Bloed Bloed vervoert heel veel dingen door je lichaam. Zoals eten, warmte, hormonen en afweerstoffen. Het bloed word rondgepompt door je hart. In heel je lichaam heb je bloedvaten. Door die vaten loopt je bloed. In je bloed zitten rode cellen, witte cellen, en bloedplaatjes. Die cellen noemen we bloedcellen. Het vloeibare gedeelte van bloed heet bloedplasma. Het grootste gedeelte van je bloed zijn rode bloedcellen. Zonder de rode bloedcellen zou je bloed gelig zijn. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Witte bloedcellen ruimen dode cellen op en verdedigen je lichaam tegen bacteriën. Bloedplaatjes zorgen dat je bloed kan stollen. Als dat niet gebeurt, zou je als je een wond hebt leegbloeden. Bloedstolling……………………………………………………………..1 De reis van bloed……………………………………………………….....1 Witte bloedcellen……………………………………………………….....2 Rode bloedcellen…………………………………………….……………..2 Vampiers…………………………………………………………….……3 Ziektes van het bloed………………………………………………….…...3 Hematopoëse………………………………………………………………4 Nawoord………………………………………………………………….4 Bronnen…………………………………………………………………..4 Bloedstolling Bloedstolling wordt ook coagulatie genoemd. Het bloed stolt als het niet in de bloedvaten zit. Als het bloed stolt, word het meestal blootgesteld aan de lucht. Het wordt dan hard en het klontert samen. Het voorkomt dat je leegbloed als je een wond hebt. De bloedstolling wordt veroorzaakt door de bloedplaatjes en de stollingsfactoren. De stollingsfactoren zijn een groot aantal eiwitten in het bloed. Als te veel bloed stolt, komt er trombose. Bij trombose kun je een hartinfarct of beroerte krijgen. Aan trombose kun je ook sterven. De reis van het bloed Het bloed wordt aangemaakt in het beenmerg. Het hart pompt het bloed door het hele lichaam. Het bloed voert afvalstoffen af en brengt voedingstoffen rond. Kooldioxide wordt naar de longen vervoerd, waar het wordt uitgeademd. Hormonen worden ook door het bloed vervoerd. Het bloed gaat door alle aders in je lijf. Je hebt slagaders en haarvaten. Als het bloed overal is geweest komt het terug in het hart. Bij het hart neemt het bloed zuurstof uit de longen op. Dan gaat het weer opnieuw door het hele lichaam. Steeds geeft het een beetje zuurstof af en neemt het kooldioxide mee verder. Rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes uitvergroot. Witte bloedcellen In bloed zitten, naast rode bloedcellen en bloedplaatjes, ook witte bloedcellen. Zij voeren de afvalstoffen af en vervoeren afweerstoffen. Voor elke witte bloedcel zijn er honderd rode bloedcellen, maar dat maakt niets uit, want witte bloedcellen zijn veel groter dan rode. Witte bloedcellen zijn onderverdeeld in twee groepen: de Granulocyten en de Agranulocyten. De Granulocyten helpen bij de afbraak van micro-organismen die schadelijk zijn voor je lichaam. De Granulocyten zijn ook weer onderverdeeld in drie groepen: neutrofiele granulocyten, de eosinofiele granulocyten en de basofiele granulocyten. De Agranulocyten spelen een rol in de afweer die niet specifiek is. De Agranulocyten zijn onderverdeeld in twee groepen: de monocyten en de lymfocyten. De lymfocyten zijn ook onderverdeeld in twee groepen: de Blymfocyten en de T-lymfocyten. Rode bloedcellen 99% van je bloed bestaat uit rode bloedcellen. Eigenlijk zijn het bloedlichaampjes, want de rode bloedcel heeft geen kern. Toch mag je het een cel noemen. De rode bloedcellen hebben één heel belangrijke taak: ze vervoeren zuurstof. Dit kan omdat er in rode bloedcellen hemoglobine zit. Dat is een stofje dat zuurstof kan vasthouden en loslaten. Hemoglobine zorgt dat het bloed de rode kleur krijgt. Het bevat ijzeratomen de het zuurstof kan binden. Niet alle dieren hebben hemoglobine in hun bloed. Geleedpotigen hebben geen hemoglobine in hun bloed. Het is zelfs zo dat niet alle geleedpotigen bloed hebben dat zuurstof vervoert. Als ze bloed hebben dat zuurstof vervoert dan word het niet vervoerd door hemoglobine maar door hemocyanine. De Latijnse naam voor rode bloedcellen is erytrocyten. Een rode bloedcel heeft de levensduur van 120 dagen. Vampiers Bij bloed denken veel mensen aan vampiers. Volgens de verhalen zijn vampiers bleke mensen met scherpe hoektanden en zwart haar. Ze dragen een net pak met een lange zwarte cape. Met hun hoektanden prikken ze in je nek en zuigen je bloed eruit. Dan verander je zelf in een vampier. Eén van de bekendste vampiers is Dracula. In het echt zijn vampiers vleermuisjes die in de nacht actief zijn. Net als Dracula drinken ze bloed. Maar ze drinken geen grote hoeveelheden. Vaak komen ze een week elke keer terug naar hetzelfde dier. Dat dier is bijna nooit een mens. Als je word gebeten voel je er niets van. Ziektes van het bloed Bloed kan ook ziek worden. Een ziekte van het bloed is leukemie. Dan krijgt het bloed een soort kanker. Het maakt van één cel veel te veel. Een andere ziekte is hemofilie. Dan kan het bloed veel dingen niet meer doen. Zoals stollen. Je kunt ook ziek worden door een beet van een teek. Teken houden zich vast aan je huid en zuigen wat bloed op. Als die teek ziek is word jij ook ziek. Bloedtransfusie Heel lang geleden, in de middeleeuwen werd er al bloed van het ene mens naar het andere gebracht. Meestal lukte dat niet. Heel soms wel. Toen wiste ze nog nauwelijks iets van bloed. In de 19e eeuw werd pas de holle naald uitgevonden. Maar Dokter Landsteiner ontdekte rond 1900 dat er bloedgroepen waren. Er waren 4 soorten bloed. Bloedgroep A, B, AB en O. De bloedgroepen A en O komen heel veel voor. B en AB wat minder. Als je bloedgroep A en B samendoet, klontert het samen. Hetzelfde gebeurt als je AB+A AB+C of O+B. Dat komt omdat je altijd twee dezelfde bloedgroepen moet gebruiken. Je moet ook op de rhesusfactor letten. Zelfs als je A en A samendoet lukt het niet als het A R+ en A R- is. Hematopoëse Bloedcellen leven niet eeuwig. Ze moeten soms vervangen worden. Dat gebeurt in het rode beenmerg. Het beenmerg bestaat uit stamcellen. Die stamcellen delen zich na een tijdje geleefd te hebben. Een van die gedeelde cellen wordt een nieuwe stamcel. De rest rijpen tot bloedcellen. Dit heet Hematopoëse. De bloedcellen rijpen verder tot drie groepen: de leukopoëse, dat zijn de witte bloedcellen. De erytropoëse, dat zijn de rode bloedcellen. En de thrombopoëse, dat zijn de bloedplaatjes. Als dit heel lang doorgaat, kunnen er steeds minder soorten cellen worden gemaakt. Nawoord Ik vond het bijzonder interessant om een werkstuk over bloed te maken. Het was wel best moeilijk, en ik heb thuis ook wat opgezocht. Het leukst vond ik het hoofdstukje “Witte bloedcellen”. Dat was heel interessant. Er waren wel veel moeilijke woorden. Ik heb ook veel geleerd. Maar het duurde wel lang en dat was wel vervelend. Bronnen Ik weet mijn bronnen niet precies meer, maar dit zijn degene die ik me kan herinneren: www.wikipedia.nl www.sanquin.nl www.scholieren.com Encarta en nog een paar encyclopedieën en andere boeken