Directe, stapsgewijze, wederzijdse en ABC-methode Opgave 1. Een onderneming onderscheidt drie hulpkostenplaatsen (S1, S2 en S3) en twee hoofdkostenplaatsen (P en Q). De leveringen van de hulpkostenplaatsen onderling en aan de hoofdkostenplaatsen zijn in de volgende tabel weergegeven: aan van S1 van S2 van S3 S1 10 20 20 S2 10 10 20 S3 20 20 0 P 30 30 30 Q 30 20 30 De kostenverdeelstaat over 2005 geeft de volgende afdelingkosten: S1 € 60.000,P € 100.000,S2 € 180.000,Q € 140.000,S3 € 120.000,Voor de verdeling van de kosten van de hulpkostenplaatsen wordt gebruik gemaakt van de directe methode. 1. Hoeveel bedraagt het totaal, afgerond in hele euro’s, van de aan de hoofdkostenplaats P doorbelaste kosten van de hulpkostenplaatsen? Veronderstel dat voor de verdeling van de kosten van de hulpkostenplaatsen gebruik gemaakt wordt van de stapsgewijze methode en wel in de volgorde S1, S2 en S3. 2. Hoeveel bedraagt het totaal van de aan de hoofdkostenplaats Q doorbelaste kosten van de hulpkostenplaatsen? Veronderstel dat voor de verdeling van de kosten van de hulpkostenplaatsen gebruik gemaakt wordt van de stapsgewijze methode en wel in de volgorde S2, S3 en S1. 3. Hoeveel bedraagt het totaal van de aan de hoofdkostenplaats Q doorbelaste kosten van de hulpkostenplaatsen? Opgave 2. Hulpkostenplaats A heeft een in totaal te verdelen kostenbedrag van € 30.000,-. Twintig procent van de diensten A wordt geleverd aan andere hulpkostenplaatsen, twintig procent aan hoofdkostenplaats B en de rest aan de overige hoofdkostenplaatsen. Bereken het kostenbedrag dat volgens de ‘directe methode’van A zal worden doorbelast aan B. Opgave 3. De onderneming bestaat uit hulpafdelingen I en II en productieafdelingen A en B. Het bedrijf past voor de toerekening van de kosten van de hulpafdelingen aan de productieafdelingen de directe methode toe. De onderstaande tabel geeft, in procenten van het totaal, een overzicht van de mate waarin elk van de hulpafdelingen haar prestaties moet leveren aan de andere hulpafdeling en aan de productieafdelingen. Naar Van I II I II A B totaal 0 10 20 0 30 60 50 30 100 100 Op grond van de directe methode wordt aan productieafdeling B in totaal € 190.000,- aan kosten van de hulpafdelingen I en II toegerekend. Diot bedrag van € 190.000,- bestaat voor € 100.000,- uit kosten van hulpafdeling I en voor € 90.000,- uit kosten van hulpafdeling II. a. Bereken de eerstbelaste kosten van hulpafdeling I en II. b. Hoeveel bedragen de totale kosten die aan productieafdeling B worden toegerekend indien het bedrijf voor de toerekening van de kosten van de hulpafdelingen aan de productieafdelingen de stapsgewijze methode toepast met hulpafdeling II als eerste in de volgorde. Opgave 4. Een bedrijf bestaat uit twee hulpafdelingen I en II en twee productieafdelingen A en B. De direct toerekenbare kosten (direct departmental costs before allocation) van hulpafdeling I bedragen € 240.000,-. Het bedrijf past voor de toerekening van de kosten van de hulpafdelingen naar de productieafdelingen de “step down”methode toe, waarbij de kosten van hulpafdeling I als eerste worden verbijzonderd. Op grond van deze toerekening worden de direct toerekenbare kosten van hulpafdeling I als volgt aan de andere afdelingen toegerekend: Hulpafdeling II € 40.000,Productieafdeling A € 140.000,Productieafdeling B € 60.000,De door het bedrijf bij de “step down’ methode gehanteerde verdeelsleutel zou ook zijn gehanteerd indien voor de toerekening van de kosten van de hulpafdelingen naar de productieafdelingen de directe methode zou zijn toegepast. Welke bedragen zouden door hulpafdeling I bij toepassing van de directe methode worden toegerekend aan de productieafdelingen A en B? Opgave 5. De onderneming Bergpap BV produceert papier. De fabriek is gelegen nabij de bossen waar de grondstof hout wordt gewonnen. Door het ontbreken van een infrastructuur moest de fabriek zelf zorg dragen voor water brandstof en energie. Daartoe werden gebouwd: - een fabriek (W) voor de productie van water; het water wordt onttrokken aan het nabijgelegen meer; - een op hout gestookte fabriek (S) voor de opwekking van stoom; - een fabriek € voor de opwekking van elektriciteit. Van het water wordt 70% gebruikt voor de productie van stoom en 30% voor de productie van het eindproduct papier(P). Van de stoom wordt 60% gebruikt voor de opwekking van elektriciteit en 40% voor de papierfabriek. Van de elektriciteit wordt 20% gebruikt voor de productie van water en 80% voor de papierfabriek. a. Neem het onderstaande schema over en vul dit in. In dit schema wordt de procentuele verdeling tussen de kostenplaatsen (de fabrieken W,S en E) en de hoofdkostenplaatsen (fabriek P) weergegeven. Naar van Water (W) Stoom(S) Elektriciteit (E) Water (W) Stoom (S) Elektriciteit (E) Papier (P) Voor de normale productie, waarbij 600.000 kiliwatturen (kWh) elektriciteit moet worden opgewekt, zijn voor 2005 de volgende eerstverdeelde kosten begroot: Water Stoom Elektriciteit Eerstbelaste kosten € 20.000,€ 60.000,€ 30.000,- Voor de doorberekening van de kosten van de kostenplaatsen W, S en E naar de hoofdkostenplaats P maakt de onderneming gebruik van de zogenaamde lineaire algebra methode (wederzijdse methode). b. Formuleer het stelsel van vergelijkingen. c. Bereken met behulp van de bovenstaande vergelijkingen de kostenbedragen die de kostenplaats P van elk van de kostenplaatsen W, S en E krijgt doorberekend. d. Neem het volgende schema over en vul dit in. In dit schema wordt weergegeven op welke wijze de 600.000 kWh door de vier kostenplaatsen worden gebruikt. 600.000 kWh < e. ….kWh naar P ….kWh naar P ….kWh naar .. < ….naar P ….kWh naar .. < ….naar .. Indien Bergpap besluit de afdeling E te sluiten en de elektriciteit extern in te kopen, hoeveel kWh zal Bergpap dan moeten inkopen? Opgave 6. De onderneming Wulfentop BV heeft drie hulpafdelingen A, B en C, en twee productieafdelingen D en E. De dienstverlening van de hulpafdelingen, onderling en aan de productieafdelingen, vindt plaats in procenten volgens onderstaand schema. Naar Van A B C A B C D E totaal 0 20 30 30 0 40 10 30 0 30 20 10 30 30 20 100 100 100 De directe afdelingskosten van A, B en C bedragen respectievelijk € 120.000,-, € 150.000,en € 180.000,-. De directe afdelingskosten van D en E bedragen respectievelijk € 200.000,- en € 240.000,-. a. Bereken de totale kosten per afdeling, ervan uitgaande dat de kostenverdeling berust op de directe methode. b. Bereken de totale kosten per productie afdeling, ervan uitgaande dat de kostenverdeling berust op de stapsgewijze methode met de in het schema gegeven volgorde. c. Stel de vergelijkingen op, ervan uitgaande dat de kostenverdeling berust op de wederzijdse methode. Opgave 7. De onderneming Rilland&Bath NV vervaardigt twee soorten producten, A en B. De eindmontage van product A vindt plaats in afdeling A en de eindmontage van product B in afdeling B. De kostenverdeelstaat is als volgt samengesteld (bedragen x € 1.000,-): Kostenplaatsen kostensoorten materiaalkosten afschrijvingskosten arbeidskosten Overige kosten Totaal 8.070 Huisvesting 300 4.200 220 80 4.800 Directie AfdeX 320 200 250 80 850 560 560 Lingen Y 120 100 220 20 480 A 100 50 50 180 380 B 230 350 360 60 1.000 Voor de kostenverrekening gelden de volgende criteria: 1. De huisvestingskosten worden verrekend naar de vloeroppervlakte per afdeling per vierkante meter (directie 100, de afdelingen X, Y, A en B respectievelijk 300, 1.000, 800 en 1800). 2. De directiekosten worden verrekend naar verhouding van de “overige kosten” per afdeling (alleen X, Y, A en B) volgens de kostenverdeelstaat. 3. De verrekening van de kosten tussen de afdelingen X, Y, A en B wordt in de volgende tabel procentueel weergegeven. Naar X Y A B Totaal 0 10 20 0 20 40 60 50 100 100 Van X Y a. Teken de kostenverrekenstaat en verreken de kosten van Huisvesting en Directie. b. Verreken de kosten van de afdelingen X en Y indien voor de verrekening van de kosten gebruik gemaakt wordt van de directe methode. c. Verreken de kosten van de afdelingen X en Y indien voor de verrekening van de kosten gebruik gemaakt wordt van de stapsgewijze methode met de in het schema gegeven volgorde. d. Verreken de kosten van de afdelingen X en Y indien voor de verrekening van de kosten gebruik gemaakt wordt van de wederzijdse methode. In afdeling A worden 2.450.000 producten A vervaardigd en in afdeling B 2.800.000 producten B. e. Bereken de kosten per eenheid product A en per eenheid product B. Opgave 8 (ABC mehtode) Activo BV produceert twee producten waarvan de volgende gegevens voor het jaar 2004 bekend zijn: Product Adam Product Eve Tarief Hoeveelheid Direct materiaal 10,00 2 20,00 3 30,00 Directe arbeid 20,00 1 20,00 1,5 30,00 Variabele machinekosten 20,00 0,5 10,00 1 20,00 Directe kosten per product Productie en verkoop in 2004 Bedrag Hoeveelheid 50,00 14.000 Bedrag 80,00 1.400 De indirecte kosten ter grootte van € 649.600,- zijn als volgt samengesteld: Inkoopafdeling € 100.000 Engineering en voorbereiding € 80.000 Productieafdeling € 60.000 Administratie € 60.000 Logistiek en distributie € 150.000 Verkoopafdeling € 150.000 Beheer € 49.600 Activo BV hanteert een winstopslag van 20% van de integrale kostprijs. Deze kostprijs wordt berekend door de directe kosten te verhogen met een toeslag voor indirecte kosten. Gevraagd a. Bereken de verkoopprijs voor beide producten. De directie van Activo heeft het vermoeden dat de huidige kostprijscalculaties geen goed beeld geven van de werkelijke kosten van beide producten. De onderneming zit vooral in haar maag met de toerekening van de indirecte kosten. Activo huurt dan ook een consultant in die nader onderzoek zal verrichten naar de kostprijsberekening. De consultant presenteert binnen korte tijd de volgende analyse van de indirecte kosten: Gegevens activiteitenanalyse Cost pool Product Adam Product Eva Cost driver Inkoop Aantal inkooporders Engineering Productie Logistiek Verkoop Bestede tijd Aantal productieorders Aantal verzendingen Bestede tijd 50 50 20% 50 1.000 30% 80% 50 500 70% De kosten van de afdelingen Administratie en Beheer zijn niet nader te verdelen. Deze kosten zullen via een algemene toeslag worden verbijzonderd. Als opslagbasis voor deze toeslag gelden de totale directe kosten van beide producten. b. Bereken de kostprijs van beide producten volgens de ABC-methode. Opgave 9 (ABC methode) Spoorsma NV is een producent van elektrische locomotieven voor het spoorvervoer. Spoorsma is o.a. vaste leverancier van de Nederlandse Spoorwegen en Deutsche Bahn. Zij brengt verschillende typen locomotieven op de markt. Zo zijn er locomotieven die speciaal voor reizigers- of goederenvervoer kunnen worden ingezet en typen die geschikt zijn voor gebruik in meerdere landen ('meerspanningslocs'). Elke type loc wordt in serie gebouwd en geproduceerd. Het ontwerpen en bouwen van de locomotieven is een proces dat uit vijf stappen bestaat: 1. 2. 3. 4. 5. het ontwerpen van de locomotief; het bouwen en testen van het (proto) type; het opstarten van (serie) productie; het monteren/assembleren van de onderdelen; het maken van testritten. Ten aanzien van deze activiteiten zijn voor een bepaalde periode de volgende gegevens verzameld: Activiteit 1. 2. 3. 4. 5. Indirecte kosten (x € 1.000,-) 1.500 5.000 2.500 1.000 2.000 Cost Driver Aantal locomotieven Aantal locomotieven Aantal productieseries Aantal onderdelen Aantal testritten Aantal activiteiten 250 500 25 200.000 100 Spoorsma NV heeft een order van 25 locomotieven van het type 182 ontvangen van NS Cargo. Dit type wordt in series van 50 eenheden gebouwd. De directe kosten van deze order bedragen: • directe materialen € 614.000 • directe arbeid € 436.000 Bovendien zijn voor deze order de volgende activiteiten verricht: • aantal verwerkte onderdelen 75.000 • aantal testritten 10 Gevraagd a. Bereken de tarieven per costdriver. b. Bereken de productiekosten van deze order.