Het Nieuwe Strijkkwartet Den Haag 14 oktober · Intuïtie 23 december · Liefde/Hartstocht 3 februari · Poëzie 14 april · Fantasie 2010 - 2011 1 colofon foto’s omslag en p.26 · Louis Haagman redactie en vormgeving · Philip Leussink drukwerk · Kwadraat Grafimedia met dank aan Concert- en congresgebouw de Doelen Muziekgebouw aan ’t IJ Goethe Institut Rotterdam Stichting DoelenEnsemble Atelier Günther Borst De serie Het Nieuwe Strijkkwartet komt tot stand met steun van M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting DoelenKwartet Frank de Groot · viool Maartje Kraan · viool Karin Dolman · altviool Hans Woudenberg · cello Kanaalweg 30, 2584 CK Den Haag [email protected] www.doelenkwartet.nl 2 Het Nieuwe Strijkkwartet 2010-2011 1. Intuïtie pagina 5 donderdag 14 oktober 2010 · 20.15 uur Duitse Kerk · inleiding om 19.30 uur Bach 4 delen uit Die Kunst der Fuge Cage String Quartet in Four Parts Sjostakovitsj Strijkkwartet nr.5 2. Liefde / Hartstocht 11 donderdag 23 december 2010 · 20.15 uur Dr Anton Philipszaal m.m.v. Simone Riksman sopraan Janáček - Het verliefde hart 3. Poëzie 15 donderdag 3 februari 2011 · 20.15 uur Waalse Kerk · inleiding om 19.30 uur Fontyn Vola il tempo… Debussy Strijkkwartet Boesmans Summer dreams Dutilleux Ainsi la nuit 4. Fantasie 21 donderdag 14 april 2011 · 20.15 uur Paleiskerk · inleiding om 19.30 uur m.m.v. Eva Zöllner accordeon Abrahamsen Air; Three little nocturnes; Strijkkwartet nr.3 Adès Strijkkwartet ‘Arcadiana’ Britten Strijkkwartet nr.3 WELKOM BIJ HET DOELENKWARTET Den Haag · oktober 2010 Het is een lang gekoesterde wens van het DoelenKwartet om in Den Haag, waar een meerderheid van het kwartet studeerde en woont, concerten te geven. Met de serie ‘Het Nieuwe Strijkkwartet’ gaat deze wens in vervulling. ‘Het Nieuwe Strijkkwartet’ heeft niet zozeer betrekking op het al sinds de vroege jaren negentig opererende DoelenKwartet als wel op het karakter van de concerten. Sinds Joseph Haydn vormt het strijkkwartet in de muziek naast het symfonieorkest de meest constante instrumentale formatie. Echter, anders dan het symfonieorkest, heeft het strijkkwartet zich qua bezetting niet gewijzigd. Een modern strijkkwartet zou kunnen spelen op instrumenten van 300 jaar oud. Dit gegeven staat in schril contrast met het feit dat een hedendaags strijkkwartet totaal anders klinkt dan dat uit de tijd van Haydn. Hoe heeft het strijkkwartet zich zo van binnenuit kunnen veranderen? Dat is een vraag die we hopen te beantwoorden door de stem van het nieuwe strijkkwartet met bevlogenheid te laten horen. In dit programmaboekje vindt u toelichtingen op alle werken die wij het komende seizoen voor u zullen spelen. Deze bundeling in één boekje geeft u de kans zich op voorhand te laten inspireren voor nog komende concerten. Ons als spelers is het gegund om gedurende langere tijd met een compositie te leven, wat zijn rijkdom en diepgang aan het licht brengt. U zult het met één keer luisteren moeten doen. Wij hopen met de hulp van uw wijd geopende oren tot uitvoeringen te komen die recht doen aan wat het innerlijk oor van de componist hoorde tijdens het componeren. Zo gaat de muziek met drie paar oren door de wereld: die van de componist, die van de uitvoerende en die van u, die misschien wel het meest gezegende paar bezit. Veel luisterplezier, namens het DoelenKwartet Hans Woudenberg 1 Uitdagend en vertrouwd · Het strijkkwartet in de twintigste eeuw Het strijkkwartet is het alfa en omega van de muziek. Hans Erich Apostel Met het strijkkwartet moet gestreden worden, vinnig en liefdevol. Wolfgang Rihm De hemelbestormers van de afgelopen zestig jaar wilden de operatheaters opblazen, het symfonieorkest grondig hervormen, soms zelfs radicaal met het verleden breken. In hun woede om het klassieke muzieklandschap te veranderen hebben de verschillende generaties avant-gardisten opvallend genoeg het strijkkwartet ongemoeid gelaten. Sterker nog, uitgesproken vernieuwers als Cage, Kagel, Stockhausen en Xenakis hebben allemaal geschreven voor een bezetting die lange tijd associaties opriep met pruiken en adellijke paleizen. Het strijkkwartet blijft een uitdagend genre voor componisten van diverse pluimage en Arnold Schönberg 2 Béla Bartók heeft daardoor alle muzikale revoluties overleefd. Hoewel het cliché van een hoffelijke samenspraak tussen vier beschaafde heren al lang achterhaald is, biedt het genre nog steeds een unieke combinatie van polyfone rijkdom en spel met de klankkleur. Métier en verbeeldingskracht zijn nodig voor componisten die het contrapuntische potentieel en de klankmogelijkheden van de zestien snaren willen uitbuiten. In die zin vormt het schrijven van een strijkkwartet nog steeds de ultieme proeve van bekwaamheid. Dit verklaart wellicht waarom verschillende twintigste-eeuwse componisten zich op cruciale momenten in hun carrière aan het Alban Berg Sergej Prokofjev strijkkwartet hebben gewijd. Om drie voorbeelden te noemen: in 1908 gebruikte Arnold Schönberg het slotdeel van zijn Tweede Strijkkwartet, met sopraan, om de gewaagde stap naar de atonaliteit te maken (‘Ich fühle Luft vom anderen Planeten’); veertig jaar later stapte de jonge Pierre Boulez met zijn Livre pour quatuor voor het eerst uit de invloedssfeer van de piano; in 1950-’51 ten slotte trok Elliott Carter zich terug in de Arizona-woestijn om in alle rust aan zijn Eerste Strijkkwartet te werken, een retraite die zijn muziek voorgoed zou veranderen. Hiermee verwant is de autobiografische lading van toonaangevende kwartetcom­ posities. De twee late bijdragen van Janáček aan het genre, Kreutzersonate en Intieme brieven, vormen evenveel bekentenissen. Bergs Lyrische Suite verwijst eveneens naar het privéleven van de maker. En dat terwijl Elliott Carter Iannis Xenakis het strijkkwartet tot het eind van de negentiende eeuw als bolwerk van de ‘absolute muziek’ gold. Dat het medium zich bij uitstek leent tot min of meer expliciete ontboezemingen, blijkt ook uit het oeuvre van Sjostakovitsj, waarin vijftien symfonieën bestemd voor het grote publiek tegenwicht krijgen van evenveel naar binnen gekeerde strijkkwartetten. De gekwelde Rus behoort tot de selecte groep twintigste-eeuwse componisten die hun leven lang voor deze bezetting zijn blijven schrijven. Andere voorbeelden zijn Martinů, Bacewicz, Scelsi, Tippett en uiteraard Bartók, die veel kwartetliefhebbers als de waardige opvolger van Beethoven beschouwen. Wat aantallen betreft, wordt Sjostakovitsj voorbijgestreefd door Villa-Lobos met zeventien stukken en door Milhaud, auteur van Pierre Boulez Karlheinz Stockhausen 3 achttien kwartetten, waarvan het veertiende en het vijftiende tot een octet ‘opgestapeld’ kunnen worden. Bij veel toonaangevende componisten is de teller op één (Stravinsky, Lustosławski en Dutilleux) of twee (Ives en Prokofjev) blijven steken. Het aanhoudende succes van het strijkkwartet in de vroege twintigste eeuw heeft ook historische oorzaken, zoals de praktische noodzaak om naar kleine bezettingen terug DoelenKwartet © Louis Haagman 4 te keren na de vernielingen van de Eerste Wereldoorlog. Binnen het neoclassicisme van de jaren twintig en dertig kon het strijkkwartet, directe erfgenaam van de Weense Klassieken, zich moeiteloos handhaven. Nog belangrijker was de opkomst in de Duitstalige landen van hoogwaardige gezelschappen die zich op het eigentijdse repertoire toespitsten, zoals het Amar Quartett, met Hindemith op de altviool, en het Kolisch Quartett. In de tweede helft van de voorbije eeuw werd de fakkel overgenomen door onder meer het Quatuor Parennin uit Parijs en het LaSalle Quartet, gevestigd in Cincinnati. Vanaf de jaren zeventig kwamen jongere gezelschappen op de voorgrond, zoals het Kronos Quartet uit San Francisco, dat zich aanvanke­lijk op het Amerikaanse minimalisme richtte, en het Arditti Quartet uit Londen, dat de confrontatie aanging met de complexe partituren van de modernisten. Nederland doet volop mee met gespecialiseerde ensembles als het Mondriaan Kwartet, het onlangs gestopte Schönberg Kwartet en uiteraard het DoelenKwartet. Met zulke toegewijde pleitbezorgers wereldwijd heeft het eeuwenoude strijkkwartet een mooie toekomst. michel khalifa © 2010 1. Intuïtie donderdag 14 oktober 2010 · 20.15 uur Duitse Kerk · Bleijenburg 5 · Den Haag · inleiding om 19.30 uur Johann Sebastian Bach 1685-1750 Die Kunst der Fuge (1742-1749) • Fuga’s 1 - 6 - 14 - 20 (Edition Ries & Erler) John Cage 1912-1992 String Quartet in Four Parts (1949-1950) • Quietly Flowing Along • Slowly Rocking • Nearly Stationary • Quodlibet pauze Dmitri Sjostakovitsj 1906-1975 Strijkkwartet nr.5 in Bes opus 92 (1952) • Allegro non troppo • Andante - Andantino - Andante Andantino - Andante • Moderato - Allegretto - Andante 5 DUITSE KERK De kerk aan het Bleijenburg behoort aan de Duitse Evangelische Gemeente in Den Haag, die in 1857 werd opgericht. Er woonde toen in Den Haag een groot aantal Duitsers. Zij wilden graag een eigen kerk met een Duitse (Lutherse) predikant. De kerk dateert uit 1861 en is gebouwd in neo-gothische stijl. Het gebouw is een fraai voorbeeld van zogenaamde stucadoors-gothiek. De eenbeukige kerkruimte heeft gestucadoorde houten gewelven waarvan de ribben overgaan in kapitelen van stucwerk. De hofloge rechts voorin werd in 1903 gebouwd. Met name koningin Emma heeft hier veel gebruik van gemaakt. Door de grote ramen kan het buitenlicht een ruime bijdrage leveren aan de speciale sfeer in het gebouw. 6 Intuïtie Johann Sebastian Bach Die Kunst der Fuge (Fuga’s 1, 6, 14, 20) Hoe zou Johann Sebastian Bach zich aan het eind van zijn leven gevoeld hebben? Jarenlang gold hij als een van de belangrijkste componisten van zijn tijd, maar uiteindelijk raakte hij uit de mode en gold de moderne (vroeg-klassieke) muziek van onder anderen zijn zonen Johann Christian en Carl Philipp Emanuel als maat. Was hij gedesillusioneerd? Ontgoocheld? Feit is dat hij tussen 1742 en 1749 met Die Kunst der Fuge werkte aan een soort testament, al noemde Bach het nimmer zo. Waarschijnlijk wilde hij de kunst van het complexe contrapunt, die hij als geen ander beheerste, nog één keer vastleggen. Het is met veertien fuga’s (hier Contrapunctus genoemd) en vier canons, alle op eenzelfde thema in d-mineur, een meesterlijke weerslag van de barokke kunst van het meerstemmig schrijven. Of Bach het werk, dat hij uiteindelijk niet heeft kunnen voltooien, voor uitvoering bedoelde of slechts als ‘naslagwerk’ is niet duidelijk. Hij liet geen instrumentatie na. Wel groeide Die Kunst der Fuge uit tot een bijbel van de barokke meerstemmigheid die tot op de dag van vandaag van invloed is op componisten. Bovendien bleek het werk zowel geheel als in delen uitstekend uitvoerbaar en betekende de ontbrekende instrumentatie eerder een zegen dan een last. Die Kunst der Fuge is inmiddels voor vele instrumenten en instrumentcombinaties gearrangeerd en al lang gepromoveerd van ‘volstrekt uit de mode’ tot ‘tijdloos’. Uit de delen die vandaag op het programma staan blijkt uitstekend de opbouw van het complete werk. In Fuga 1 (Contrapunctus I) begint Bach met een rechttoe rechtaan presentatie van het thema dat in alle delen een rol speelt, gevolgd door een zeker voor Bach simpele fuga. Na de vierde fuga wordt het notenbeeld complexer. Zo is Fuga 6 (Contrapunctus IX) een dubbelfuga met twee duidelijk te onderscheiden thema’s en Fuga 14 (Contrapunctus XI) een tripelfuga. Bij Fuga 20, het laatste deel van Die Kunst der Fuge verdicht het notenbeeld nog meer. De fuga groeit uit van een dubbel- naar een tripelfuga en was waarschijnlijk een quadrupelfuga geworden als Bach het werk had kunnen voltooien. Nu breekt het werk bij de introductie van het thema BACH (Bes-A-C-B) af. Zijn zoon Carl 7 Laatste fuga uit Die Kunst der Fuge met bijschrift van C.Ph.E. Bach Philipp Emanuel schreef op deze plek bij een uitgave van het werk in 1752: ‘Über dieser Fuge, wo der Nahme B A C H im Contrasubject angebracht worden, ist der Verfasser gestorben’. Een mooie dramatisering die niet met de waarheid strookt – volgens handschrift- en papierstudies schreef Bach dit laatste deel op zijn laatst in 1749 – maar die wel de mythische status vergroot van deze partituur die zo mooi het einde van een tijdperk markeert. paul janssen © 2010 John Cage String Quartet in Four Parts Het String Quartet in Four Parts ontstond grotendeels in Parijs, waar John Cage in 1949 verbleef, en waar hij niet alleen met Pierre Boulez in contact kwam, maar zich 8 ook veel met de muziek van Erik Satie bezighield. Na de percussieve klanken van de ‘prepared piano’ in de Sonatas and Interludes (1946-’48) koos Cage in het String Quartet voor een vertrouwder geluid. Toch wordt hier geen traditioneel vierstemmig strijkersdebat gevoerd. Cage laat de vier spelers als één persoon ageren en samen één melodischharmonische stem vormgeven. De vier delen van het String Quartet symboliseren de vier seizoenen met hun onophoudelijke cirkelbeweging tussen verval en groei: achtereenvolgens zomer, herfst, winter en voorjaar. Deze symboliek komt vooral tot uitdrukking in de muzikale beweging. De melodische stroom van de zomer maakt plaats voor het melancholieke schommelen van de herfst. En op de eenvormige stilstand van de ijle winterklanken volgt het eruptieve uitbotten van een nieuwe lente, een snelle dans. Het String Quartet is gebaseerd op een vooraf vastgelegd reservoir van klanken. Elke klank is exact voorgeschreven voor bepaalde snaren van één of meer instrumenten, met een eigen speelwijze. Deze klanken worden als de losse steentjes van een mozaïek aan elkaar gelegd: soms tot een complexe opeenvolging, waaruit een melodische boven- stem ontstaat, soms, uitgedund, tot herhalingen van slechts twee of drie klanken. In de diatonische, archaïsche samenklanken, die aan Satie herinneren, duiken geregeld atonale dissonanten op. Toch blijft elke klank autonoom, er ontstaat geen hiërarchie; Cage was op zoek naar statische muziek zonder harmonische stuwkracht. Doordat hij bovendien de lengte en de vormonderdelen van het String Quartet vooraf met behulp van vaste tijdsduurproporties vastlegde, bevrijdde hij de muziek grotendeels van de expressie van een subjectief ‘ik’. Met dit laatste lag Cage min of meer op één lijn met Boulez. Maar kenmerkend voor dit strijkkwartet is, dat Cage zijn complexe structuren met geraffineerd ongekunstelde klanken verwezenlijkte. Ze verlenen de muziek een uitzonderlijke rust en openheid, als afspiegeling wellicht van Cage’s voorliefde voor oosterse filosofie. hella melkert © 2010 Dmitri Sjostakovitsj Strijkkwartet nr.5 in Bes opus 92 John Cage (1960) © William Gedney Na de beroemde aanval uit naam van Stalin op zijn opera Lady Macbeth of Mtsensk in 1936 kreeg Dmitri Sjostakovitsj het in 1948 wederom aan de stok met de Sovjetmachthebbers. Tijdens het Componisten Congres van februari 1948 werd de componist samen met Prokofjev en Katsjatoerjan beticht van het schrijven van ‘formalistische’ en ‘ondemocratische’ muziek. Na de officiële reprimande hield Sjostakovitsj zich in het openbaar bezig met patriottische partituren en filmscores, maar gedekt door deze façade componeerde hij werken die hem meer aan het hart gingen. Zo ontstond in 1949 zijn Vierde Strijkkwartet 9 Dmitri Sjostakovitsj en in de herfst van 1952 begon hij vol goede moed aan zijn Vijfde Strijkkwartet, terwijl hij ook de eerste schetsen neerzette voor een nieuwe symfonie, zijn tiende. Het kwartet bleef in de bureaulade liggen en werd pas in november 1953 uitgevoerd door het Beethoven Kwartet aan welk ensemble het werk ook is opgedragen. Dat Sjostakovitsj het werk pas naar buiten bracht nadat Stalin overleden was en het culturele klimaat zich iets ontspande, is niet zo verwonderlijk. Zijn Vijfde Strijkkwartet bevat alle elementen die de autoriteiten eerder als formalistisch en ondemocratisch beschouw10 den. Het is een zwartgallig en buitengewoon persoonlijk werk, waarin voor het eerst sinds lange tijd weer veelbetekenend het persoonlijk motief van de componist opduikt. Dit motief – DSCH (D-Es-C-B), naar de Duitse spelling van zijn initialen (D.Sch.) – vormt de kern van het openingsthema (C-D-Es-B-Cis) van het eerste deel, Allegro ma non troppo, en vervult ook verder een voorname structurerende rol. Dit eerste deel, geschreven in de sonatevorm, is donker van aard en zit vol conflicterend materiaal. Een quasiluchtig walsje lijkt de sfeer te doorbreken, maar de eerste themagroep klinkt bij terugkeer aan het slot nog grimmiger dan aan het begin. Het tweede deel, Andante, volgt naadloos op het eerste. Met een door de Russische volksmuziek geïnspireerd eerste thema en een lieflijk tweede thema bewandelt de componist even meer ontspannen wegen. Pas als het werk overgaat in het laatste deel Moderato-Allegretto, een sonate-rondo, keert de spanning van het begin weer terug. Terwijl thema’s uit de eerdere delen terugkeren blijft de sfeer ijzig. Pas aan het slot, als de noten langzaam wegsterven, gloort er licht aan het einde van de tunnel. paul janssen © 2010 2. Liefde / Hartstocht donderdag 23 december 2010 · 20.15 uur Dr Anton Philipszaal · Spuiplein 150 · Den Haag · geen inleiding JANÁČEK - HET VERLIEFDE HART Simone Riksman (als Kamila) sopraan DoelenKwartet Frank de Groot · viool Maartje Kraan · viool Karin Dolman · viool / altviool Hans Woudenberg · cello / cello piccolo David Prins scène en tekstbewerking Henriette Straub regieassistent Hans Woudenberg concept zondag 19 december 2010 · 15.00 uur Paviljoen De Verbeelding · Zeewolde woensdag 5 januari 2011 · 20.15 uur Theater LUX · Nijmegen donderdag 6 januari 2011 · 20.15 uur Schuurkerk Theater · Maassluis Leoš Janáček 1854-1928 Znělky (Sonetten) (1875) • Nummer 1 in A • Nummer 2 in d Moravische volkspoëzie in liederen (1892-1901) voor sopraan en strijkers bewerkt door Pieter Smithuijsen • Co je to za nebe (Wat is de hemel) • Kvítí milodějné (Liefdeskruiden) • Stálost’ (Standvastigheid) • Komu kytka (Voor wie is het boeket) • Lavečka (De steiger) Strijkkwartet nr.2 (1928) ‘Intieme brieven’ • Andante - Con moto - Allegro • Adagio - Vivace • Moderato - Andante - Allegro • Allegro - Andante - Adagio pauze 11 Op een overwoekerd pad (Po zarostlém chodníčku, 1911) voor strijkers bewerkt door Pieter Smithuijsen •Nače vešery (Onze avonden). Moderato •Frýdecká panna Maria (De maagd Maria van Friedeck). Grave •Sýček neodletěl (De kleine uil blijft krassen). Andante Moravische volkspoëzie in liederen voor sopraan en strijkers bewerkt door Pieter Smithuijsen •Rozmarýn (Rozemarijn) •Loučení (Vaarwel aan de geliefde) •Tíha (Zware last) •Osamělý (Alleen) •Osud (Het lot) Strijkkwartet nr.1 (1923) ‘Kreutzersonate’ •Adagio - Con moto •Con moto •Con moto - Vivace - Andante - Tempo I •Con moto - Adagio 12 Liefde / Hartstocht ‘Geachte mevrouw, aanvaard deze rozen als een teken van mijn grenzeloze achting voor u’, schreef Leoš Janáček in de zomer van 1917 aan Kamila Stösslová. ‘U bent zo lieflijk van karakter en verschijning, dat men in uw gezelschap helemaal opmontert.’ Kort daarvoor hadden de twee elkaar voor het eerst ontmoet en sindsdien verdween Kamila niet meer uit Janáčeks romantische gedachten. Het was een kansloze liefde: beiden waren getrouwd, en ook het leeftijdsverschil werkte niet in Janáčeks voordeel – hij was 63 jaar, zij nog maar 25. Dat hinderde de componist niet om Kamila te bedelven met honderden vurige brieven, die grotendeels bewaard zijn gebleven. Ze geven een prachtig beeld van Janáčeks late bloeiperiode. ‘Ons leven ligt erin besloten’ Niet alleen Janáčeks brieven, maar ook zijn composities vanaf 1917 dragen op allerlei manieren de sporen van zijn liefde voor Kamila. Geen enkel werk doet dat zo direct als het Tweede Strijkkwartet ‘Intieme brieven’ uit Janáčeks laatste levensjaar. ‘Ons leven ligt erin besloten’, vertelde de componist in een brief aan Kamila. De eerste twee delen van het kwartet noemde hij een weergave van hun eerste ontmoeting. Het derde deel is een verheerlijkt portret van Kamila: muziek ‘waarin de aarde begint te sidderen’. De finale ‘weerspiegelt de liefdespijn die ik voor je voel – hoewel het uiteindelijk niet klinkt als angst, maar als de vervulling van een groot verlangen.’ Janáček schreef Kamila ook over zijn Eerste Strijkkwartet. ‘Wat me voor ogen stond, was een ongelukkige vrouw die gemarteld wordt, geslagen, ter dood gebracht, zoals de Russische schrijver Tolstoj beschrijft in zijn Kreutzersonate.’ Het Eerste Strijkkwartet is als een opera zonder woorden, met het weemoedige openingsdeel als ouverture tot het drama. Het tweede deel schildert de spanningen binnen het huwelijk; deel drie verklankt de obsessieve jaloezie van de echtgenoot. In de finale bereikt de tragedie haar hoogtepunt met een crime passionel. Boomkruinen en struikgewas De andere werken op het programma dateren van vóór Janáčeks eerste ontmoeting met Leoš Janáček 13 Kamila. De Znělky (Sonnetten) ontstonden in 1875, toen Janáček net was afgestudeerd aan de Orgelschool van Praag. In die tijd ontwikkelde hij een levendige belangstelling voor de Tsjechische volksmuziek, die zich onder meer zou uiten in zijn Moravische volkspoëzie in liederen (18921901). ‘Er bestaan Kamila Stösslová met haar zoontje Otto (1917) liederen en gezangen,’ schreef Janáček in zijn voorwoord bij een Toen hij die stukken enkele jaren later bundelde onder de titel Op een overwoekerd van de eerste uitgaven, ‘waarbij slechts de pad, had hij ze omgedoopt tot ‘kleine comwind de orkestbegeleiding speelt, met alle levende stemmen van boomkruinen en posities voor klavier’. Deze sfeervolle werken vervlochten struikgewas, van verweesde verwierven zich al snel een plaats tussen stoppelvelden en sappige graslanden…’ De Janáčeks meest geliefde werken. Maar hoe eenvoud die hij nastreefde in zijn arrangepopulair Op een overwoekerd pad ook werd, menten van de volkspoëzie komt mooi tot Janáček repte er met geen woord over in uitdrukking in Pieter Smithuijsens bewerking zijn brieven aan Kamila. Met haar besprak hij bij voorkeur de periode vanaf 1917, toen voor sopraan en strijkers. Terwijl Janáček zijn verzameling Moravische zijn leven pas werkelijk begonnen was. volkspoëzie nog uitbreidde, begon hij al aan bart diels © 2010 een reeks nieuwe miniaturen voor harmonium. 14 3. Poëzie donderdag 3 februari 2011 · 20.15 uur Waalse Kerk · Noordeinde 23/25 · Den Haag · inleiding om 19.30 uur Jacqueline Fontyn 1930 Vola il tempo… (2009) Claude Debussy 1862-1918 Strijkkwartet in g opus 10 (1893) • Animé et très décidé • Assez vif et bien rythmé • Andantino, doucement expressif • Très modéré pauze Philippe Boesmans 1936 Summer dreams (1993, revisie 1998) Henri Dutilleux 1916 Ainsi la nuit (1973-1976) • Libre et souple • I Nocturne • Parenthese 1 • II Miroir d’espace • Parenthese 2 • III Litanies 1 • Parenthese 3 • IV Litanies 2 • Parenthese 4 • V Constellations • VI Nocturne 2 • VII Temps suspendu 15 WAALSE KERK De kerk van de Waals-Hervormde gemeente aan het Noordeinde werd in 1808 gebouwd op kosten van koning Lodewijk Napoleon, omdat hij de Hofkapel op het Binnenhof ging gebruiken voor katholieke erediensten. Deze was namelijk tot dan toe gebruikt door de Waalse gemeente. (De Hofkapel is later in de negentiende eeuw bij een verbouwing verdwenen.) De Waalse gemeenten in Nederland zijn ontstaan in de tachtigjarige oorlog, toen protestante vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden hier hun toevlucht zochten. Eind zeventiende eeuw voegden zich de Hugenoten uit Frankrijk daar nog bij. De in neo-classisistische stijl gebouwde kerk aan het Noordeinde is een zaalkerk. De kerk heeft een gestuct koofplafond en het interieur is verder zeer sober. Als koningin Wilhelmina gedurende het winterseizoen haar intrek nam in haar Residentie, ging zij hier ter kerke. Nog steeds worden er in deze kerk diensten gehouden in de Franse taal. 16 Poëzie Jacqueline Fontyn Vola il tempo… Jacqueline Fontyn geldt al decennialang als een van de meest vooraanstaande Belgische componisten. Haar werken worden tot ver over de grenzen uitgevoerd en ze geniet het respect van vele collega’s. Zo onderhield ze hechte vriendschappen met onder anderen Goffredo Petrassi, Witold Lutosławski en Henri Dutilleux. Aan deze laatste droeg ze bijvoorbeeld haar eerste strijkkwartet op, dat uit het begin van de jaren zestig stamt. Jacqueline Fontyn, in 1993 door koning Boudewijn I in de adelstand verheven voor haar verdiensten voor het Belgische muziekleven, wist al jong dat ze componist wilde worden. Ze schreef haar eerste werken op negenjarige leeftijd en week niet meer van haar pad af. Na haar studie piano en compositie aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel studeerde ze verder bij Nadia Boulanger en Schönbergleerling Max Deutsch. Hij introduceerde bij Fontyn de twaalftoonstechniek. Deze techniek bleef lange tijd het vertrekpunt voor haar werk, al ging ze er door- gaans zeer vrij mee om. Vanaf de late jaren zeventig verdwijnt de twaalftoonstechniek meer en meer naar de achtergrond om plaats te maken voor een haast intuïtieve synthese van de erfenis van de klassieke muziek en hedendaagse technieken. In 2009 kreeg zij het verzoek van Jenny Spanoghe van het Belgische Landini Kwartet om een nieuw strijkkwartet te schrijven. Vola il tempo… (De tijd vliegt…), haar antwoord op dit verzoek, en haar derde strijkkwartet, is een relatief kort werk in één beweging. Het begint met prachtige, geheimzinnige fluisterklanken (misterioso) en ontwikkelt zich uiteindelijk naar een ontspannen slotpassage. In deze compositie komt Fontyn naar voren als een ‘modern impressionist’. Het kwartet is kleurrijk en vol inventief instrumentgebruik en verrassende wendingen. Bovendien wordt de instrumentalisten op momenten gevraagd de stem te gebruiken, wat subtiel een extra klank- en kleurdimensie toevoegt. Over de titel en de verdere betekenis van het werk is de componiste kort. Titels komen bij haar altijd achteraf en zijn meer een indicatie van haar persoonlijk gevoel op dat moment dan van de noten of de opzet van het werk. ‘Ik schrijf in de hoop dat de musici en het publiek 17 er plezier aan beleven. Verder heb ik niet zo veel op met diepere betekenissen.’ paul janssen © 2010 Claude Debussy Strijkkwartet in g Claude Debussy componeerde zijn Strijkkwartet vrijwel gelijktijdig met zijn baan­ brekende, ‘impressionistische’ Prélude à l’après-midi d’un faune. Dat laatste werk overrompelde door de vrije, improvisatorische schrijfwijze; het Strijkkwartet daarentegen is een gebeeldhouwd stuk voor een oer-klassieke bezetting, vierdelig en opgebouwd uit duidelijk gemarkeerde thema’s. Het staat, kortom, nog stevig in de traditie waarvan Debussy zich steeds verder zou verwijderen (tot hij, aan het eind van zijn leven, vrij plotseling weer tot klassieke vormen terugkeerde). Binnen die kaders gebeuren evenwel zeer Debussyaanse dingen. Alle delen groeien uit het hoekige beginmotief: sober notenmateriaal dat voortdurend wordt omgevormd en uitgebreid. Die metamorfose-techniek was op zich niet nieuw: Liszt hanteerde die al, evenals César Franck (die overigens het in Frankrijk vrijwel afwezige strijkkwartetgenre 18 tot leven had gewekt, een paar jaar eerder). Maar Debussy plaatst het spel met motieven in een nieuw decor. In deel twee kleurt hij het met oosterse invloeden: echo’s van het gamelan-orkest dat hem gefascineerd had tijdens de recente Wereldtentoonstelling. En in deel drie evoceert hij een bijna middeleeuwse sfeer door het materiaal te vertalen in ijle, primitieve kerktoonsoorten. Eigenlijk is de essentie van de latere Debussy in dit werk al aanwezig – noem het ‘muzikale bewustzijnsverruiming’, het aan symbolistische schrijvers ontleende streven om ‘het verborgene’ hoorbaar te maken. Een motief van een paar noten gaat een eigen leven leiden, buiten de geijkte vorm- en harmonie­ principes – die beschouwde Debussy als schools en bekrompen. En vooral: hij plakte er nooit een kunstenaars-ego op, zoals Liszt en diens tijdgenoten deden. Altijd sloot Philippe Boesmans © Ann Selders Debussy zijn persoonlijke stemmingen buiten, om de muziek en de fantasie van de luisteraar alle ruimte te geven. Philippe Boesmans Summer dreams Aanvankelijk wees alles erop dat de Waalse musicus Philippe Boesmans carrière zou maken als concertpianist. De dynamiek van de muzikale wederopbouw bleek echter onweerstaanbaar; sinds het midden van de jaren 1960 wijdde Boesmans zich uitsluitend aan compositie. Zijn vroege werken zijn sterk beïnvloed door de toenmalige avant-garde: hij absorbeerde de serialistische klankconstellaties van Pierre Boulez en de elektronische klankwerelden van Henri Pousseur. Spoedig groeide hij evenwel los van zijn voorbeelden, mede omdat hij – zoals veel andere rijpende kunstenaars van zijn generatie – de beperkingen van het serialisme doorzag. Boesmans wilde weliswaar ontraditioneel componeren, maar niet verstrikt raken in dwangmatige compositieregels. Communicatie met het publiek moest altijd voorop blijven staan en niet opgeofferd worden aan steriele hi-tec. ‘En in Summer dreams hoor je wat voor eigenzinnige taal dat opleverde’, zegt cellist Hans Woudenberg. ‘Er zitten “gewone” drieklanken en majeur/mineur-passages in die in een stuk van Boulez ondenkbaar zouden zijn. Maar hij neemt wél de glasheldere, kaleidoscopische klank van Boulez mee. Voeg daarbij de enorme ritmische verfijningen: net als je in een bepaalde beweging zit kom je ongemerkt in een andere cadans terecht, zodat de flow voortdurend verandert op een heel organische manier. Het resultaat is een enorm beweeglijk, associatief klankweefsel, droomachtig inderdaad. Bij Dutilleux sta je nog met beide benen op de grond en kijk je in een donkere nacht naar een sterrenhemel, maar hier wordt je verplaatst in een totaal onwerkelijke sfeer. Alles neemt voortdurend andere contouren aan, melodieën beginnen bij de ene speler en lopen door naar de andere. Die constante veranderlijkheid maakt dat het stuk bepaald niet makkelijk te spelen is, temeer daar Boesmans een eigenaardige notatie gebruikt waarin alleen de verhoudingen van de tempi zijn uitgeschreven. Maar als het goed gaat klinkt het heel logisch – net zoals de raarste dromen logisch lijken op het moment dat je er middenin zit.’ 19 Henri Dutilleux Ainsi la nuit Henri Dutilleux is, ondanks zijn lange leven, schepper van een zeer klein oeuvre, maar elk werk is verbluffend expressief. Van zijn vroege, sterk naar Ravel neigende stukken distantieerde hij zich om een onafhankelijke stijl te kunnen ontwikkelen. Dat betekende ook dat hij zich na de Tweede Wereldoorlog verre hield van de schoolvorming rond Boulez, Stockhausen en andere avant-gardisten. Dutilleux bewonderde hun onderzoekersdrift, maar brak nooit rigoureus met vooroorlogse tradities. Melodie bleef voor hem een voorwaarde om ‘menselijke’ muziek te schrijven. Ook oude kerktoonsoorten zijn een ijkpunt; soms hoor je ze in ritueel aandoende passages, waarbij slagwerk of andere percussieve effecten het klankbeeld een extatisch karakter geven, en soms ontleedt hij ze tot ijle, statische klankvelden. Door de sterke nadruk op klankkleur, beweging en sfeer klinkt zijn muziek nog altijd zeer Frans, meer in het verlengde van Debussy dan van Ravel. En evenals Debussy beschouwt Dutilleux de natuur én de literatuur als zijn belangrijkste leermeesters. 20 Zo illustreert het strijkkwartet Ainsi la nuit een gegeven dat hij aan de romans van Marcel Proust ontleende: de mens is iets instabiels, een speelbal van zijn herinneringen en zijn omgeving. De muziek begint dan ook niet met een markant hoofdthema, maar met toespelingen en variaties daarop; pas geleidelijk verdichten de thematische flarden en associaties zich tot een compact gegeven met een duidelijke melodische identiteit. ‘Een topstuk’, aldus violist Frank de Groot, ‘zangerig en altijd transparant, ondanks de enorme notenmassa’s. Tijdens onze ontmoeting met hem zei hij niet veel, maar uit zijn oogopslag of zijn subtiele gebaren kon je de speelinstructies afleiden. Toen we hem vroegen of hij nog een tweede kwartet zou componeren reageerde hij bijna beledigd: een Frans componist zegt alles in één kwartet.’ michiel cleij © 2010 Henri Dutilleux 4. Fantasie donderdag 14 april 2011 · 20.15 uur Paleiskerk · Paleisstraat 8 · Den Haag · inleiding om 19.30 uur m.m.v. Eva Zöllner accordeon pauze Hans Abrahamsen 1952 Air (2007) voor accordeon solo Benjamin Britten 1913-1976 Strijkkwartet nr.3 opus 94 (1976) I.Duets II. Ostinato III. Solo IV. Burlesque V. Recitative and passacaglia (La Serenissima) Thomas Adès 1971 Strijkkwartet opus 12 ‘Arcadiana’ (1994) I. Venezia notturna II. Das Klinget so herrlich, das klinget so schön III. Auf dem Wasser zu singen IV. Et… (Tango mortale) V.l’Embarquement VI. O Albion VII. Lethe Hans Abrahamsen Strijkkwartet nr.3 (2008) Hans Abrahamsen Three little nocturnes (2005) voor strijkkwartet en accordeon 21 Paleiskerk Het kerkgebouw aan de Paleisstraat is de kerk – ook wel ‘vermaning’ genoemd – van de doopsgezinde gemeente in Den Haag. Doopsgezinden (belangrijk geloofspunt: alleen volwassenen kunnen gedoopt worden) wonen van oudsher vooral in de Zaanstreek, Amsterdam en Friesland. In de tweede helft van de negentiende eeuw nam het inwonertal van de residentie sterk toe en er kwamen toen ook veel doopsgezinden in Den Haag wonen. Er werd een eigen doopsgezinde gemeente opgericht en in 1886 liet men de kerk aan de Paleisstraat bouwen, die toen net in 1883 aangelegd was. De stijl is neo-romaans. Het gebouw heeft een prachtige puntgevel met in het midden een monumentaal roosvenster. 22 Fantasie Hans Abrahamsen Air; Three little nocturnes; Strijkkwartet nr.3 De beroemde David van Michelangelo was, volgens de maker, al aanwezig in het blok marmer waarmee hij begon; de kunst was eraf te halen wat hem bedekte. Dezelfde visie heeft Hans Abrahamsen op componeren. Hij beschouwt zijn muziek als iets wat geleidelijk opdoemt uit intuïtieve schetsen, en niet als een noot voor noot opgebouwde constructie: ‘Muziek is een projectie van muziek. Als je naar muziek luistert hoor je een afbeelding van muziek die er al wás.’ Toen Abrahamsen voor het eerst van zich liet horen, in de jaren 1970, schaarde hij zich achter de ‘Nieuwe Eenvoud’ die zich in de Deense muziek aftekende – een beweging die zich verzette tegen de complexiteit en publieksonvriendelijkheid van de toenmalige avant-garde. Sindsdien is zijn muziek beduidend gelaagder en minder ‘eenvoudig’ geworden, maar nog steeds componeert hij stukken die even compact als fantasievol zijn. In orkestwerken en andere groot bezette stukken weet hij vaak sprookjesachtige (schijn-)werelden op te roepen; in zijn strijkkwartetten hoor je hoe die ´beelden’ ontHans staan. Uit een Abrahamsen © Tine Harden aanvankelijk kaal, abstract lijnenspel bloeit een levend, pulserend geheel op met soms schaamteloos ‘ouderwets’-romantische passages en – in de werken met accordeon – zelfs een natuurgetrouwe benadering van ademhaling. Thomas Adès Strijkkwartet opus 12 ‘Arcadiana’ Het gebeurt niet meer zo vaak dat een concertpubliek, inmiddels alles al eens gehoord hebbende, uit zijn stoel opveert. Maar Thomas Adès slaagde er in de afgelopen vijftien jaar herhaaldelijk in. Zijn orkeststuk Asyla bleek zo’n zeldzaam werk dat je echt bij de keel grijpt, en de groteske opera Powder her face was goed voor een schandaal en, vooral, veel hilariteit. Maar ook in minder extreme werken componeert Adès buitengewoon trefzeker. Zijn strijkkwartet Arcadiana heeft een overwegend 23 mild karakter, zoals de titel doet verwachten: Arcadië is het legendarische land waar mens en natuur in harThomas Adès monie leven en dat alleen bestaat in de herinnering, of in onrealiseerbare idealen. De zeven deeltjes benaderen die idyllische wereld vanuit verschillende perspectieven. Water, de bron van elke levensvorm, is een terugkerend thema (in de oneven delen), en soms is de ondertoon nostalgisch: het derde deel verwijst naar het gelijknamige Schubert-lied, het vijfde naar een dromerig schilderij van Watteau en Albion naar het oude Schotland. Maar met subtiele middelen herinnert Adès er voortdurend aan dat het hier om een paradise lost gaat, in het slotdeel gesymboliseerd door de Lethe, de mythische rivier van vergetelheid. Het klankbeeld kan plotseling uitdunnen tot een uiterst fragiele balans tussen de vier strijkers, of ritmisch ontsporen, of door een bewust instabiele toonvorming totaal desoriënterend werken. 24 Benjamin Britten Strijkkwartet nr.3 In de twintigste eeuw werd het steeds minder bon ton om van ‘nationale muziek’ te spreken, maar de meeste stukken van Bernjamin Britten zijn door en door Engels, in zowel materiaalkeuze als -behandeling. Het ‘typisch Britse’ gehalte van Brittens strijkkwartetten wordt door violist Frank de Groot omschreven als ‘iets zoets en liefdevols, een verteltrant waarin onverwachts herinneringen aan oude Engelse vocale tradities opduiken.’ Dat hoge cantando-gehalte is karakteristiek. Britten is in de eerste plaats een componist van vocale muziek (opera’s, liederencycli) en paste zijn sterke gevoel voor melodie met succes toe in instrumentale composities. Hoewel zijn idioom nooit gemakzuchtig klinkt – voor pittige, weerbarstige harmonieën deinsde hij evenmin terug als voor liedteksten over pacificsme, homosexualiteit en andere ‘pijnlijke’ onderwerpen – hield Britten zich verre van ontoegankelijke, cerebrale compositiemethoden. Communicatie met het publiek beschouwde hij als de belangrijkste plicht van een kunstenaar. In het Derde Strijkkwartet – uit Brittens laatste levensjaar – is zijn expressie niet wezenlijk veranderd, maar wel geconcentreerder en soberder, zoals je wellicht verwacht van een componist aan de vooravond van zijn dood. Britten voltooide het stuk in Venetië, de stad die ook zijn laatste opera Death in Venice inspireerde (gebaseerd op Thomas Manns beroemde novelle, over de vergankelijkheid van schoonheid). Ondanks zijn zieltogende toestand toont Britten hier zijn stiff upperlip en geen spoor van zelfbeklag. De doortimmerde vorm doet allesbehalve krachteloos aan: je moet als componist een lange adem en een goed gevoel voor proportie hebben om vijf delen in een effectieve boogvorm te presenteren (symmetrisch opgebouwd volgens het patroon A-B-C-B-A; een ingetogen en een scherzoachtig deel staan aan weerszijden van het centrale adagio, en het thema van de Finale wordt al in het openingsdeel aangekondigd). Daarbinnen verkent Britten – meer dan in de twee eerdere strijkkwartet- Benjamin Britten ten – de essentie van de bezetting. Vierstemmig samenspel is hier geen gegeven ding, maar iets wat geleidelijk gewonnen moet worden uit solo’s en duo’s. Pure, abstracte muziek dus, maar wel met een latente sfeer van onthechting en afscheid, die zich eigenlijk alleen in details duidelijk openbaart. Britten citeert rijkelijk uit zijn eigen (nog maar net voltooide) Death in Venice. Daarnaast is de Burlesque een hommage aan (en een stijlimitatie van) zijn recent overleden vriend en collega Dmitri Sjostakovitsj. En dan is er die mysterieuze, vage tonaliteit. Nimmer componeerde Britten atonaal, en hier evenmin, maar wel is het harmonische landschap desoriënterend en is de fundamentele toonsoort nog amper detecteerbaar. Pas in het slotdeel tekent zich een duidelijk E-majeur af, een zekerheid die door het vervreemdende slotakkoord weer in twijfel wordt getrokken: ‘Ik wilde afsluiten met een vraag’, aldus de componist. michiel cleij © 2010 25 biografieën DoelenKwartet Frank de Groot · viool Maartje Kraan · viool Karin Dolman · altviool Hans Woudenberg · cello Het DoelenKwartet is een van de belangrijkste strijkkwartetten in Nederland op het gebied van de hedendaagse klassieke muziek. Het repertoire omvat voornamelijk eigentijdse werken en composities uit de vroeg-twintig­ ste eeuw. Om deze nieuwe muziek in een historisch perspectief te kunnen plaatsen, laat het kwartet incidenteel ook de klassieken herleven. De vele ontmoetingen die het DoelenKwartet met vooraanstaande componisten mocht hebben – onder wie Steve Reich, Henri Dutilleux, Kevin Volans, John Adams en Wolfgang Rihm – zijn voor het kwartet een leidraad geweest bij het vormen van een onmis- Frank de Groot 26 Maartje Kraan kenbaar eigen signatuur. Het ensemble was te horen op belangrijke Nederlandse festivals, zoals het Gergiev Festival, de Internationale Gaudeamus Muziekweken, het Prime Festival in Groningen, het Festival voor Nederlandse Strijkkwartetten in Eindhoven en de Red Sofa-serie in de Rotterdamse Doelen. In België trad het kwartet op in het Festival van Wallonië en in het Festival van Vlaanderen. Daarnaast gaf het DoelenKwartet concerten in Frankrijk, Duitsland, Polen, Tsjechië, Zwitserland en Costa Rica. Verder profileert het DoelenKwartet zich met bijzondere cd-opnamen, waaronder een in de pers bejubeld Rihm-portret met de Strijkkwartetten nrs.1, 4, 5 en 8, de 3cd-box Play It Again! met louter live-opnamen uit de Doelen en de cd’s met het complete oeuvre voor strijkkwartet van de componisten Karl Amadeus Hartmann en Hans Erich Apostel. Cybele-Records is het innoverende label waarmee het DoelenKwartet samenwerkt. De daar uitgebrachte Karin Dolman Hans Woudenberg cd’s werden alle onderscheiden met diverse prijzen, waaronder tweemaal de Echo Klassik Preis, de Leopold Preis, de Editors Choice van The Grammophone en een nominatie voor de Deutsche Schallplattenpreis 2009. Prins bekleedde gastdocentschappen aan de conservatoria van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Maastricht en aan de Toneelacademie Maastricht. Daarnaast gaf hij geregeld workshops in België en Frankrijk. David Prins · regie De Nederlandse regisseur David Prins studeerde cello en muziektheaterregie aan het Koninklijk ConserDavid Prins vatorium in Den Haag. Als assistent-regisseur werkte hij met onder anderen Peter Sellars, Boris Pokrovski, Pierre Audi en Erik Vos. In de afgelopen vijftien jaar ontwikkelde hij zich tot onafhankelijk regisseur van voornamelijk muziektheater. Hij realiseerde ensceneringen van opera’s van Mozart, Purcell, Verdi, Puccini, Offenbach, Poulenc, Menotti, Vaughan Williams, Sjostakovitsj, Dvořák, Von Suppé, Andriessen en Wagner, alsook gesproken theater van onder anderen Ionesco, Albee, Anouilh, Büchner, Dürrenmatt en Synge. Werk van David Prins was buiten Nederland te zien in Duitsland, Denemarken, België, Frankrijk, Oostenrijk, Israël en de Russische Federatie. Simone Riksman · sopraan De sopraan Simone Riksman studeerde bij Frans Huijts en Roberta Alexander aan het Rotterdams Conservatorium en aan de Nieuwe Opera Academie in Amsterdam. Zij vervolgde haar studie bij Margreet Honig. Masterclasses volgde zij bij onder anderen Carolyn Watkinson, Jard van Nes en Christa Ludwig. Simone Riksman won verschillende prijzen, waaronder de Premier Prix d’Opéra van het Concours de Mâcon in Frankrijk. Concerten en recitals gaf ze in binnen- en buitenland. Zij was onder meer te horen op het Delft Chamber Music Festival met pianist Enrico Pace en nam deel aan de Mozart Academy van het Festival in Aix-enProvence. Op haar repertoire staan onder Simone Riksman © Fotostudio Schnedereit meer Bachs Matthäus27 Passion, Die Jahreszeiten van Haydn en het Requiem van Mozart. Op het operapodium zong zij onder meer de rol van Euridice in Glucks Orfeo ed Euridice, Pamina in Die Zauberflöte van Mozart en La blanche Aline in Les aventures du Roi Pausole van Honegger. Pieter Smithuijsen · arrangeur Pieter Smithuijsen studeerde in Den Haag contrabas bij Piet Swinkels en Anthony Woodrow en muziektheorie bij onder anderen Louis Andriessen en Diederik Wagenaar. Hij is lid van het Asko | Schönberg Ensemble en mede-oprichter van het Nepomuk Fortepiano Quintet. De laatste jaren is Pieter Smithuijsen ook actief Pieter Smithuijsen © Co Broerse als arrangeur. Eva Zöllner · accordeon Eva Zöllner (1978) studeerde accordeon aan de conservatoria van Keulen en Kopenhagen bij Geir Draugsvoll. Met groot engagement zet zij zich in voor hedendaagse muziek. Zij maakt deel uit van diverse kamermuziek­ formaties en ontwikkelt nieuwe programmaconcepten, vaak met een multidisciplinair 28 karakter. Zij werkt met ensembles als musikFabrik, Athelas Sinfonietta Copenhagen, Birmingham Contemporary Music Group en La Camerata de Las Americas. Eva Zöllner Als soliste trad zij op in de meeste Europese landen, in Japan, Canada, de Verenigde Staten, Argentinië, Brazilië, Cuba, Uruguay, Venezuela en in Mexico, waar zij een wezenlijke bijdrage levert aan het promoten van de accordeon. De intensieve samenwerking met componis­ ten van haar generatie vormt, net als dat bij het DoelenKwartet het geval is, een belangrijk aspect van haar loopbaan. Dat heeft tot nu toe geresulteerd in premières van meer dan tachtig werken in binnen- en buitenland. Eva Zöllner leeft met haar instrument een rondreizend bestaan in de meest verschillende culturele omgevingen. Strijkkwartetten in Den Haag seizoen 2010-2011 do 14 oktober · 20.15u za 30 oktober · 20.15u di 23 november · 20.15u di 14 december · 20.15u do 23 december · 20.15u di 11 januari · 20.15u za 22 januari · 20.15u do 3 februari · 20.15u di 8 februari · 20.15u di 11 maart · 20.15u vr 1 april · 20.30u za 2 april · 20.15u do 14 april · 20.15u DoelenKwartet Duitse Kerk · Bach Cage Sjostakovitsj Ragazze Kwartet Nieuwe Kerk · Beethoven Stravinsky Webern Brahms Takács Quartet Diligentia · Sjostakovitsj Haydn Schubert Kuss Quartet Diligentia · Sciarrino Verdi Berio Beethoven DoelenKwartet Dr Anton Philipszaal · Janáček - ‘Het Verliefde Hart’ Quatuor Ebène Diligentia · Mozart Borodin Beethoven EnAccord Strijkkwartet Nieuwe Kerk · Mozart Dutilleux Schumann DoelenKwartet Waalse Kerk · Fontyn Debussy Boesmans Dutilleux Aviv Quartet Diligentia · Haydn Dvořák Brahms Auryn Quartett Diligentia · Mozart Debussy Chausson Mondriaan Kwartet De Regentes · Webern Janssen Feldman Van Dingstee Kwartet Nieuwe Kerk · Sjostakovitsj Schubert DoelenKwartet Paleiskerk · Abrahamsen Adès Britten Een inspirerende samenwerking ‘Private-Energy voorzag het dak waaronder de interpretaties van het DoelenKwartet ontstonden van zonnepanelen. Een nieuwe vorm van energiewinning die de energie van het DoelenKwartet op eigentijdse wijze ondersteunt. De technische beheersing en betrouwbaarheid van Private-Energy stonden garant voor een perfecte installatie.’ - Hans Woudenberg, cellist DoelenKwartet Private-energy Kiotoweg 41, 3047 BG Rotterdam, 010 262 3008 / 06 2377 7171 29 Concerten DoelenKwartet seizoen 2010-2011 Rotterdam za 4 september · 12.00u Metrostation Centraal Gergiev Festival · Reich Different trains di 5 oktober · 20.15u de Doelen · Strings Attached - choreografie Sanne van der Put wo 15 december · 20.30u Laurenskerk met Nationaal Jeugdkoor · A ceremony of carols za 5 februari · 20.30u de Doelen · Fontyn Debussy Boesmans Dutilleux za 12 maart · 20.30u de Doelen met DoelenEnsemble · Oorebeek Sciarrino Top za 2 april · 20.15u Laurenskerk met The Gents · o.a. McMillan Yang Van Deurzen wo 6 april · 20.15u Podium O950 · Reich Different trains za 9 april · 20.30u de Doelen m.m.v. Eva Zöllner · Britten Abrahamsen Amsterdam di 7 september · 20.15u Gaudeamus/Orgelpark · Tabakova Yang Jeths zo 26 september · 11.00u Betaniënklooster · Bach Cage Sjostakovitsj vr 8 oktober · 20.15u Muziekgebouw aan ’t IJ · Strings Attached choreografie Sanne van der Put za 22 januari · 21.00u Concertgebouw · Boesmans Dutilleux Crumb vr 8 april · 20.15u Muziekgebouw aan ’t IJ · Abrahamsen Adès Britten za 28 mei · 15.00u Muziekgebouw aan ’t IJ Oestvolskaja Festival · Sjostakovitsj 5 30 Het DoelenKwartet en Simone Riksman treden met Janáček - ‘Het Verliefde Hart’ op in Zeewolde zo 19 december · 15.00u · De Verbeelding De Verbeelding 25 · t 036 522 70 37 Den Haag do 23 december · 20.15u · Dr Anton Philipszaal Spuiplein 150 · t 070 88 00 333 Nijmegen wo 5 januari · 20.30u · Theater Lux Marienburg 38-39 · t 0900 589 46 36 Maassluis do 6 januari · 20.15u · Theater Schuurkerk Schuurhof 142 · t 010 592 82 45