva Zöllner accordeon
pauze
Hans Abrahamsen 1952
Air (2007) voor accordeon solo
Benjamin Britten 1913-1976
Strijkkwartet nr.3 opus 94 (1976)
I.Duets
II. Ostinato
III. Solo
IV. Burlesque
V. Recitative and passacaglia
(La Serenissima)
Thomas Adès 1971
Strijkkwartet opus 12 ‘Arcadiana’ (1994)
I. Venezia notturna
II. Das Klinget so herrlich,
das klinget so schön
III. Auf dem Wasser zu singen
IV. Et… (Tango mortale)
V.l’Embarquement
VI. O Albion
VII. Lethe
Hans Abrahamsen
Strijkkwartet nr.3 (2008)
Hans Abrahamsen
Three little nocturnes (2005)
voor strijkkwartet en accordeon
21
Paleiskerk
Het kerkgebouw aan de Paleisstraat is de kerk – ook wel ‘vermaning’ genoemd – van de
doopsgezinde gemeente in Den Haag. Doopsgezinden (belangrijk geloofspunt: alleen volwassenen kunnen gedoopt worden) wonen van oudsher vooral in de Zaanstreek, Amsterdam
en Friesland. In de tweede helft van de negentiende eeuw nam het inwonertal van de residentie sterk toe en er kwamen toen ook veel doopsgezinden in Den Haag wonen. Er werd
een eigen doopsgezinde gemeente opgericht en in 1886 liet men de kerk aan de Paleisstraat
bouwen, die toen net in 1883 aangelegd was.
De stijl is neo-romaans. Het gebouw heeft een prachtige puntgevel met in het midden een
monumentaal roosvenster.
22
Fantasie
Hans Abrahamsen
Air; Three little nocturnes; Strijkkwartet nr.3
De beroemde David van Michelangelo was,
volgens de maker, al aanwezig in het blok
marmer waarmee hij begon; de kunst was
eraf te halen wat hem bedekte. Dezelfde visie
heeft Hans Abrahamsen op componeren. Hij
beschouwt zijn muziek als iets wat geleidelijk opdoemt uit intuïtieve schetsen, en niet
als een noot voor noot opgebouwde constructie: ‘Muziek is een projectie van muziek. Als
je naar muziek luistert hoor je een afbeelding
van muziek die er al wás.’
Toen Abrahamsen voor het eerst van zich liet
horen, in de jaren 1970, schaarde hij zich
achter de ‘Nieuwe Eenvoud’ die zich in de
Deense muziek aftekende – een beweging
die zich verzette tegen de complexiteit en
publieksonvriendelijkheid van de toenmalige
avant-garde. Sindsdien is zijn muziek beduidend gelaagder en minder ‘eenvoudig’
geworden, maar nog steeds componeert hij
stukken die even compact als fantasievol
zijn. In orkestwerken en andere groot bezette
stukken weet hij vaak sprookjesachtige
(schijn-)werelden
op te roepen; in
zijn strijkkwartetten hoor je hoe
die ´beelden’ ontHans
staan. Uit een
Abrahamsen
© Tine Harden
aanvankelijk kaal,
abstract lijnenspel bloeit een levend, pulserend geheel op met soms schaamteloos
‘ouderwets’-romantische passages en – in de
werken met accordeon – zelfs een natuurgetrouwe benadering van ademhaling.
Thomas Adès
Strijkkwartet opus 12 ‘Arcadiana’
Het gebeurt niet meer zo vaak dat een concertpubliek, inmiddels alles al eens gehoord
hebbende, uit zijn stoel opveert. Maar Thomas
Adès slaagde er in de afgelopen vijftien jaar
herhaaldelijk in. Zijn orkeststuk Asyla bleek
zo’n zeldzaam werk dat je echt bij de keel
grijpt, en de groteske opera Powder her face
was goed voor een schandaal en, vooral,
veel hilariteit.
Maar ook in minder extreme werken componeert Adès buitengewoon trefzeker. Zijn
strijkkwartet Arcadiana heeft een overwegend
23
mild karakter,
zoals de titel
doet verwachten: Arcadië
is het legendarische land
waar mens en
natuur in harThomas Adès
monie leven
en dat alleen bestaat in de herinnering, of in
onrealiseerbare idealen. De zeven deeltjes
benaderen die idyllische wereld vanuit verschillende perspectieven. Water, de bron van
elke levensvorm, is een terugkerend thema
(in de oneven delen), en soms is de ondertoon nostalgisch: het derde deel verwijst naar
het gelijknamige Schubert-lied, het vijfde
naar een dromerig schilderij van Watteau en
Albion naar het oude Schotland. Maar met
subtiele middelen herinnert Adès er voortdurend aan dat het hier om een paradise lost
gaat, in het slotdeel gesymboliseerd door de
Lethe, de mythische rivier van vergetelheid.
Het klankbeeld kan plotseling uitdunnen tot
een uiterst fragiele balans tussen de vier
strijkers, of ritmisch ontsporen, of door een
bewust instabiele toonvorming totaal desoriënterend werken.
24
Benjamin Britten
Strijkkwartet nr.3
In de twintigste eeuw werd het steeds minder
bon ton om van ‘nationale muziek’ te spreken,
maar de meeste stukken van Bernjamin
Britten zijn door en door Engels, in zowel
materiaalkeuze als -behandeling. Het ‘typisch
Britse’ gehalte van Brittens strijkkwartetten
wordt door violist Frank de Groot omschreven
als ‘iets zoets en liefdevols, een verteltrant
waarin onverwachts herinneringen aan oude
Engelse vocale tradities opduiken.’
Dat hoge cantando-gehalte is karakteristiek.
Britten is in de eerste plaats een componist
van vocale muziek (opera’s, liederencycli) en
paste zijn sterke gevoel voor melodie met
succes toe in instrumentale composities.
Hoewel zijn idioom nooit gemakzuchtig klinkt
– voor pittige, weerbarstige harmonieën
deinsde hij evenmin terug als voor liedteksten
over pacificsme, homosexualiteit en andere
‘pijnlijke’ onderwerpen – hield Britten zich
verre van ontoegankelijke, cerebrale compositiemethoden. Communicatie met het
publiek beschouwde hij als de belangrijkste
plicht van een kunstenaar.
In het Derde Strijkkwartet – uit Brittens laatste
levensjaar – is zijn expressie niet wezenlijk
veranderd, maar wel geconcentreerder en
soberder, zoals je wellicht verwacht van een
componist aan de vooravond van zijn dood.
Britten voltooide het stuk in Venetië, de stad
die ook zijn laatste opera Death in Venice
inspireerde (gebaseerd op Thomas Manns
beroemde novelle, over de vergankelijkheid
van schoonheid).
Ondanks zijn zieltogende toestand toont
Britten hier zijn stiff upperlip en geen spoor
van zelfbeklag. De doortimmerde vorm doet
allesbehalve krachteloos aan: je moet als
componist een lange adem en een goed gevoel voor proportie hebben om vijf delen in
een effectieve boogvorm te
presenteren (symmetrisch
opgebouwd volgens het
patroon A-B-C-B-A; een
ingetogen en een scherzoachtig deel staan aan
weerszijden van het centrale
adagio, en het thema van
de Finale wordt al in het
openingsdeel aangekondigd). Daarbinnen verkent
Britten – meer dan in de
twee eerdere strijkkwartet- Benjamin Britten
ten – de essentie van de bezetting. Vierstemmig samenspel is hier geen gegeven ding,
maar iets wat geleidelijk gewonnen moet
worden uit solo’s en duo’s.
Pure, abstracte muziek dus, maar wel met
een latente sfeer van onthechting en afscheid,
die zich eigenlijk alleen in details duidelijk
openbaart. Britten citeert rijkelijk uit zijn eigen
(nog maar net voltooide) Death in Venice.
Daarnaast is de Burlesque een hommage aan
(en een stijlimitatie van) zijn recent overleden
vriend en collega Dmitri Sjostakovitsj. En dan
is er die mysterieuze, vage tonaliteit. Nimmer
componeerde Britten atonaal, en hier evenmin, maar wel is het harmonische landschap
desoriënterend en is de
fundamentele toonsoort
nog amper detecteerbaar. Pas in het slotdeel
tekent zich een duidelijk
E-majeur af, een zekerheid die door het vervreemdende slotakkoord
weer in twijfel wordt getrokken: ‘Ik wilde afsluiten
met een vraag’, aldus de
componist.
michiel cleij © 2010
25
biografieën
DoelenKwartet
Frank de Groot · viool
Maartje Kraan · viool
Karin Dolman · altviool
Hans Woudenberg · cello
Het DoelenKwartet is een van de belangrijkste
strijkkwartetten in Nederland op het gebied
van de hedendaagse klassieke muziek. Het
repertoire omvat voornamelijk eigentijdse
werken en composities uit de vroeg-twintig­
ste eeuw. Om deze nieuwe muziek in een
historisch perspectief te kunnen plaatsen,
laat het kwartet incidenteel ook de klassieken
herleven. De vele ontmoetingen die het DoelenKwartet met vooraanstaande componisten
mocht hebben – onder wie Steve Reich, Henri
Dutilleux, Kevin Volans, John Adams en Wolfgang Rihm – zijn voor het kwartet een leidraad geweest bij het vormen van een onmis-
Frank de Groot
26
Maartje Kraan
kenbaar eigen signatuur. Het ensemble was
te horen op belangrijke Nederlandse festivals,
zoals het Gergiev Festival, de Internationale
Gaudeamus Muziekweken, het Prime Festival
in Groningen, het Festival voor Nederlandse
Strijkkwartetten in Eindhoven en de Red
Sofa-serie in de Rotterdamse Doelen. In
België trad het kwartet op in het Festival van
Wallonië en in het Festival van Vlaanderen.
Daarnaast gaf het DoelenKwartet concerten
in Frankrijk, Duitsland, Polen, Tsjechië, Zwitserland en Costa Rica. Verder profileert het
DoelenKwartet zich met bijzondere cd-opnamen, waaronder een in de pers bejubeld
Rihm-portret met de Strijkkwartetten nrs.1,
4, 5 en 8, de 3cd-box Play It Again! met louter
live-opnamen uit de Doelen en de cd’s met
het complete oeuvre voor strijkkwartet van
de componisten Karl Amadeus Hartmann en
Hans Erich Apostel. Cybele-Records is het
innoverende label waarmee het DoelenKwartet samenwerkt. De daar uitgebrachte
Karin Dolman
Hans Woudenberg
cd’s werden alle onderscheiden met diverse
prijzen, waaronder tweemaal de Echo Klassik
Preis, de Leopold Preis, de Editors Choice
van The Grammophone en een nominatie
voor de Deutsche Schallplattenpreis 2009.
Prins bekleedde gastdocentschappen aan de
conservatoria van Amsterdam, Rotterdam,
Den Haag, Utrecht, Maastricht en aan de
Toneelacademie Maastricht. Daarnaast gaf
hij geregeld workshops in België en Frankrijk.
David Prins · regie
De Nederlandse regisseur David Prins studeerde cello en muziektheaterregie aan
het Koninklijk ConserDavid Prins
vatorium in Den Haag.
Als assistent-regisseur werkte hij met onder
anderen Peter Sellars, Boris Pokrovski, Pierre
Audi en Erik Vos. In de afgelopen vijftien jaar
ontwikkelde hij zich tot onafhankelijk regisseur
van voornamelijk muziektheater. Hij realiseerde ensceneringen van opera’s van Mozart,
Purcell, Verdi, Puccini, Offenbach, Poulenc,
Menotti, Vaughan Williams, Sjostakovitsj,
Dvořák, Von Suppé, Andriessen en Wagner,
alsook gesproken theater van onder anderen
Ionesco, Albee, Anouilh, Büchner, Dürrenmatt
en Synge. Werk van David Prins was buiten
Nederland te zien in Duitsland, Denemarken,
België, Frankrijk, Oostenrijk, Israël en de
Russische Federatie.
Simone Riksman · sopraan
De sopraan Simone Riksman studeerde bij
Frans Huijts en Roberta Alexander aan het
Rotterdams Conservatorium en aan de
Nieuwe Opera Academie in Amsterdam. Zij
vervolgde haar studie bij Margreet Honig.
Masterclasses volgde zij bij onder anderen
Carolyn Watkinson, Jard van Nes en Christa
Ludwig. Simone Riksman won verschillende
prijzen, waaronder de Premier Prix d’Opéra
van het Concours de Mâcon in Frankrijk.
Concerten en recitals gaf ze in binnen- en
buitenland. Zij was onder meer te horen op
het Delft Chamber
Music Festival met
pianist Enrico Pace
en nam deel aan de
Mozart Academy van
het Festival in Aix-enProvence. Op haar repertoire staan onder
Simone Riksman
© Fotostudio Schnedereit meer Bachs Matthäus27
Passion, Die Jahreszeiten van Haydn en het
Requiem van Mozart. Op het operapodium
zong zij onder meer de rol van Euridice in
Glucks Orfeo ed Euridice, Pamina in Die Zauberflöte van Mozart en La blanche Aline in
Les aventures du Roi Pausole van Honegger.
Pieter Smithuijsen · arrangeur
Pieter Smithuijsen studeerde in Den Haag
contrabas bij Piet Swinkels en Anthony
Woodrow en muziektheorie bij onder anderen
Louis Andriessen en Diederik Wagenaar. Hij
is lid van het Asko | Schönberg Ensemble en
mede-oprichter van
het Nepomuk Fortepiano Quintet. De
laatste jaren is Pieter
Smithuijsen
ook actief
Pieter Smithuijsen
© Co Broerse
als arrangeur.
Eva Zöllner · accordeon
Eva Zöllner (1978) studeerde accordeon aan
de conservatoria van Keulen en Kopenhagen
bij Geir Draugsvoll. Met groot engagement
zet zij zich in voor hedendaagse muziek. Zij
maakt deel uit van diverse kamermuziek­
formaties en ontwikkelt nieuwe programmaconcepten, vaak met een multidisciplinair
28
karakter. Zij werkt met
ensembles als musikFabrik, Athelas Sinfonietta Copenhagen,
Birmingham Contemporary Music Group en
La Camerata de Las
Americas.
Eva Zöllner
Als soliste trad zij op
in de meeste Europese landen, in Japan,
Canada, de Verenigde Staten, Argentinië,
Brazilië, Cuba, Uruguay, Venezuela en in
Mexico, waar zij een wezenlijke bijdrage
levert aan het promoten van de accordeon.
De intensieve samenwerking met componis­
ten van haar generatie vormt, net als dat bij
het DoelenKwartet het geval is, een belangrijk aspect van haar loopbaan. Dat heeft tot
nu toe geresulteerd in premières van meer
dan tachtig werken in binnen- en buitenland.
Eva Zöllner leeft met haar instrument een
rondreizend bestaan in de meest verschillende culturele omgevingen.
Strijkkwartetten in Den Haag seizoen 2010-2011
do 14 oktober · 20.15u
za 30 oktober · 20.15u
di 23 november · 20.15u
di 14 december · 20.15u
do 23 december · 20.15u
di 11 januari · 20.15u
za 22 januari · 20.15u
do 3 februari · 20.15u
di 8 februari · 20.15u
di 11 maart · 20.15u
vr 1 april · 20.30u
za 2 april · 20.15u
do 14 april · 20.15u
DoelenKwartet Duitse Kerk · Bach Cage Sjostakovitsj
Ragazze Kwartet Nieuwe Kerk · Beethoven Stravinsky Webern Brahms
Takács Quartet Diligentia · Sjostakovitsj Haydn Schubert
Kuss Quartet Diligentia · Sciarrino Verdi Berio Beethoven
DoelenKwartet Dr Anton Philipszaal · Janáček - ‘Het Verliefde Hart’
Quatuor Ebène Diligentia · Mozart Borodin Beethoven
EnAccord Strijkkwartet Nieuwe Kerk · Mozart Dutilleux Schumann
DoelenKwartet Waalse Kerk · Fontyn Debussy Boesmans Dutilleux
Aviv Quartet Diligentia · Haydn Dvořák Brahms
Auryn Quartett Diligentia · Mozart Debussy Chausson
Mondriaan Kwartet De Regentes · Webern Janssen Feldman
Van Dingstee Kwartet Nieuwe Kerk · Sjostakovitsj Schubert
DoelenKwartet Paleiskerk · Abrahamsen Adès Britten
Een inspirerende samenwerking
‘Private-Energy voorzag het dak waaronder de interpretaties van het DoelenKwartet ontstonden
van zonnepanelen. Een nieuwe vorm van energiewinning die de energie van het DoelenKwartet op
eigentijdse wijze ondersteunt. De technische beheersing en betrouwbaarheid van Private-Energy
stonden garant voor een perfecte installatie.’ - Hans Woudenberg, cellist DoelenKwartet
Private-energy Kiotoweg 41, 3047 BG Rotterdam, 010 262 3008 / 06 2377 7171
29
Concerten DoelenKwartet seizoen 2010-2011
Rotterdam
za 4 september · 12.00u Metrostation Centraal Gergiev Festival · Reich Different trains
di 5 oktober · 20.15u de Doelen · Strings Attached - choreografie Sanne van der Put
wo 15 december · 20.30u Laurenskerk met Nationaal Jeugdkoor · A ceremony of carols
za 5 februari · 20.30u de Doelen · Fontyn Debussy Boesmans Dutilleux
za 12 maart · 20.30u de Doelen met DoelenEnsemble · Oorebeek Sciarrino Top
za 2 april · 20.15u Laurenskerk met The Gents · o.a. McMillan Yang Van Deurzen
wo 6 april · 20.15u Podium O950 · Reich Different trains
za 9 april · 20.30u de Doelen m.m.v. Eva Zöllner · Britten Abrahamsen
Amsterdam
di 7 september · 20.15u Gaudeamus/Orgelpark · Tabakova Yang Jeths
zo 26 september · 11.00u Betaniënklooster · Bach Cage Sjostakovitsj
vr 8 oktober · 20.15u Muziekgebouw aan ’t IJ · Strings Attached
choreografie Sanne van der Put
za 22 januari · 21.00u Concertgebouw · Boesmans Dutilleux Crumb
vr 8 april · 20.15u Muziekgebouw aan ’t IJ · Abrahamsen Adès Britten
za 28 mei · 15.00u Muziekgebouw aan ’t IJ Oestvolskaja Festival · Sjostakovitsj 5
30
Het DoelenKwartet en Simone Riksman treden met Janáček - ‘Het Verliefde Hart’ op in
Zeewolde zo 19 december · 15.00u · De Verbeelding
De Verbeelding 25 · t 036 522 70 37
Den Haag do 23 december · 20.15u · Dr Anton Philipszaal
Spuiplein 150 · t 070 88 00 333
Nijmegen wo 5 januari · 20.30u · Theater Lux
Marienburg 38-39 · t 0900 589 46 36
Maassluis do 6 januari · 20.15u · Theater Schuurkerk
Schuurhof 142 · t 010 592 82 45
Download