Waarnemen Selena 8 De herfst was maar een povere waarnemingsperiode. Als het eens helder was, viel dat steeds heel ongelegen (in de examens bijvoorbeeld). Toen het dan de tweede week van de kerstvakantie uitdraaide op kontinu heldere nachten, werd daar dik van profiteerd. De volgende pagina bewijst dit. Maar eerst dit: Komeet Schaumasse Op 30 november 1911 ontdekte te Nice, Frankrijk Schaumasse een komeet. De komeet was periodisch met een periode van ongeveer 8,2 jaar. De komeet werd op 25 september 1992 herontdekt door de Japanner TsutomuSeki m.b.v. een 60-cm telescoop. Het leuke aan deze komeet is dat ze zeer hoog aan de hemel verschijnt. Ze komt binnen 5 van het zenit (hoogste punt aan de hemel). Ze is dan ook over ettelijke maanden goed te volgen. Komeet Schaumasse is ook van redelijke helderheid. Men schat dat ze in begin maart magnitude +7 zal bereiken. Recente waarnemingen van de helderheid van de komeet doen vermoeden dat dit wat te optimistisch geschat is. Desalniettemin is deze komeet een ideaal waarnemingsobjekt. Het is dan ook mijn bedoeling om jullie daarvoor op te trommelen. Schaumasse beweegt van het sterrenbeeld de Stier over Perseus naar de Voerman waar ze in oppositie komt. Daarna verplaatst ze zich via de Lynx en de Kleine Leeuw naar de Leeuw. Dit zijn relatief onbekende sterrenbeelden die nu een kans krijgen om eens beter gekend te zijn. Het zou teveel plaats innemen om de gedetailleerde zoekkaarten in Selena af te beelden. Ook al omdat de verantwoordelijke voor komeetwaarneming in onze onmiddellijke omgeving vertoeft, nl. Seppe Canonaco. Via je hem of door iemand van Descartes vast te klampen, kan je gemakkelijk aan die kaarten komen. Een bekende eigenschap van een komeet is diens wazigheid. Ze wordt bepaald met een DC-schaal (degree of condensation) van nul tot tien. nul is puntvormig en tien totale wazigheid. Deze twee extrema komen in de praktijk niet voor. Ik hoop dat je eens op een heldere avond de komeet opspeurt. Verricht dan een waarneming en geef die ook af. De wetenschappelijke wereld dankt bij voorbaat. Mars Waar ook al bij voorbaat bedankt wordt, is bij planeetwaarnemingen. Als een ruimtesonde een planeet bezoekt, bezorgt dat de mensheid een schat aan informatie over de planeet maar de sonde vertoeft maar een geringe periode bij de planeet. Waarnemingen vanop aarde gedurende een lange periode, geeft informatie die een sonde nooit te weten kan komen (seizoensinvloeden, geleidelijke veranderingen,...). Professionele astronomen hebben te weinig tijd om over een lange periode planeetwaarneming te doen, dat wordt overgelaten aan amateurs, zoals jij en ik. Descartes is erg actief wat betreft planeetwaarneming. Wij werken nauw tezamen met de VVS werkgroepleider Mark Bosselaers. Ik vond het daarom aangepast de recente planeetwaarnemingen eens te tonen. Rond deze tijd is vooral de planeet Mars goed zichtbaar. Hij bereikte echter maar een maximale schijnbare diameter van hooguit 15 boogseconden. Wij waren dan ook erg verrast toen bleek dat we veel konden zien op Mars. Je zal zien dat alle waarnemingen gemaakt zijn van eenzelfde gedeelte van het Marsoppervlak. Dit is geen toeval. Mars beweegt met een periode van 24h35m rond zijn as (net iets langer dan de aarde). Bepaalde gebieden hebben daardoor een waarnemingsvenster van enkele weken. Nu, de waarnemingen zijn gemaakt in dezelfde periode, nl. de week voor nieuwjaar. De seeing was toen fenomenaal (en ook de vrieskoude). Het gebied dat we waarnamen, bestreek het Martiaanse lengteinterval van 270 tot 80. Het toeval wil dat in deze zone de bekendste en mooiste strukturen te zien zijn. Syrtis Major (de grote baai) is de meest prominente struktuur. Ze vertoonde een duidelijke niet een driehoekige vorm zoals in 1988 gezien werd (daar speelt ook ervaring een rol in). Er waren enkele lichtere stroken en donkere vlekjes in te zien. Wat onmiddellijk opviel was de geheldheid van de Marsbol. We keken nu, in tegenstelling tot de vorige opposities, naar de noordpool waardoor vele nieuwe strukturen zichtbaar werden. Hellas, een heldere ronde 'kuip' was nog net gedeeltelijk aan de zuidrand te zien. De struktuur die onze harten stal, was Sabaeus en het aanliggende Sinus Meridianis (het Greenwich van Mars). Ze vormen tezamen een donkere sigaarvormige zone. Opvallend was dat de 'tanden' in Sinus Meridianis,is goed zichtbaar waren. Margeritifer Sinus en de daarop volgende strukturen gaf een chaotische beeld van vlekjes en stroken. Aan het noordelijk halfrond viel vooral de twee rijen vlekken ('kanalen') op die parallel via een omweg Syrtis Major met Margeritifer Sinus en Mare Acidalium verbonden. Mare Acidalium vertoonde veel struktuur die overeenkwam met de kaart. Het navolgende, heldere Tempe werd vaak opgemerkt. Nog een konstante was de heldere noordpoolkap die afgebakend wordt door een donkere band. Erwin Verwichte. Afbeelding 1.De DC-schaal. Afbeelding 2.Hoogtediagram van P/Schaumasse 1992x (zon staat 17 onder de horizon). Afbeelding 3.links: ω 319,1 (Erwin Verwichte) midden: ω 343 (Wim Cuppens) rechts: ω355,7 (Wouter Krznaric'). Afbeelding 4.links: ω 355,7 (Koen Goossens) midden: ω xxx,x (Bert Timmers) rechts: ω 71,5 (Frank Daerden). Waarnemen Selena 10 Het hoeft, denk ik, niet meer gezegd te worden dat Descartes in recente jaren een reputatie heeft opgebouwd wat betreft planeetwaarnemen. We werken al twee jaren samen met Mark Bosselaers, de leider van de V.V.S. werkgroep Planeten. Op 27 februari l.l. hebben we tezamen al de eerste Planetendag gehouden, dat trouwens een succes genoemd mag worden. Omdat Mark veel te veel werk heeft, hebben we toegezegd mee te helpen. Frank verwerkt de Marswaarnemingen en ik die van Saturnus. Wat ook duidelijk is dat de Belgische planeetwaarnemers niet hoeven onder te doen voor zijn buitenlandse collega's. In het januarinummer van Sky & Telescope stonden Guiseppe Canonaco en Frans Van Loo van de sterrenwacht vermeld omwille van hun waardevolle Marswaarnemingen. Proficiat! Waarnemen Als je door een telescoop naar de hemel kijkt, komt vaak de drang op om dat stukje hemel vast te houden voor de eeuwigheid. Sommigen doen dat d.m.v. fotografie, anderen tekenen of beschrijven wat ze zien. Maar het is frustrerend als later blijkt dat wat je getekent heb niet klopt, of dat je iets vergeten bent, of dat niemand anders je waarneming niet kan ontraadselen, laat staan ze waarderen. Het is daarom nuttig om eens te overlopen hoe waarnemingen correct bewerkt moeten worden. Formulier Een waarneming is absoluut niets waard als enkele gegevens mankeren. En manier om dit te voorkomen, is om een passend waarnemingsformulier te gebruiken waar voor alle belangrijke gegevens plaats open gelaten is. Een beginnend waarnemer doet er best aan zo vlug mogelijk een waarnemingsformulier te bezorgen en deze dan ook te gebruiken. Formulieren kan je bij mij altijd verkrijgen. Goed ingeoefende waarnemers gebruiken vaak eigen formulieren die ze op zichzelf hebben afgestemd. Alle formulieren hebben eenzelfde, algemene opbouw. De grootste plaats wordt ingenomen door de waarneming zelf. Op een eventueel voorgetekent sjabloon wordt de waarneming verricht. Het is belangrijk het sjabloon ook juist te gebruiken. Bij een rond sjabloon dat voor het tekenen van een beeldveld gebruikt wordt (deep-sky, kometen,...) moet het beeldveld wat je door de telescoop ziet, overgebracht worden op het sjabloon, niet alleen een klein stuk. Teken de sterren in t.o.v. de rand van het sjabloon zoals het staat t.o.v. de rand van je beeld. Mocht je maar een stuk van een beeldveld intekenen, teken dan dat in zoals je door de telescoop ziet. Probeer niet het hele sjabloon te vullen met dit stukje. Dan vernietig je de mogelijkheid om groottemetingen te doen. Let op oriëntatieaanduidingen op het formulier. Meestal staat aan de bovenzijde het zuiden aangegeven. Teken dan ook zo dat het zuiden inderdaad naar boven is. Je bepaalt het zuiden door alleen de declinatieas van je kijker te bewegen. Duw je telescoop richting zuiden. De richting waar de sterren in beeld komen, is het zuiden. Vergeet vooral niet het westen aan te duiden, of in het geval van planeetwaarneming de preceding side (kant waar de planeet naartoe draait). Je vindt deze richting, door te kijken in welke richting het objekt beweegt, als je niets doet (geen motoraandrijving). Let verdomd op met zenitprisma's. Gebruik ze liefst niet. Mocht je het toch doen, duidt dan goed aan dat je een zenitprisma gebruikt hebt. Zorg ervoor dat op je tekening het zuiden en westen aangeduid zijn. De afmetingen van het sjabloon zijn essentieel. Het is daarom best steeds het officiele formulier te gebruiken en altijd van hetzelfde exemplaar copies te maken. Copies van copies hebben de neiging een tikkel afwijkende afmetingen te hebben. Het invullen van de gegevens op het formulier moeten liefst zo vlug mogelijk gebeuren. Mocht je het tijdens het waarnemen nog niet gedaan hebben, doe het dan tijdens het opwarmen binnen. De volgende gegevens mogen absoluut niet ontbreken: objekt datum (let op met na-middernacht) tijd (U.T.) in uur en minuten (beter begin-en eindtijd). kijker (type, diameter, brandpuntsafstand) vergroting zenitprisma weersomstandigheden (seeing en transparantie) Daarnaast zijn er nog bijkomende gegevens die je later kan opzoeken of berekenen. Een goede tip: teken en schrijf tijdens het waarnemen verzorgd en duidelijk. Het komt al te vaak voor dat na het waarnemen je aan je eigen waarneming niet meer uit kunt. Overloop aan het eind van een waarneming best eens het geheel. Kijk na of je alles kunt lezen en dat je niets bent vergeten. Nooit te overhaast stoppen! Tekenen Het intekenen is het cruciale punt van heel je waarneming. Een slordige, onduidelijke tekening (ook al heeft deze veel informatieinhoud) zal niet bekeken worden. Aan de andere kant moet het ook geen kunstwerk worden. Het is de bedoeling éénduidige, wetenschappelijk bruikbare informatie te tonen. De tekening die je achter de telescoop maakt, mag niet ingekleurd zijn. Dat sticht enkel verwarring. Het best is de helderheid van de vlakjes aan te duiden met cijfertjes (0 donker 10 helder bijvoorbeeld). Dit is een contourtekening. Teken deze tekening binnen nauwlettend over op een ander formulier. Vaak wordt naast een afgewerkte tekening ook de contourtekening geplaatst om alle verwarring te bannen. Er zijn twee mogelijkheden om een afgewerkte tekening voor te stellen. Ten eerste kan je een potloodtekening maken. Gebruik hiervoor verschillende soorten potloden. Een vet potlood voor de donkere gebieden en een licht potlood voor de helder. Begin eerst de helder gebieden in te tekenen. Een tweede mogelijkheid is een puntjestekening. De verschillende helderheden worden weergegeven door een dichtheid van puntjes. Welke mogelijkheid je kiest, maakt niet uit. Kies die methode die je het best ligt. Beide hebben hun voordelen en nadelen. Een potloodtekening is realistisch en kan redelijk vlug gemaakt worden. Het is wel moeilijk ze te copiëren. Puntjestekeningen zijn weliswaar goed te copiëren, maar erg tijdrovend te maken. Een tip: bekijk veel waarnemingen van anderen om te vergelijken. Belangrijk is niets te tekenen wat er niet was, of niets dat op het orgineel er anders uitzag. Mocht je twijfelen of je tekening onduidelijk, is het aangeraden kommentaar bij de tekening te schrijven. Desnoods duidt je met pijlen aan welk gebied je bedoelt. Sterren worden meestal weergegeven als zwarte cirkeltjes waarbij de grootte van de cirkel de helderheid geeft (grote cirkel: helder ster). Een duidelijk verschil tussen de groottes van de sterren geeft de tekening een mooi uiterlijk. Erwin Verwichte Afbeelding 5.Het correct intekenen van een beeldveld. Afbeelding 6.Jupiter, Guy Swennen, 12/03/93, Refr. 76mm f910mm, 105x, geelfilter. Afbeelding 7.Jupiter, Koen Goossens, 02/04/93, Newt. 111mm f1000mm, 166x. Afbeelding 8.Venus, Frank Daerden, 08/01/93, Newt. 250mm f1450mm, 241x. Afbeelding 9.Venus, Erwin Verwichte, 24/02/93, Newt. 150mm f1000mm, 111x. Waarnemen Selena 11 De zomerhemel biedt een deep-sky waarnemer de allermeeste mogelijkheden om talrijke heldere objekten te bekijken. Ideaal om eens te genieten van de hemelpracht of om de eerste stappen te zetten in het waarnemen. Laten we eens een rondritje maken langsheen zomerse attracties. De hemel wordt gedomineerd door drie heldere sterren die de zomerdriehoek vormen: Deneb (de Zwaan), Wega (de Lier) en Altaïr (de Arend). Met behulp van deze drie sterren is het relatief eenvoudig ieder gewenst punt aan de hemelkoepel te vinden. De objekten die ik zal bespreken, zijn met een kleine telescoop allemaal te zien. Ik zal ook bespreken wat men van het verrekijkerbeeld moet verwachten. De Lier Richt de telescoop naar de blauwwit heldere fonkel Wega. Dit is het uitstekende moment om de zoeker af te stellen. Zet Wega in het midden van het beeldveld van de kijker. Vervolgens stel je Wega in het midden van de kruisdraad van de zoeker. Om eens te controleren zou je de kijker een even verdraaien om dan met behulp van de zoeker Wega opnieuw in beeld te verkrijgen. Heb je een oculair met kleine vergroting op je kijker steken? O.K., dan kunnen we vertrekken. Enkele graden naar het oosten (naar rechts in omgekeerd beeld) wacht ons het eerste objekt op: ε1 en ε2. Dit is een wijde dubbelster van magnitude 5 die een gemakkelijke prooi is voor een verrekijker. In de telescoop met grotere vergroting blijkt elke komponent zelf ook nog eens dubbel te zijn. De onderlinge afstand bedraagt bij de twee zowat 2,5". De heldere sterren onder Wega vormen een parallellogram. Tussen de onderste twee verschuilt zich een klein juweeltje: de Ringnevel (M57). Voor iemand die ze nog nooit met een telescoop gevonden heeft, wordt dit wel even wennen. Maar moeite wordt beloond. Het beste is te vertrekken van β Lyrae. Als deze in een kleine vergroting onder aan de beeldrand staat, moet de Ringnevel bovenaan in beeld te zien zijn. M57 is een klein, grijs, ovaalvormig vlekje. In een grotere vergroting wordt de donkere opening in de nevel duidelijk zichtbaar. De Ringnevel is een planetaire nevel, de restant van een novaexplosie. De centrale ster is niet zichtbaar. Dit objekt is niet zichtbaar in een verrekijker. Voor ons volgende objekt gaan we gretig gebruik maken van de sterrenatlas: het wapen van elke stersoldaat. Richt de kijker op de onderste ster van het parallellogram: γ Lyrae. Het objekt dat we zoeken, is de bolvormige sterrenhoop M56. Ze ligt halverwege tussen γ Lyrae en β Cygni. Er zijn twee mogelijkheden om M56 te vinden: oftewel tussen de twee sterren mikken en maar wat zoeken, of starhopping. We zullen het laatste doen. Vooraleer te beginnen, kijk eens even naar de kaart. Welke route zou je nemen? Mij lijkt het best te vertrekken vanaf λ in rechte lijn naar 19 Lyrae, om vervolgens bij de ster nabij M56 te belanden. Om een idee te hebben hoeveel beeldvelden de sterren uit elkander liggen, vergelijk je best eerst eens de afstand tussen λ en γ in je telescoop met de afstand op de kaart. M56 is een klein, korrelig bolneveltje dat niet zo spectaculair is als M13 of M92 in Hercules maar toch zeer mooi is omdat ze in een sterrenrijk gebied ligt. Het is erg te betwijfelen of dit objekt in een verrekijker zichtbaar zal zijn. Mocht je ze toch zien, verwittig me dan. Vos en Pijl Vanuit M56 is het niet meer ver naar de heldere ster β Cygni, oftewel Albireo. Deze ster vormt het hoofd van het sterrenbeeld de Zwaan. Het is een prachtige dubbelster. De beide leden zijn van respectievelijk derde en vijfde magnitude. Het systeem is vooral zo mooi omwille van het kleurcontrast tussen de gele en de blauwe ster. In een telescoop is dit mooi te genieten, terwijl de dubbelster in een verrekijker zichtbaar is, mits het beeld zeer stabiel te houden: op statiefje zetten of op je ellebogen steunen. Een leuk tussendoortje is een uitstapje naar α Vulpeculae. Deze 'mosterdkleurige' ster ligt vijf graden ten zuiden van Albireo. Voor de verdere verkenning van deze streek gaan we uit van het sterrenbeeld de Pijl. De helderste sterren van dit sterrenbeeld vormen een pijl die in oostelijke richting wijst. Ze past net in het beeldveld van een verrekijker. Tussen γ en ζ Sagittae vertoeft de weinig spectaculaire bolvormige sterrenhoop M71. Het is pas in kijkers vanaf 20 cm dat deze sterrenhoop tot zijn volle recht komt. Richt de telescoop op het paar α-β Sagittae. Vergelijk wederom de onderlinge afstand in het beeldveld met de afstand op de kaart. Langsheen de richting van het paar komen we (naar onder in omgekeerd beeld) bij 9 Vulpeculae terecht. Twee graden verder ligt de mooie losse open sterrenhoop Cr399, beter bekend als Brocchi's cluster. Brocchi is de tekenaar van de A.A.V.S.O. omgevingskaarten voor variabele sterren. De sterrenhoop beslaat een gebied van 1,5 aan de hemel. De spreiding van de sterren geeft de hoop de bekende roepnaam 'omgekeerde kleerhanger'. Deze hoop is erg aan te raden om met de verrekijker te bekijken. Voor het volgende objekt in het Vosje keren we terug naar buur de Pijl. Dit maal vertrekken we vanuit het punt van de pijl: γ Sagittae. Na vijf graden in noordelijke richting te bewegen, stoot je op de grote en majestueuze planetaire nevel M27: de Halternevel. Een verrekijker toont een rechthoekig vlekje. Bij een vergroting van om de 100x toont de nevel zich van zijn beste zijde. Ze vult dan haast het volledige beeldveld. De Zwaan Als je nog niet genoeg hebt, kunnen we ons wagen aan de gevulde schotel die de Zwaan ons biedt. Als uitvalsbasis is γ Cygni buitengewoon goed geschikt. Deze ster vormt het centrum van de kruisvorm die de Zwaan vertoont. Al één graad ten noorden van deze ster ligt de eerste sterrenhoop: NGC 6910. Het is een langwerpig gevormd hoopje. Interessanter is de vierkante hoop M29 twee graden ten zuiden van γ Cygni. Het verrekijkerbeeld toont een wazig neveltje. Tussen γ Cygni en η Cygni krioelt het van open sterrenhopen. Het is een erg sterrenrijk gebied. De verrekijker is hier onontbeerlijk. Een boeiende open sterrenhoop is NGC 6866 die in de driehoek α-γ-δ Cygni ligt. Het vereist redelijk wat werk om via star-hopping er te geraken. Het loont echter zeer de moeite. Deze hoop is verrassend compact. Het is een persoonlijke aanrader. Slotbemerking Deze objekten zijn slechts een kleine fractie van de wonders die de zomersterrenhemel te bieden hebben. Ze zijn een begin naar het ontdekken van de pracht van de sterrenhemel. Hoe je tekening moet maken, heb ik in de vorige Selena uitgelegd. Profiteer van de vakantie om de dieptes van het heelal te doorgronden. Toon me vooral je resultaten. Erwin Verwichte Afbeelding 10.M27, 03/08/92, Newton f1000 150, 100x. Afbeelding 11.Sky Atlas. Waarnemen Selena 12 Volgens het wiskundige regeltje van Titius en Bode moest tussen de baan van Mars en Jupiter nog een planeet aanwezig zijn. Een werkkring werd opgestart om op systematische wijze jacht te maken naar de nieuwe planeet. Intussen werkt de nieuwe directeur van de sterrenwacht van Palermo, Guiseppe Piazzi aan zijn stercatalogus. Op nieuwjaarsnacht 1801, terwijl iedereen aan het vieren is, ontdekt hij de eerste planetoïde. Het viel hem op dat het lichtpuntje langzaam doorheen het sterrenveld voortbewoog. De planetoïde kreeg de naam Ceres en nadien kreeg hij er nog duizenden broertjes bij. Planetoiden Planetoïden zijn brokstukken bestaande uit ijzer of gesteente. De grootste planetoïde is Ceres met een diameter van 1003 km. Nu werpt zich natuurlijk automatisch de vraag op wat we nu als waarnemers aan planetoïden hebben? Het antwoord is: meer dan je zou vermoeden. Op ontdekking In de tijd na Piazzi kon iedereen die een klein telescoopje had op planetoïdenjacht gaan. Goldschmidt was al over de vijftig toen hij nog 14 planetoden ontdekte. Tegenwoordig is dat niet meer zo gemakkelijk. Alle heldere objecten zijn al gecatalogiseerd en de zwakke planetoïden worden op een systematische 'sleepnet'methode via fotografie opgespeurd. De Belg Els is daar zeer in bedrijvig. In het zelf ontdekken van planetoïden zie ik geen heil tenzij je beschikt over professionele apparatuur, veel geld en geduld of enorm veel geluk. Veel nuttig werk kan echter gedaan worden in het herontdekken van planetoïden. Er zijn heel veel planetoïden waarvan de baan heel slecht gekend is. Om een baan goed te kennen heeft men minstens drie waarnemingen nodig. In de meeste gevallen is dat niet aanwezig. Hoe gaan we dan te werk? We bezorgen ons de gegevens van die verloren voorwerpen inclusief de gegevens van de gekende planetoïden. Ze zijn bij de V.V.S wel te vinden. Vervolgens wordt gewoon systematisch de hemel afgespeurd door elke nacht een stukje hemel in stukjes te fotograferen of visueel te bekijken. Na verloop van tijd herhaalt men dit. Als er een lichtpuntje van plaats verschoven is, wordt er gewerkt. Men kijkt na of men niet toevallig een al gekende planetoïde aan de haak heeft. is dat niet zo, dan gaat men na of het geen komeet is, en als die niet gekend is, moet men dat zo vlug mogelijk doorgeven want er is meer roem te oogsten bij het ontdekken van een komeet dan van een planetoïde. Als het geen komeet is, wordt het nu moeilijk. Men gaat nu de planetoïde minstens drie maal waarnemen om hieruit een voorlopige baan te berekenen. Uit de gegevens van verloren voorwerpen probeert men tezamen met jouw waarnemingen een passend object te vinden dat jouw kandidaat zou kunnen zijn, waarbij men nooit zeker kan zeggen of jouw object misschien niet gewoon een heel nieuwe planetoïde is. Je ziet dat het een heel puzzelwerk is. Praktisch Wijzelf kunnen als sport eens een gekend en helder planetoïde opzoeken en deze nauwkeurig enkele dagen na elkander bekijken. We zien mooi hoe ze van plaats verandert. Het is zelfs mogelijk eens uit gemeten posities een baan op te stellen die we dan vergelijken met de gekende baan. Ik stel de planetoïde Ceres voor. Ze bereikt een helderheid van 7,4 bij oppositie. Ceres bevindt zich dan in het sterrenbeeld de Walvis. Gebruik het bijgevoegde hulpkaartje. Veranderlijken De schijnbare helderheid van planetoïden blijft zeker niet constant. Net zoals de planeten, draaien ook de planetoïden rond hun eigen as. Daardoor wordt de aarde steeds een wisselende zijde getoond. Als de planetoïde nu aan één zijde een donker oppervlak heeft en aan het ander een helder, dan zal de helderheid sterk gaan verschillen, net zoals bij de Saturnusmaan Japetus, die zijn naam te verdanken heeft aan zijn helderheidsvariaties. Een andere oorzaak van helderheidsvariaties is de onregelmatige vorm van een planetoïde. Ze zien er vaak uit als mislukte aardappelen. De helderheid van een planetoïde wordt bepaald door de grootte van het oppervlak dat we vanaf de aarde kunnen zien. Neem een planetoïde met een sigaarvorm. Als de spits van de sigaar naar de aarde gericht staat, zien we maar een klein oppervlakje. De helderheid van de planetoïde is klein. Als we langszij de sigaar kijken, zien we een groot oppervlak. De helderheid is groot. De helderheidsvariaties zijn vaak in de orde van tiende magnitudes. Uit de periode van de variaties haalt men de rotatieperiode van de planetoïde. Deze techniek wordt ook toegepast bij kometen. Zo heeft men kunnen aantonen dat de komeet van Halley om zijn eigen as draait. Vorm Planetoïden hebben onregelmatige vormen. Hoe weten we dit eigenlijk ? Het wordt deels maar vermoed omdat de maantjes van Mars, die ingevangen planetoïden zijn, er zo onregelmatig uitzien. Er is echter een methode om vanaf de aarde de vorm van een planetoïde te bepalen. Deze methode heet sterbedekkingen. Een sterbedekking is wanneer een hemellichaam uit het zonnestelsel net in de kijkrichting van een ster staat. Vanuit ons zicht staat ze er dus voor. Dat hemellichaam kan de maan, een planeet, een komeet of een planetoïde zijn. In de wereld houden mensen zich ermee bezig om zulke sterbedekkingen te voorspellen. Men berekent op welk deel van de aarde men precies de bedekking kan zien. Deze boodschap wordt de hele wereld rond gestuurd, tezamen met een sterrenkaart waar de ster op staat aangegeven. Mensen gaan dan langsheen deze lijn staan. Ze meten het exacte tijdstip dat de ster achter de planetoïde gaat (de ster 'dooft' uit) en het tijdstip dat ze terug te voorschijn komt. Bovendien plaatst men ook doelbewust mensen op plekken die van deze lijn afwijken. Die mensen zien dan maar een klein stukje van de planetoïde de ster bedekken, of helemaal niet. Door al de gemeten tijdstippen van die plaatsen bijelkaar te brengen, kan een profiel van de planetoïde opgesteld worden. Op deze wijze kent men ook onmiddellijk de diameter van de planetoïde. Er zijn echter zeer grote problemen. De berekeningen zijn nooit heel precies omdat de baan slecht gekend is of de positie van de ster maar benaderd is. De lijn van bedekking kan dus gerust enkele honderden kilometers afwijken. Men moet wat geluk hebben. De Belgen zijn er nog niet in geslaagd. Wat onthouden we van dit artikel? Planetoïden zijn toch niet zo saai, maar je moet toch wat uithoudingsvermogen en interesse hebben. Hiermee heb ik jullie een nieuw deurtje op een kier gezet. Erwin Verwichte Afbeelding 12.De weg van Ceres in het najaar van 1993 (J. Meeus). Afbeelding 13.Omwille van de rotatie van de onregelmatige planetoïde is de helderheid variabel. Afbeelding 14.Planetoïde 22 Kalliope. Waarnemen Selena 13 Jupiter is de reus onder de planeten met een diameter van 142000 km. Dat is meer dan tien maal groter dan de aarde diameter. Maar dat is zeker niet het enigste verschil met onze thuisplaneet. Jupiter is een gasplaneet. Die naam is enigszins bedriegelijk. De bovenste lagen, het wolkendek, bestaan uit gas maar alles daaronder is een soort vloeistof. Het is veel moeilijker te begrijpen hoe een gasplaneet in elkaar steekt, omdat alles ten opzichte van elkaar beweegt. Met andere woorden, men krijgt nooit hetzelfde zicht van Jupiter te zien. Er zijn geen vaste oppervlaktedetails. De wetenschappers zijn er zeer in geïnteresseerd om de bewegingen in het wolkendek dagelijks bij te houden, maar ze hebben noch de tijd, noch het geld daarvoor. Daarom is het aan de amateur om deze taak over te nemen. Een kennismaking Jupiter verschijnt aan de hemel als een felle, geelwitte schittering. Dit jaar vind je hem in het sterrenbeeld de Maagd. Als je naar buiten gaat (in tabel I staat vanaf welk uur), zie je hem op een twintigtal boven de horizon in het zuidoosten. Door een verrekijker geeft Jupiter een matter uitzicht. Al vlug valt op dat het licht komt van een klein schijfje. Op eens merk je kleine lichtpuntjes dicht bij de planeet op. Was dit nu een illusie? Steun je ellebogen op een tafel of plaats de verrekijker tegen een muur. Op die wijze trilt het beeld minder. En warempel, de puntjes zijn echt. Het zijn de vier grote manen van Jupiter. In volgorde van afstand tot de planeet zijn dit: Io, Europa, Ganymedes en Callisto. Io heeft 80 minuten nodig voor één omwenteling terwijl Callisto er 16 dagen over doet. Elke avond zien we een andere stand van de maantjes. Soms zie je maar drie (of nog minder) maantjes. Een maantje bevindt zich dan in de schaduw van Jupiter (verduistering) of staat recht achter (bedekking) of recht voor (overgang) Jupiter. Deze gebeurtenissen zien we niet zo duidelijk met een verrekijker. Daarvoor is iets lichtkrachtigers nodig. Een wereld Als je voor het eerst naar Jupiter kijkt, wordt één ding erg duidelijk. Het is verdomd vervelend. Je wil zo veel mogelijk van Jupiter zien. Daarom gebruik je een grote vergroting. Hierdoor is het beeldveld van de telescoop zo ingeëngd dat het Jupiterbeeldje voorbijzoeft, zodat je eigenlijk niets gezien hebt. Daarom de wijze raad: als je nog niet zoveel met de telescoop gewerkt hebt, begin dan met een kleine vergroting. Na wat oefening kan je proberen uit te vergroten, maar niet te veel. Plaats Jupiter aan de oostrand van het beeldveld (daar waar de sterren in beeld komen). Op die manier heb je meer tijd om te kijken. Jupiter geeft nu meer prijs. De planeet heeft een opvallend afgeplatte vorm. Dit is het gevolg van de snelle rotatie van de planeet. Deze bedraagt gemiddeld zo'n kleine tien uur. Het eerste zicht van de planeet is teleurstellend. Er is 'niets' op te zien. Wees geduldig; de ogen hebben tijd nodig om te wennen. Elke keer dat je naar Jupiter kijkt, ga je iets meer zien. Het eerste wat zal opvallen, zijn evenwijdige, donkere strepen. De snelle rotatie sleurt de wolken mee in zijn beweging. Het wolkendek kent twee verschillende types van wolken: de donkere (banden) en de lichte wolken (zones). Banden en zones wisselen zich steeds af. Ze hebben allemaal, via een slim uitgedokterd systeem, een kodering meegekregen (zie figuur 2). Met de telescoop is het ook mogelijk de maantjes beter te bekijken. Soms kan het gebeuren dat een maan plots weg is, of dat er plots één bij is. Dit is een bedekking, de maan verdwijnt in (of komt tevoorschijn uit) de schaduw van Jupiter. Tabel II geeft een lijstje van tijdstippen wanneer dit zal gebeuren. Voor oppositie (tijdens oppositie staan zon en Jupiter recht tegenover elkaar aan de hemel) zien we meestal verschijningen en erna vooral verdwijningen. Moeilijker om te zien als beginnend waarnemer is een maanovergang. De maan datum tijd 8 maa 1h57 22 maa maan type I 2 23h30 III 1 23 maa 23h57 I 2 3 apr 22h25 II 2 8 apr 21h54 I 2 8 mei 21h07 I 1 Tabel II. Verduistering van manen (I: Io, II: Europa, III: Ganymedes, IV: Callisto). Type 1 is een verdwijning, type 2 een verschijning. beweegt dan voor de planeetschijf heen. Wetenschappelijk Er zijn zoveel waardevolle dingen te verrichten in het waarnemen van Jupiter. Zo is men geïnteresseerd in het heel precies klokken van een verduistering van een maantje. Het meeste werk valt echter te doen bij het bijhouden van de wolkenformaties op Jupiter. Men merkte vlug dat er een groot verschil bestaat in de bewegingssnelheid van wolken dicht bij de evenaar en wolken er verder van verwijderd. Omdat Jupiter niet vast is, kan alles vrij t.o.v. elkaar bewegen. Aan de evenaar draait alles het snelst omwille van de middelpuntsvliedende kracht (die voel je als je op een draaiend rad zit). Om alles een beetje bij te kunnen houden, heeft men afgesproken twee rotatiesystemen ingevoerd. Men heeft de gemiddelde rotatietijd aan de evenaar als systeem I en die van elders als systeem II genomen. Het berust dus helemaal op afspraak. Een wolk op 30 systeem I betekent dat die wolk op 30 ligt van een fictieve wolk die met een afgesproken snelheid beweegt. Die per afspraak vastgelegde Tabel I.Tijden vanaf wanneer je Jupiter kan zien. De tijden zijn in U.T. (in wintertijd één uur bij tellen, in zomertijd twee uur). datum uur 10 feb 1h 2 maa 0h 22 maa 22h 11 apr 21h 1 mei 19h rotatietijden zijn: 9h50m 30s (systeem I) en 9h55m41s (systeem II). Ik hoop dat dit verhaal je moge stimuleren om Jupiter dit jaar eens in het vizier te nemen. Alvast succes. Erwin Verwichte Afbeelding 15.5 december 1993, 4h55m, Newton D114mm f900mm, 167x, Koen Goossens. Afbeelding 16.De banden en zones van Jupiter. Waarnemen Selena 14 De maan heeft op de zon na het meeste invloed op de mensheid. Er zijn zelfs theorieën die stellen dat er zonder de maan geen leven op aarde mogelijk zou zijn. Sinds de vluchten van het Apolloprojekt is de aandacht voor de maan alsmaar gedaald. Dat wil echter niet zeggen dat er niets mee aan te vangen is. Iedereen heeft er de pest aan als de maan vol is, maar is dan weer overweldigd door het asgrauwe licht op de onverlichte zijde van de maan wanneer die maar enkele dagen oud is. Twee type astronomen voelen zich door de maan aangetrokken: kunstenaars en timers. De eersten worden geboeid door de schoonheid en diversiteit van het maanlandschap. Ze zetten dan ook alles in het werk om deze te ontdekken en vast te leggen d.m.v. een tekening of foto. De timers gebruiken bedekkingen van sterren door de maan om betere gegevens te hebben over de maanbaan en de strukturen aan de maanrand. Beide types zullen nu aan bod komen. Kunstenaars De maan is vooral bekend voor zijn mares en kraters. Sommigen onder ons kennen die allemaal zo goed alsof het hun eigen buurt was. En ze willen die buurt liefst tot in het kleinste detail kennen. het voordeel van de maan is dat je met het blote oog al veel kan zien. Probeer eens de donkere mares in te tekenen. Zoek dan in een boekje op hoe ze afzonderlijk heten. Ze hebben allemaal erg romantische namen gekregen zoals: zee der wolken of zee der stilte. In de verrekijker kan je de grootste kraters zien. Neem er een eenvoudige maankaart bij zodat jet kan nagaan welke kraters te zien zijn. Het toffe werk begint met een telescoop. Je krijgt het gevoel naar een andere wereld weggetoverd te zijn, een dode wereld in een spel van licht en schaduw. Oriënteren wordt een voorzichtig tasten met een degelijke kaart als gids. Na een tijdje kom je een maanstreek tegen dat je mooi vindt. De wens komt dan vlug op om het zicht, toch zeker voor een stukje, voor de eeuwigheid vast te leggen. Er zijn twee opties: tekenen of fotograferen. Ik zelf weet van het laatste geen snars af zodat ik het maar over het tekenwerk zal hebben. Elke beginnende waarnemer-tekenaar maakt de fout om een te groot stuk van de maan te willen intekenen. Waarschuwen heeft weinig nut. Als je de les nog niet geleerd hebt, zal de praktijk die je beslist nog leren. Eens het doelgebied afgebakend is, kan het ruwe werk beginnen. De grote strukturen worden op het blad getekend. Teken vooral niet te klein. Let er ook goed op dat de onderlinge verhoudingen goed zijn want de rest van de tekening baseert zich daarop. Vervolgens gebeurt het vastleggen van de details. Ik plaats dan het doelgebied aan de oostzijde van het beeldveld en laat het doorheen het beeldveld lopen. Ik let daarbij heel goed op de details die ik als volgende wil intekenen. Als ik tevreden ben, plaats ik ze op het papier, anders herhaal ik nogmaals de procedure. Bega in godsnaam niet de fout met de potlood te beginnen kleuren op de tekening. Achteraf weet je niet meer wat je bedoelde. Het si tijd geworden om het artistieke talent in te ruilen voor gezond verstand. Om de helderheheden van de verschillende details vast te leggen wordt een tiendelige schaal ingevoerd. 0 is wit en 10 is zwart. Daartussen gradeert de helderheid van lichtgrijs tot donkergrijs. Duidt eerst de details aan die ofwel wit, ofwel zwart (schaduw) zijn. De andere strukturen kan je dan met deze vergelijken. Ik geef toe, in het begin wil dat niet zo lukken. Oefening baart kunst. Als dat gedaan is, ontbreken nog enkel de vitale gegevens: datum, uurtijd (in U.T.), kijkertype en vergroting. Vergeet vooral niet de naam van het getekende gebied, of duidt het tenminste zo nauwkeurig aan op een kaart mocht je de naam niet weten. Het is toch een beetje stom dat je een mooie tekening van een krater hebt, maar het Tabel 1. Sterbedekkingen. datum tijd naam magnitude ver. P h 18 mei 23h34,6m 19 Sex 5,9 1 88 9 18 jun 20h56,3m 68 Vir 5,6 1 91 23 21 jun 22h30,6m ω Oph 4,6 1 105 18 18 jul 20h41,0m ω1 Sco 4,1 1 69 18 18 jul 20h59,5m ω2 Sco 4,6 1 108 17 20 jul 22h32,9m μ Sgr 4,0 1 105 18 20 jul 23h30,3m 15 Sgr 5,4 1 43 16 Ver.: 1: verdwijning, 2: verschijning, P: positiehoek gemeten vanaf het noorden op de maan richting oosten, h: hoogte boven horizon. antwoord op de vraag welke het is, steeds verschuldigd blijft. De volgende morgen gebeurt het afwerken. De werktekening wordt overkalkeerd op een mooi, ongekreukt blad. Haal hiervoor verschillende types potloden boven. De details worden volgens de aangegeven nummer ingekleurd. De zwarte stukken kunnen eventueel met inkt opgevuld worden. Het eindresultaat is natuurlijk afhankelijk van je artistieke vaardigheden maar vergeet nooit dat de nauwkeurigheid waarmee de details ingetekend zijn, primeert. Timers Langsheen zijn pad aan de hemel bedekt de maan heel wat sterren, heldere en zwakke. Mensen berekenen zulke gebeurtenissen. Ze willen weten wanneer de bedekking begint en eindigt. Waar ergens aan de rand de ster verdwijnt en waar verschijnt ze terug? Is dat aan de verlichte of onverlichte zijde? In tabel 1 vind je er enkele tabelleert. Zulke sterbedekkingen dienen tot op de tiende sekonde nauwkeurig getimed te worden. Het vergt dus enig vakmanschap, waar ik hier niet dieper op in ga. In de bib van de sterrenwacht ligt een prachtig en uitgebreid boek daarover. De timers zijn nog meer genteresseerd in rakende sterbedekkingen. De maan scheert dan net aan de ster voorbij. De ster wordt door het profiel van de maanrand telkens als deze achter een maanberg verdwijnt, bedekt. Dat spel van verdwijnen en verschijnen wordt op de voet gevolgd. Op die manier kan namelijk de vorm van de strukturen op de rand beter bepaald worden. De volgende gunstige rakende bedekking is pas voor december. Bert zal je in de 'Astronomische kalender' tijdig daarvan op de hoogte brengen. Erwin Verwichte Afbeelding 17.Theophilus, 20/08/89, Newton 150 f1000, 111x. Afbeelding 18.Een rakende sterbedekking. Waarnemen Selena 15 Saturnus is zeker en vast het allermooiste objekt aan de hemel, al zeg ik het zelf. Alhoewel de reus Jupiter volop in de belangstelling staat, mogen we niet vergeten dat zijn kleinere broer ook zijn opwachting maakt. Descartes kent een traditie wat betreft planeetwaarnemen. De 'anciens' zijn allemaal toegewijde planeetaanbidders, die het jongere publiek in hun sleeptouw nemen. Saturnus is de afgelopen jaren gekend als zijnde een zomerobjekt. Hij kroop steeds maar tot op geringe hoogte boven de horizon. Daar komt nu langzaamaan verandering in. 1995 zal het laatste jaar zijn dat Saturnus zich onder de hemelequator bevindt. Dit jaar bereikt hij dan ook al een culminatiehoogte van 31. Op 2 juni stond de ringenplaneet in kwadratuur (zon en planeet staan op een hoek van 90 van elkaar aan de hemel verwijderd). De oppositie is gepland voor 1 september (zon en planeet staan op een hoek van 180 van elkaar). Tot die datum zal de schijnbare diameter van de planeet aangroeien tot bijna 19 boogsekonden. Verloren pracht De ringen zijn voor Saturnus wat staartveren voor een pauw zijn. Maar de planetaire 'veren' zijn uitgetrokken. Het ringvlak staat haast in het vlak van de ecliptica (onze kijkrichting) zodat we ze erg afgevlakt zien. De scheiding van Cassini is erg moeilijk te zien en dan ook maar voor een heel klein gedeelte. Volgend jaar wordt het nog erger. Dan zullen de ringen verdwijnen. We kijken recht op de zijkant van de ringen. Omdat deze zeer dun is, zien we vanop aarde niets. Dit heet een ringvlakpassage. Alhoewel Saturnus niet meer fotogeniek is, zal het een heel boeiende tijd voor planeetwaarnemers worden. Kenmerken De eerste indruk door de telescoop is die van een kleine schijf met oren. Plaats de planeet in het midden van het beeldveld en tracht voorzichtig uit te vergroten. Maar overdrijf daarin niet. Want tezamen met het beeld is ook de luchtturbulentie mee uitvergroot zodat het beeld alsmaar bibberig wordt. Het ideale is een vergroting van tussen de 150 en 200 keer, in het beste geval tot 300 keer. Saturnus is een gasplaneet die zo snel om zijn as draait dat zijn polen afgeplat zijn. Dat is duidelijk te zien. Kenmerkend voor een gasplaneet is dat niet elk deel met dezelfde snelheid ronddraait. Rond de evenaar doet Saturnus er 10h14m00s over om één toer te volbrengen terwijl op hogere breedtes dat tientallen minuten trager is. Na een tijdje kijken, vallen enkele dingen op. Bij de plek waar de ringen voor de planeet gaan, is een donkere band. Dat is de schaduw van de ringen op de planeet. Het is het opvallendste verschijnsel op de planeet. Aan het noordelijke halfrond (onderste gedeelte in een omkerende kijker) is de noordequatoriale band te zien. Het is een donkere strook die het heldere evenaarsgebied scheidt van de noordelijke pool. Ervaren waarnemers rapporteren regelmatig donkere en heldere vlekjes op de planeet. Ze zijn zeer moeilijk te zien. Er wordt dan ook hevig gediscussieerd of ze wel inderdaad allemaal bestaan en hoe ze evolueren. In de herfst van 1990 was er geen discussie. Toen verscheen er in de evenaarszone een grote helwitte vlek (zie Selena 1, blz 9). Ze was eerst klein en duidelijk omlijnd. Later smeerde ze uit zodat de randen waziger werden. Zo'n verschijning is vrij zelden, eens om de dertig jaar. Achter de telescoop In tabel 1 vind je de uren van opkomst en ondergang. Voordat Saturnus op een fatsoenlijke hoogte staat, duurt het wel nog een uur na opkomst. Voor het waarnemen van de ringen zijn het magere tijden. De scheiding van Cassini is slechts aan de topjes zichtbaar. De planeet is daarentegen veel beter waarneembaar omdat de Erwin Verwichte Tabel I opkomst ondergangstijden. ringen weinig in de weg staan. Jarenlang werd het zuidelijk halfrond door de ringen van het zonlicht onttrokken. Het is nog wat donker wanneer het terug wat licht ziet. Het verschil met het noordelijk halfrond is vrij duidelijk. Er zijn eigenlijk heel wat banden zichtbaar op de planeet. Er is wel een geoefend oog voor nodig omdat ze kontrastloos zijn. De NEB (Noord Equatoriale Band) is niet te missen. Dit komt vooral omdat de EZ (Equatoriale Zone) zo helder is, waardoor het kontrast met de band verhoogd wordt. Deels achter de ringen is zijn broer, de SEB (Zuid Equatoriale Band) verborgen. Boven de ringen ligt de STB (Zuid Gematigde Band). Onder de NEB, iets minder duidelijk, de NTB (Zuidelijk Gematigde Band). De polen zijn donker. Probeer of je de banden kan zien. Heb je zin in een tekening (ja toch ?), dan is de eerste vereiste een korrekt waarnemingsformulier te kapen. Deze is bij Descartes zonder probleem te verkrijgen. Hierop staat een sjabloon en een lijst met gevraagde waarnemingsgegevens (datum, tijd ,telescoop, vergroting, enz...). Probeer zo getrouw mogelijk de ringen in te tekenen (merk op dat het linker en rechterdeel symmetrisch zijn). Dat geldt ook voor de banden. De ringschaduw op de planeet is een goede referentie. Plaats deze het eerst. Schat nauwkeurig zijn afstand tot de beide polen. Belangrijk is te weten welke kant het westen is (p: preceding). Vermijdt het gebruik van een zenitprisma. Op die manier staat de p-zijde steeds links (een zenitprisma keert richtingen om). Tot slot: laat je werkje niet liggen maar kopieer het en stuur het naar ons op. Richt je telescoop naar het mooiste objekt aan de hemel ! en datum opkomst ondergang 9 aug 20h05 6h41 19 aug 19h24 5h58 29 aug 18h44 5h14 8 sep 18h03 4h31 18 sep 17h22 3h47 28 sep 16h42 3h04 8 okt 16h02 2h22 18 okt 15h21 1h40 28 okt 14h41 0h59 alle tijden in U.T. (uit Hemelkalender 1994, J. Meeus) Afbeelding 19.Uiterlijk van Saturnus in 1994. Afbeelding 20.boven: 10 juli 1994, 2h55, refr. 110 f1300, 104x, Wouter Krznaric'. onder: 17 juli 1994, 2h50, refr. 200 f1800, 180x, Erwin Verwichte. Afbeelding 21.diameter van saturnusevenaar. Waarnemen Selena 16 De herfststerrenhemel is het schouwspel van de mythe rond de Griekse held Perseus. Hij was het lief van Andromeda, wiens ouders Cassiopeia en Cepheus waren. Hij bereed het vliegende paard Pegasus en versloeg zowel het zeemonster Cetus als de slangenvrouw Medusa. Perseus is omwille van de grote verscheidenheid aan waarnemingsobjekten onge- Afbeelding 22.Perseus. twijfeld het boeiendste sterrenbeeld aan het herfstelijke firmament. Die faam heeft het voornamelijk te danken aan de tweelingssterrenhoop h en χ Perseï. Je vindt ze door tussen de sterren η Per en δ Cas te zoeken. In een maanloze nacht zijn ze al met het blote oog zichtbaar als twee wazige sterretjes. Vandaar dat ze oorspronkelijk een sternaam gekregen hebben. Het beeld in een verrekijker is overweldigend, zelfs beter dan met een telescoop omdat een telescoop het beeld te zeer inengt zodat de pracht ervan verloren gaat. Je kan al blij zijn mocht je ze beide in één beeldveld krijgen. h en χ Per horen fysisch niet bijeen. De ene staat enkel haast in dezelfde kijkrichting als de andere. De omgeving van dit paar is bestukt met tientallen kleine sterrenhopen. Met een verrekijker in de hand kan je ze tijdens een donkere nacht allemaal ontdekken. De heldersten zijn M103 en NGC457 in het buursterrenbeeld Cassiopeia. Het hart van Perseus Ten zuiden van h en χ Per ligt de heldere ster η Per. Het is een mooie dubbelster. De twee komponenten hebben een helderheid van 4de en 9de magnitude. De onderlinge afstand bedraagt 28" wat goed te doen is met een kleine telescoop. Het bijzondere aan dit paar is het mooie kleurkontrast tussen een gele en een blauwe ster. Laat de kijker op de dubbelster gericht en neem de verrekijker ter hand. De sterren tussen α en δ Per vormen een duidelijke groepering. De hoop valt uiteen in twee stukken: een trapezium rond σ Per aan de zuidzijde en een grote kronkel in het noorden nabij α Per. Is deze samenhoping van relatief heldere sterren toevallig? Neen. Ze vormen samen de α Perseï-associatie. De ironie wil dat de ster die zijn naam aan deze hoop geschonken heeft er zelf niet toebehoort. Een associatie is een losse verzameling van sterren die uit éénzelfde wolk geboren zijn. Ze zijn dus allemaal even oud. Onze zon maakt ook deel uit van een associatie waartoe de meeste van de helderste sterren aan de hemel ook toebehoren. Duivelsster De Griekse held Perseus houdt in zijn rechterhand een zwaard en in zijn linkerhand het afgehakte hoofd van Medusa vasthoudt. Medusa kon met haar blik mensen in steen doen veranderen. De twee sterren β en ρ Per stellen de ogen voor. Ze zijn beiden veranderlijke sterren. De Italiaan Montanari ontdekte dat β Per, onder vrienden beter gekend als Algol, een veranderlijke helderheid heeft. Normaal heeft Algol een helderheid van 2,2m maar om de 2d20h48m56s zwakt de ster gedurende een duur van 5 uur af naar 3,4m om na 20 minuten weer in helderheid toe te nemen. Algol is een bedekkingsveranderlijke. Twee sterren draaien nauw om elkaar heen met een periode van 2d20m... Eén ster is lichtkrachtig, de andere lichtzwak. Het baanvlak van het paar ligt precies in onze kijkrichting. Wanneer het zwakke broertje voor de krachtige schuift (bedekking), neemt de totale helderheid af (primair minimum). Als het zwakke broertje achter de krachtige verdwijnt, neemt de totale helderheid ook af maar lang niet zo fel (secundair minimum). In tabel 1 zijn tijdstippen van bedekking gegeven. Enkele uren voor en na de bedekking kan je helderheidsschattingen verrichten (vergelijkingssterren: α Per 1,76 ; η And 2,26 ; η Per 2,93 ; δ Per 3,01 ; α Tri 3,41 ; κ Per 3,80). 10/11 17u30 27/11 22u18 30/11 19u12 20/12 20u54 23/12 17u42 Alle tijden zijn in U.T. (uit Hemelkalender 1994) Afsluiter In het westelijk deel van Perseus ligt de mooie, kleine planetaire nevel M76. Hij wordt ook wel de 'Kleine Halternevel' genoemd. Hierboven zie je er een impressie van. Erwin Verwichte Afbeelding 23.M76, 5/12/91, Newton 150 f1000, 40x. Tabel 1. Tijdstippen van bedekking van Algol. datum 7/11 uur 20u36 Afbeelding 24.Bedekkingsveranderlijke Algol.