De behandeling van kinderen met aangeboren glaucoom U heeft te horen gekregen dat uw kind een ernstige oogziekte heeft, waarvoor het spoedig behandeld moet worden. De behandelend oogarts heeft uitgelegd dat het gaat om aangeboren glaucoom en welke behandelingsmogelijkheden er zijn voor uw kind. U heeft in korte tijd heel veel informatie te horen gekregen; over de aard van de aandoening, de behandeling en het beloop. Kinderen met aangeboren glaucoom worden behandeld door de oogarts. Later is ook de orthoptiste bij de behandeling betrokken. De afdeling klinische genetica, de afdeling die zich bezighoudt met erfelijkheid, is betrokken bij de voorlichting over de erfelijkheidsaspecten van de ziekte. Soms zal de oogarts ook de kinderarts vragen om uw kind te onderzoeken. Tenslotte wordt vaak een revalidatie-instelling, voor kinderen met beperkt zicht, ingeschakeld. U krijgt dus te maken met verschillende hulpverleners van wie u veel informatie krijgt over de aandoening van uw kind. In deze brochure kunt u veel van deze informatie terugvinden en thuis nog eens rustig doorlezen. Ongetwijfeld zullen er vragen bij u opkomen. Met deze vragen kunt u terecht bij het behandelteam. Vaak helpt het om de vragen thuis op te schrijven en vervolgens mee te nemen naar het ziekenhuis. Wat is aangeboren glaucoom? Aangeboren glaucoom is een ziekte waarbij de druk in de oogbol te hoog is. In het oog wordt kamerwater aangemaakt in het corpus ciliare (zie tekening). Dit water verlaat het oog weer via het trabeculum en het kanaal van Schlemm. Bij aangeboren glaucoom is het trabeculum verstopt waardoor het water het kanaal van Schlemm niet goed kan bereiken en daardoor het oog niet goed kan verlaten. Hierdoor wordt de druk in het oog te hoog. De hoge druk heeft een aantal effecten op het oog. 2 Deze effecten worden hieronder verder toegelicht. Hoornvlies Het hoornvlies wordt troebel. Dit kan ervoor zorgen dat de ogen van uw kind niet helder lijken (blauw-grijze waas). Een troebel hoornvlies is op jonge leeftijd de voornaamste reden dat een kind met aangeboren glaucoom niet goed kan kijken. Groei van het oog Het oog groeit sneller en meer dan normaal. Op jonge leeftijd is de harde oogrok (de wand van het oog, ook wel sclera genoemd) nog erg rekbaar. Een te hoge druk in het oog zorgt ervoor dat de wand van het oog uitrekt en dat het oog te groot wordt. Dit geeft het aspect van een koeie-oog (of buphthalmos). De groei van het oog wordt tijdens de controles van uw kind regelmatig gemeten (aslengtemeting). Oogzenuw Op den duur raakt ook de zenuw achter in het oog beschadigd. Dit leidt tot aantasting van het gezichtsveld: bij recht vooruit kijken merkt men de dingen aan de zijkant minder goed op. Als de beschadiging van de zenuw te 3 ver doorzet, dan wordt ook het centrale zien aangetast. trabeculum hoornvlies oogzenuw corpus ciliare kanaal van Schlemm Figuur: opbouw van het oog. Kamerwater wordt aangemaakt in het corpus ciliare. Dit water verlaat het oog weer via het trabeculum en het kanaal van Schlemm. Bij aangeboren glaucoom is het trabeculum verstopt waardoor het kamerwater het kanaal van Schlemm niet kan bereiken. Door de hoge druk wordt het hoornvlies troebel en wordt op den duur ook de oogzenuw beschadigd. Verschijningsvormen van aangeboren glaucoom Aangeboren glaucoom is, anders dan de naam doet vermoeden, niet altijd bij de geboorte al 4 aanwezig. Alle glaucoom die ontstaat in de eerste levensjaren wordt aangeboren glaucoom genoemd. Bij maar 25% van de patiëntjes is de aandoening al bij de geboorte aanwezig. Bij 80% van de patiëntjes treden de eerste verschijnselen in het eerste levensjaar op. Bij 2/3 van de kinderen is de aandoening in twee ogen aanwezig. Jongens hebben de aandoening twee keer zo vaak dan meisjes. De aandoening is zeer zeldzaam: Afhankelijk van de bevolkingsgroep treedt de aandoening bij 1 op 2500 tot 1 op 22000 kinderen op. Soms is het glaucoom een begeleidend verschijnsel van een andere oogaandoening. Als er aanleiding is om dit te vermoeden, dan zal de oogarts verder onderzoek doen en/of uw kind naar de kinderarts verwijzen voor verder onderzoek. Doel van de behandeling Het doel van de behandeling is om het zicht zo goed als mogelijk te behouden. Hiervoor is het noodzakelijk dat de oogdruk verlaagd wordt. Door verlaging van de oogdruk wordt het hoornvlies veel helderder, wordt de groei van het oog afgeremd en wordt de oogzenuw minder aangetast. 5 Oogdruppels In de meeste gevallen wordt de behandeling begonnen met oogdruppels. Deze zijn bedoeld om de oogdruk, in afwachting van de operatie, alvast wat lager te maken. Vaak worden twee soorten oogdruppels voorgeschreven: Betablokkers Dit kan zijn: Timogel of Timolol. Deze druppels verminderen de productie van kamerwater. Bij kleine kinderen kunnen deze druppels bijwerkingen hebben: vertraagde hartslag en benauwdheid. Als er bijwerkingen gaan optreden dan is hoesten vaak het eerste teken. Het is belangrijk dat u van deze betablokker maar een heel klein druppeltje toedient. Bijwerkingen zijn dan erg zeldzaam. Als er bijwerkingen optreden dan moet u stoppen met deze druppels en contact opnemen met de oogarts. Carboanhydraseremmers Dit kan zijn: Azopt of Trusopt. Ook deze druppels verminderen de productie van kamerwater. Bijwerkingen zijn erg zeldzaam. 6 Operatieve behandeling In principe moeten alle vormen van aangeboren glaucoom, operatief worden behandeld. Heel regelmatig is een eerste operatie maar gedeeltelijk succesvol. Na de operatie moet uw kind dan nog steeds oogdruppels gebruiken of opnieuw geopereerd worden. Als het glaucoom al bij de geboorte aanwezig was en als bovendien beide ogen zijn aangedaan, dan is de kans op meerdere operaties vrij groot. Als het glaucoom pas na de geboorte is ontstaan en als bovendien maar één oog is aangedaan, dan is de kans vrij groot dat maar één operatie nodig is. Goniotomie Bij een goniotomie wordt, via een kleine opening in het hoornvlies, het afvoersysteem van het oog (trabeculum) ingesneden waardoor dit beter doorlaatbaar wordt voor het kamerwater. Het grote voordeel van deze operatie is dat er slechts zeer kleine veranderingen in het oog worden gemaakt. Aan de buitenkant zie je er niets van en ook op de lange termijn zijn er geen gevolgen voor het oog. 7 Het nadeel van deze operatie is dat het alleen maar mogelijk is als het hoornvlies bij aanvang van de operatie al vrij helder is. Als het hoornvlies bij de operatie niet goed doorzichtig is dan is deze operatie niet mogelijk. Trabeculotomie Bij een trabeculotomie wordt een klein oppervlakkig luikje gemaakt aan de bovenzijde van het oog, net naast het hoornvlies. De dikte is de helft van de dikte van de harde oogrok (sclera). Hierna wordt het kanaal van Schlemm opgezocht. Met een klein instrumentje wordt het trabeculum opengescheurd waardoor er een directe verbinding ontstaat tussen het kanaal van Schlemm en de binnenzijde van het oog. Het voordeel van deze operatie is dat de veranderingen in het oog relatief gering zijn (geringer dan bij een Baerveldt implantatie) en dat de operatie ook uitgevoerd kan worden als het hoornvlies niet helder is. Het nadeel van deze operatie is dat de operatie langer duurt dan een goniotomie en dat de veranderingen in het oog door de operatie iets groter zijn dan bij een goniotomie. 8 Baerveldt implantatie Als een goniotomie of een trabeculotomie niet mogelijk zijn of niet succesvol waren, dan wordt gekozen voor een Baerveldt implantatie. Hierbij wordt een plaatje op het oog gehecht, onder de oogspieren. Aan dit plaatje is een slangetje bevestigd, dit slangetje wordt via een kleine opening in het oog gebracht, onder het bindvlies (oogwit) aan de bovenzijde van het oog. Om het plaatje wordt door het eigen lichaam een kapseltje gevormd. Het kamerwater stroomt door het slangetje en wordt door het kapsel verder afgevoerd. Het voordeel van deze operatie is dat deze geschikt is voor alle vormen van kinderglaucoom en dat deze kan worden toegepast als een goniotomie of een trabeculotomie niet succesvol waren of niet uitgevoerd kunnen worden. Het nadeel van deze operatie is dat de veranderingen bij het oog relatief groot zijn: het plaatje en het slangetje blijven permanent aanwezig. Op het oog is een kleine verdikking zichtbaar (alleen bij optillen van het bovenooglid) en de pupil kan iets vervormd raken. Heel regelmatig is in de loop der jaren opnieuw een operatie 9 nodig als, door de (normale) groei van het oog, de positie van het slangetje in het oog niet meer goed is. Een heel enkele keer is in de loop der jaren de oogdruk niet laag genoeg met één Baerveldt en moet een tweede Baerveldt bijgeplaatst worden. Wat betekent de behandeling voor u en uw kind? Operatieve behandeling De operatieve behandelingen vinden tijdens een narcose plaats. Vaak (maar niet altijd) kan een goniotomie in dagbehandeling plaatsvinden. Dit betekent dat uw kind dezelfde dag weer naar huis kan. Omdat een trabeculotomie en een Baerveldt implantatie een wat langere narcose vereisen, moet uw kind in het algemeen na deze behandelingen een nachtje blijven. Controles Kinderen met aangeboren glaucoom moeten levenslang onder controle van de oogarts blijven. De oogdruk moet gemeten worden en in de eerste jaren wordt ook heel regelmatig de groei van de ogen gemeten (aslengte-meting). 10 U zult wel merken dat u de eerste maanden heel vaak in het ziekenhuis bent. Na deze eerste maanden worden de bezoeken steeds minder vaak: als de aandoening stabiel is dan zijn de controles 1 keer per 3 á 6 maanden. Al snel wordt ook de orthoptiste ingeschakeld: zij onderzoekt hoe het zicht van uw kind zich ontwikkelt. Revalidatie-instelling Vaak worden kinderen met aangeboren glaucoom ook verwezen naar een revalidatie-instelling voor kinderen met een visuele beperking (Visio of Bartimeus). Erfelijkheid Aangeboren glaucoom kan erfelijk zijn. Het meest voorkomend is een autosomaal recessieve overerving. Dit betekent dat beide ouders één afwijkend gen hebben, maar hierdoor zelf de aandoening niet hebben. Beide ouders hebben het gen doorgegeven aan hun kind. Dit kind heeft de aandoening omdat het twee afwijkende genen heeft. Om dit te onderzoeken is het belangrijk dat bij uw kind een beetje bloed wordt afgenomen voor genetisch onderzoek. Hierdoor kan de klinisch geneticus u beter informeren over een eventuele herhalingskans bij een volgend kindje. 11 Ten slotte Als u naar aanleiding van deze brochure of naar aanleiding van de gesprekken met uw arts nog vragen heeft, schrijft u deze op en neemt u deze mee naar uw volgend bezoek. Als u vragen heeft die niet kunnen wachten, neemt u dan contact op met de polikliniek oogheelkunde, telefoon (020) 4441088 of met de verpleegpost (020) 444 1084 en geeft u door dat u uw de behandelend arts wilt spreken. U wordt dan teruggebeld. Voor spoed dat niet kan wachten is er ook altijd een dienstdoende oogarts aanwezig. 209048 Binnen kantooruren belt u met de verpleegpost (zie boven), buiten kantooruren met de verpleegeenheid 1C: (020) 444 2110 en vraagt u naar de dienstdoende oogarts. Voor vragen over de planning van eventuele operaties kunt u contact opnemen met het planbureau van de polikliniek oogheelkunde; (020) 444 2300. VUmc© augustus 2015 www.VUmc.nl 12