Preek op 25 mei 2014 in de Morgensterkerk over Kolossenzen 2: 6-15 Wat is het toch prachtig dat we ook die brieven hebben! We hebben een Bijbel vol met allerlei verschillende soorten geschriften. Maar dus ook brieven. En het mooie van een brief is: dat je zo heel direct aangesproken wordt. In een brief richt iemand zich tot jou. Concreter kan het niet! Je kunt er niet aan ontsnappen. Ja, je kunt een brief natuurlijk aan de kant leggen. Je kunt een brief op een stapel leggen en er nooit meer naar kijken, je kunt een brief ook verscheuren. Maar op het moment dat je hem leest, dan wórd je aangesproken. Kijk, stel dat iemand in een brief aan jou schrijft: ‘Ik heb je lief’, dan denk je niet: ‘Zou hij dat in het algemeen bedoelen?’ Of ‘Hoe moet je dat dogmatisch zien?’ Nee! Dan krijg je kleur op je wangen en dan lees je die brief met zweet in je handen en dan gauw nog een keer. Omdat jij bedoeld bent. En zó… nu goed, Paulus schrijft ons geen liefdesbrief, maar het is in ieder geval net zo concreet. Dat wil zeggen, als hij ‘jullie’ zegt, dan bedoelt hij: jullie, u, jou, mij. II Nu jullie dan de Messias Jezus, de Heer, aangenomen hebben, wandel in hem! En dat is wat er nu tegen ons gezegd wordt: Wandel in hem, wandel in de Messias Jezus. Dat betekent zoiets als: ga verder in zijn sfeer, leef bewust in zijn licht. Dat ‘wandelen’ overigens vind ik altijd enorm mooi. Geweldig woord: omdat er zoveel rust vanuit gaat. Wandelen, dat is leven in alle ontspannenheid, heerlijk. Laten we vooral ook even vaststellen, dat er niet staat: ‘Nu jullie dan heel gelovig zijn, houd je dan ook netjes aan de regels en ga braaf naar de kerk.’ Dat is in onze kerkelijk traditie nogal eens op de voorgrond komen te staan: ‘Houd je aan de regels’. Maar dat is niet de oproep die hier klinkt. Nee, het is: Wandel in hem. Daar zit beweging in. Je gaat een weg, je leeft je leven van alledag. En doe dat nu zo – dat wordt ons hier voorgehouden – , dat het in de geest van Jezus is. En nu is het aan een ieder van ons om dit nu zelf verder te denken. Wat betekent dan nu voor jou dit wandelen in hem? Welke keuzes maak je dan? Waar kies je dan voor, waar kies je dan tégen? Waar gaan jouw voeten dan? Wat doen jouw handen dan? Waar zet je je hart op? Dat is aan een ieder van ons om dat in te vullen. En als je een idee hebt, deel dat eens met elkaar! In de brief zie ik trouwens nog staan dat het betekent dat je… overloopt van dankbaarheid! Dat is toch alvast hartstikke leuk! Het heeft dus in ieder geval iets met vreugde te maken… III We krijgen vervolgens ook een soort waarschuwing mee. Een kritisch geluid: Zie erop toe dat niemand jullie meesleept met gefilosofeer en leeg bedrog! Ja, want voor je het weet wordt je meegesleept door… Ja, waardoor nu eigenlijk? Paulus gebruikt dan het woord filosofie. Maar daarbij moeten wij niet denken aan de studie die je aan de universiteit kunt studeren. Filosofie is heel interessant en daar is niets mis mee. Dat is niet gevaarlijk. Ik denk eigenlijk dat Paulus helemaal niet bedoelt dat er bepaalde ideeën in omloop zijn die gevaarlijk zouden zijn. Nee, ik denk dat Paulus bedoelt: blijf bij Jezus, bij deze Heer. Want daar kan geen enkele theorie tegenop. Laat je niet meeslepen door een theorie. Niet door een theorie van een ander, niet door een theorie van de kerk, en ook niet door een theorie van jezelf, ook al is die nog zo prachtig en inspirerend. Maar blijf bij hem. Want hij is helemaal geen theorie. Hij is een naam. Een persoon, een concrete ander. Zie je, dat is het verschil. Zoals er ook een groot verschil is tussen praten óver de liefde, en daarover filosoferen, en: iemand ontmoeten van wie je houdt, en die van jou houdt. De brief zegt: laat je niet meeslepen door wat voor mooie theorieën dan ook, maar: blijf bij hem. Want, en dan komt het: want in hem is de liefde van God concreet geworden. In wat hij zegt en in wat hij doet – daarin is God zelf zichtbaar geworden. Lichamelijk! zegt de tekst dan. Dat wil zeggen: in hem heeft Gods liefde handen en voeten gekregen, zo concreet als het maar kan. Hij, deze ene, hij komt dichterbij dan welke filosofie dan ook. Hij, deze ene mens, hij doet iets wat geen enkele mooie gedachte ooit kan. Hij verandert je leven. IV Hij maakt jou nieuw. Dat is wat de brief ons vervolgens zegt: hij verandert ons, maakt ons nieuw. En dat zit em in de tekst, heel mooi, in een detail. In het kleine woordje ‘mee’, dat drie keer klinkt: mee-begraven mee-opgewekt mee-levend gemaakt. Mee: dat wil zeggen, in de geschiedenis van Jezus is iets met jou gebeurd. Jij-met-hem-mee. Toen Jezus gekruisigd werd, zijn wij ook gekruisigd. Toen Jezus begraven werd, zijn wij ook begraven. Namelijk, omdat we vlees waren. Zo staat het er. En dat is een enorm moeilijk woord bij Paulus: vlees, dat is de mens die zich afkeert van God en van zijn medemensen. De mens die zijn doel mis loopt. De mens met zijn missers, met alle kwaad wat hij doet. Dat is de mens die niet een ander helpt. De mens die niet opkomt voor de zwakke ander. Dat wordt bij Paulus allemaal samengevat in het woordje vlees. Nou en dat, die mens: die is gestorven en begraven. Weg ermee! Die mag er niet meer zijn, die heeft geen recht van spreken meer. Maar dan, het verhaal gaat verder: want Jezus is gestorven, maar ook opgestaan. En zo zijn ook wij gestorven én opgestaan! Je bent opgestaan. Je bent als nieuw. Je mocht opnieuw beginnen. Maar nu goed, nu echt: als een mens die het goede doet, die een ander aankijkt en zijn hand uitstrekt. En jouw missers: zijn uitgewist. En dan wordt er weer een ander beeld gebruikt. Het beeld van een handschrift, een soort blad, waarop alles over jou geschreven staat. Maar dan wel al het verkeerde: de verkeerde keuzes, de dwaalwegen, de misstappen, het falen. Nu, en dat blad, dat handschrift: is aan de kant geschoven. Telt niet meer. Alles wat tegen je sprak: nietig verklaard. En dat betekent dat je nu mag leven als een mens, die daarvan verlost is. Je hoeft er niet meer over in te zitten, over alle dingen die fout gegaan zijn, en die je fout gedaan hebt. Dat is aan het kruis genageld. Dat telt niet meer. ‘I am free: all because of Calvary…’ Zo zong het koor net. Ik ben vrij! Niet door mijzelf, niet doordat ik mijzelf aan mijn haren uit het moeras getrokken heb. Maar door die ander, die dat voor mij gedaan heeft. V Lieve gemeente, dat klinkt geweldig. En dat is ook geweldig. Maar je kunt het ook iets te gemakkelijk zeggen. Ik hoop in ieder geval dat tot ons doordringt, hoe gek het eigenlijk is wat hier over ons gezegd wordt. Ongelofelijk. Absurd. Geweldig, zeker, maar absurd! Lieve mensen, wat gek… Het is zo’n stellige tekst! Dit wordt allemaal maar zomaar tegen ons gezegd. Dat het zo is. We krijgen niet een voorstel: ‘Goh, kijk hier eens naar, wat zou je ervan vinden als… denk er nog eens over na…’ Nee, dit IS zo. Je bent met hem mee-begraven en mee-opgewekt. Je bent niet meer oud, maar nieuw. En alle falen en al het verkeerde, dat ligt achter je. O? Is dat zo? Wij ervaren dat niet zo. Wij zitten nog met de geweldige spanning: dat we wel hopen op dat nieuwe en dat we er ook iets van proberen, misschien. Maar dat we het zeker niet ervaren als een feit: dat nieuwe. En deze tekst zegt dus ongelofelijk tegen onszelf in: ‘Het is toch zo! Feit: jij bent nieuw.’ Het is alsof je voor de spiegel staat en jezelf bekijkt. En nu ja, geen kritischer blik dan je eigen blik, dus je ziet jezelf vooral met alle makken, met alle fouten, met alles wat er niet klopt. Komt er ineens iemand naast je staan, en die kijkt ook. En die zegt tegen je: ‘Wat ben je toch… prachtig.’ Zo is nu ook dit woord. Tegen alles in. Tegen onze ervaring in. En nu voel ik eigenlijk de neiging om nog heel erg stil te staan bij die spanning: waarom wij dit dan niet ervaren, en wat wij wél ervaren. En hoe dat allemaal zit. Maar weet je wat, dat doen we nu maar eens niet. Misschien kunnen we dit nu gewoon eens zo laten staan. Misschien moeten we dit nu gewoon eens waar laten zijn. Misschien moeten we hier gewoon maar blij mee zijn: met die ander, die ons zo lief heeft, en ons zo mooi ziet, en ons zo nieuw maakt. VI Tot slot! We hebben een brief gekregen, en die brief is aan ons gericht. En wat doe je met een brief die veel voor je betekent? Je leest hem, legt hem neer – pakt hem weer op en leest hem opnieuw. Je leest en herleest. Daarom lees ik nu dat stuk dat we gelezen hebben nog een keer voor. Leest u mee: Nu jullie dan de Messias Jezus, de Heer, aangenomen hebben, wandel in hem: geworteld en opgebouwd in hem, standvastig in het vertrouwen waarin je bent onderwezen, overlopend van dankbaarheid. Zie erop toe dat niemand jullie meesleept met gefilosofeer en leeg bedrog volgens de overlevering van de mensen en volgens de fundamenten van deze wereldorde, maar niet volgens de Messias. Want in hem woont heel de volheid van het goddelijke: lichamelijk. En jullie zijn er vol van geworden, in hem, die het hoofd is van elk beginsel en alle macht. In hem ben je ook besneden met een besnijdenis die niet (letterlijk) met handen gedaan is, maar die erin bestaat het lichaam van het ‘vlees’ (als een mantel) uit te doen. En dit is de besnijdenis van de Messias: je bent met hem mee-begraven in de doop, en zo ben je ook met hem mee-opgewekt door het vertrouwen in de werking van God die hem heeft opgewekt uit de doden. Ook jullie die dood waren, door je missers en je onbesneden ‘vlees’, hij heeft jullie mee-levend gemaakt met hem toen hij ons al die missers genadig kwijtschold. Het handschrift dat tegen ons gericht was, met de bepalingen die ons aanklaagden, heeft hij uitgewist, nietig verklaard door het aan het kruis te nagelen. Zo heeft hij de beginselen en de machten uitgekleed en publiekelijk te kijk gezet, en zo heeft hij over hen getriomfeerd, in hem. Lof zij u, Christus!