Vragen top 100

advertisement
Vragen top 100
Planning Vragen top 100:
WEEK:
LESWEEK: LES:
1
2
3
1
2
3
TAAK / SCHOOLWERK:
Instructie Causale Verbanden
Vragen 1 t/m 20
Vragen 21 t/m 40
Vragen 41 t/m 60
Vragen 61 t/m 80
Vragen 81 t/m 100
Instructie:
1) Schijf je redenering in afkortingen en pijltjes op de eerste regel
2) Schrijf de redenering in keurige Nederlandse volzinnen uit.
3) Doe dit voor alle mogelijke redeneringen
Voorbeeld:
Beredeneer de gevolgen van een loonstijging voor de werkgelegenheid.
- Lonen↑  loonkn↑  prod.kn↑  kp↑ + winstmarge = vkp↑  qv↓  W↓  Wg↓
Als de lonen stijgen, stijgen ook de loonkosten waardoor de productiekosten ook stijgen. Deze
hogere kosten worden via de hogere kostprijs doorgerekend in de verkoopprijs. De hogere
verkoopprijs zorgt voor een daling in de vraag en een productiedaling. Het gevolg daarvan is dat de
werkgelegenheid daalt.
- Lonen↑  loonkn↑  arbeid duur t.o.v. kapitaal  substitutie  Wg↓
Als de lonen stijgen, stijgen ook de loonkosten waardoor arbeid duur wordt ten opzichte van
kapitaal. Het gevolg is substitutie (arbeid wordt vervangen door kapitaal) waardoor de
werkgelegenheid daalt.
- Lonen↑  loonkn↑  prod.kn NL↑  kp↑ + winstmarge = vkp↑  NL duur voor buitenland 
concurrentiepositie NL ↓  E↓  W↓  Wg↓
Als de lonen stijgen, stijgen ook de loonkosten waardoor de productiekosten in Nederland ook
stijgen. Doorrekening in de verkoopprijs maakt Nederland duur voor het buitenland waardoor de
concurrentiepositie verslechtert. Vervolgens daalt de export waardoor het nationaal product daalt.
Het gevolg daarvan is dat de werkgelegenheid daalt.
- Lonen↑  loonkn↑  prod.kn NL↑  vlucht naar lagelonenlanden  Wg↓
Als de lonen stijgen, stijgen ook de loonkosten waardoor de productiekosten in Nederland ook
stijgen. Vervolgens zullen bedrijven vluchten naar lagelonenlanden waardoor de werkgelegenheid
daalt.
- Lonen ↑  Yb↑  C↑  EV↑  W↑  Wg↑
Als de lonen stijgen, stijgt ook het besteedbaar inkomen waardoor via de consumptiestijging de
effectieve vraag stijgt. Vervolgens stijgt het nationaal product met als gevolg dat de
werkgelegenheid stijgt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 1
LOONKOSTEN
1)
Beredeneer de gevolgen van een loonstijging voor de werkgelegenheid.
2)
Beredeneer de gevolgen van een loonstijging voor de concurrentiepositie van een land en
daarmee de werkgelegenheid in dat land.
3)
Beredeneer waarom door een loonstijging de werkgelegenheid daalt.
4)
Beredeneer de gevolgen van een loondaling voor de werkgelegenheid.
5)
Beredeneer de gevolgen van een loondaling voor de concurrentiepositie van een land en
daarmee de werkgelegenheid in dat land.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 2
6)
Beredeneer waarom door een loondaling de werkgelegenheid stijgt.
7)
Wat is met de loonkosten gebeurd als de werkgelegenheid is gestegen?
8)
Wat is met de loonkosten gebeurd als de werkgelegenheid is gedaald?
9)
Beredeneer wat de consequenties zijn als een stijging van de loonkosten door bedrijven niet
wordt doorgerekend in de eindprijzen.
10)
Beredeneer wat de consequenties zijn als een daling van de loonkosten door bedrijven niet
wordt doorgerekend in de eindprijzen.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 3
RENTE
11)
Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de rente stijgt.
12)
Beredeneer wat er gebeurt met de kredietverlening en de inflatie als de rente stijgt.
13)
Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de rente daalt.
14)
Beredeneer wat er gebeurt met de kredietverlening en de inflatie als de rente daalt.
15)
Beredeneer wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de rente stijgt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 4
16)
Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag en de inflatie als de rente stijgt.
17)
Beredeneer wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de rente daalt.
18)
Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag en de inflatie als de rente daalt.
19)
Beredeneer wat er gebeurt met de koersen van aandelen als de rente stijgt.
20)
Beredeneer wat er gebeurt met de koersen van aandelen als de rente daalt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 5
21)
Beredeneer wat er gebeurt (door BINNENLANDSE factoren) met de maatschappelijke
geldhoeveelheid als de rente stijgt.
22)
Beredeneer wat er gebeurt (door BINNENLANDSE factoren) met de maatschappelijke
geldhoeveelheid als de rente daalt.
23)
Beredeneer wat er gebeurt (door BUITENLANDSE factoren) met de maatschappelijke
geldhoeveelheid als de rente stijgt.
24)
Beredeneer wat er gebeurt (door BUITENLANDSE factoren) met de maatschappelijke
geldhoeveelheid als de rente daalt.
25)
Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag als de rente stijgt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 6
26)
Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag als de rente daalt.
27)
Beredeneer wat er gebeurt met de particuliere bestedingen als de rente stijgt.
28)
Beredeneer wat er gebeurt met de particuliere bestedingen als de rente daalt.
29)
Beredeneer wat er gebeurt met de particuliere besparingen als de rente stijgt.
30)
Beredeneer wat er gebeurt met de particuliere besparingen als de rente daalt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 7
REFI-RENTE
31)
Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de refi-rente (in Europa) stijgt.
32)
Beredeneer wat er gebeurt met de kredietverlening en de inflatie als de refi-rente stijgt.
33)
Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de refi-rente (in Europa) daalt.
34)
Beredeneer wat er gebeurt met de kredietverlening en de inflatie als de refi-rente daalt..
35)
Beredeneer wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de refi-rente stijgt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 8
36)
Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag en de inflatie als de refi-rente stijgt.
37)
Beredeneer wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de refi-rente daalt.
38)
Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag en de inflatie als de refi-rente daalt.
39)
Beredeneer wat er gebeurt (door BINNENLANDSE factoren) met de maatschappelijke
geldhoeveelheid als de refi-rente stijgt.
40)
Beredeneer wat er gebeurt (door BINNENLANDSE factoren) met de maatschappelijke
geldhoeveelheid als de refi-rente daalt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 9
41)
Beredeneer wat er gebeurt (door BUITENLANDSE factoren) met de maatschappelijke
geldhoeveelheid als de refi-rente stijgt.
42)
Beredeneer wat er gebeurt (door BUITENLANDSE factoren) met de maatschappelijke
geldhoeveelheid als de refi-rente daalt.
43)
Beredeneer wat er gebeurt met de particuliere bestedingen als de refi-rente stijgt.
44)
Beredeneer wat er gebeurt met de particuliere bestedingen als de refi-rente daalt.
MAATSCHAPPELIJKE GELDHOEVEELHEID
45)
Beredeneer wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de maatschappelijke geldhoeveelheid
stijgt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 10
46)
Beredeneer wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de maatschappelijke geldhoeveelheid
daalt.
47)
Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt.
48)
Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag en de inflatie als de maatschappelijke
geldhoeveelheid stijgt.
49)
Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de maatschappelijke geldhoeveelheid daalt.
50)
Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag en de inflatie als de maatschappelijke
geldhoeveelheid daalt.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 11
51)
Beschrijf hoe de ECB haar openmarktpolitiek moet gebruiken als ze de maatschappelijke
geldhoeveelheid in Europa wil vergroten.
52)
Beschrijf hoe de ECB haar openmarktpolitiek moet gebruiken als ze de maatschappelijke
geldhoeveelheid in Europa wil verkleinen.
53)
Beredeneer hoe een centrale bank de maatschappelijke geldhoeveelheid kan verkleinen met
een aanpassing van de officiële rente.
54)
Beredeneer hoe een centrale bank de maatschappelijke geldhoeveelheid kan vergroten met
een aanpassing van de officiële rente.
55)
Beredeneer hoe de ECB de refi-rente moet gebruiken om de Europese geldhoeveelheid te
vergroten?
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 12
56)
Beredeneer hoe de ECB de refi-rente moet gebruiken om de Europese geldhoeveelheid te
verkleinen?
BETALINGSBALANS
57)
Wat gebeurt er met de koers van een valuta als een land een betalingsbalansoverschot heeft?
58)
Wat gebeurt er met de koers van een valuta als een land een betalingsbalanstekort heeft?
59)
Wat gebeurt er met de inflatie als een land een betalingsbalansoverschot heeft?
60)
Wat gebeurt er met de inflatie als een land een betalingsbalanstekort heeft?
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 13
VALUTAKOERS
61)
Wat gebeurt er met de werkgelegenheid in een land als de valutakoers van dat land is
gestegen?
62)
Wat gebeurt er met de concurrentiepositie van een land en de werkgelegenheid als de
valutakoers van dat land is gestegen?
63)
Wat gebeurt er met de werkgelegenheid in een land als de valutakoers van dat land is
gedaald?
64)
Wat gebeurt er met de concurrentiepositie van een land en de werkgelegenheid als de
valutakoers van dat land is gedaald?
65)
Beredeneer wat er gebeurt met de valutakoers van een land met een sterk stijgende export.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 14
66)
Beredeneer wat er gebeurt met de valutakoers van een land met een sterk stijgende import.
67)
Beredeneer wat er gebeurt met de valutakoers van een land met een sterk dalende export.
68)
Beredeneer wat er gebeurt met de valutakoers van een land met een sterk dalende import.
BELASTINGEN
69)
Wat gebeurt er met de werkgelegenheid als de belastingen worden verhoogd?
70)
Wat gebeurt er met de concurrentiepositie van een land en de werkgelegenheid als de
belastingen worden verhoogd?
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 15
71)
Wat gebeurt er met de werkgelegenheid als de belastingen worden verlaagd?
72)
Wat gebeurt er met de concurrentiepositie van een land en de werkgelegenheid als de
belastingen worden verlaagd?
OVERHEIDSBESTEDINGEN
73)
Wat gebeurt er met de werkgelegenheid als de overheidsbestedingen worden verhoogd?
74)
Wat gebeurt er met de werkgelegenheid als de overheidsbestedingen worden verlaagd?
OVERHEIDSFINANCIËN
75)
Beschrijf wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de overheid een groot
financieringstekort heeft?
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 16
76)
Beschrijf wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de overheid een begrotingsoverschot
heeft?
77)
Wat gebeurt er met de particuliere investeringen als de overheid een groot
financieringstekort heeft?
78)
Wat gebeurt er met de particuliere investeringen als de overheid een begrotingsoverschot
heeft?
79)
Wat gebeurt er met de overheidsvoorzieningen als de overheid een groot financieringstekort
heeft?
80)
Wat gebeurt er met de overheidsvoorzieningen als de overheid een begrotingsoverschot
heeft?
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 17
INFLATIEBESTIJDING:
81)
Beredeneer hoe een overheid de inflatie kan bestrijden met een renteaanpassing.
82)
Beredeneer (via de kredietverlening) waarom een overheid de inflatie kan bestrijden met een
renteverhoging.
83)
Beredeneer (via de besparingen) waarom een overheid de inflatie kan bestrijden met een
renteverhoging.
84)
Beredeneer hoe een efficiëntere productie bij bedrijven de inflatie kan bestrijden.
85)
Beredeneer hoe een overheid de inflatie kan bestrijden met een premie- en
belastingmaatregel.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 18
86)
Beredeneer waarom een overheid de inflatie kan bestrijden met een belastingverhoging.
87)
Beredeneer waarom een overheid de inflatie kan bestrijden met een verhoging van de
sociale premies.
88)
Beredeneer wat de Europese Centrale Bank met de refi-rente in Europa moet doen ter
bestrijding van de inflatie in Europa.
89)
Beredeneer wat de consequenties zijn als de stijging van de grondstofprijzen door bedrijven
niet wordt doorgerekend in de eindprijzen.
ONDERBESTEDING / OVERBESTEDING
90)
Beschrijf welke mogelijkheden een overheid heeft de onderbesteding te bestrijden.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 19
91)
Beschrijf hoe een overheid onderbesteding kan bestrijden m.b.v. een rente-aanpassing.
92)
Beschrijf hoe een overheid onderbesteding kan bestrijden m.b.v. het anticyclisch
begrotingsbeleid.
93)
Beschrijf hoe een overheid onderbesteding kan bestrijden m.b.v. de belastingen.
94)
Beschrijf hoe een overheid onderbesteding kan bestrijden m.b.v. de overheidsuitgaven.
95)
Beschrijf welke mogelijkheden een overheid heeft de overbesteding te bestrijden.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 20
96)
Beschrijf hoe een overheid overbesteding kan bestrijden m.b.v. een rente-aanpassing.
97)
Beschrijf hoe een overheid overbesteding kan bestrijden m.b.v. het anticyclisch
begrotingsbeleid.
98)
Beschrijf hoe een overheid overbesteding kan bestrijden m.b.v. de belastingen.
99)
Beschrijf hoe een overheid overbesteding kan bestrijden m.b.v. de overheidsuitgaven.
PRIJZEN
100) Beschrijf alle mogelijke verbanden tussen prijzen, vraag en aanbod.
DE Economie
Eindtermen VWO
Top100 vragen - 21
Download