Farmacokinetiek en Farmacogenetica Jan Gerard Maring ziekenhuisapotheker NVKFAZ Inleiding Farmacokinetiek Leer over het gedrag van geneesmiddelen Geneesmiddel Farmacologisch effect Toxicologisch effect Kwestie van dosering Historie van de farmacologie Medicijnman Plantaardig materiaal (b.v. digitalis purpurea, coca bladeren, wilgenbast, atropa belladonna, moederkoorn, etc.) Gunstige afloop Ongunstige afloop Farmacognosie Farmacognosie Historie van de farmacologie…. Sertürner 1806 isolatie morfine Withering ontdekking digitalis Farmacie rond 1900: Eerste antibioticum: 1910 Salvarsan tegen syfillis Paul Ehrlich & Sahashiro Hata Mijlpalen in de 20ste eeuw Banting & Best Isolatie insuline Mijlpalen in de 20ste eeuw Alexander Fleming Ontdekking penicilline Definitie van een geneesmiddel Stof die wordt toegepast om ziekten of de gevolgen ervan tegen te werken en genezing te bevorderen of te bewerkstelligen. Causale therapie (wegnemen van de oorzaak, b.v. infectie) Symptomatische therapie (bestrijden van symptomen, b.v. pijn) Substitutietherapie (aanvullen van een tekort, b.v. insuline Diagnostiek (hulpmiddel om ziekte of gebrek vast te stellen, b.v. röntgencontrast) Hoe werkt het? Farmacologie Farmacokinetiek: Bestudeert de lotgevallen van een geneesmiddel, absorptie, verdeling en eliminatie Farmacodynamiek: Bestudeert de geneesmiddel – receptor interacties -> biologisch effect Naamgeving van geneesmiddelen Chemische naam Generieke naam (INN) Merknaam (geoctrooieerd) Geneesmiddelontwikkeling Zoeken naar het molecule op basis van receptor modellen en diermodellen In vitro onderzoek Dierexperimenteel onderzoek Langendorff opstelling Eiwitstructuur beta-2 receptor Geneesmiddelontwikkeling Humaan onderzoek Vrijwilligers (kinetiek, fase I) Patiënten (dose-finding, fase IIa) Patiënten (open studies, fase IIb) Patiënten (vergelijkende studies, fase III) Patiënten (post-marketing onderzoek, fase IV) Registratie van een geneesmiddel Registratie Nationale Aanmelden bij College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) Europese procedure Aanmelden bij European Medicines Evaluation Agency Criteria: procedure werkzaamheid en veiligheid Handelsvergunning Toelating (na 3 maanden) Vergoedingslimiet (Nationaal) Transport van geneesmiddelen Barrières Lichaam wordt beschermd door biologische membranen Huid Maagdarmkanaal Longen Absorptie Geneesmiddel Valt uiteen in de maag Lost op Wordt opgenomen Barrières tussen darmlumen en capillair Problemen bij het absorberen van geneesmiddelen in het M-D kanaal Extreem lipofiel Extreem hydrofiel (gentamicine) Zeer hoog molecuulgewicht (vancomycine, insuline) Geen transporter Complexvorming (b.v. doxycycline met Ca) Effluxpomp Metabolisme in de darm Celmembraan Soorten membraantransport Paracellulaire diffusie (water) 2a.Transcellulaire diffusie 2b.Carrier gemedieerd transport (actief of passief) 2c.Pinocytose 3. Efflux (actief) 1. Waar vindt absorptie van geneesmiddelen plaats (Fick) Maag Klein Dunnedarm Groot oppervlak, lange verblijftijd Dikkedarm Klein oppervlak, korte verblijfstijd oppervlak, lange verblijftijd Rectum Klein oppervlak, korte verblijftijd Verdelingscoefficient (P) Log concentratie Octanol/water P = 2: concentratie in octanol is 100 x die van in water P= -1: concentratie in water is 10 x die van in octanol Optimaal: 0 < P < 2 Hoge P: snelle oplosbaarheid in membranen Lading bij fysiologische pH (Henderson-Hasselbalch) Rol transporter Veel voedingsstoffen zijn zeer hydrofiel Glucose, aminozuren, B-vitaminen, mineralen Hoe worden deze dan opgenomen? Carrier gemedieerd transport Bescherming tegen xenobiotica Effluxmechanismen (P-gp) Metabolisme in de darm Invloed van voedsel, water Geneesmiddel op lege maag (nuchter) Geneesmiddel op volle maag Geneesmiddel m.b.v. water Invloed van doseervorm Vloeibaar Drank, suspensie Tablet Instant release Maagzuur resistent Controlled release Absorptie Biologische beschikbaarheid (F) Fractie van de dosering (0 < F < 1) die onveranderd in de algemene circulatie terechtkomt I.v.: F=1 Oraal: F < 1 Onvolledige absorptie (b.v. door interacties) Ontleding in maag/darm Metabolisme (first-pass effect) First-pass effect Effect biologische beschikbaarheid op werking Therapeutische index Quotient tussen toxische (25%) en minimaal effectieve (75%) dosering. B.v. digoxine: Toxisch: 2,2 microg/l Minimaal effectief: 0,8 microg/l Ther Index: ca 3 B.v. paroxetine Toxisch: >500 microg/l Minimaal effectief: 50 microg/l Ther Index: >10 Interindividuele verschillen Leeftijd Geslacht Roken Ziekte Lichaamsbouw (vocht/vet/spieren) Co-medicatie Voeding Genetische aanleg metabolisme doeleiwit(ten) (aangrijpingspunt) Nierfunctie ...... Therapeutisch venster Belang biologische beschikbaarheid M.n. bij stoffen met kleine therapeutische index Digoxine (digoxinebesluit) Antidiabetica Anti-epileptica First pass effect Metabolisme na absorptie in de darm of in de lever High clearance drugs Low clearance drugs Niet-lineaire kinetiek (verzadigingskinetiek) Hoe meet je de biologische beschikbaarheid Intraveneuze dosering Spiegels bepalen Oppervlak onder de concentratie-tijd curve berekenen (= AUC(iv)) Orale dosering Spiegels bepalen Oppervlak onder de concentratie-tijd curve berekenen (= AUC(po)) AUC (po) / AUC (iv) uitrekenen = F Therapeutische gelijkwaardigheid Dezelfde biologische beschikbaarheid Verschillend afgifteprofiel Gelijke F <> Therapeutisch gelijk Aspecten therapeutische gelijkwaardigheid Chemisch Dezelfde chemische structuur Farmaceutisch Oplossnelheidstest Biologisch Hetzelfde farmacopee afgifteprofiel Therapeutisch Dezelfde werking Preparaten met gereguleerde afgifte Voorwaarden Korte halfwaardetijd Spiegel-effect relatie Geen absorptieproblemen Voordelen Geen grote fluctuaties Toename therapietrouw (compliance) MGA: normalisatie bloedspiegels A: 1 x daags 100 mg B: 2 maal daags 50 mg C: 2 maal daags 50 mg met gereguleerde afgifte D: 1 maal daags 100 mg met gereguleerde afgifte Toedieningsvormen hier foto preparaten meervoudig Toedieningsweg: oraal Oraal Patientvriendelijk Problemen Stabiliteit geneesmiddel Biologische beschikbaarheid Absorptiesnelheid Interacties Toedieningsweg: (trans)dermaal Dermaal Patiëntvriendelijk Lokaal (zalven, cremes met corticosteroiden) Systemisch (pleisters) Problemen Systemisch: lage doseringen • Voordeel: geen first-pass effect Transport door de huid Transdermale toediening Voordelen Gemak voor patiënt Stoppen per direct mogelijk First-pass effect lever omzeild Gelijkmatige afgiftepatroon Nadelen Heel sterk werkzame, lipofiele stoffen Huidirritatie Metabolisme in huid Toedieningsweg: parenteraal Parenteraal Intraveneus (evt. met hulpstof) Intramusculair (evt. als depot) Subcutaan Intracutaan (vaccinatie of allergietest) Intrathecaal (anesthesie/chemotherapie) Implantatie (staafjes) Vervolg parenteraal Voordeel Geen first pass effect Snelle werking (i.v.) Nadeel Steriel Minder patiëntvriendelijk Strenge eisen! Toedieningsweg: rectaal Rectaal Voordeel: toepasbaar bij slikproblemem of misselijkheid (i.p.v. parenteraal) Klysma’s Zetpillen (vet of hydrofiel) Keuze basis Eigenschappen farmacon Deeltjesgrootte Toedieningsweg: nasaal Nasaal Lokale therapie (allergische rhinitis) Systemische therapie: geen first-pass effect B.v. Alleen groeihormoon potente farmaca Trilhaarfunctie! Toedieningsweg: pulmonaal Pulmonaal Lokale therapie, asthma, COPD Poederinhalatoren Aerosolen Vernevelaar Verdeling Verdeling en evenwichten Fictief vs. Werkelijk verdelingsvolume Relevante parameters m.b.t. Vd Farmacon Ionisatiegraad (pKa) Lipofiliciteit (LogP) Grootte (Mw) Eiwitbinding (Fu) Ery/plasma ratio Weefsel Permeabiliteit Doorbloeding Vetpercentage !Vd geeft aan in welke mate het farmacon zich buiten de bloedbaan bevindt. Verandering lichaamssamenstelling Eiwitbinding Invloed hypoalbuminemie Oorzaken hypoalbuminemie Levercirrose Nefrotisch syndroom Brandwonden Redistributie (bijv. bij zwangerschap) Acute ziekte Verlies via darmen (enteropathie) Beeldvorming verdeling: WBA / PET Whole body autoradiography Positron Emissie Tomografie Specifieke barrieres Bloed-hersenbarriere Lipofiele stoffen Carrier gemedieerd actief transport Placentabarriere Moedermelk Transport van/naar hersenen Transport via placenta Eliminatie Biotransformatie (Metabolisme) Biotransformatie reacties Belangrijkste Fase I reacties Oxidatie Reductie Hydrolyse Zie tabel 4-1, pag 67 Endoplasmatisch Reticulum CYP 450 microsomale biotransformatie (oxidatie) Subtypen CYP450 Familie: Cijfer Subfamilie: Letter Individueel enzym: Cijfer Fase II reacties Paracetamol metabolisme Interindividuele verschillen in biotransformatie Leeftijd Geslacht Roken / Chemicalien Ziekte Co-medicatie (interacties) Voeding Genetische aanleg Van gen naar eiwit…. Genetisch polymorfisme (1) Triplet codeert voor aminozuur Mutatie (SNP) kan leiden tot inbouw ander aminozuur Genetisch polymorfisme (2) Silent Missense Nonsense Splice site CYP450 Genetisch polymorfisme CYP450 2C9 CYP450 2C19 Intermediate Poor CYP450 2D6 Poor Intermediate Extensive Ultrarapid ! Genotype moet vertaald worden in Fenotype bij rapportage naar de kliniek Klinisch relevante polymorfismen in de oncologie Metabolisme DPD UGT1A TPMT 5-FU irinotecan thiopurines Farmacologie van 5-fluorouracil 90% 5-FU Katabolisme Anabolisme DPD DHFU Nucleotiden/Nucleosiden FdUMP FUPA FBAL Binding Thymidylate Synthase dUMP dTMP Kinetiek 5-FU bij DPD deficientie 100 Index patient Index patient simulated data Controls (n=6) 5-FU (mg/L) 10 1 0,1 0 0,5 1 1,5 time (h) 2 2,5 3 3,5 Ernstige mucositis Variatie in enzymactiviteit Enzyminductie Eliminatie verloopt sneller (b.v. door roken) Onbedoelde interactie (roken en clozapine) Bedoelde interactie (fenobarbital en hoog bilirubine) Enzyminhibitie Eliminatie verloopt trager (b.v. door comedicatie) Onbedoeld interactie (fluvoxamine en clozapine) Bedoelde interactie (ritonavir en andere HIV middelen) Mechanisme enzyminductie: PXR Interactie terfenadine-grapefruit grapefruit terfenadine (prodrug) ECG afwijkingen fexofenadine (actief) geen ECG effect Excretie Renaal Hepatobiliair Overig Principe klaring: Extractieratio Cl(h) = Q(h) x ER Grote ER: Hoge klaring door de lever Groot first pass effect Excretie via de nier Stoffen met laag molecuulgewicht (<300) Hydrofiel Werking nefron Renale excretie = glomerulaire filtratie - passieve terugdiffusie + tubulaire secretie - actieve reabsorptie Renale excretie (1) Glomerulaire Filtratie Passief proces Mw < 20.000 Teststof: inuline, EDTA Passieve terugdiffusie pKa farmacon en pH urine van belang Urineflow Lipofilie Renale excretie (2) Tubulaire secretie: Basolaterale transporters: Organische Anion Transporters (OAT) Organische Cation Transporters (OCT) Luminale PGP transporters: (kationtransporter) MRP2/4 (aniontransporters) Renale excretie (2) Actieve Reabsorptie Resorptie van glucose, aminozuren, sommige vitaminen. Endocytose Meting nierfunctie Inulineklaring (echte GFR) Creatinineklaring (Filtratie + tubulaire secretie) Cockcroft&Gault MDRD Uitslag beïnvloed door kinine, cimetidine, ranitidine, trimethoprim Effectieve renale plasmaflow: PAHklaring Hepatobiliaire Excretie (Gal) Excretie via de gal Stoffen met groot molecuulgewicht (>500) Lipofiel Glucuronide Verschillende transportsystemen OATPs OCTs MRP, PGP BCRP Enterohepatische kringloop Conjugering farmacon in de lever Uitscheiding met de gal naar de darm Deconjugering door ß-glucuronidase uit darmflora Heropname farmacon Voorbeelden: Digoxine Morfine Ethinylestradiol lorazepam Andere excretieroutes (1) Uitademingslucht Inhalatie-anesthetica Ethanol (2% van totale eliminatie) Moedermelk Lipofiele, basische stoffen Speeksel pH range 5 – 7.4 (S/P ratio) TDM? Epirubicin(ol) in plasma/saliva Concentration (mcg/L) 1000 epirubicin plasma epirubicinol plasma epirubicin saliva epirubicinol saliva S/P ratio t=6h = 1.18 ± 0.71 S/P ratio t=22h = 1.72 ± 1.00 100 10 1 0 5 10 15 Time (h) 20 25 Andere excretieroutes (2) Zweet (experimenteel: reversed iontoforese) Haren Zware metalen Ethylglucuronide (ETG), chronisch alcohol misbruik Kwantitatieve Farmacokinetiek Begrippen Verdelingsvolume Fictief volume waarover een geneesmiddel zich verdeelt (Vd geeft aan in welke mate het farmacon zich buiten de bloedbaan bevindt). Klaring Fictief volume bloed of plasma dat per tijdseenheid wordt ontdaan van geneesmiddel Halfwaardetijd Tijd waarin de hoeveelheid geneesmiddel tot de helft afneemt als gevolg van klaring Mathematische beschrijving ADME processen vinden gelijktijdig plaats. ADME processen zijn voorspelbaar. Dosis (mg) Vd Serumconcentratie (mg/L) A b Vd C Dosis (mg) dAb Cl C dt Vd dC Cl C dt Vd Serumconcentratie (mg/L) Renale klaring Leverklaring Klaring van zwembadwater…. Vergelijkingen 1ste orde kinetiek Cl ke Vd dC ke C dt k et Ct C 0 e ln Ct ln C 0 ke t 1-compartimentsmodel Ander 1ste orde proces in natuur: Voorbeeld halfwaardetijd Paracetamol: 4 uur na inname: 100 mg/L 8 uur na inname: 25 mg/L Halfwaardetijd = ? ln Ct ln C 0 ke t ln C 2 ln C 1 ke (t 2 t1) C 2 ln 2 t 2 ke 1 1 2 C1 2-compartimentsmodel α–fase: vnl. bepaald door verdeling over compartimenten ß-fase: vnl. bepaald door eliminatie Meest gebruikte modellen -fase: verdeling naar en redistributie vanuit diep compartiment Orale farmacokinetiek A: drank B: tablet C: tablet retard AUC en biologische beschikbaarheid AUC: maat voor blootstelling Resultante van diverse processen AUC zeer geschikte maat op biologische beschikbaarheid vast te stellen: AUCoraal Dosis i.v. F AUCi.v. Dosis oraal Continue infusie Hoeveelheid via infuus in = hoeveelheid door klaring uit R inf Css Cl k e t Ct Css (1 e ) Herhaald doseren Doseerinterval 4x t½ Doseerinterval 1x t½ Doseerinterval 0,5x t½ Cav F (D ) Cl Racc 1,44 t1 2 Fluctuatie 2 t 12 Voorbeeld: nortriptyline t½= ~ 36 uur F = 50% V=18 L/kg Therapeutisch venster: 50-150 µg/L Dosisregime A: 1dd50mg tot 1dd150mg Dosisregime B: 2dd25mg tot 2dd75mg Vraag1: Wat is de verwachte Cav bij dit regime? Vraag2: Hoe groot is de cumulatiefactor? Vraag3: Hoe groot is de fluctuatie per regime? Voorbeeld: nortriptyline Cav F (D ) Cl Cl ke Vd t1 ln 2 t 12 Racc 1,44 2 ke Man 75 kg: Vd = 75*18 = 1350 liter t½ = 36 uur V ln 2 1350 ln 2 Cl 26 L / hr t1 / 2 36 0,5 50 / 24 Cav 0,04mg / L 40 g / L 26 36 Rac(1) 1,44 2,16 24 Fluct (1) 2 t 1 2 2 24 / 36 1,59 (45%) 36 Rac( 2 ) 1,44 4,32 12 Fluct (1) 2 t 12 212 / 36 1,26 (23%) Invloed van ziekte en ouderdom Nierfunctie neemt af bij ouder worden. Bij geneesmiddelen die >40% renaal worden geklaard moet hiervoor worden gecorrigeerd. Leverenzym-spectrum kan veranderen (moeilijk voorspelbaar) Verandering plasma-eiwitbinding Van belang voor low-clearance stoffen Niet relevant voor high-clearance farmaca Verandering lichaamssamenstelling Invloed hypoalbuminemie Verzadigingskinetiek Boven grensconcentratie: nulde-orde dC ke dt Praktijkvoorbeelden: Ethanol Fenytoïne Fenytoïne Michaelis-Menten kinetiek nulde orde eerste orde Maud Menten & Leonor Michaelis 1879-1960 1875-1949 Populatie Farmacokinetiek MW\Pharm (KinPop) NONMEM NPEM Op basis van “limited sampling” plasmawaarden in combinatie met relevante co-variabelen de kinetiek in het individu zo goed mogelijk voorspellen. PK/PD modeling Development of number N[C, t] of S. aureus as a function of time t (x-axis) and meropenem concentration C (yaxis). Farmacodynamiek Farmacodynamiek Bestudeert de werking van het geneesmiddel op het lichaam en het onderliggende werkingsmechanisme. Mate waarin een geneesmiddel werkt. Aangrijpingspunten farmaca Receptoren Ionkanalen Enzymen Transporteiwitten Specificiteit Nooit 100% Aspecifieke interacties op basis van fysisch-chemische eigenschappen. Aangrijping op andere receptoren en eiwitten (affiniteit). Effect afhankelijk van fysiologische reacties: feedback mechanismen. Receptoren Farmacon imiteert de werking van endogene signaalstof: agonist (voorbeeld: salbutamol) Farmacon blokkeert de werking van endogene signaalstof: antagonist (voorbeeld: metoprolol) Ionkanalen Receptorafhankelijke ionkanalen. Membraanpotentiaal afhankelijke ionkanalen. Blokkade van ionkanalen door receptorblokkade of interactie met andere delen van ionkanaal (bijvoorbeeld poriekanaal). Voorbeelden: blokkade spanningsafhankelijk Na+ kanalen door lidocaïne. Blokkade Ca2+ kanalen door verapamil/nifedipine. Enzymen Meestal remming van enzymactiviteit. Werking door: Binding aan active site (competatief). Binding aan allosteric site (non-competatief) Vals substraat Transporteiwitten Transporteiwitten verplaatsen ionen en kleine organische moleculen over celmembranen. Voorbeelden: Omprazol blokkeert K+/H+ ATPase SSRI’s remmen de heropname van serotonine in het neuron uiteinde. Receptorfarmacologie Betrokken bij aanschakelen signaaltransductieroutes door endogene signaalstoffen. 4 soorten recepten: Receptorafhankelijke ionkanalen G-eiwit gekoppelde receptoren Kinase gekoppelde receptoren Eiwitsynthese regulerende intracellulaire receptoren Receptorafhankelijke ionkanalen 3 families Cys-loop ATP gestuurd Glutamaat geactiveerd Zeer snelle respons na receptoractivatie (milliseconden). In zenuwen en in spieren. G-eiwit gekoppelde receptoren > 1000 receptoren werken via G-eiwit. Na activering van de receptor bindt GDP gebonden G-eiwit. Vervolgens wordt GDP vervangen door GTP. Het G-eiwit splitst en bindt aan het doeleiwit. GTP hydrolyseert tot GDP. Amplificatie van effect via onder meer second messenger moleculen. Respons in seconden. Cyclasen Adenylaat cyclase zorgt voor omzetting van ATP in second messenger cyclischAMP (cAMP). cAMP activeert proteïnekinase A. Adenylaat cyclase kan door G-eiwitten worden geactiveerd of worden geremd. cAMP wordt geinactiveerd door fosfodiësterase. Fosfolipasen Fosfolipase C zorgt voor splitsing van PIP2 in inositol-tri-fosfaat (IP3) en diacylglycerol (DAG). IP3 zorgt voor stijging van intracellulair Calcium. DAG activeert proteïnekinase C. Dynamiek in receptorpopulatie Desensitisatie door: Fosforylering van G-eiwit Receptor internalisatie Receptorrecycling maakt de populatie dynamisch. Dimerisatie van membraanreceptor Homodimeren (twee dezelfde receptoren) Heterodimeren (twee verschillende receptoren) Constitutieve activiteit. Kinase gekoppelde receptoren Stimulatie van kinase gekoppelde receptor leidt tot fosforylering van intracellulaire tyrosine residuen. Tyrosine residuen zorgen voor RAS activatie. Hierna cascade van enzymactivatie, leidend tot stimulatie DNA transcriptie. Respons in minuten. Receptortype bij groei en differentiatie. Intracellulaire receptoren De receptor is niet membraangebonden, maar bevindt zich intracellulair. De geactiveerde receptor bindt aan DNA en vergroot transcriptie van bepaalde genen. Respons in uren tot dagen. Farmaconwerking Agonisten: receptoractivatie Inverse agonisten: receptorinactivatie Antagonisten: receptorblokkade Concentratie-Werkings Curve Maat voor receptoraffiniteit van farmacon: EC50 of pD2. Agonisten met eenzelfde respons, maar verschillende affiniteit vertonen parallele curven (a,b,c). Een partieel agonist geeft een partiële respons. (c en d hebben dezelfde affiniteit) Partieel agonisme Geven bij maximale receptorbezetting een gedeeltelijke respons. Grootte van fractionele respons wordt uitgedrukt met intrinsieke activiteit α. Partiële agonisten werken in afwezigheid van een volle agonist stimulerend. In aanwezigheid van een volle agonist werken ze partieel antagonistisch. Competitief antagonisme In aanwezigheid van een vaste concentratie antagonist, is een agonist uiteindelijk bij voldoende hoge concentratie in staat het maximale effect uit te oefenen. De mate van rechtsverschuiving hangt af van de affiniteit: pA2. Non-Competitief antagonisme In aanwezigheid van een oplopende concentratie antagonist daalt het maximale effect, ongeacht [Agonist]. Farmaconeffecten in de populatie Per individu respons op farmacon: Gradueel, kwantitatief Wel/Niet, kwalitatief Op groepsniveau dosiseffect is een curve te maken. Werking en nevenwerking Werking = gewenst effect Bijwerking = ongewenst bijeffect (via andere receptoren en/of doelreceptor in andere organen). Toxisch effect = ongewenst effect dat bij normaal gebruik niet voorkomt of waarbij behandeling nodig is. Therapeutische index Quotient tussen toxische (25%) en minimaal effectieve (75%) dosering. B.v. digoxine: Toxisch: 2,2 microg/l Minimaal effectief: 0,8 microg/l Ther Index: ca 3 B.v. paroxetine Toxisch: >500 microg/l Minimaal effectief: 50 microg/l Ther Index: >10 PK-PD relaties Optimale dosis en therapeutisch venster is niet voor elke patiënt gelijk. Het farmacologisch effect zal fluctueren in de tijd. PK-PD modellen Farmacokinetisch model PK-PD link model Farmacodynamisch model Direct Indirect Voorbeelden: Heparine (direct) Acenocoumarol (indirect) Acetylsalicylzuur (indirect Voorbeeld antibiotica PD/PD relatie meropenem en afsterving Staph.aureus. PD/PD relatie tobramycine doseerschema en afsterving bacteriën. Variabiliteit in gevoeligheid voor farmaca Interindividuele verschillen in effectiviteit Therapietrouw Genetisch polymorfisme Leeftijd/Geslacht/Roken Ziekte Co-medicatie en voeding (interacties) Farmaceutische vorm en toedienroute Ontwikkeling tolerantie (desensitisatie) Variabiliteit nortriptyline spiegels Polymorfie in transport P-glycoproteine (ABCB1) MRP (ABCC1-12) BCRP Transporters in lever en nier Polymorfie in metabolisme CYP450 2C9 CYP450 2C19 Intermediate Poor CYP450 2D6 Poor Intermediate Extensive Ultrarapid ! Genotype moet vertaald worden in Fenotype bij rapportage naar de kliniek Genetisch polymorfisme Extensive metaboliser 2 functionele allelen Intermediate metaboliser 1 functioneel en 1 nietfunctioneel allel Poor metaboliser 2 niet-functionele allelen Ultrarapid metaboliser >2 functionele allelen Dosisadaptatie naar fenotype Ouderen en doseren Lagere doseringen Farmacokinetische redenen Vet water/verdeling Lever/nier klaring Eiwitbinding Farmacodynamische Aantal receptoren redenen Invloed leeftijd op fysiologie Invloed van ziekte op klaring Klaring van hexobarbital bij acute hepatitis en cirrose Farmacon-interacties Farmaceutisch Tetracycline met Ca2+ Farmacokinetisch Enzyminductie Rifampicine versnelt afbraak carbamazepine/fenobarbital Enzyminhibitie Erytromycine remt afbraak theofylline Farmacodynamisch Folinezuur rescue therapie bij high dose MTX Voedsel-interacties Melk en melkproducten (Ca2+) Tyraminerijke voeding (bij MAOremmers) Grapefruitsap Specifieke vormen van variabiliteit Idiosyncrasie Sterk afwijkende reactie op een farmacon t.o.v. de grote populatie. Allergie Concentratie-onafhankelijke reactie van immuunsysteem op toegediend farmacon Tolerantie Gewenning (langzaam) of tachyfylaxie (snel). Onttrekkingsverschijnselen Rebound effect na staken behandeling Rebound effecten na down- en upregulatie Succes met het tentamen!