De succesformule van Flevodrome De succesformule van leer-, werk- & trainingscentrum Flevodrome januari 2013 Contactgegevens Flevodrome Hout Adres : Veldweg 97 Postcode & plaats : 8231 SB Lelystad Telefoon : 0320 249 162 Flevodrome Metaal Adres : Silokade 7 Postcode & plaats : 1332 CN Almere Telefoon : 036-529 28 23 Postadres : Postbus 2344 8203 AH Lelystad Email : [email protected] Website : www.flevodrome.nl 2 Inhoudsopgave Inleiding: dit is Flevodrome 4 1 Visie, missie & strategie 7 Visie 7 Missie 7 Strategie 7 Doelgroep: ver van de arbeidsmarkt 8 De doelgroep 8 Deelnamecriteria 8 Deskundigheid & organisatie 9 Deskundigheid 9 2 3 Lerende organisatie 4 5 6 7 9 Organigram 10 Methodiek 11 Transactionele Analyse 11 Systeemtheorie 12 Het cultiveren van zelfsturing 13 Leertheorie 14 Een eclectische benadering 15 Het traject: drie fasen & drie aandachtsgebieden 16 Drie fasen: kennismaking, training & uitstroom 16 Drie aandachtsgebieden: beroepshouding, vakmanschap & persoonlijke toekomstvisie 21 Resultaten tot nu toe 25 Opmerkelijke uitstroomcijfers 25 Flevodrome en de toekomst 26 Duurzame kansen 26 Bijlage 1: Schematische trajectweergave 27 Bijlage 2: Primair proces jongere 28 Bijlage 3: Transactionele Analyse 35 3 Inleiding: dit is Flevodrome “Ons streven is jongeren te helpen bij het ontwikkelen van een goede beroepshouding, de nodige vakkennis en een realistische, positieve persoonlijke toekomstvisie” Van bescheiden begin naar bewezen succesformule Flevodrome is in 1999 met drie 16-jarige jongeren in een schuur begonnen. Aanleiding was het feit dat er voor deze jongeren, die uit het ZMOK-onderwijs kwamen, geen passend vervolgonderwijs of werk te vinden was. Deze drie waren representatief voor een veel grotere groep jongeren voor wie alleen de weg van 12 ambachten en 13 ongelukken openligt. Flevodrome bood en biedt aan deze jongeren een nieuwe kans die bij hen past. Flevodrome werd opgericht door Eduvier onderwijsgroep, in samenwerking met de gemeenten Almere en Lelystad en de provincie Flevoland. Sinds die bescheiden start is Flevodrome uitgegroeid tot een volwaardige en succesvolle voorziening voor jongeren die vanwege gedrags- en motivatieproblemen (nog) niet meedraaien in reguliere opleidings- en reïntegratietrajecten. Hiermee is Flevodrome een onderdeel geworden van de ‘Sluitende Aanpak’ waarmee de overheid jongeren met ernstige gedragsproblemen aan een plek in de samenleving wil helpen. Flevodrome is een leerwerkbedrijf gericht op werk en opleiding. We werken met een duaal traject. Enerzijds is dit gericht op gedragsaanpassing, anderzijds op het behalen van benodigde kwalificaties. Daarnaast onderzoeken we ook de noodzaak tot aanvullende hulpverlening en laten we jongeren werkervaring op doen door middel van stages. De twee locaties van Flevodrome in Lelystad en Almere bieden een omgeving die gunstig is voor de ontwikkeling van de jongere: kleinschalig, arm aan prikkels, rijk aan bewegingsruimte, met intensieve begeleiding (1 begeleider op 6 jongeren) en een sterk appèl op eigen verantwoordelijkheid. Hier kunnen zij 34 uur per week op ontspannen wijze een vak leren, terwijl zij intussen werken aan psychische en/of sociale barrières die hen weerhouden van het volgen van een opleiding of het vinden en behouden van een passende baan. De werkplaatsen in Lelystad (hout) en Almere (metaal & motorvoertuigen) bieden jongeren de mogelijkheid om in relatief korte tijd belangrijke stappen voorwaarts te maken in hun ontwikkeling tot verantwoordelijke, autonome volwassenen die hun eigen leven op positieve wijze weten in te richten. In dit document willen wij onze aanpak, die wij in alle bescheidenheid ´de succesformule´ van Flevodrome noemen, graag verder uiteenzetten. Doelstelling Leer-, werk- en trainingscentrum Flevodrome biedt jongeren intensieve individuele ondersteuning op het gebied van opleiding, beroepshouding en gedrag en motivatie. Het doel van onze activiteiten is de autonomie van de jongeren – en daarmee hun succeskansen bij een vervolgopleiding of in het arbeidsproces – te vergroten. We doen dat door hen een programma aan te bieden waarin ze leren door te werken, waar nodig ondersteund met specifieke testen of workshops. Ons streven is deelnemers te helpen om een goede beroepshouding, de nodige vakkennis en een realistische en positieve persoonlijke toekomstvisie te ontwikkelen. Dat doen ze in de praktijk (leren door doen) en in samenwerking met onze werkmeesters en andere deelnemende jongeren. 4 Doelgroep Flevodrome ziet zichzelf als één van de laagst liggende voorzieningen binnen de regio Flevoland. Zowel op het gebied van onderwijs en reïntegratie als op dat van de hulpverlening willen wij het gemakkelijkst toegankelijke vangnet zijn voor onze doelgroep. Die doelgroep bestaat uit jongeren van 16 tot en met 27 jaar, die veelal vanwege psychische, sociale, emotionele en/of contextuele problemen geen opleiding (kunnen) volgen of werk (kunnen) krijgen. Ook kinderen jonger dan 16 kunnen in sommige gevallen bij ons terecht. Dat gebeurt dan op voordracht van de aanmelder en met toestemming van de leerplichtambtenaar. Per locatie bieden wij plaats aan 18 deelnemers. Aangezien jongeren een traject bij ons volgen van gemiddeld een half jaar, kunnen wij per locatie jaarlijks zo’n 32 nieuwe deelnemers op weg helpen. Resultaten Concreet stroomt jaarlijks tenminste 60% van onze deelnemers succesvol uit naar een baan of passende beroepsopleiding. Hun gedrag is dusdanig verbeterd dat wij hen in staat achten zelfstandig verder te gaan op de ingeslagen, positieve weg. De 40% die daar nog niet aan toe is helpen wij op weg naar een begeleidingstraject waarin andere hulpverleners hen ondersteunen. Sommigen gaan begeleid werken, anderen gaan naar een instelling, een justitiële jeugdinrichting (JJI) of een ontwenningskliniek om verdere terugval of recidive te voorkomen. Methodiek De methodiek die wij gebruiken is erop gericht de autonomie van de jongere te vergroten. De kracht van Flevodrome is de verantwoordelijkheid die genomen wordt om het traject, de ondersteuning en begeleiding met de jongere en zijn systeem aan te gaan. We (ver)oordelen niet, maar leren jongeren naar hun keuzes en gevolgen te kijken en daar verantwoordelijkheid voor te nemen. Het is essentieel dat een jongere inzicht krijgt in zijn eigen gedrag en de effecten daarvan op zijn omgeving. Bij Flevodrome vindt dit alles plaats op een ontspannen manier in de context van het dagelijks leer/werkprogramma. De competenties die een deelnemer gaandeweg verwerft, zowel vaktechnisch als gedragsmatig, zijn concreet en benoembaar. Op hout- of metaalgebied kan hij nuttige certificaten behalen, terwijl zijn gedragsvorderingen elke week aan de hand van een vaste vragenlijst met hem worden geëvalueerd. De methodiek die we hanteren binnen Flevodrome is gebaseerd op de leer van de ‘transactionele analyse’. Deze communicatie- en persoonlijkheidsontwikkelingstheorie gaat ervan uit dat menselijk gedrag gerelateerd is aan de verschillende rollen die wij vervullen (ouder, kind, volwassene). Het traject: intake & start, 3 hoofdfasen, nazorg Elke jongere die zich bij Flevodrome aanmeldt volgt een uniek traject dat op zijn/haar situatie, wensen en mogelijkheden is afgestemd. Globaal zien de trajecten er als volgt uit. Intake en start • De jongere kiest zelf voor het traject , waarna wij het netwerk rondom hem/haar mobiliseren; • Flevodrome maakt tijdens de intake een eerste beeldvorming, of inventarisatie van de problematiek en de veerkracht van de jongere; • Het programma is gebaseerd op 5xR: rust, reinheid, regelmaat, relatie, respect; • Door onze intensieve begeleiding krijgt de jongere direct reflectie op zijn eigen gedrag. 5 3 fasen Elk traject heeft 3 fasen: 1. Kennismaking Tijdens deze kennismakingsfase wordt elke jongere intensief begeleid. Het is een periode van veilig voelen en het samen in kaart brengen van aandachtspunten. Als het nodig is voeren we een persoonlijkheidsonderzoek uit om beter zicht te krijgen op behoeften en uitdagingen van de jongere. We zijn sterk gericht op het creëren van succeservaringen voor de jongere. Het aangaan van een relatie en bouwen aan vertrouwen door nabijheid, het beleven van succeservaringen en plezier hebben in, staan centraal in combinatie met werk, waardering, nuttige bezig zijn, ritme en richting geeft aan hun leven . 2. Training In deze fase trainen we de jongere om verantwoordelijkheid te nemen. Hij werkt aan eigen en algemene doelen die bij deze fase horen. De ondersteuning, “jij bent oke”, oordeel loze houding en vallen en opstaan staan in de relatie centraal. Het vinden en lopen van stage is een onderdeel van deze fase. 3. Uitstroom/autonomie In fase 3 gaat de jongere zijn eigen verantwoordelijkheid toepassen door zelfstandig zijn uitstroom voor te bereiden. Hij werkt verder aan zijn individuele doelen en maakt concrete plannen voor de periode na Flevodrome. Hij verkent vervolgroutes, schrijft zich in bij een opleiding of gaat solliciteren. Hij leert kiezen, initiatief te nemen en verantwoordelijk te worden voor zijn eigen toekomst. Flevodrome fungeert daarbij als begeleider, spiegel en supporter en laat de jongere langzaam los. Nazorg Nadat de jongere is uitgestroomd bieden wij naar aanleiding van een hulpvraag nazorg. We schakelen daarbij, in overleg met de jongere zelf, zijn eigen netwerk in: ouders, begeleiders, hulpverleners. Waar nodig versterken we dit netwerk door aanvullende externe hulp in te schakelen. 6 1 Visie, missie & strategie “Jongeren kunnen bij ons erkende certificaten en diploma’s behalen, terwijl we daarnaast hun gedrag wekelijks samen met hen evalueren” Visie Onze visie is dat elke jongere potentieel heeft om een passende opleiding te volgen en/of een passende baan te krijgen en dat hij/zij erkenning en begeleiding verdient bij het ontdekken van dat potentieel. Flevodrome wil de laagst liggende onderwijs- en hulpverleningsvoorziening zijn voor onze doelgroep in de regio Flevoland. We willen jongeren, die er om wat voor reden dan ook niet in slagen een opleiding af te maken of een passende baan te vinden en te behouden, individuele leer-, werk- & trainingstrajecten aanbieden waarmee ze alsnog aansluiting vinden in het onderwijs of het arbeidsproces. Missie Flevodrome biedt individuele leer-, werk- en trainingstrajecten aan jongeren van 15 tot en met 27 jaar die psychische, sociale, emotionele en/of contextuele problemen hebben waardoor ze veelal binnen het reguliere onderwijsaanbod of arbeidsproces niet (kunnen) functioneren (verderop in dit document beschrijven wij de doelgroep uitgebreider). Wij bieden deze jongeren intensieve individuele ondersteuning op het gebied van opleiding, beroepshouding en hulpverlening. Ons doel is hun autonomie te vergroten zodat zij zelfstandig goede keuzes leren maken met betrekking tot opleiding en werk. We doen dit door leren en werken te combineren in een ontspannen dagelijks programma, waarbij het versterken van het zelfbeeld, het nemen van eigen verantwoordelijkheid en het maken van keuzes centraal staan. Daarbij helpen we deelnemers enerzijds praktijkgerichte vakkennis en vaardigheden te verwerven richting werk en anderzijds om een gezonde levens- en beroepshouding te ontwikkelen. Strategie Flevodrome is een onderdeel van de Eduvier onderwijsgroep, een organisatie die diverse vormen van onderwijs en begeleiding biedt aan kinderen met psychische, sociaal-emotionele en/of gedragsproblemen. De strategie van Eduvier is om ieder kind een individueel traject aan te bieden. Oftewel: ´één kind, één plan´. Flevodrome doet dit voor de eerder beschreven doelgroep op basis van de methodiek van de Transactionele Analyse. In zijn of haar individuele leer-, werk- en trainingstraject bij Flevodrome krijgt elke deelnemende jongere ondersteuning op drie hoofdgebieden: • beroepshouding; • vakmanschap; • eigen toekomstvisie. De competenties die deelnemers gaandeweg verwerven, zowel vaktechnisch als gedragsmatig, zijn concreet en benoembaar. Jongeren kunnen bij ons erkende certificaten en diploma’s behalen, terwijl we daarnaast met hen evalueren hoe het gaat. Ze leren daarbij zelf verbeterpunten identificeren en doelen stellen. Op deze manier krijgen ze inzicht in hun eigen beperkingen, mogelijkheden en ontwikkeling. Met deze strategie heeft Flevodrome in de achterliggende jaren een unieke plek verworven in het onderwijs-, re-integratie en hulpverleningsaanbod binnen de regio Flevoland en vele jongeren hun eerste successen helpen beleven op weg naar zelfstandigheid. 7 2 Doelgroep: ver van de arbeidsmarkt “Wat deze jongeren nodig hebben is een plek waar zij, vaak voor het eerst, successen kunnen boeken” De doelgroep De jonge mensen op wie Flevodrome zich richt staan zeer ver van de arbeidsmarkt af. Vrijwel zonder uitzondering kampen ze met problemen van psychopathologische en contextuele aard. Velen zijn daarnaast in aanraking geweest met Justitie. In het algemeen onderscheidt onze doelgroep zich door een combinatie van (een aantal van) de volgende kenmerken: • gebrekkige impulscontrole; gericht op directe behoeftebevrediging; • verhoogde prikkelgevoeligheid, hyperactiviteit, afleidbaarheid, zwakke concentratie; • lage frustratietolerantie; • angstproblematiek, m.n. faalangst; • stemmingsproblemen, depressieve kenmerken; • laag zelfbeeld; • gebrek aan basisveiligheid, hechtingsproblematiek; • gebrek aan vertrouwen in anderen; • gebrek aan zelfvertrouwen en zelfrespect; • beperkte agressieregulatie (verhoogde agressie); • beperkte oplossingsstrategieën; • egocentrische instelling, beperkt inlevend vermogen; • beperkte mate van zelfreflectie (gebrek aan zicht op eigen gedrag); • opstandig gedrag, neiging tot externaliseren (zie ook het tekstvak op p.12); • gebrekkige sociale vaardigheden; • gebrekkige gewetensfunctie of een zwak/ander normbesef; • weerstand tegen eisen en autoriteiten. • Verslavingsproblematiek. Jongeren met dit soort problemen maken niet alleen weinig kans op een baan, maar kunnen ook in het reguliere onderwijs niet meekomen. Als gevolg van deze omstandigheden hebben zij vaak een lange historie van ‘mislukkingen’ opgebouwd. Wat ze nodig hebben is een vertrouwde omgeving waarin hen intensieve individuele ondersteuning – en in veel gevallen ook systeembegeleiding (zie ook het hoofdstuk Methodiek) – wordt geboden. Een plek waar zij, vaak voor het eerst, successen kunnen boeken. Deelnamecriteria De belangrijkste voorwaarde waaraan een jongere uit deze doelgroep moet voldoen om een plaats te krijgen bij Flevodrome is dat hij ‘leerbaar’ en ‘enigszins gemotiveerd’ moet zijn om met ons aan zijn toekomst te werken. Ook moet hij vrij zijn van ernstige vormen van verslaving en ernstige psychiatrische problemen. Deelname is voor de jongere gratis. Reiskosten worden eventueel vergoed. 8 3 Deskundigheid & organisatie “Flevodrome kenmerkt zich door professionaliteit, efficiency en een hoge mate van commitment aan de missie en de jongeren die bij ons binnenkomen” Deskundigheid Flevodrome heeft de deskundigheid in huis die nodig is om onze missie voor en met de jongeren die bij ons komen te realiseren. Locatieleiders Alle leidinggevenden binnen Flevodrome – dat wil zeggen de locatieleiders – zijn minimaal in het bezit van een HBO-diploma gerelateerd aan de hulpverlening en/of hebben een onderwijsbevoegdheid. Daarnaast hebben zij een management opleiding gevolgd om Flevodrome ook organisatorisch in goede banen te kunnen leiden. Werkmeesters De werkmeesters die de jongeren op de werkvloer begeleiden zijn ervaren vakmensen. Zij zijn niet alleen specialisten in het materiaal waarmee zij werken (hout, metaal of motorvoertuigen), maar zijn daarnaast ook in het bezit van een pedagogisch-didactisch diploma. Ze kennen dus de ins en outs van hun vakgebied, maar zijn ook in staat de jongeren effectief op weg te helpen bij het verwerven van kennis en vaardigheden op dat vakgebied. Orthopedagoog Om elke jongere die bij ons komt de juiste begeleiding te kunnen bieden, hebben wij een orthopedagoge in dienst. Zij stuurt voornamelijk op de inhoudelijke kwaliteit van de trajecten die wij met elke jongere uitstippelen. Zij voert inhoudelijke gesprekken met de jongeren, in samenspraak met de andere leidinggevenden, volgt elk individueel traject, en doet dossieronderzoek. Bovendien betekent haar aanwezigheid dat Flevodrome in staat is om binnenshuis psychodiagnostisch onderzoek af te nemen. Hierdoor kunnen wij borg staan voor een deskundige en stevig onderbouwde aanpak en begeleiding. Ook neemt de orthopedagoge deel aan het kwaliteitsoverleg dat maandelijks met de locatieleiders plaatsvindt ter verbetering van de trajecten. Ondersteunende staf Onze ondersteunende staf zorgt er op de achtergrond voor dat het dagelijks reilen en zeilen binnen Flevodrome soepel en efficiënt voortgang kan vinden. Deze stafleden selecteren wij behalve op de benodigde deskundigheid ook op een positieve, rustige houding ten opzichte van de jongeren die aan onze programma’s deelnemen. Lerende organisatie Flevodrome hecht er zeer aan een team te vormen dat zich kenmerkt door professionaliteit, efficiency en een hoge mate van commitment aan de missie en de jongeren die bij ons binnenkomen. Zonder deze nadrukkelijke eigenschappen zou de missie niet realiseerbaar zijn en zouden de jongeren op wie we gericht zijn op zichzelf aangewezen blijven. Mede om deze reden zijn wij voortdurend bezig onze expertise te vergroten door middel van het volgen van op onze eigen praktijk toegesneden opleidingen, trainingen en cursussen. 9 Organigram Flevodrome is een onderdeel van het Leer-, Werk-, & Trainingsbedrijf van Eduvier. Het Leer-, Werk- & Trainingsbedrijf is een strakke, praktijkgerichte organisatie met korte lijnen en duidelijke verantwoordelijkheden. De organisatie is als volgt opgebouwd: 10 4 Methodiek “Wij werken vanuit een aantal verschillende theorieën die elkaar aanvullen, maar die vooral ook aansluiten op de praktijk die wij van dag tot dag tegenkomen in het op weg helpen van jongeren” Binnen Flevodrome werken wij vanuit een aantal verschillende theoretische invalshoeken die elkaar aanvullen en versterken. Drie theorieën voeren de boventoon, te weten: de Transactionele Analyse, de Systeemtheorie en de Leertheorieën. Transactionele Analyse De Transactionele Analyse (TA) is een communicatie- en persoonlijkheidstheorie. Deze theorie gaat er vanuit dat ons menselijk gedrag nauw samenhangt met verschillende rollen die we dagelijks vervullen. De TA gaat uit van drie rollen: ouder, kind, volwassene. In onze onderlinge communicatie vertonen we reacties die samenhangen met de rollen die de ander en wijzelf spelen. Bijvoorbeeld: wanneer iemand tegen een volwassene autoritair optreedt (oudergedrag), kan dit onderdanigheid bij de ander oproepen (kindergedrag). Deze gedragsuitwisseling (ik doe jou iets, jij doet mij iets) noemen we een transactie. De TA onderscheidt, zoals gezegd, drie rollen, ook wel ‘zijnswijzen’ genoemd, namelijk die van ouder, volwassene en kind. Zo’n zijnswijze is een samenhangend patroon van gevoelens en ervaringen met een daarop aansluitend samenhangend gedragspatroon. Hieronder een korte toelichting op elk van de drie zijnswijzen: Ouder • de kritische ouder: belerend, bestraffend, dominerend • de voedende ouder: verzorgend, beschermend, opvoedend Volwassene • kan omgaan met de directe werkelijkheid • kan objectief informatie inwinnen • pleegt verstandelijk overleg / reflecteert • kan verantwoordelijkheid nemen voor keuzes Kind • vertoont alle impulsen en min of meer verstarde gedragingen, meningen en gevoelens die in de jeugd zijn vastgelegd • het natuurlijke kind: spontaan, intuïtief, creatief, rebels, genietend • het aangepaste kind: gehoorzaam, stilletjes, vroegwijs of zeurderig • het egocentrische kind: gericht op zichzelf en eigen behoeften. 11 Filosofische uitgangspunten van de TA De leer van de Transactionele Analyse is gebaseerd op een aantal humanistisch/existentiële filosofische uitgangspunten, te weten: • Mensen zijn in staat om verantwoordelijkheid voor zichzelf en hun problemen te nemen en hun problemen op basis van gelijkwaardigheid op te lossen. Omdat mensen keuzevrijheid hebben, kunnen zij richting geven aan hun eigen leven. • Mensen zijn van nature geneigd en in staat om in harmonie met zichzelf en anderen en de natuur te willen leven vanuit de attitude ‘ik ben oké, jij bent oké’! • Iedereen verdient positieve aandacht en erkenning. De TA in de drie fasen van Flevodrome Bij Flevodrome passen we de theorie van de Transactionele Analyse toe in de drie verschillende fasen die elke jongere bij ons doorloopt: 1. In de eerste fase (kennismaking) speelt de werkmeester de rol van sturende ouder. De jongere houdt zich aan de regels die de werkmeester geeft en wordt vooral gestuurd. 2. Tijdens de tweede fase (training) veranderen de verhoudingen en komen de werkmeester en de jongere beiden in de rol van gelijkwaardige volwassene. De jongere krijgt nu meer vrijheden en de rol van de werkmeester wordt ondersteunend in plaats van sturend. 3. De laatste fase (uitstroom) wordt gekenmerkt door gelijkwaardigheid. De jongere is autonoom en verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag en keuzes en is niet langer afhankelijk van sturing door een ‘ouder’. De “ouder/werkmeester” fungeert als vangnet voor de jongere. De werkmeester biedt nabijheid en bouwt een relatie op waarbij veiligheid centraal staat. Systeemtheorie Bij Flevodrome zien wij het gedrag van een jongere nooit als een geïsoleerd verschijnsel, maar altijd als een onderdeel van de omgeving waarvan hij of zij deel uitmaakt. Deze zienswijze komt overeen met de zogeheten systeemtheorie, die ervan uit gaat dat gedrag altijd gerelateerd is aan omgeving. Contract en autonomie “Een systeem is een samenspel van elementen dat als geheel functioneert door de onderlinge afhankelijkheid van de elementen en dat voor de betrokken elementen bepaalde functies vervult.” (Willemse, 2006) Kenmerkend voor onze omgang met (gedrags) veranderingsprocessen op basis van de leer van de Transactionele Analyse is dat wij met de jongeren een contract aangaan. In dit contract leggen wij samen met de jongere de wederzijdse bijdragen expliciet vast, evenals de gedeelde Uit de systeemtheorie vloeit voort dat verantwoordelijkheid om de overeengekomen gedragsverandering samenhangt met verandering doelen te bereiken. van de omgeving. Als we jongeren willen helpen veranderingen aan te brengen in hun leven, zullen wij hen ook mogelijkheden moeten bieden hun omgeving te veranderen. Beiden zijn afhankelijk van elkaar en laten zich door elkaar beïnvloeden. 12 Flevodrome richt zich daarbij op het zorgen voor toenemende autonomie van de jongere. Autonomie manifesteert zich door het vrijkomen of het herstel van drie vermogens: - bewustzijn; spontaniteit; intimiteit. De systeemtheorie biedt vooral een benaderingswijze voor het werk dat wij doen met jongeren: het stelt ons in staat gedrag in z’n Het cultiveren van zelfsturing context te zien in plaats van alleen maar af te Jongeren gaan op het gedrag zelf. worden Vijf uitgangspunten proberen De systeemtheorie kent 5 uitgangspunten: de deelnemer zal het uiteindelijk zelf moeten die in bij de Flevodrome beginfase binnenkomen vaak directief aangestuurd, maar in de loop van het traject we een verschuiving te laten plaatsvinden van externe sturing naar zelfsturing: doen. Hierbij is het van vitaal belang dat zij 1. Het geheel is meer dan de som van de delen, dat wil zeggen dat het systeem een uniek karakter heeft dat niet is te herleiden tot de afzonderlijke eigenschappen van de delen; 2. Binnen het systeem zijn de delen van elkaar afhankelijk. Alles hangt met elkaar samen; inzicht krijgen in hun eigen gedrag en ontdekken dat ze dat gedrag zelf kunnen beïnvloeden: positief gedrag versterken, negatief gedrag verminderen. Onze theoretische basis voor deze verandering is het self-management model van Kanfer. Volgens Kanfer kunnen we langs drie stadia tot zelfsturing komen: 3. Het systeem bepaalt in belangrijke mate (zij Zelfobservatie zelfevaluatie zelfversterking/ zelfafzwakking • • • het niet alleen) het gedrag van de individuen; 4. Het systeem probeert zich op allerlei manieren aan te passen aan zijn omgeving, omdat het wil overleven; 5. Het systeem heeft de eigenschap zichzelf te Om tot zelfsturing te komen moet een jongere handhaven en te blijven voortbestaan. dus leren zichzelf te observeren en te evalueren. Twee systemen: gezin/leefgroep en werkvloer eigen aandeel in gebeurtenissen niet (willen) zien Binnen Flevodrome opereren wij nadrukkelijk met Bij zelfevaluatie stellen ze vaak veel te hoge of twee ‘systemen’: a) het gezin of de leefgroep waarvan de jongere deel uitmaakt; b) de werkvloer. Veel jongeren vinden dit moeilijk omdat ze hun en/of alles buiten zichzelf leggen (externaliseren). veel te lage eisen. Hun zelfsturing blijft vaak beperkt tot zelfafstraffing bij vermeend falen (‘Het wordt ook nooit wat, was ik hier maar niet aan begonnen’) succes (‘Nu ik en overmoed bij vermeend één las kan leggen kan ik onderwaterlasser worden’). Bij Flevodrome helpen we jongeren hun In onze visie is het vitaal dat het gezin/de realiteitszin en daarmee ook hun vermogen tot leefgroep van de jongere nauw betrokken raakt zelfsturing te ontwikkelen. Inzicht in eigen gedrag bij het traject dat de jongere doorloopt en medeverantwoordelijk wordt gemaakt voor dat traject. Flevodrome activeert dit eerste ‘systeem’ en in het effect daarvan op de omgeving is een eerste stap op weg naar gedragsverandering. Hoe t h t j t t door ouders/verzorgers en ook hulpverleners actief bij gesprekken en voortgang in te schakelen. Ook stimuleren we de jongere samen met het gezin of de leefgroep om eventuele vervolgstappen richting hulpverlening samen te nemen. Dit systeem kan op deze manier een bron van steun en kracht worden in het leven van de jongere. Met name in de kennismakingsfase kan dit betekenen dat we dagelijks contact zoeken met netwerkleden. De jongere is ook onderdeel van het systeem van de werkvloer. Op de werkvloer vindt een continue wisselwerking plaats tussen gedrag en reacties op dit gedrag. Dit fenomeen heet in wetenschappelijke termen circulaire causaliteit: gedrag roept reactie op, wat weer gedrag oproept. Een simpel voorbeeld: een jongere die van jongs af aan negatieve reacties op zijn gedrag heeft gehad, zal wellicht geïrriteerd reageren op kritiek; deze geïrriteerde houding zal weer een (negatieve) reactie uit zijn omgeving uitlokken enzovoort. Als we samen met een jongere zulke patronen in zijn/haar gedragsinteractie ontdekken, kunnen we die ook samen met hem of haar doorbreken. 13 Leertheorie Flevodrome werkt daarnaast ook vanuit principes die tot de zogeheten leertheorie horen. De leertheorie is een psychologische theorie over de wijze waarop menselijk gedrag tot stand komt. Een centraal uitgangspunt, dat wij bij Flevodrome onderschrijven, is dat gedrag is aangeleerd en dus ook weer kan worden afgeleerd. Eén van de stromingen binnen de leertheorie heeft onze bijzondere aandacht: de socialeinformatieverwerkingstheorie. Deze theorie verklaart afwijkend gedrag vanuit een verstoring in de informatieverwerking. De theorie onderscheidt verschillende fasen van informatieverwerking, te weten: 1. Encodering van sociale cues (anders gezegd het ontcijferen van sociale signalen); 2. Interpretatie van cues; 3. Doelselectie; 4. Responsconstructie; 5. Responsevaluatie; 6. Uitvoering respons. Op al die verschillende niveaus kan de verwerking van sociale informatie verstoord worden. Jongeren die op het eerste niveau problemen ervaren lezen informatie die van buiten op hen af komt verkeerd. Om een simpel voorbeeld te geven: jongeren met een autistische stoornis hebben moeite om bepaalde gezichtsuitdrukkingen op een juiste manier te encoderen. Hierdoor kunnen zij ‘verkeerd’ reageren op een ander. Jongeren die op het tweede niveau verstoringen vertonen hebben moeite met de interpretatie van informatie. Bijvoorbeeld: een jongen die jarenlang negatieve reacties heeft gehad, al dan niet als gevolg van onhandelbaar gedrag, zal informatie al snel als negatief interpreteren. Kritiek, ook als die opbouwend bedoeld is, zal hij snel als aanval opvatten. Het derde niveau heeft te maken met het bepalen welk doel je wilt bereiken met je reactie op de ander. De jongen in bovenstaande situatie wil zich misschien beschermen tegen nog meer negatieve reacties en faalgevoelens. Niveau 4 en 5 staan respectievelijk voor het bedenken van een reactie en het uiteindelijk kiezen van een reactie. Voor jongeren die weinig verschillende reacties kennen, mogelijk wegens een gebrekkige ontwikkeling of negatieve ervaringen, zullen snel teruggrijpen op wat voor hen een bekende reactie is. Voor een jongen die gewend is geraakt om met agressie zijn doelen te bereiken zal agressie een voor de hand liggende reactie zijn. Hetzelfde geldt voor jongeren met angstproblemen, die in een stressvolle situatie haast vanzelf kiezen voor de mogelijkheid om zich terug te trekken. Bij de zesde en laatste stap in de verwerking van informatie komt de reactie tot uitvoering. Verstoringen op dit niveau kunnen leiden tot reacties als fysiek weglopen (vermijdgedrag) of schelden (agressief gedrag). Praktische waarde De praktische waarde van deze theorie is dat ze ons helpt om na te gaan waar bepaalde gedragingen vandaan komen. Stelt een jongere zich agressief op omdat hij het gedrag van anderen verkeerd interpreteert? Of kent hij geen andere gedragsalternatieven? In het eerste geval kan hij geholpen worden door uitleg, in het tweede geval door het aanleren van gedragsalternatieven. 14 Een eclectische benadering Door de hierboven beschreven theorieën toe te passen hebben wij binnen Flevodrome een keur aan goede handvatten voor de dagelijkse praktijk. Maar omdat Flevodrome een leer-, werk- en trainingscentrum is dat maatwerk wil en moet leveren, staat niet de theorie maar de individuele behoefte van elke jongere steeds voorop. Ons eerste belang is telkens het vaststellen van de hulpvraag van de jongere en zijn omgeving. Omdat we daarbij ook nog te maken hebben met jongeren die midden in hun adolescentie zitten, met alle biologische en neurologische veranderingen van dien, willen we hen in de eerste plaats tegemoet treden als gewone medemensen. Daarbij hebben we vanzelfsprekend oog voor kindkenmerken en ontwikkelingsstoornissen, maar ook voor gewone factoren als intelligentieniveau, leeftijd en persoonlijkheid. Toch bevestigt de praktijk dat gedrag nooit op zichzelf staat, maar altijd een gevolg is van zogeheten kindkenmerken en de interactie van het individu met zijn of haar omgeving. Daarom verdiepen we ons ook in de omgeving van elke jongere die wij hier ontmoeten. Al met al is de theoretische onderbouwing van ons werk eclectisch van aard, omdat we een aantal verschillende theorieën toepassen – theorieën die elkaar aanvullen, maar die vooral ook aansluiten op de praktijk die wij van dag tot dag tegenkomen in het op weg helpen van jongeren. 15 5 Het traject: drie fasen & drie aandachtsgebieden “Groeien in verantwoordelijkheid betekent – paradoxaal genoeg – dat jongeren realistischer worden over hun kansen en tegelijkertijd hun kansen vergroten” Hoewel toegesneden op de specifieke behoeften van het individu, bestaan al onze leer-, werk- en trainingstrajecten uit drie fasen. Naast de intake en de nazorg zijn dat de volgende drie: 1. kennismaking en veiligheid (voor de jongere: tot rust komen); 2. training (voor de jongere: verantwoordelijkheid krijgen); 3. uitstroom (voor de jongere: verantwoordelijkheid nemen). Door alle drie de fasen heen richten we samen met de jongere de aandacht op drie elementen die de jongere nodig heeft om succesvol zijn weg te vinden in het onderwijs en het arbeidsproces: 1. beroepshouding; 2. vakmanschap; 3. persoonlijke toekomstvisie. Op deze drie fasen en drie aandachtsgebieden gaan we in dit hoofdstuk nader in. Drie fasen: kennismaking, training & uitstroom Aanmelding: eigen keuze Verleiden Jongeren mogen zichzelf aanmelden bij Tijdens het eerste aanmeldingsgesprek met een Flevodrome, maar kunnen ook worden aangemeld door anderen, zoals ouders, jongere en eventuele verzorgers of betrokken hulpverleners krijgt de jongere een rondleiding en vrijwillige hulpverlening, gedwongen een uitleg over onze werkwijze, onze hulpverlening, de leerplichtambtenaar, scholen, mogelijkheden en onze regels. In dit gesprek richt sociale zaken van de gemeente enzovoort. Ook als een jongere naar eigen gevoel ´onder dwang´ bij Flevodrome komt, proberen wij hem te laten zien dat hij invloed kan uitoefenen op zijn eigen positie. Dat kan bijvoorbeeld door hem of haar zicht te geven op de gevolgen van het Flevodrome zich nadrukkelijk op het verleiden, of prikkelen, van de jongere. Dat doen we bijvoorbeeld door te laten merken dat we naar hem luisteren, hem respecteren, dat we oplossingsgericht zijn en niet in zijn verleden willen wroeten maar samen de toekomst tegemoet willen treden. afwijzen van Flevodrome, of het niet meewerken We bespreken in dit gesprek onze aan het aangeboden programma. Zo helpen we deelnamecriteria en ook de drie de jongere, en voor zover van toepassing ook zijn verzorgers, zich verantwoordelijk te voelen voor de route die hij volgt. Omdat jongeren die tot onze doelgroep behoren doorgaans gewend zijn om direct hun behoeften te bevredigen en moeite hebben om een langer tijdpad te overzien, zorgen wij bij Flevodrome aandachtsgebieden van Flevodrome: beroepshouding, vakmanschap en persoonlijke toekomstvisie. Vanuit onze doelpositie als laagst liggende voorziening in Flevoland, proberen wij in dit stadium alle eventuele drempels en obstakels weg te nemen. Een goed voorbeeld is het feit dat deelname geen geld kost en dat zelfs de dat een aanmelding op zeer korte termijn gevolgd wordt door een kennismaking. Ons motto is: ‘Vandaag bellen, morgen kennis maken, overmorgen beginnen.’ 16 De ervaring leert dat jongeren die aan boord worden genomen terwijl hun motivatie nog relatief hoog is meer kans maken om aan boord te blijven. De keuzevrijheid van de jongere uit zich ook in de mogelijkheid die Flevodrome al bij de aanmelding biedt om te opteren voor één van onze drie richtingen: ‘hout’ (Lelystad), ‘metaal’ of ‘motorvoertuigen’ (Almere). In dit stadium beginnen wij ook de systemen waartoe de jongere behoort (zie hoofdstuk 4) en de eventuele rol van hulpverleners te inventariseren. We nemen de begeleiding van de jongere in regie. Waar nodig schakelen we hulpverlening in of bij. Intake: verwachtingen en afspraken Als een jongere na een kennismakingsgesprek in overleg met zijn ouder/verzorger heeft besloten een traject bij Flevodrome te starten, volgt een intake gesprek (soms lopen kennismaking en intake in elkaar over). Behalve de jongere zelf nodigen wij daarvoor ook zijn verzorger en/of aanmelder uit. Deze gezamenlijkheid versterkt het draagvlak en draagt bij aan een sterke start. Dit gesprek, dat bij voorkeur face-to-face plaatsvindt, wordt geleid door de locatieleider. Tijdens de intake brengen we de verschillende leefgebieden van de jongere in kaart, wisselen we informatie uit en maken we afspraken over de verschillende rollen en verantwoordelijkheden. Om zijn succeskans te vergroten, vragen we tijdens de intake inzage in alle onderzoeken die de jongere al heeft doorlopen en alle (hulpverlenings)rapportages die beschikbaar zijn. Tijdens de intake wordt het contract opgesteld. In dit contract komen de jongere en de staf van Flevodrome een aantal afspraken overeen, met als doel dat de jongere verantwoordelijkheid gaat nemen voor de keuzes die hij maakt, “hij wil iets”. Gezamenlijk worden de eerste leerdoelen vastgelegd. Zo spreekt Flevodrome de intentie uit om de jongere met respect te behandelen en te helpen en steunen bij het vormgeven van zijn eigen toekomst. We onderstrepen onze verwachting dat de jongere de afspraken die hij met ons maakt zal nakomen. Aan het einde van het intakegesprek maken we direct een afspraak voor de eerste systeem evaluatie (zie verderop). De case manager In een zo vroeg mogelijk stadium wijzen wij in overleg met de jongere, zijn ouders/verzorgers en de betrokken hulporganisaties een case manager voor de jongere aan. Dit is doorgaans een vertegenwoordiger van één van de betrokken organisaties en wel die instantie die de jongere ook nadat hij Flevodrome heeft verlaten blijft begeleiden. Fase 1: Kennismaking en veiligheid De kennismakingsfase duurt ongeveer vier tot acht weken. De jongere is inmiddels daadwerkelijk aan de slag bij Flevodrome. We proberen samen een goed beeld te krijgen van zijn interesses en toekomstperspectief, zijn beroepshouding en gedrag. Als we hierover met de jongere zelf, zijn ouders en hulpverleners onvoldoende duidelijkheid krijgen, vragen we met hem een persoonlijkheidsonderzoek aan. In de tussentijd raakt de jongere werkenderwijs vertrouwd met onder meer onze ‘5xR’ uitgangspunten: rust; • regelmaat; • reinheid • relatie • respect 17 De jongere ontdekt dat de staf van Flevodrome ook zelf op deze basis opereert en krijgt handvatten om de vijf R’s te leren toepassen. Een vast werkritme met vaste, herkenbare patronen is daarbij van belang. Eigen plek innemen Veiligheid is een sleutelbegrip in de eerste dagen en weken. Die waarborgen wij door iedere jongere te koppelen aan een vaste werkmeester die gaandeweg met hem in gesprek raakt, en die daarnaast natuurlijk zorgt voor alle basisvoorzieningen: van veiligheidsschoenen, overall en gereedschapskist tot een eigen werkplek. Die eigen werkplek is in onze visie een belangrijk hulpmiddel. De jongere leert letterlijk wat het betekent om zijn plek in te Vertrouwen Zodra een jongere bij Flevodrome binnenkomt, komt de staf langszij om vertrouwen op te bouwen met hem (en zijn verzorgers). Binnen die vertrouwensrelatie begint de jongere zijn eigen keuzes te maken, waarbij hij telkens weer geconfronteerd wordt met de gevolgen van die keuzes: het begin van het leerproces. Geleidelijk aan leert hij zo de regie, oftewel de verantwoordelijkheid, over zijn leven ter hand te nemen. Zijn autonomie neemt toe. Dit proces speelt zich af binnen duidelijke regels en grenzen. Begrippen als respect, eerlijkheid, het nakomen van afspraken en individualiteit plaatsen wij daarbij centraal. Zo biedt Flevodrome de jongere een veilige ruimte om, al experimenterend, de grip op zijn leven terug te krijgen. Hij kan zich ontwikkelen en een begin maken met het zelfstandig functioneren in de maatschappij. en evenwichtig nemen. Ook ontdekt hij dat hij toestemming moet hebben om de plek van een ander te betreden. Deze ontdekkingen helpen hem bij het ontwikkelen van een gezonde beroepshouding. Op tijd komen Als een jongere niet op tijd in de werkplaats verschijnt, wordt hij eerst zelf gebeld. In tweede instantie stelt Flevodrome zijn ouders en indien nodig ook de hulpverlener op de hoogte. We doen dat vanuit de overtuiging dat deze jongeren onderdeel zijn van een systeem en dat ze alle hulp nodig hebben die ze van hun systeem kunnen krijgen. Door samen te werken met gezin en hulpverlening, bouwen we een stevig netwerk rondom de jongere. Intussen leert de jongere dat op tijd komen mogelijk en voor iedereen, inclusief hemzelf, prettig is. Zijn beroepshouding groeit. De eerste evaluatie Wekelijks vindt er een evaluatie plaats tussen de jongere, zijn werkmeester onder supervisie van de orthopedagoge. Aan de hand van het opgestelde contract en een competentie- en vaardighedenlijst waarop de jongere zelf scores invult, kan hij zijn kijk geven op zijn eigen functioneren. Later in het gesprek geeft de werkmeester feedback op het optreden van de jongere en op diens scoreperceptie. Het evaluatieformulier is uitsluitend gericht op het concrete werk in de werkplaats. Het onderliggende doel van het evalueren is echter dat de deelnemer leert kijken naar zijn eigen gedrag en de effecten daarvan op hemzelf en zijn omgeving. In dit gesprek leert hij dus kritische zelfreflectie te beoefenen en wordt hij gestimuleerd om ander gedrag te laten zien. Successen worden inzichtelijk gemaakt. Naar aanleiding van het gesprek formuleert hij zelf nieuwe leerdoelen voor de daaropvolgende periode van vier weken. 18 Evaluatie in bredere kring In de achtste werkweek presenteert de jongere zijn toekomstplan. Daarbij aanwezig zijn de locatieleider, (de gedragsdeskundige indien nodig), de jongere, zijn ouders/verzorgers, de Dagelijks werkoverleg Aan het begin van iedere werkdag voert de locatieleider van Flevodrome overleg met de werkmeester over de vorderingen van elke deelnemer. Tijdens deze bespreking evalueren zij case manager en eventuele andere belangrijke onder meer het gedrag, de werkzaamheden en personen. Dit gesprek gaat over de gebeurtenissen van de vorige dag en maken ze ontwikkeling van de jongere. De afgelopen periode wordt geëvalueerd, eventuele bijzonderheden worden besproken en voor de toekomst worden nieuwe afspraken gemaakt. Dit gesprek is onder meer belangrijk omdat het laat zien hoe het systeem rondom de jongere afspraken over werk- en begeleidingsdoelen voor de nieuwe dag. Tweewekelijkse casuïstiekbesprekingen Om de week houden alle medewerkers van Flevodrome die rechtstreeks met de jongeren functioneert. De ervaring leert dat hoe beter werken casuïstiekbesprekingen. Eens in de maand de jongere en het systeem op elkaar neemt de orthopedagoog deel om de deskundigheid afgestemd zijn, juist in deze beginfase, des te binnen het team te vergroten. Tijdens deze groter zijn succeskans is. besprekingen kijken we vanuit verschillende Persoonlijkheidsonderzoek kwestie en de interventies die nodig zijn. In de Als een jongere eerder in zijn (school)loopbaan methodiek aan de orde, waarbij we telkens toetsen persoonlijkheidsonderzoeken heeft ondergaan, zullen wij, in overleg met ouders/verzorgers, de uitkomsten daarvan meewegen bij het opstellen van zijn toekomstplan. Vaak is dat disciplines naar de vooruitgang van de jongere in casuïstiekbespreking komt ook onze algemene of we effectief bezig zijn en theorie en praktijk met elkaar in overeenstemming zijn. Verder komen in deze gesprekken eventuele aanpassingen in onze algemene aanpak en algemene regels aan bod. onderzoek er niet geweest en in sommige gevallen biedt onze eigen observatie onvoldoende zicht op het gedrag van een jongere en de beweegredenen daarachter. Als dat het geval is, kan aan het einde van de eerste fase of tijdens de tweede fase een psychodiagnostisch onderzoek plaatsvinden. Zo’n gesprek kan worden aangevraagd door de jongere, een hulpverlener of de staf van Flevodrome. Op grond van de uitkomsten kunnen we samen met de jongere effectiever een passend vervolgtraject uitzetten. Het onderzoek richt zich, afhankelijk van de vraagstelling van de aanmelder, in het algemeen op het in kaart brengen van de oorza(a)k(en) van de problemen die de jongere in het onderwijs of op de arbeidsplek heeft. De volgende factoren kunnen aan bod komen: • niveau van cognitief functioneren (intelligentieprofiel), als hierover geen recente onderzoeksgegevens beschikbaar zijn; • beroepsinteresse, voor zover onduidelijkheid of onzekerheid bestaat over de te kiezen beroepsrichting of opleiding, en/of beroepsefficiëntie; • pedagogisch-didactische vragen, als gegevens van eerder bezochte scholen voldoende aanwezig zijn of opgevraagd kunnen worden; • medische beperkingen; • mogelijke onderliggende stoornissen (waarbij we indien nodig op vervolgonderzoek kunnen aansturen). Fase 2: training en verantwoordelijkheid krijgen Na de kennismakingsfase weet de jongere wat er van hem wordt verwacht en heeft Flevodrome een goed beeld van zijn houding, prestaties en mogelijkheden. Hij heeft al enkele succeservaringen opgedaan aan de werkbank en is ´zichtbaar´ geworden: hij weet dat we hem zien staan, dat er 19 contact met hem is, dat hij bij afwezigheid gemist wordt en dat in dat geval het netwerk rondom hem wordt ingeschakeld. Hij functioneert in het ritme en binnen de structuur van Flevodrome. Nu breekt de fase aan waarin we hem stimuleren om te groeien in verantwoordelijkheid. Realistischer en tegelijkertijd kansrijker Dat gebeurt onder meer door de continue confrontatie, binnen het inmiddels vertrouwde kader van Flevodrome, met de gevolgen van keuzes die hij maakt. Zijn beroepshouding/gedrag wordt dagelijks bijgestuurd. Waar nodig of wenselijk kan Flevodrome aanvullende (gedrags)trainingen aanbieden. Bij dit alles is het pedagogisch klimaat van groot belang: gaandeweg merkt de jongere dat goede keuzes tot grotere vrijheid leiden. Zijn professionaliteit en mogelijkheden als toekomstige werknemer zijn een terugkerend onderwerp van gesprek en kritische reflectie. Veel deelnemers hebben nog nooit eerder eerlijke gesprekken gehad met een betrokken partner over hun mogelijkheden en beperkingen. Zij leven in de waan dat de toekomst wijd open ligt voor hen, zonder dat ze zelf verantwoordelijkheid hoeven te nemen. Groeien in verantwoordelijkheid, het vergroten van de autonomie, betekent – paradoxaal genoeg – dat ze realistischer worden over hun kansen en tegelijkertijd hun kansen vergroten. Dit is een belangrijk deel van het succes dat Flevodrome met hen nastreeft. Netwerkanalyse In deze tweede fase maakt Flevodrome ook een zogeheten netwerkanalyse. We brengen in kaart welke steunbronnen de jongere heeft en welke hulp hij nodig zal hebben in de toekomst. Als het nodig is halen we hulpverlening of trajectbegeleiders binnen. Bij een overvloed aan hulpverlening, wat ook voorkomt, zorgen we voor stroomlijning en heldere afspraken over de regie. Nog meer keuzes Meer nog dan de eerste fase, heeft de jongere nu zelf allerlei keuzemogelijkheden. Met het certificaat van Flevodrome op zak, als bewijs dat hij in staat is met hout dan wel metaal of motorvoertuigen te werken, heeft hij de keuze zich verder te specialiseren in een van de drie richtingen, of zich te gaan oriënteren op een andere richting buiten Flevodrome. Hij wordt voorbereid op het afscheid van zijn eerste werkmeester en de overgang naar een volgende werkmeester. Als hij ervoor kiest om zich te oriënteren buiten Flevodrome, wordt hij in de tussentijd ´assistent´ van een van onze werkmeesters. Op die manier oefent hij zich in het dragen van passende verantwoordelijkheid en kunnen we verder bouwen aan zijn beroepshouding. Werkmeester en assistent hebben dagelijks een werkbespreking, waarin zowel de feitelijke werkzaamheden als de beroepshouding van de assistent aan bod komen. Aan het einde van elke dag is er een nabespreking waarin ze samen leerdoelen opstellen voor de volgende werkdagen. Naast dat de jongere binnen het centrum werkt aan zijn beroepshouding en vakkennis, gaat hij op zoek naar een stageadres buiten het centrum in een “normaal” bedrijf. Fase 3: Uitstroom en verantwoordelijkheid nemen De jongere heeft inmiddels een gezond leer-/werkritme dat hij weet vast te houden. Hij komt op tijd op z´n werk en kan gemaakte afspraken nakomen. Zijn persoonlijke toekomstvisie begint duidelijker te worden en hij is aan het werk om richting te geven aan zijn leven. Daarnaast kan hij terugvallen op een betrokken netwerk van verzorgers en hulpverleners, waarbij de verwachtingen en verantwoordelijkheden over en weer duidelijk zijn. Hij staat op het punt uit te vliegen. De fase van verantwoordelijkheid nemen, autonoom zijn, is aangebroken. In deze fase geven wij de jongere actieve ondersteuning in de door hem gemaakte positieve keuzes. Binnen Flevodrome kan hij nu toewerken naar verschillende richtingen van onderwijs, 20 werk, een combinatie van beide, of gespecialiseerde hulpverlening. Belangrijk is Werk vinden bij klanten van Flevodrome dat hij zelf zijn richting bepaalt en zich actief Door af en toe opdrachten voor bedrijven te doen, en verantwoordelijk in die richting beweegt. bouwt Flevodrome een netwerk van mogelijke Als hij kiest voor werk, verdere scholing of een combinatie van scholing en werk, lukt het nu over het algemeen om deze aansluiting te vinden. Sommige jongeren maken gebruik van de diensten van Flevodrome als erkend leer-, werk- en trainingscentrum, door bij ons werkgevers op waar jongeren gebruik van kunnen maken. Zo heeft onze metaalwerkplaats voor een klant een aantal aanhangwagens geproduceerd en heeft de houtafdeling picknicktafels verkocht. Door ons steeds actiever op de markt te begeven, stellen wij onze jongeren bloot aan de arbeidsmarkt terwijl bedrijven zicht krijgen op potentiële werknemers. verdere werkervaring op te doen terwijl ze intussen 1 tot 2 dagen in de week naar school gaan. Flevodrome helpt de jongere in dit stadium een vloeiende overgang te maken naar zijn volgende levensfase. Als een jongere kiest voor de arbeidsmarkt, maken we samen een CV, maakt de jongere onder begeleiding van zijn werkmeester een afspraak bij het UWV werkbedrijf en gaat hij zelf – in samenspraak met zijn verzorgers, eventuele hulpverlening en Flevodrome – op zoek naar werk. De insteek is dat de jongere zelf actief zoekt naar werk, immers zijn toekomst is zijn eigen verantwoordelijkheid geworden. Vanzelfsprekend geeft Flevodrome waar nodig ondersteuning. Gespecialiseerde hulp Sommige jongeren hebben gespecialiseerde hulp en zorg nodig om een goede toekomst tegemoet te gaan. Bijvoorbeeld in de vorm van plaatsing binnen de psychiatrie, een zorgboerderij, het toewerken naar plaatsing in een jeugdinrichting, opname in een verslavingskliniek of het aanvragen van een Wajong status. Ook bij het nemen van deze stappen biedt Flevodrome maximale individuele begeleiding. Nazorg Nadat de drie hoofdfasen zijn afgerond verlaat de jongere Flevodrome op de door hem gekozen vervolgroute in te slaan. De hulp die hij nodig heeft om daar vooruit te komen, van ouders/verzorgers of hulpverleners, is gemobiliseerd. Onder regie van Flevodrome heeft hij met hen reële afspraken gemaakt over zijn eigen toekomst. Waar nodig en op aanvraag, behoudt Flevodrome een rol in dit vervolgtraject, bijvoorbeeld door een stageplek te bieden tijdens een opleiding, ondersteuning te bieden op de werkvloer of een terugkeermogelijkheid als het elders nog niet lukt. In de praktijk komt dit laatste overigens nauwelijks voor. Voor de meeste uitstromers is Flevodrome een schakel geworden in de opbouw van hun eigen toekomst – een hulpmiddel bij het terugnemen van de regie over hun eigen leven, gesteund door het netwerk dat om hen heen staat. Drie aandachtsgebieden: beroepshouding, vakmanschap & persoonlijke toekomstvisie In al onze leer-, werk- en trainingstrajecten zijn wij samen met de jongere op een drietal centrale aandachtsgebieden gericht. Beroepshouding Hier draait het om (leren) samenwerken met anderen, afspraken nakomen, omgaan met collega’s en leidinggevenden en het verantwoordelijk leren zijn voor je eigen toekomst. Door inzicht te krijgen in hun eigen gedrag en de effecten daarvan op henzelf en hun omgeving en vervolgens hun vermogen tot zelfsturing te ontwikkelen, kunnen jongeren een gezonde, positieve beroepshouding verwerven. Ze leren hun plaats in te nemen, een positieve opstelling te kiezen ten opzichte van werkzaamheden en van andere mensen, fouten te herstellen, en keuzes te maken die bijdragen 21 aan hun eigen welbevinden en aan hun omgeving. Vakmanschap (onderwijs) Vakmatig willen we elke jongere basisvaardigheden bijbrengen die nodig zijn om een beroep uit te oefenen in de hout-, metaal- of motorvoertuigensector. In onze begeleiding van de jongeren stellen wij de ontwikkeling van een gezonde beroepshouding en een realistische persoonlijke toekomstvisie voorop, omdat dit de randvoorwaarden zijn voor het leren en/of uitoefenen van een vak. Ons traject is erop gericht deelnemers voor te bereiden op arbeidsparticipatie: ze verwerven de competenties die nodig zijn om een baan te krijgen en te houden. Uitgangspunt bij het leren is dat de deelnemer vakkennis aanleert op zijn niveau en tempo, met de hoeveelheid hulp die nodig is om succes te boeken. De theorie die we aanbieden is vergelijkbaar is met niveau 1 van het MBO. Ons concept is sterk gericht op het leren in de praktijk, oftewel leren door doen. De theorie is ondersteunend aan de praktijk. In de kennismakingsfase draait het hier om het vertrouwd raken met de basisprincipes van houtof metaalbewerking of motorvoertuigenonderhoud. Waar nodig kan een jongere ook zijn basisvaardigheden op het gebied van taal en rekenen vergroten. Onderwijs Lelystad, Houtafdeling Flevodrome Lelystad is door de Stichting Hout & Meubel (SH&M) erkend als leerwerkbedrijf. Deze stichting is hét kenniscentrum op het snijvlak tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven voor de houthandel, de timmer- en de meubelindustrie. Jongeren die op de locatie Lelystad terechtkomen, doorlopen eerst individueel de basismodule Houtverbindingen, waarin ze een aantal houtverbindingen leren maken. De opdrachten worden met hoge cijfers beoordeeld om de motivatie van de deelnemers te vergroten. Als een jongere deze module succesvol afrondt, wat meestal 4 à 6 weken duurt, ontvangt hij van Flevodrome een certificaat. Deelnemers die een toekomst willen opbouwen in de houtbewerking gaan hierna door met lesmateriaal van SH&M, waarna ze meestal aansluiting vinden met het bedrijfsleven of met niveau 2 van het ROC. Degenen die niet verder gaan in de houtbewerking en die nog geen specifieke beroepswens hebben, worden bij ons voorbereid op de brede assistentenopleiding van het MBO (arbeidsmarktgekwalificeerd assistent, oftewel het AKA-traject). Deze voorbereiding is gericht op de kerntaken die centraal staan in het AKA-traject, die wij hebben onderverdeeld in een aantal competenties. De kerntaken zijn vastgesteld door de COLO, de vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Hiermee wordt de deelnemer gekwalificeerd om als zelfstandig en verantwoordelijk burger te functioneren. Onderwijs Almere, Techniekafdeling (metaal en motorvoertuigen) & Groenvoorziening Flevodrome Almere is door Stichting Kenteq erkend als praktijkcentrum en door Aeqor erkend als leerbedrijf. Stichting Kenteq is hét kenniscentrum op het snijvlak tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven voor de metaal, elektro- en installatietechniek. Aeqor is hét kenniscentrum voor voedsel, natuur en leefomgeving. Deelnemers aan het metaaltraject van Flevodrome doorlopen eerst individueel de module Basisvaardigheden Metaal. Deze module is doorgaans in 4 à 6 weken af te ronden. Deelnemers die slagen voor het examen krijgen van Flevodrome een certificaat. Wij nemen de jongeren examens af die door Stichting Kenteq zijn ontwikkeld. Hierna gaan ze door met een kennismakingsprogramma lassen en de module Basisvaardigheden Constructie. Ook deze module is af te ronden met een examen. Aansluitend of gelijktijdig kan een jongere de MIG/MAG lasopleiding volgen en erkend diploma halen door succesvol een examen af te leggen van het Nederlands Instituut voor de 22 Lastechniek (NIL). Deze examens kunnen op verschillende niveaus worden afgenomen. Deelnemers die hun opleiding in de metaalbewerking willen vervolgen kunnen doorstromen naar een Mbo-opleiding. Jongeren die niet verder gaan in de metaal volgen de hierboven genoemde voorbereiding op de brede assistentenopleiding van het MBO. Naast metaalbewerking biedt Flevodrome Almere jongeren ook de mogelijkheid een opleiding te volgen op het gebied van motorvoertuigen en in de groenvoorziening. Verder kunnen zij optioneel ook een door de BMWT erkend heftruckcertificaat behalen. De BMWT is de brancheorganisatie van importeurs en/of fabrikanten van bouwmachines, magazijninrichtingen, wegenbouwmachines en transportmaterieel. Portfolio Alle prestaties die een jongere bij Flevodrome levert worden bijgehouden in een portfolio. Zo´n portfolio bevat diploma’s, certificaten en foto’s van gemaakte werkstukken. Als een jongere met Flevodrome heeft gewerkt aan een opdracht voor derden, vragen we ook een beoordeling door de opdrachtgever om als bewijsstuk aan het portfolio toe te voegen. Het portfolio is een sterk middel voor de jongere om zelf zicht te krijgen – en anderen zicht te bieden – op zijn vorderingen. Persoonlijke toekomstvisie Naast de twee voornoemde aandachtsgebieden willen wij elke jongeren die bij ons komt helpen een werkbare visie te ontwikkelen op zijn eigen toekomst. We willen samen ontdekken wat hij nodig heeft om zijn weg in het onderwijs en op de arbeidsmarkt succesvol te vervolgen en de eerste stappen op die weg samen nemen. De cruciale vraag hierbij is: welke kant wil deze jongere op en wat heeft hij/zij nodig om daar te komen? Het antwoord op het eerste deel van deze vraag kan de jongere vinden door bij Flevodrome tot rust te komen, zijn eerste successen te beleven, zicht te krijgen op zijn mogelijkheden en beperkingen, te ruiken aan vakgebieden en eventueel ook beroepsoriënterende testen of trainingen te doen. Het antwoord op de vraag wat de jongere nodig heeft om zijn weg te vervolgen, bestaat uit het in kaart brengen van competenties en beperkingen, maar ook bijvoorbeeld uit onderzoek naar de behoefte van de jongere en/of zijn verzorgers aan ondersteuning. Als ondersteuning nodig is, zoeken we samen naar een geschikte vorm en helpen we de hulp tot stand te brengen voor zover dat nog niet (voldoende) is gebeurd. Voordat een jongere Flevodrome verlaat, willen wij er zeker van zijn dat hij voldoende hulp en ondersteuning krijgt om zijn toekomstmogelijkheden te realiseren. Hulpverlening hoort erbij Zoals eerder vermeld wil Flevodrome de laagst liggende voorziening zijn in de provincie Flevoland op het gebied van leren en werken. Daar vloeit uit voort dat de meeste jongeren in onze doelgroep met hulpverlening te maken hebben. Sommigen hebben vrijwillig gekozen voor hulpverlening, anderen zijn ertoe gedwongen. Flevodrome werkt samen met alle soorten hulpverleners die bij een jongere betrokken zijn. We beschouwen de hulpverlener als een onderdeel van het systeem dat de jongere nodig heeft om structuur en richting te geven aan zijn leven. Onze taak in dat netwerk is onder meer om duidelijkheid te helpen scheppen over de verantwoordelijkheden over en weer, zodat de jongere een veilig groeikader heeft en zijn eigen verantwoordelijkheid leert dragen. Wat ons betreft kan deze samenwerking niet nauw genoeg. Als een jongere bij ons begint, gaan we daarom in een vroeg stadium met alle betrokken partijen rond de tafel zitten om samen met de jongere de mogelijkheden, beperkingen en verantwoordelijkheden te bespreken. In eerste aanleg 23 nemen wij de regie in de begeleiding van de jongeren. Zodra de eerder genoemde case manager is aangewezen, is het van belang dat deze zijn rol duidelijk en actief vervult. Wanneer de uitstroombestemming van een jongere duidelijk is, geven wij de regie over aan de case manager. In deze fase volgt Flevodrome de case manager in zijn werk en sturen we dit proces waar nodig bij vanuit onze rol als leer-, werk- en trainingscentrum, steeds met het doel de autonomie van de jongere te helpen vergroten. 24 6 Resultaten tot nu toe “Voor onze beide locaties, Lelystad en Almere, geldt over de afgelopen 5 jaar een gemiddeld uitstroompercentage van boven de 70%” Sinds de start van Flevodrome hebben wij voortdurend en intensief gewerkt aan de verdere verbetering en verfijning van onze methodieken, steeds met het oog op maximale aansluiting op en maximaal resultaat voor de doelgroep. Zo onderzoeken wij ook de mogelijkheden om de duur en intensiteit van onze trajecten nog klantgerichter te maken en zo nog scherper maatwerk te leveren. Ook de uitbreiding en professionalisering van onze twee locaties vormden een onderdeel van dit continue verbeteringsproces: meer ruimte betekent een betere invulling van de 5xR methodiek (Reinheid, Regelmaat, Rust, Relatie en Respect). Als gevolg van deze en andere verbeteringen zijn de positieve uitstroomcijfers de afgelopen jaren gestaag gestegen. Continue kwaliteitsverbetering gericht op kansen voor jongeren blijft een kernwaarde van Flevodrome. Op deze manier verwachten wij de positieve uitstroompercentages in de komende jaren verder te verhogen. Onderzoek naar de lange termijn prestaties van jongeren die bij Flevodrome een traject hebben doorlopen is gaande. Opmerkelijke uitstroomcijfers Voor onze beide locaties, Lelystad en Almere, geldt over de afgelopen 5 jaar een gemiddeld uitstroompercentage van boven de 70%. Daarmee lukt het ons het gestelde doel te realiseren: een positieve uitstroom naar werk of (vervolg)opleiding voor tenminste 60% van onze deelnemers. Overigens zijn wij van mening dat het goed zou zijn om in de toekomst onderzoek te verrichten naar de lange termijn prestaties van jongeren die bij Flevodrome een traject hebben doorlopen. Op grond van deze uitkomsten kunnen en willen wij de ‘succeskansen’ van jongeren die bij ons komen verder verhogen. Van de 30 tot 35% die na het verlaten van Flevodrome niet succesvol aan een (vervolg)opleiding of baan begint is er een klein gedeelte dat zelf voortijdig stopt. Voor de andere jongeren proberen wij in samenspraak met de hulpverlening een passend vervolgtraject te creëren, bijvoorbeeld op een internaat, bij een justitiële jeugdinrichting (JJI) of een ontwenningskliniek. Gezien de complexiteit en meervoudigheid van de problemen waarmee jongeren in onze doelgroep te maken hebben en het feit dat Flevodrome de laagst liggende voorziening is binnen de polder – dus als het ware de laatste kans voor een jongere – mogen deze uitstroomcijfers als opmerkelijk worden beschouwd. 25 7 Flevodrome en de toekomst “Inmiddels hebben vele tientallen jonge mensen in wie geen enkele school of werkgever nog geloof had bij Flevodrome hun eerste successen geboekt” Duurzame kansen Het feit dat Flevodrome een hoopvolle toekomst biedt aan jongeren die anders dreigen te verdwijnen tussen de mazen van hulpverlening, justitie en onderwijs, laat zien dat Flevodrome zelf ook een toekomst heeft. Juist voor deze jongeren is een kleinschalige, beschermde setting, waarin zij kunnen leren om positieve, toekomstgerichte keuzes te maken, van vitaal belang. De resultaten van de afgelopen jaren zeggen genoeg: inmiddels hebben vele tientallen jonge mensen in wie geen enkele school of werkgever nog geloof had bij Flevodrome hun eerste successen geboekt en een positieve stap gezet richting zelfstandigheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Evenals de jongeren die wij begeleiden, moeten ook hulpverleners, Justitie en onderwijsinstellingen keuzes maken die gebaseerd zijn op een positieve toekomstvisie: keuzes die de jongeren werkelijk ten goede komen. In het veranderde (politieke) klimaat waarin wij opereren wordt deze toekomstgerichtheid voor de jongeren alleen maar belangrijker. Zonder enige terughoudendheid kunnen wij stellen dat de huidige maatschappij instellingen als Flevodrome uitnodigt om een duurzame rol te vervullen. Zowel onze doelgroep als de sector en de bredere samenleving hebben er direct baat bij dat Flevodrome een vertrouwde voorziening wordt in dat veranderende landschap. Een voorziening met een breed draagvlak bij gemeenten, provincies en andere belanghebbenden. Vanzelfsprekend is duurzame financiering een basisvereiste voor Flevodrome om deze rol te kunnen blijven vervullen. De systematiek van ‘trajectinkoop’ lijkt daarbij voor de hand te liggen, maar blijkt voor financiers een relatief dure oplossing te zijn: in de huidige praktijk helpt Flevodrome meer jongeren per jaar dan ze bekostigd krijgt. Een structurele basissubsidiëring – met daarnaast een bedrag per jongere, betaald door de instantie die daarvoor verantwoordelijk is – lijkt daarom voor alle partijen de wenselijke optie. Vooral voor de jongeren zelf. 26 Bijlage 1: Schematische trajectweergave Kennismakingsfase 1. Aanmelding • wie: locatieleider • hulpvraag • criteria checken Training / uitvoeringsfase Verantwoordelijkheid overnemen 2. kennismaking • wie: locatieleider • voorlichting • verwachti ngen • traject overeenko mst met Flevodrome inzien. • jongere neemt beslissing of hij/zij traject wil volgen • locatieleider mailt aanmelding sformulier • jongere doet aanmelding 3. intake • wie: locatieleider • levensgebie den in kaart brengen • hulpvraag verduidelijk en • hulpverlenin g in kaart brengen • afspraken maken ouders en hulpverlenin g • einddatum benoemen • overeenko mst met Flevodrome tekenen 4. start • week 0 • Wie: jongere • hulpvraag wordt door de jongere gesteld aan de gedragsdes kundige. • rapportage worden opgevraagd • informatie wordt ingewonnen • .wekelijkse evaluatiege sprekken op de werkvloer. Uitstroom Verantwoordelijkheid delen 5. Toekomstplan • week 6 • wie: Jongere schrijft samen met de gedragsdes kundige zijn toekomstpl an. • visie en perspectief worden ontwikkeld. • doelen in overleg met de jongere gesteld. • jongere wordt eigenaar gemaakt van zijn toekomstpl an 6. presentatie toekomstplan • week 8 • wie • wie: Jongere presenteert zijn toekomstpl an aan zijn netwerk • perspectief • doelen worden gesteld / afspraken worden gemaakt • ondertekeni ng ouders en jongere. • einddatum staat in rapportage 7. evaluatie jongere • wekelijks, indien nodig dagenlijks • Wie: jongere/wer kmeester • evaluatie doelen • doelen (bij)stellen • onder regie van gedragsdes kundige Nazorg Verantwoordelijkheid nemen 8. systeemgesprek en evaluatie • week 14 jongere • systeemges prek • wie: locatieleid er/ouder/ netwerk rondom jongere. (hulp en steunbron nen. • evaluatie doelen week 8 • doelen (bij) stellen • Start stage • verantwoor delijkheid jongere/net werk vergroten 9. evaluatie jongere • wekelijks, indien nodig dagenlijks • wie: jongere/ werkmeest er • evaluatie doelen • doelen (bij) stellen. • Onder regie van de gedragsdek undige 10. systeemgesprek • week 20 • systeem gesprek • wie: locatieleider /ouders/net werk • controleren gemaakte afspraken week 14 • doelen (bij)stellen • stage • einddatum benoemen. • jongere en zijn netwerk verantwoor delijk maken. Verantwoordelijk zijn 11. evaluatie jongere • wekelijks,, indien nodig dagenlijks • wie: jongere/wer kmeester • evaluatie doelen • doelen bijstellen • onder regie van gedragsdes kundige 12. einde traject • week 24 • werk • scholing • dagbestedin g • netwerk neemt de verantwoor delijkheid en ondersteun d de jongere op zijn vervolgplek. 27 Bijlage 2: Primair proces jongere Schematische trajectweergave Een traject binnen Flevodrome is opgebouwd uit vier verschillende fasen welke onderverdeeld zijn in twaalf verschillende stappen zie figuur 1. bijlage 1. Vier fasen Het primaire proces dat de jongere doorloopt bestaat uit vier verschillende fasen. In iedere fase wordt vanuit Flevodrome gewerkt aan een andere verantwoordelijkheid met als doel de autonomie van de jongere te vergroten. Kennismakingsfase Training/ Uitstroom Verantwoordelijk- Uitvoeringsfase heid overnemen Verantwoordelijk- Verantwoordelijkheid nemen Nazorg Verantwoordelijk zijn heid delen Deze vier fasen bestaan uit: • Kennismakingsfase: Binnen deze fase wordt de jongere aangesproken vanuit de zijnswijze van de opvoedende ouder en/of volwassen. Flevodrome neemt de verantwoordelijkheid om het traject goed van start te laten gaan en de jongere kennis te laten maken met het bedrijf, de cultuur, de normen en waarden en de veiligheidseisen. In deze fase wordt de basis gelegd om het traject te doen slagen, waarbij wij veiligheid bieden, een relatie opbouwen, succeservaringen laten beleven en de jongere binnen halen en verleiden om met zijn toekomst aan de slag te gaan. • Training/Uitvoeringsfase: Binnen deze fase ligt het accent van de begeleiding op het leren verantwoordelijkheid delen. De jongere werkt als het waren samen met zijn werkmeester en wordt verantwoordelijk gemaakt voor zijn traject. De jongere onderzoekt wie zijn steunbronnen zijn en op welke manier hij met deze steunbronnen kan samenwerken om zijn doelen te behalen. Binnen deze fase wordt de jongere getraind en gaat hij stage lopen bij externe bedrijven. • Uitstroom: Nadat de jongere heeft geleerd hoe hij verantwoordelijkheid moet delen laat hij binnen deze fase zien dat hij verantwoordelijk kan nemen. De jongere heeft een toekomst perspectief, weet wat hij wil en neemt initiatieven om zijn vervolgplek buiten Flevodrome vorm te geven en te vinden. • Nazorg: De jongere heeft, wel of niet in samenwerking met zijn netwerk, een vervolg plek gevonden. In de nazorg is de jongere verantwoordelijk, hij heeft een baan of opleiding en weet gebruik te maken van zijn steunbronnen. Binnen deze fase kan de jongere Flevodrome als één van zijn steunbronnen gebruiken. 28 Primair proces jongeren Het proces dat de jongere binnen Flevodrome doorloopt bestaat uit 3 fases: verantwoordelijkheid overnemen, verantwoordelijkheid nemen, naar verantwoordelijk zijn. Onderliggend aan deze drie fases worden binnen Flevodrome 12 stappen. Zie figuur primair proces jongere. 1. Aanmelding • Wie: De jongere, zijn opvoeder of hulpverlener (casemanager) maken telefonisch een afspraak om langs te komen voor een kennismakingsgesprek. • Hulpvraag: Tijdens de aanmelding wordt stilgestaan bij de hulpvraag van de jongere. • Criteria checken: De criteria waar de jongere aan moet voldoen zijn: • Woonachtig in Lelystad of Almere • Enigzins gemotiveerd • Leerbaar • Geen ernstige verslavings- en/of psychiatrische problematiek. 2. Kennismaking • Wie: De kennismaking vindt plaats op Flevodrome. Tijdens dit gesprek maakt de jongere kennis met Flevodrome en worden verwachtingen over en weer uitgesproken. Er wordt voorlichting gegeven over de mogelijkheden over een traject bij Flevodrome. • Contract: Het trajectcontract wordt in gezien. • Methodiek: Transactionele analyse • De jongere wordt aangesproken vanuit de zijnswijze van de opvoedende ouder en/of volwassene. De jongere zit in de de kind-/volwassene egopositie, dit betekent grenzen, structuur en vertrouwen. • Ouders en hulpverlening worden uitgenodigd bij de kennismaking. Vanuit de systeemtheorie wordt de jongere als een onderdeel van het systeem gezien. Ouders/ opvoeders worden indien mogelijk als steunbron voor de jongere gebruikt. 29 3. Intake • Aanmelding: Na de kennismaking neemt de jongere de beslissing of hij/zij een traject wil volgen bij Flevodrome. Wanneer de jongere besluit om een traject te volgen, neemt hij/zij telefonisch contact op met Flevodrome om een afspraak voor een intake gesprek te plannen. • Aanmeldingsformulier: Op de website van Flevodrome kan de jongere het aanmeldingsformulier vinden. De jongere vult het aanmeldingsformulier in, geeft hierin o.a. zijn motivatie voor het volgen van het traject en verzamelt de benodigde gegevens die hij, zij moet meenemen voor het intakegesprek. (zie aanmeldingsformulier) • Intake: bij de intake zijn ouders/verzorgers en of de hulpverlener (casemanager van de jongere) aanwezig. Tijdens de intake wordt stilgestaan bij de verschillende levensgebieden van de jongere, eventuele hulpverlening wordt in kaart gebracht, er worden afspraken gemaakt en er wordt stilgestaan bij de hulpvraag. Daarnaast wordt de eindatum van het traject benoemd en wordt de trajectcontract getekend. 4. Start • Week 1: De jongere start met zijn traject en komt binnen in de kennismakingsfase. Binnen deze fase worden verantwoordelijkheden overgenomen en wordt de jongere bij de hand gekomen om het bedrijf te leren kennen. Naast dat de jongere de basisprincipes van het vak leer, wordt er gekeken naar de beroepshouding van de jongere en gaat de jongere aan de slag om een trajectplan op te stellen. • Toekomstplan: Binnen 6 weken komt de jongere met ondersteuning van de gedragsdeskundige tot een toekomstplan. In dit plan staat beschreven wie de jongere is, wat zijn hulpvraag is, wat zijn mogelijkheden en beperkingen zijn, wat het perspectief van uitstroom is en aan welke doelen de jongere wil gaan werken. • Evaluatie's: De jongere evalueert samen met zijn werkmeester wekelijks zijn beroepshouding en persoonlijke leerdoelen. Binnen Flevodrome wordt gewerkt met een standaard vragenlijst, die aansluit bij de methodiek van de transactionele analyse en de (kind)rol die de jongere inneemt. • Portfolio : de jongere bouwt zijn portofolio op. 30 5. Toekomstplan • Week 6: De jongere heeft samen met de gedragsdeskunige zijn toekomst plan beschreven. De jongere heeft zijn doelen gesteld en kan zich vinden in het plan. Wanneer nader onderzoek nodig is, wordt dit als doel gesteld en kan dit eventueel/in overleg intern binnen Flevodrome/Eduvier worden gedaan. • Methodiek: De jongere komt steeds meer in regie in het traject dat hij volgt binnen Flevodrome. Hij gaat als het ware van een kindrol naar een volwassen rol. Verantwoordelijkheden worden gedeeld. 6. Presentatie trajectplan • Week 8: Netwerkgesprek • Toekomstplan: De jongere heeft samen met de gedragsdeskundige zijn toekomstplan geschreven. In deze week komt het netwerk van de jongere op Flevodrome bij elkaar. De jongere presenteert zijn toekomstplan aan zijn netwerk en bespreekt het perspectief en de doelen die hij wil behalen. De jongere doet een beroep op zijn netwerk om hem te ondersteunen bij het behalen van deze doelen. Afspraken worden gemaakt en het toekomstplan wordt ondertekend. De leerling wordt in regie geplaatst en draagt verantwoordelijkheid over zijn toekomstplan. • Stage: Een onderdeel van het toekomstplan is de stage. Tijdens de presentatie van het toekomstplan geeft de jongere aan waar hij stage wil gaan lopen en hoe hij denkt aan een stage te komen. • Methodiek: In deze fase van het traject wordt vanuit de transactionele analyse bij de jongere een beroep gedaan op zijn volwassenrol. 31 7. Evaluatiegesprekken • Evaluatie's: De jongere evalueert wekelijks samen met zijn werkmeester zijn beroepshouding en persoonlijke leerdoelen. Binnen Flevodrome wordt gewerkt met een standaard vragenlijst, die aansluit bij de methodiek van de transactionele analyse en de volwassenrol die de jongere inneemt. • Stage: De jongere gaat op zoek naar zijn stage en gebruikt hierbij zijn netwerk. • Training: De jongere volgt binnen Flevodrome onderdelen van de leefstijltraining. 8. Netwerkgesprek • Week 14 • Netwerkgesprek: Tijdens het netwerk gesprek wordt gekeken naar de ontwikkeling die de jongere heeft doorgemaakt. De doelen uit het toekomstplan worden geevalueerd en er wordt gekeken welke doelen de jongere heeft behaald. Doelen die deels zijn behaald blijven bestaan of worden bijgesteld en nieuwe doelen worden geformuleerd. Alle doelen staan in het teken van het perspectief dat de jongere wil halen, richting werk, scholing, of dagbesteding. Gemaakte afspraken uit het toekomstplan worden gecontroleerd. De steunbronnen van de jongere worden in kaart gebracht en verantwoordelijkheden worden gedeeld. • Stage: De jongere start met zijn stage. 32 9. Evaluatiegesprekken • Evaluatie's: De jongere evalueert wekelijkelijk samen met zijn werkmeester zijn beroepshouding en persoonlijke leerdoelen. Binnen Flevodrome wordt gewerkt met een standaard vragenlijst, die aansluit bij de methodiek van de transactionele analyse en de volwassenrol die de jongere inneemt. • Stage: De jongere heeft een stage in een regulier bedrijf gevonden en loopt maximaal 3 dagen per week stage. De werkmeester heeft minimaal 1 keer per 14 dagn contact met de werkgever. • Training: De jongere heeft de onderdelen van de leefstijltraining afgerond en volgt binnen Flevodrome een training gericht op het vinden van een baan (sollicitatietraining) of een training gericht op het vinden vervolgonderwijs. 10. Netwerkgesprek • Week 20 • Netwerkgesprek: Tijdens het netwerk gesprek wordt gekeken naar de ontwikkeling die de jongere heeft doorgemaakt. De doelen uit het trajectplan worden geëvalueerd en er wordt gekeken welke doelen de jongere heeft behaald. Doelen die deels zijn behaald blijven bestaan of worden bijgesteld en nieuwe doelen worden geformuleerd. Alle doelen staan in het teken van het perspectief dat de jongere wil halen, richting werk, scholing, of dagbesteding. Er wordt stil gestaan bij de verantwoordelijkheid dit de jongere heeft genomen en de rol van zijn of haar steunbronnen. • Begeleidingsvorm: De jongere wordt steeds meer verantwoordelijk gemaakt voor zijn/haar traject. De rol van Flevodrome komt steeds meer op afstand te staan en deze wordt overgenomen door de steunbronnen van de jongere. • Nazorg: De vraag naar nazorg, einde traject week 24, wordt besproken en geformuleerd. Eventuele acties hierop worden ondernomen. 33 11. Evaluatiegesprekken • Evaluatie's: De jongere evalueert wekelijkelijk samen met zijn werkmeester zijn beroepshouding en persoonlijke leerdoelen. Binnen Flevodrome wordt gewerkt met een standaard vragenlijst, die aansluit bij de methodiek van de transactionele analyse en de volwassenrol die de jongere inneemt. • Stage: De jongere volgt nu ongeveer 6 weken stage. De werkmeester/locatieleider gaat langs op de werkvloer om de stage van de jongere te evalueren. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden van vast werk, een combinantie van BBL opleiding of vervolgonderwijs. • Training: De jongere wordt taakgericht aangetuurd om een vervolgplek te vinden. • Portfolio: Deze wordt afgesloten en meegegeven. 11. Einde traject • Week 24 • De jongere stroomt uit richting werk, opleiding of dagbesteding • De jongeren wordt ondersteund vanuit zijn netwerk. 34 Bijlage 3: Transactionele Analyse Transactionele Analyse is een persoonlijkheidstheorie die in de jaren 1950 tot 1973 ontwikkeld werd door de Amerikaanse psycholoog Eric Berne, en stamt uit de psychoanalytische traditie van Freud. Na zijn overlijden is zijn benadering verder uitgewerkt tot een volwassen en goed onderbouwd model van de persoonlijkheid met zowel een beschrijvend als een therapeutisch facet. De methode biedt een goed kader voor de diagnostiek en het werken met zogenaamde deel- of subpersoonlijkheden. Positief mensbeeld Transactionele Analyse is een geheel eigen methodiek. Kenmerk is de positieve kijk op het menszijn. Een centraal uitgangspunt is dat elk kind 'oké’ geboren wordt, dit in tegenstelling tot de Freudiaanse visie. Transactionele Analyse past in de rij van de zogenaamde ‘humanistische’ (positieve humane) psychologieën. Is voor de psychoanalyse het onbewuste de vergaarbak van verdrongen seksuele impulsen, voor Berne, evenals voor C.G. Jung, R. Assagiolie en F. Perls, is het onbewuste een bron van creativiteit, liefde en spiritualiteit. Transactionele analyse is gebaseerd op transacties van een persoon, die reageert vanuit een variërende samenstelling van persoonlijke kenmerken die in dit verband egotoestand wordt genoemd. Egotoestanden Een egotoestand is een totaliteit van samenhangende gedragingen, gedachten en gevoelens. Deze dragen drie elementen: de innerlijke volwassene, met in zijn verleden het innerlijke kind, en de innerlijke ouder. Als iemand direct reageert, denkt, voelt of handelt in reactie op zijn omgeving en gebruik maakt van alle hulpbronnen die hem ten dienste staan, verkeert hij in een volwassen egotoestand. Op andere momenten gedraagt, voelt, denkt en kopieert hij één van zijn opvoeders. Hij bevindt zich dan in zijn ‘Ouder egopositie’. Soms gedraagt dezelfde persoon zich op kinderlijke wijze, heeft het gedachten en gevoelens van een klein kind. Dan is er sprake van een ‘Kind egopositie’. De begrippen ‘Volwassene’, ‘Kind’, en ‘Ouder’ zijn niet meer dan etiketten op soorten gedragingen, gevoelens en gedachten. Het zijn geen fenomenen die duidelijk aanwijsbaar zijn of in de hersenen te lokaliseren zijn. Berne benadrukt zelf steeds weer dat de begrippen ‘Kind’ en ‘Ouder’ echo's uit het verleden zijn. Gedachten, gevoelens en gedrag In populaire uiteenzettingen worden aan het kind, de volwassenen en de ouder wel eens de volgende respectievelijke kenmerken toegekend: voelen, rationaliteit en geboden en verboden. Dit is niet juist. Alle drie de egotoestanden maken gebruik van gedachten, gevoelens en gedragingen. Berne voorspelt ook dat denken en voelen vanuit het kind ook te observeren is in de wijze waarop iemand zich verbaal en non-verbaal gedraagt. Egoposities zijn dus voor de buitenstaander duidelijk te herkennen. Er is een duidelijke consistente relatie tussen enerzijds gedachten en gevoelens en anderzijds observeerbaar gedrag. Het begrip ‘innerlijk kind' staat voor alle gevoelens, gedachten en gedragingen in de persoonlijke sfeer en is dus geen abstractie. Op latere leeftijd spelen de persoonlijke herinnering en ervaring een rol in de uiting van het ‘innerlijk kind’. Ditzelfde geldt ook voor de ‘innerlijke ouder’. De persoonlijke herinneringen en ervaringen van de opvoeders leggen ook de geboden en verboden op latere leeftijd bij de betrokken persoon neer, waarop hij/zij dan wel of niet zal reageren. 35 Vrij of aangepast, controlerend of verzorgend Het begrip het ‘innerlijke kind' kent een opdeling in het ‘vrije kind’ en het ‘aangepaste kind’. In de egotoestand van het ‘vrije kind' hebben we toegang tot spontaniteit, creativiteit en intuïtieve kracht die in het ‘kind’ liggen opgeslagen. Het ‘vrije kind’ wordt ook wel eens het ‘natuurlijke kind’ genoemd. Als volwassenen zijn we vaak in ons ‘aangepaste innerlijke kind’. Er zijn duizenden regels die we opvolgen om goed in de wereld met anderen samen te kunnen functioneren. Bovendien besparen we veel energie doordat we niet voortdurend hoeven na te denken over hoe we de dingen het handigst kunnen doen. De egopositie van de ‘Innerlijke ouder’ is de som van alle gedragingen, gevoelens en gedachten van de persoonlijke opvoeders van het kind en van alle andere belangrijke oudere personen uit de kinderjaren. De ‘controlerende ouder’ of ‘normerende ouder’ helpt ons ons gedrag aan te passen aan talrijke sociale situaties waarmee wij dagelijks worden geconfronteerd. We hebben een set gedragsregels die we van onze opvoeders hebben meegekregen. Negatief controlerend betekent dat de opvoeder te streng, te hard, onbillijk of onredelijk was in zijn taak als opvoeder. De ‘verzorgende innerlijke ouder’ is de opvoeder die zorgzaam, open en speels met het kind omgegaan is: hop-paardje-hop speelde, voorlas, samen onder de douche ging of een kusje op een pijntje legde. We kiezen voor de positie van onze verzorgende ouder als wij in relatie tot anderen gericht zijn op hun welbevinden, zorgend zijn en eerlijk in onze intenties. In onze normerende ouder leggen we onze normen op aan een ander en ontkennen we dat de ander andere normen en waarden mag hanteren. Dan straffen we, spelen we de strenge meester, zijn we afbrekend kritisch of wijzen we iemand als persoon af. We kunnen hem of haar ook verstikken in onze goede zorgen. De egopositie van de ‘innerlijke volwassene’ is een respons op het hier, waarbij de persoon in kwestie zo veel mogelijk gebruikmaakt van zijn of haar hulpbronnen die hem of haar ter beschikking staan. We hebben de ‘innerlijke volwassene’ nodig om ons leven goed, efficiënt en effectief te leven; dagelijkse problemen in het hier en nu op te lossen. De 'volwassene’ kent geen nadere indeling in positieve en negatieve facetten. In het dagelijks leven kunnen we bij onszelf en bij anderen voortdurend verschuivingen van egoposities waarnemen. Mensen kiezen doorlopend binnen veranderende situaties andere posities van waaruit zij reageren. Elke positie kan zijn specifieke voordelen opleveren, maar kan ook negatieve gevolgen hebben. Ontelbare onderverdelingen In de Transactionele Analyse wordt in 3 subpersoonlijkheden of delen gedacht. Belangrijk is te weten dat ‘ouder’ en ‘kind’ staan voor ontelbare andere onderverdelingen zoals we deze in therapieliteratuur tegenkomen. Het kind in ons kent ontelbare situaties waarin het vernederd, gekwetst, getraumatiseerd, afgewezen, misbruikt, mishandeld, bang gemaakt of uitgelachen is. Het kent ook tal van situaties waarin het kon spelen, creatief kon zijn, uitbundig, onbezorgd, veilig, vrij en zichzelf als het middelpunt van de wereld kon zien. Deze kunnen voor therapeutische doeleinden worden samengevat onder de noemer van het ‘Kind’. Het egotoestand- of egopositiemodel van de Transactionele Analyse biedt een doordachte, uitgewerkte en theoretisch goed onderbouwde persoonlijkheidstheorie, die o.a. zijn wortels heeft in de psychoanalytische traditie. 36